Ce document est extrait du site web EUR-Lex
Document 61999CJ0062
Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 29 March 2001. # Betriebsrat der bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG v Bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG. # Reference for a preliminary ruling: Landesarbeitsgericht Düsseldorf - Germany. # Reference for a preliminary ruling - Article 11(1) and (2) of Directive 94/45/EC - Information to be made available by undertakings on request - Information intended to establish the existence of a controlling undertaking within a Community-scale group of undertakings. # Case C-62/99.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 maart 2001.
Betriebsrat der bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG tegen Bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Landesarbeitsgericht Düsseldorf - Duitsland.
Prejudiciële vraag - Artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG - Door ondernemingen beschikbaar te stellen informatie - Informatie strekkende tot vaststelling van aanwezigheid van een zeggenschap uitoefenende onderneming binnen een concern met communautaire dimensie.
Zaak C-62/99.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 maart 2001.
Betriebsrat der bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG tegen Bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Landesarbeitsgericht Düsseldorf - Duitsland.
Prejudiciële vraag - Artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG - Door ondernemingen beschikbaar te stellen informatie - Informatie strekkende tot vaststelling van aanwezigheid van een zeggenschap uitoefenende onderneming binnen een concern met communautaire dimensie.
Zaak C-62/99.
Jurisprudentie 2001 I-02579
Identifiant ECLI: ECLI:EU:C:2001:188
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 maart 2001. - Betriebsrat der bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG tegen Bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Landesarbeitsgericht Düsseldorf - Duitsland. - Prejudiciële vraag - Artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG - Door ondernemingen beschikbaar te stellen informatie - Informatie strekkende tot vaststelling van aanwezigheid van een zeggenschap uitoefenende onderneming binnen een concern met communautaire dimensie. - Zaak C-62/99.
Jurisprudentie 2001 bladzijde I-02579
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
Sociale politiek Informatie en raadpleging van werknemers in ondernemingen met communautaire dimensie Richtlijn 94/45 Verplichting voor onderneming die deel uitmaakt van concern met communautaire dimensie, informatie te verstrekken aan interne organen van werknemersvertegenwoordiging Verplichting die geldt vóór bestaan van zeggenschap uitoefenende onderneming binnen concern is vastgesteld Omvang
(Richtlijn 94/45 van de Raad, art. 11, leden 1 en 2)
$$Artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, moet aldus moet worden uitgelegd dat een tot een concern behorende onderneming verplicht is informatie te verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordiging, ook indien nog niet vaststaat of het door de werknemers aangesproken bestuur het bestuur van een zeggenschap uitoefenende onderneming binnen een concern is.
Wanneer de gegevens over de structuur of de organisatie van een concern behoren tot de informatie die noodzakelijk is voor de opening van onderhandelingen tot instelling van een Europese ondernemingsraad of van een transnationale procedure voor informatie en raadpleging van de werknemers, moet een onderneming van dit concern de desbetreffende gegevens, voorzover zij erover beschikt of de beschikking daarover kan krijgen, verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordiging die erom verzoeken. Ook kan de overlegging worden gevorderd van stukken waarin de voor hetzelfde doel noodzakelijke informatie wordt gepreciseerd of verduidelijkt, voorzover deze overlegging noodzakelijk is om de betrokken werknemers of hun vertegenwoordigers toegang te verlenen tot de informatie op grond waarvan zij kunnen beoordelen of zij aanspraak hebben op de opening van onderhandelingen.
( cf. punten 36, 41, dictum 1-2 )
In zaak C-62/99,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Landesarbeitsgericht Düsseldorf (Duitsland), in het aldaar aanhangige geding tussen
Betriebsrat der bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG
en
Bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PB L 254, blz. 64),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, V. Skouris, J.-P. Puissochet, R. Schintgen en F. Macken (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: A. Saggio,
griffier: R. Grass,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
Betriebsrat der bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG, vertegenwoordigd door T. Schmidt, Rechtsanwalt,
bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG, vertegenwoordigd door E. Huber, Rechtsanwalt,
de Duitse regering, vertegenwoordigd door W.-D. Plessing en C.-D. Quassowski als gemachtigden,
de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door C. Pesendorfer als gemachtigde,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. D. Gouloussis en J. C. Schieferer als gemachtigden,
gezien het rapport van de rechter-rapporteur,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 26 september 2000,
het navolgende
Arrest
1 Bij beschikking van 21 januari 1999, ingekomen bij het Hof op 22 december daaraanvolgend, heeft het Landesarbeitsgericht Düsseldorf krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PB L 254, blz. 64; hierna: richtlijn").
2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen de Betriebsrat der bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG (ondernemingsraad van de vennootschap bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG; hierna: ondernemingsraad") en de vennootschap bofrost* Josef H. Boquoi Deutschland West GmbH & Co. KG, gevestigd te Straelen (Duitsland) (hierna: werkgever"), in verband met diens weigering om met het oog op de instelling van een Europese ondernemingsraad informatie te verstrekken over het aantal werknemers en de structuur van de ondernemingen van het bofrost*-concern waarvan de werkgever deel uitmaakt.
Juridische context
Gemeenschapsrecht
3 Artikel 1, leden 1 en 2, van de richtlijn luidt als volgt:
1. Met deze richtlijn wordt beoogd het recht op informatie en raadpleging van de werknemers in ondernemingen met een communautaire dimensie en concerns met een communautaire dimensie te verbeteren.
2. Te dien einde wordt in elke onderneming met een communautaire dimensie en in elk concern met een communautaire dimensie, wanneer daarom wordt verzocht overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 1, een Europese ondernemingsraad of een procedure voor de informatie en raadpleging van de werknemers ingesteld met het doel genoemde werknemers in te lichten en te raadplegen overeenkomstig de voorwaarden, op de wijze en met de gevolgen als bedoeld in deze richtlijn."
4 Artikel 2, lid 1, sub a tot en met c en sub e, van de richtlijn preciseert:
1. In deze richtlijn wordt verstaan onder:
a) ,onderneming met een communautaire dimensie: een onderneming met ten minste 1 000 werknemers in de lidstaten en, in ten minste twee lidstaten, elk ten minste 150 werknemers;
b) ,concern: een groep bestaande uit een onderneming die zeggenschap uitoefent en de ondernemingen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend;
c) ,concern met een communautaire dimensie: een concern dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
het heeft ten minste 1 000 werknemers in de lidstaten,
het bestaat uit ten minste twee ondernemingen die deel uitmaken van het concern, in verschillende lidstaten,
en
ten minste één onderneming van het concern heeft ten minste 150 werknemers in een lidstaat, en ten minste een andere onderneming van het concern heeft ten minste 150 werknemers in een andere lidstaat;
[...]
e) ,hoofdbestuur: het hoofdbestuur van de onderneming met een communautaire dimensie of, in het geval van een concern met een communautaire dimensie, van de onderneming die zeggenschap uitoefent."
5 Artikel 3, leden 1 en 2, van de richtlijn definieert het begrip zeggenschap uitoefenende onderneming" als volgt:
1. In deze richtlijn wordt verstaan onder ,zeggenschap uitoefenende onderneming: een onderneming die een overheersende invloed kan uitoefenen op een andere onderneming (,de onderneming waarover zeggenschap wordt uitgeoefend), bijvoorbeeld door eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.
2. Onverminderd het bewijs van het tegendeel, wordt het geacht vast te staan dat een overheersende invloed kan worden uitgeoefend wanneer een onderneming, direct of indirect, ten opzichte van een andere onderneming:
a) de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezit,
of
b) beschikt over de meerderheid van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen,
of
c) meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kan benoemen."
6 Ingevolge artikel 4, lid 1, van de richtlijn is [h]et hoofdbestuur [...] ervoor verantwoordelijk de voorwaarden te scheppen en in middelen te voorzien die nodig zijn voor de instelling van de in artikel 1, lid 2, bedoelde Europese ondernemingsraad of informatie- en raadplegingsprocedure voor de onderneming met een communautaire dimensie of het concern met een communautaire dimensie".
7 Artikel 11, leden 1 en 2, van de richtlijn bepaalt ten slotte:
1. Elke lidstaat ziet erop toe dat het bestuur van de vestigingen van een onderneming met communautaire dimensie en het bestuur van de ondernemingen van een concern die op zijn grondgebied zijn gevestigd, en hun werknemersvertegenwoordigers of, in voorkomend geval, hun werknemers de in deze richtlijn omschreven verplichtingen naleven, ongeacht of het hoofdbestuur al dan niet op zijn grondgebied is gevestigd.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de gegevens over het in artikel 2, lid 1, onder a) en c), bedoelde aantal werknemers door de ondernemingen beschikbaar worden gesteld op verzoek van de partijen die belang hebben bij de toepassing van deze richtlijn."
Nationaal recht
8 De Bondsrepubliek Duitsland heeft de richtlijn omgezet bij het Gesetz über Europäische Betriebsräte van 28 oktober 1996 (wet betreffende de Europese ondernemingsraden, BGBl. 1996 I, blz. 1548; hierna: EBRG").
9 Krachtens § 2, lid 1, EBRG geldt deze wet voor ondernemingen die hun activiteiten in de Gemeenschap uitoefenen en in Duitsland zijn gevestigd, alsmede voor in de Gemeenschap gevestigde concerns waarvan de zeggenschap uitoefenende onderneming in Duitsland is gevestigd.
10 § 5 EBRG, dat uitvoering geeft aan artikel 11 van de richtlijn, luidt als volgt:
1. Het hoofdbestuur verstrekt de werknemersvertegenwoordiging op verzoek informatie over het gemiddelde totale aantal werknemers en hun spreiding over de lidstaten, de ondernemingen en de vestigingen, alsook over de structuur van de onderneming of het concern.
2. Een ondernemingsraad of centrale ondernemingsraad kan het in lid 1 verleende recht tegenover het plaatselijk bestuur van de vestiging of onderneming geldend maken; dit bestuur is verplicht, de voor de gevraagde inlichtingen nodige informatie en stukken bij het hoofdbestuur op te vragen."
11 Het begrip zeggenschap uitoefenende onderneming" is in § 6 EBRG op overeenkomstige wijze gedefinieerd als in artikel 3 van de richtlijn.
Hoofdgeding
12 Het bofrost*-concern, waartoe de werkgever behoort, omvat verschillende ondernemingen in Duitsland en in andere lidstaten.
13 De ondernemingsraad is de ondernemingsraad van een van de ondernemingen van het bofrost*-concern.
14 In april 1997 hebben de in Europa gevestigde ondernemingen van het bofrost*-concern onderling een Gleichordnungskonzernvertrag" gesloten, dit wil zeggen een bijzondere overeenkomst die de verschillende ondernemingen van het concern in een gelijke positie ten opzichte van elkaar beoogt te brengen, zodat geen onderneming de andere domineert en er onderling geen ondergeschiktheidsverhouding bestaat.
15 Bij deze internationale overeenkomst werd de leiding van het concern in Europa overgedragen aan een Lenkungsausschuss" (stuurgroep). Tevens werd een adviesraad van vennoten onder voorzitterschap van Josef H. Boquoi opgericht, waarvan de goedkeuring vereist is voor bepaalde beslissingen betreffende transacties en maatregelen die verder gaan dan de normale bedrijfsvoering.
16 De in Duitsland gevestigde ondernemingen van het bofrost*-concern hadden in april 1993 al een soortgelijke overeenkomst gesloten.
17 Na herhaalde verzoeken van de ondernemingsraad aan de werkgever om informatie over de werknemersaantallen en de structuur van de ondernemingen van het bofrost*-concern ter voorbereiding van de oprichting van een Europese ondernemingsraad overeenkomstig de richtlijn, weigerde de werkgever bij brief van 9 januari 1997 definitief deze informatie te verstrekken.
18 Op 3 maart 1998 diende de ondernemingsraad bij het Arbeitsgericht Wesel een verzoek in tot het verkrijgen van deze informatie. Hij betoogde, dat de voorwaarden van § 2, lid 1, en § 5, lid 1, EBRG vervuld waren, aangezien J. H. Boquoi ten minste in de in Duitsland gevestigde ondernemingen van het bofrost*-concern een meerderheidsbelang had, hetgeen het vermoeden van § 6, leden 1 en 2, EBRG rechtvaardigde.
19 De werkgever kan dit vermoeden volgens de ondernemingsraad niet weerleggen met een beroep op de binnen het concern gesloten internationale overeenkomst. Door zijn positie als voorzitter van de adviesraad van vennoten oefent J. H. Boquoi namelijk een overheersende invloed uit op de stuurgroep in Europa en daarmee in feite over het gehele Europese concern.
20 De werkgever vordert afwijzing van het verzoek van de ondernemingsraad, op grond dat het EBRG niet van toepassing is en het door de ondernemingsraad gestelde informatierecht derhalve niet bestaat.
21 Volgens de werkgever veronderstelt § 5 EBRG, dat de voorwaarden van § 2, lid 1, van deze wet vervuld zijn, namelijk dat er een concern met een communautaire dimensie is en dat de zeggenschap uitoefendende onderneming in Duitsland gevestigd is, wat in casu echter niet het geval is. Noch J. H. Boquoi zelf noch een afzonderlijke onderneming heeft namelijk binnen het concern de juridische of feitelijke zeggenschap. J. H. Boquoi is bij geen van de ondernemingen van het bofrost*-concern vennoot van de beheersvennootschappen, maar enkel van de commanditaire vennootschappen. Bovendien heeft hij ook als lid van de adviesraad van vennoten geen zeggenschap over de Duitse en Europese ondernemingen van het concern.
22 Bij beschikking van 5 augustus 1998 wees het Arbeitsgericht het verzoek om informatie van de ondernemingsraad toe.
23 Op 23 november 1998 heeft de werkgever hoger beroep ingesteld bij het Landesarbeitsgericht Düsseldorf. Dit oordeelde, dat de ondernemingsraad op grond van § 5, lid 1, EBRG bevoegd is om de werkgever te verzoeken om informatie over het gemiddelde totale aantal werknemers en hun spreiding over de lidstaten, alsook over de structuur van de onderneming of van het concern, met inbegrip van de participatie van J. H. Boquoi als ondernemer, ook bij afwezigheid van een zeggenschap uitoefenende onderneming in de zin van § 2, lid 1, en van § 6 EBRG.
24 Daar deze uitlegging van de nationale bepalingen evenwel slechts kan worden aanvaard voorzover zij niet in strijd is met artikel 11, lid 2, van de richtlijn, heeft de verwijzende rechter besloten de procedure te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:
1) Moet artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 aldus worden uitgelegd, dat het daarin neergelegde recht op informatie reeds bestaat, wanneer (nog) niet vaststaat of er binnen het concern als bedoeld in artikel 2, lid 1, sub b, van deze richtlijn een zeggenschap uitoefende onderneming in de zin van artikel 3 van de richtlijn is?
2) Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt:
Houdt het recht op informatie van artikel 11, lid 2, van richtlijn 94/45/EG ook in, dat de ondernemingsraad van de om informatie verzochte onderneming gegevens kan verlangen die aan het vermoeden van artikel 3, lid 2, van richtlijn 94/45/EG ten grondslag liggen?
3) Omvat artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG mede het recht voor de ondernemingsraad om van de onderneming overlegging van stukken te verlangen die de informatie preciseren en verduidelijken?"
De eerste vraag
25 Met de eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of artikel 11, leden 1 en 2, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat een tot een concern behorende onderneming verplicht is informatie te verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordiging, ook indien nog niet vaststaat of er binnen het concern een zeggenschap uitoefenende onderneming is.
26 Naar de mening van de werkgever is een onderneming ingevolge artikel 11, lid 2, van de richtlijn slechts verplicht informatie te verstrekken, nadat is komen vast te staan dat deze onderneming binnen het concern de zeggenschap uitoefent. Elke andere uitlegging zou het onmogelijk maken te achterhalen, welke ondernemingen een informatieplicht hebben of op welke wijze de aangesproken onderneming de gevraagde informatie over andere ondernemingen waarmee zij geen concern vormt in de zin van de richtlijn, moet verstrekken.
27 Volgens de ondernemingsraad, de Duitse en de Oostenrijkse regering en de Commissie is het ter verwezenlijking van het hoofddoel van de richtlijn de transnationale informatie en raadpleging van werknemers noodzakelijk, dat de betrokken werknemers toegang hebben tot de informatie op grond waarvan zij kunnen beoordelen, of zij aanspraak hebben op de opening van onderhandelingen met het oog op de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een informatie- en raadplegingsprocedure, en op grond waarvan zij in voorkomend geval hun verzoek correct kunnen formuleren. Dit recht betreft tevens informatie over het bestaan van een zeggenschapsverhouding in de zin van artikel 3 van de richtlijn tussen de verschillende betrokken ondernemingen.
28 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat de richtlijn blijkens de elfde overweging van de considerans tot doel heeft ervoor te zorgen dat de werknemers van ondernemingen met een communautaire dimensie of van concerns met een communautaire dimensie naar behoren worden geïnformeerd en geraadpleegd wanneer in een andere lidstaat dan in die waarin zij werken, beslissingen worden genomen die gevolgen voor hen hebben.
29 De transnationale informatie en raadpleging van werknemers wordt in de systematiek van de richtlijn in hoofdzaak gewaarborgd door een systeem van onderhandelingen tussen het hoofdbestuur in de zin van artikel 2, lid 1, sub e, van de richtlijn en de werknemersvertegenwoordigers.
30 Artikel 11, lid 1, van de richtlijn bepaalt, dat het bestuur van de vestigingen van een onderneming met communautaire dimensie en het bestuur van de ondernemingen van een concern met communautaire dimensie de door de richtlijn opgelegde verplichtingen naleven.
31 Gelet op de formulering van dit voorschrift zijn deze verplichtingen aan de zijde van de werkgevers niet beperkt tot het hoofdbestuur in de zin van artikel 2, lid 1, sub e, van de richtlijn.
32 Het nuttig effect van de richtlijn vereist, zoals de ondernemingsraad, de Duitse en de Oostenrijkse regering en de Commissie terecht hebben opgemerkt, dat de betrokken werknemers toegang hebben tot de informatie op grond waarvan zij kunnen beoordelen, of zij aanspraak hebben op de opening van onderhandelingen tussen het hoofdbestuur indien het bestaan daarvan is komen vast te staan en de werknemersvertegenwoordigers.
33 Een dergelijk informatierecht is namelijk een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen uitmaken, of er van een onderneming of concern met een communautaire dimensie sprake is, hetgeen een voorwaarde is voor de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een transnationale informatie- en raadplegingsprocedure.
34 Voor werknemers van een onderneming die behoort tot een concern in de zin van artikel 2, lid 1, sub b, van de richtlijn, bestaat dit informatierecht dus reeds voordat vaststaat, dat er binnen het concern een zeggenschap uitoefenende onderneming in de zin van artikel 3 van de richtlijn is.
35 Deze uitlegging vindt steun in de formulering van artikel 11, lid 2, van de richtlijn, dat in algemene zin verwijst naar de partijen die belang hebben bij de toepassing van de [genoemde] richtlijn" en niet enkel naar het hoofdbestuur in de zin van artikel 2, lid 1, sub e, van de richtlijn of de werknemersvertegenwoordigers.
36 Gelet op het voorgaande dient op de eerste vraag te worden geantwoord, dat artikel 11, leden 1 en 2, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat een tot een concern behorende onderneming verplicht is informatie te verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordiging, ook indien nog niet vaststaat of het door de werknemers aangesproken bestuur het bestuur van een zeggenschap uitoefenende onderneming binnen een concern is.
De tweede en de derde vraag
37 Met betrekking tot de tweede en de derde vraag, die verband houden met de draagwijdte van de informatieverplichting uit hoofde van artikel 11, lid 2, van de richtlijn, moet worden opgemerkt dat de krachtens die bepaling gevraagde informatie over het aantal werknemers per lidstaat van een concern in de zin van artikel 2, lid 1, sub b, van de richtlijn niet kan worden losgekoppeld van de informatie over het bestaan van een zeggenschapsverhouding tussen de verschillende betrokken ondernemingen in de zin van artikel 3 van dezelfde richtlijn.
38 Zoals blijkt uit punt 32 van het onderhavige arrest, vereist het doel van de richtlijn immers, dat de opgelegde verplichtingen zo worden nageleefd dat de betrokken werknemers of hun vertegenwoordigers toegang verkrijgen tot de informatie op grond waarvan zij kunnen beoordelen of zij al of niet aanspraak hebben op de opening van onderhandelingen, en op grond waarvan zij in voorkomend geval hun verzoek hiertoe correct kunnen formuleren.
39 Hieruit volgt, dat wanneer de gegevens over de structuur of de organisatie van een concern behoren tot de informatie die noodzakelijk is voor de opening van onderhandelingen tot instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure voor transnationale informatie en raadpleging van de werknemers, een onderneming van dit concern de desbetreffende gegevens, voorzover zij erover beschikt of de beschikking daarover kan krijgen, moet verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordigingen die erom verzoeken.
40 Hieruit volgt tevens, dat voorzover de uitoefening van het recht van de betrokken werknemers of hun vertegenwoordigers op toegang tot de informatie die zij nodig hebben om te kunnen beoordelen of zij aanspraak hebben op de opening van onderhandelingen, dit vereist, ook de overlegging van stukken kan worden gevorderd waarin de voor hetzelfde doel noodzakelijke informatie wordt gepreciseerd of verduidelijkt, voorzover overlegging daarvan noodzakelijk is.
41 Op de tweede en de derde vraag dient dus te worden geantwoord, dat wanneer de gegevens over de structuur of de organisatie van een concern behoren tot de informatie die noodzakelijk is voor de opening van onderhandelingen tot instelling van een Europese ondernemingsraad of van een transnationale procedure voor informatie en raadpleging van de werknemers, een onderneming van dit concern de desbetreffende gegevens, voorzover zij erover beschikt of de beschikking daarover kan krijgen, moet verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordiging die erom verzoeken. Ook kan de overlegging van stukken worden gevorderd waarin de voor hetzelfde doel noodzakelijke informatie wordt gepreciseerd of verduidelijkt, voorzover deze overlegging noodzakelijk is om de betrokken werknemers of hun vertegenwoordigers toegang te verlenen tot de informatie op grond waarvan zij kunnen beoordelen of zij aanspraak hebben op de opening van onderhandelingen.
Kosten
42 De kosten door de Duitse en de Oostenrijkse regering en Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
uitspraak doende op de door het Landesarbeitsgericht Düsseldorf bij beschikking van 21 januari 1999 gestelde vragen, verklaart voor recht:
1) Artikel 11, leden 1 en 2, van richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, moet aldus worden uitgelegd, dat een tot een concern behorende onderneming verplicht is informatie te verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordiging, ook indien nog niet vaststaat of het door de werknemers aangesproken bestuur het bestuur van een zeggenschap uitoefenende onderneming binnen een concern is.
2) Wanneer de gegevens over de structuur of de organisatie van een concern behoren tot de informatie die noodzakelijk is voor de opening van onderhandelingen tot instelling van een Europese ondernemingsraad of van een transnationale procedure voor informatie en raadpleging van de werknemers, moet een onderneming van dit concern de desbetreffende gegevens, voorzover zij erover beschikt of de beschikking daarover kan krijgen, verstrekken aan de organen van de interne werknemersvertegenwoordiging die erom verzoeken. Ook kan de overlegging van stukken worden gevorderd waarin de voor hetzelfde doel noodzakelijke informatie wordt gepreciseerd of verduidelijkt, voorzover deze overlegging noodzakelijk is om de betrokken werknemers of hun vertegenwoordigers toegang te verlenen tot de informatie op grond waarvan zij kunnen beoordelen of zij aanspraak hebben op de opening van onderhandelingen.