EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61999CJ0017

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 22 maart 2001.
Franse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Staatssteun - Reddings- en herstructureringssteun - Onderzoeksprocedure inzake staatssteun - Verzuim aan lidstaat te bevelen nodige informatie mee te delen.
Zaak C-17/99.

Jurisprudentie 2001 I-02481

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2001:178

61999J0017

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 22 maart 2001. - Franse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Staatssteun - Reddings- en herstructureringssteun - Onderzoeksprocedure inzake staatssteun - Verzuim aan lidstaat te bevelen nodige informatie mee te delen. - Zaak C-17/99.

Jurisprudentie 2001 bladzijde I-02481


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Handelingen van instellingen Motivering Verplichting Omvang Beschikking van Commissie inzake staatssteun Rechterlijke toetsing

[EG-Verdrag, art. 190 (thans art. 253 EG) en art. 92 (thans, na wijziging, art. 87 EG)]

2. Steunmaatregelen van de staten Verbod Afwijkingen Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden beschouwd Steunmaatregelen voor herstructurering van onderneming in moeilijkheden Voorwaarden Ontbreken van coherent herstructureringsplan op moment van toekenning van steun Gevolgen

[EG-Verdrag art. 92, lid 3, sub c, (thans, na wijziging, art. 87, lid 3, sub c, EG) en art. 93, lid 2 (thans art. 88, lid 2, EG)]

Samenvatting


1. De motiveringsplicht is een wezenlijk vormvoorschrift dat moet worden onderscheiden van de vraag naar de gegrondheid van de motivering, die de inhoudelijke wettigheid van de omstreden handeling betreft. De door artikel 190 van het Verdrag (thans artikel 253 EG) geëiste motivering moet beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en moet de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking doen komen zodat de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen. Dit vereiste moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de inhoud van de handeling, de aard van de redengeving en het belang dat de adressaten of andere personen die rechtstreeks en individueel door de handeling worden geraakt, bij een verklaring kunnen hebben. Het is niet noodzakelijk dat alle relevante gegevens, feitelijk of rechtens, in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een handeling aan de eisen van artikel 190 van het Verdrag voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de bewoordingen ervan, doch ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen.

De inhoudelijke wettigheid van die door de Commissie aangevoerde rechtvaardigingsgronden voor de bestreden beschikking kan niet worden onderzocht in het kader van het toezicht op de nakoming van de verplichting tot het motiveren van een beschikking inzake staatssteun. Dat onderzoek valt onder het toezicht op schending van artikel 92 van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87 EG).

( cf. punten 35-36, 38 )

2. Uit de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden blijkt dat steun aan bedrijven in moeilijkheden slechts verenigbaar met artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87, lid 3, sub c, EG) kan worden verklaard indien hij gepaard gaat met een herstructureringsplan, gericht op vermindering en heroriëntatie van hun bedrijvigheid. Dat plan, dat met de nodige preciseringen aan de Commissie dient te worden voorgelegd, moet het mogelijk maken de levensvatbaarheid en gezondheid op lange termijn van de onderneming te herstellen binnen een redelijk tijdsbestek en op grond van realistische veronderstellingen inzake de omstandigheden waaronder deze in de toekomst zal functioneren, terwijl tegelijkertijd nadelige gevolgen voor concurrenten zo veel mogelijk moeten worden beperkt en de evenredigheid van de steun met de kosten en baten van de herstructurering moet worden gegarandeerd. Het staat aan de betrokken onderneming, het structureringsplan volledig uit te voeren zoals het door de Commissie is goedgekeurd, terwijl de uitvoering en het verloop van dat plan geschiedt onder toezicht van de Commissie, bij wie jaarlijks gedetailleerde verslagen moeten worden ingediend.

Bijgevolg kan de Commissie, bij gebreke van een geloofwaardig herstructureringsplan, met toepassing van de kaderregeling goedkeuring van de betrokken steun weigeren.

( cf. punten 45, 49 )

Partijen


In zaak C-17/99,

Franse Republiek, vertegenwoordigd door K. Rispal-Bellanger en F. Million als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Rozet als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een verzoek om nietigverklaring van beschikking 1999/378/EG van de Commissie van 4 november 1998 betreffende de steun van Frankrijk ten gunste van Nouvelle Filature Lainière de Roubaix (PB 1999, L 145, blz. 18),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: A. La Pergola, kamerpresident, M. Wathelet (rapporteur), L. Sevón, S. von Bahr en C. W. A. Timmermans, rechters,

advocaat-generaal: S. Alber,

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 23 november 2000,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 januari 2001,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 25 januari 1999, heeft de Franse Republiek krachtens artikel 173, eerste alinea, EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 230, eerste alinea, EG) verzocht om nietigverklaring van beschikking 1999/378/EG van de Commissie van 4 november 1998 betreffende de steun van Frankrijk ten gunste van Nouvelle Filature Lainière de Roubaix (PB 1999, L 145, blz. 18; hierna: bestreden beschikking").

De toepasselijke wetgeving

2 Ten tijde van de vaststelling van de bestreden beschikking beoordeelde de Commissie de reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden tegen de achtergrond van de communautaire kaderregeling die in 1994 is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen (PB C 368, blz. 12; hierna: kaderregeling").

3 Punt 3.2.1 van de kaderregeling bepaalt:

Herstructureringssteun werpt specifieke bezwaren op in verband met de mededinging, omdat hij een onredelijk deel van de last van structurele aanpassing en de daarmee gepaard gaande sociale en industriële problemen kan verschuiven naar andere producenten die geen steun ontvangen, alsmede naar andere lidstaten. Het algemene beginsel dient derhalve te zijn dat herstructureringssteun alleen wordt toegestaan indien kan worden aangetoond dat de goedkeuring van deze steun in het belang van de Gemeenschap is. Dit kan zich alleen voordoen wanneer aan zeer strenge criteria wordt voldaan en volledig rekening wordt gehouden met de mogelijke concurrentievervalsende gevolgen van de steun."

4 Ingevolge punt 3.2.2 van de kaderregeling moet een herstructureringsplan, wil de steun door de Commissie worden goedgekeurd, voldoen aan de algemene voorwaarden betreffende, met name, het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming, vermijding van buitensporige vervalsing van de mededinging, en de evenredigheid van de steun met de kosten en baten van de herstructurering.

5 Wat in de eerste plaats het herstel van de levensvatbaarheid betreft, bepaalt punt 3.2.2, i, eerste alinea, van de kaderregeling:

De conditio sine qua non van elk herstructureringsplan is dat het de levensvatbaarheid en gezondheid op lange termijn van de onderneming dient te herstellen binnen een redelijk tijdsbestek en op grond van realistische veronderstellingen inzake de omstandigheden waaronder deze in de toekomst zal functioneren. [...]"

6 Vervolgens moeten, ter vermijding van buitensporige vervalsing van de mededinging, maatregelen worden genomen om nadelige gevolgen voor concurrenten zo veel mogelijk te compenseren". In het bijzonder preciseert punt 3.2.2, ii, tweede alinea, van de kaderregeling:

Wanneer uit een objectieve beoordeling van de vraag- en aanbodzijde van een relevante markt in de Europese Gemeenschap waarop de begunstigde actief is, blijkt dat er sprake is van een structureel overschot van de productiecapaciteit, dient het herstructureringsplan bij te dragen, evenredig met de hoogte van het ontvangen steunbedrag, tot de herstructurering van de bedrijfstak op de relevante markt in de Europese Gemeenschap door onomkeerbare vermindering of sluiting van capaciteit. [...]"

7 Ten slotte bepaalt punt 3.2.2, iii, eerste alinea, van de kaderregeling met betrekking tot de evenredigheid van de steun met de kosten en baten van de herstructurering:

Het bedrag en de intensiteit van de steun moeten tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum worden beperkt en verband houden met de voordelen die de Commissie ervan verwacht. Derhalve wordt van de begunstigden van de steun doorgaans verwacht dat zij met eigen middelen of via externe commerciële financiering een belangrijke bijdrage leveren aan het herstructureringsplan. Om het concurrentievervalsende effect te beperken moet de steun in zodanige vorm worden verleend dat de onderneming niet de beschikking krijgt over extra middelen die zouden kunnen worden gebruikt voor agressieve, marktvervalsende activiteiten die geen verband houden met het herstructureringsproces. Evenmin mag steun gebruikt worden voor de financiering van nieuwe investeringen die niet nodig zijn voor de herstructurering. [...]"

De feiten van het geding

8 In de loop van de maanden mei en september 1996 werden bij de Commissie verschillende klachten ingediend tegen steun die de Franse regering aan de vennootschap Nouvelle filature lainière de Roubaix had toegekend of voornemens was toe te kennen in het kader van het gerechtelijk herstel van de groep SA Filature lainière de Roubaix (hierna: omstreden steun"). In die klachten werd bezwaar gemaakt tegen een moratorium van acht jaar dat door de interministeriële commissie voor industriële herstructurering aan die groep was verleend voor de betaling van haar belasting- en sociale schuld van 82 000 000 FRF, alsmede tegen een door die commissie ingediend verzoek tot tegemoetkoming om het faillissement van deze vennootschap te vermijden.

9 Als antwoord op een verzoek van de Commissie om informatie deelden de Franse autoriteiten haar bij brieven van 18 juni en 15 juli 1996 mee, dat de groep SA Filature lainière de Roubaix vanaf het begin van de jaren negentig een periode van ernstige exploitatiemoeilijkheden had doorgemaakt die tot grote financiële spanning en tot achterstanden in de betaling van de belasting- en sociale schuld hadden geleid. In 1993 werd de groep overgenomen door F. Verbeke en diende zij een herstructureringsplan in dat voorzag in de volledige betaling van het bedrag van genoemde schuld over een periode van acht jaar. Vanaf 1995 traden echter nieuwe economische en financiële moeilijkheden op. Daar zij niet in staat waren hun termijnen te betalen, legden de bestuurders van de groep bij het Tribunal de commerce de Roubaix (Frankrijk) een verklaring van staking van betalingen neer, waarmee op 30 april 1996 de procedure van gerechtelijk herstel werd aangevangen.

10 Na te hebben vastgesteld, dat de economische en sociale situatie van de groep een saneringsplan niet mogelijk maakte, en na een aanvraag van aanbiedingen voor overname van de groep te hebben doen uitgaan, bepaalde het Tribunal de commerce de Roubaix bij vonnis van 17 september 1996, dat de groep voor 4 278 866 FRF werd overgenomen door Chapurlat, die zich ertoe had verbonden de arbeidscontracten van 225 van de 587 werknemers voort te zetten en 50 000 FRF te betalen voor elke in het jaar volgend op de datum van overname geschrapte arbeidsplaats. Bovendien keurde het Tribunal het ontslag van 362 werknemers goed en wees het een vereffenaar aan voor de uit het vonnis voortvloeiende ontbinding van rechtswege van de groep SA Filature lainière de Roubaix.

11 In september 1996 stelden de Franse autoriteiten de Commissie in kennis van de herstructureringssteun die zij voornemens waren toe te kennen aan de nieuwe vennootschap die Chapurlat had opgericht onder de naam Nouvelle filature lainière de Roubaix" en waarvan het maatschappelijk kapitaal 510 000 FRF bedroeg. Deze steunmaatregel voor een totaalbedrag van 40 000 000 FRF bestond uit een participatielening van 18 000 000 FRF en uit een subsidie van 22 000 000 FRF.

12 Op verzoek van de Commissie verstrekte de Franse regering vervolgens aanvullende informatie over die steunmaatregel.

13 Bij brief van 18 augustus 1997 stelde de Commissie de Franse Republiek in kennis van haar besluit de procedure van artikel 93, lid 2, EG-Verdrag (thans artikel 88, lid 2, EG) in te leiden. Dat besluit bevatte een gedetailleerde beschrijving van de feiten alsmede een voorlopige beoordeling daarvan door de Commissie tegen de achtergrond van de kaderregeling. De Commissie vermeldde daarin ook de ontoereikendheid van de verstrekte informatie voor een definitieve beoordeling en, in het bijzonder, voor goedkeuring van de omstreden steun. In dat verband beklemtoonde de Commissie uitdrukkelijk het ontbreken van een herstructureringsplan dat aan de gemeenschapsvereisten voldeed. Ten slotte verzocht de Commissie de Franse autoriteiten formeel, haar elke andere informatie die zij nuttig achten voor de beoordeling van de betrokken steun" te verstrekken.

14 De Franse Republiek diende bij brief van 24 september 1997 haar opmerkingen in en verstrekte bij brieven van 8 mei, 21 juli, 16 en 30 oktober 1998 aanvullende informatie waaruit onder meer blijkt, dat de vennootschap Nouvelle filature lainière de Roubaix in 1997 een exploitatieverlies van 897 497 FRF had geleden.

15 De procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag werd afgesloten met de bestreden beschikking, waarvan het dictum luidt als volgt:

Artikel 1

De steun van Frankrijk ten gunste van Nouvelle Filature Lainière de Roubaix in de vorm van een investeringspremie kan op grond van artikel 92, lid 3, onder c, van het Verdrag voor een bedrag van 7,77 miljoen FRF als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd.

Artikel 2

De steun van Frankrijk ten gunste van Nouvelle Filature Lainière de Roubaix in de vorm van een investeringspremie is voor een bedrag van 14,23 miljoen FRF met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar.

Artikel 3

1. De participatielening van 18 miljoen FRF vormt steun, voorzover de door Frankrijk voor die lening gehanteerde rentevoet lager is dan de referentierentevoet van 8,28 % die gold op het tijdstip van verstrekking van de lening.

2. De in lid 1 genoemde steun van Frankrijk ten gunste van Nouvelle Filature Lainière de Roubaix is met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar.

Artikel 4

1. Frankrijk treft alle noodzakelijke maatregelen om van de begunstigde, Nouvelle Filature Lainière de Roubaix, de in artikel 2 genoemde steun, die haar reeds op onwettige wijze ter beschikking is gesteld, terug te vorderen.

2. De terugvordering geschiedt overeenkomstig de procedures van het nationale recht. Over de terug te vorderen bedragen wordt rente geheven vanaf de datum waarop zij de begunstigde ter beschikking zijn gesteld tot de feitelijke terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op basis van de referentierentevoet die wordt gehanteerd ter berekening van het subsidie-equivalent bij steunmaatregelen met regionale bestemming.

3. Frankrijk beëindigt onverwijld de in artikel 3 genoemde steun door de normale marktvoorwaarden toe te passen, die minimaal overeenkomen met de ten tijde van de verstrekking van de lening geldende referentierentevoet van 8,28 %.

Artikel 5

Frankrijk stelt de Commissie binnen twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking in kennis van de maatregelen die het heeft getroffen om hieraan te voldoen.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek."

16 In deze situatie heeft de Franse Republiek het onderhavige beroep tegen de bestreden beschikking ingesteld.

17 Ter terechtzitting van 23 november 2000 stelde de gemachtigde van de Franse Republiek het Hof ervan in kennis, dat de vennootschap Nouvelle filature lainière de Roubaix intussen voorwerp van een gerechtelijke vereffening was geworden.

Ten gronde

18 Ter ondersteuning van haar beroep voert de Franse regering drie middelen aan inzake, respectievelijk, niet-nakoming van de verplichting om een bevel te geven alvorens een beschikking inzake staatssteun vast te stellen, niet-nakoming van de motiveringsplicht en schending van artikel 92 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 87 EG).

Niet-nakoming van de verplichting om eerst een bevel te geven

19 Met haar eerste middel betoogt de Franse regering, dat zij de Commissie gedurende de gehele administratieve procedure volledige medewerking heeft verleend door systematisch en gedetailleerd op alle aan haar gerichte verzoeken om informatie te hebben geantwoord en door zich bereid te hebben verklaard alle door de Commissie verlangde aanvullende informatie te verstrekken. Niettegenstaande die houding van de Franse autoriteiten zou de bestreden beschikking vooral zijn gebaseerd op het argument dat de regering de Commissie geen herstructureringsplan heeft voorgelegd en dat laatstgenoemde derhalve niet over voldoende informatie beschikte om met volledige kennis van zaken de levensvatbaarheid op lange termijn van de met de omstreden steun begunstigde vennootschap te kunnen beoordelen. Gesteld al dat dit het geval zou zijn, dan had de Commissie, volgens de Franse regering, geen definitieve beschikking mogen geven, maar had zij zich ertoe moeten beperken voorlopige maatregelen te treffen door van de Franse autoriteiten te eisen dat zij haar alle voor de genoemde beoordeling noodzakelijke informatie verstrekken.

20 Met de bestreden beschikking gaat de Commissie voorbij aan de rechtspraak van het Hof (arresten van 14 februari 1990, Frankrijk/Commissie, Boussac Saint Frères", C-301/87, Jurispr. blz. I-307, en 13 april 1994, Duitsland en Pleuger Worthington/Commissie, C-324/90 en C-342/90, Jurispr. blz. I-1173) en wijkt zij af van een regel waarvan zij nochtans heeft toegegeven, in het bijzonder in haar publicatie Mededingingsrecht in de Europese Gemeenschappen", vol. II B, getiteld Toelichting bij de regels die van toepassing zijn op steunmaatregelen van de staten: Toestand in december 1996", dat hij voor haar geldt, alsmede van haar eigen praktijk bij het geven van beschikkingen.

21 De Commissie stelt allereerst, dat het eerste middel op een onjuiste premisse berust. De bestreden beschikking zou helemaal niet op het ontbreken van een herstructureringsplan zijn gebaseerd, daar zij dit slechts in een kort fragment van de motivering van die beschikking vermeldt. De Commissie betoogt, dat de analyse in deel IV, punt 3, van genoemde beschikking aantoont, dat die beschikking berust op het niet vervuld zijn van de feitelijke voorwaarden om, gelet op de kaderregeling, de omstreden steun te kunnen goedkeuren, en niet alleen op het ontbreken van informatie over die steun.

22 Vervolgens betoogt de Commissie, subsidiair, dat het eerste middel is gebaseerd op een juridisch onjuiste uitlegging van de procedureregels voor het toezicht op staatssteun.

23 Het zou immers vaste rechtspraak zijn, dat de lidstaat die om machtiging voor het toekennen van staatssteun aan een onderneming verzoekt, aan de Commissie alle gegevens moet verstrekken die deze nodig heeft om te kunnen nagaan, of aan de voorwaarden voor toekenning van dergelijke steun is voldaan (arrest van 28 april 1993, Italië/Commissie, C-364/90, Jurispr. blz. I-2097, punt 20). Dienaangaande zou het Hof in zijn arrest Boussac Saint Frères, reeds aangehaald, hebben geantwoord op de stelling van de Commissie, dat wanneer een steunmaatregel onrechtmatig is omdat hij door een lidstaat in strijd met artikel 93, lid 3, van het Verdrag is toegepast, de omstandigheid dat die steun volgens artikel 92, lid 3, van datzelfde Verdrag verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, de onrechtmatigheid ervan niet wegneemt, en de Commissie derhalve de terugvordering van een dergelijke steun kan gelasten. Volgens de Commissie heeft het Hof er in die context aan herinnerd, dat de Commissie bevoegd is conservatoire maatregelen te treffen om de status quo te handhaven wanneer praktijken van de lidstaten de toepassing van de door de artikelen 92 en 93 van het Verdrag ingestelde regeling verijdelen. Bij het nemen van dat soort maatregelen moet de Commissie er wel voor zorgen de gerechtvaardigde belangen van de lidstaten veilig te stellen. De Commissie zou aldus bevoegd, maar niet verplicht, zijn, dergelijke conservatoire maatregelen te nemen. Wanneer een lidstaat weigert de Commissie de met het oog op de voorgenomen beschikking verlangde informatie te verstrekken, zou de Commissie bevoegd zijn de procedure te beëindigen en op basis van de haar ter beschikking staande gegevens een definitieve beschikking te geven.

24 Volgens de Commissie biedt het arrest Duitsland en Pleuger Worthington, reeds aangehaald, evenmin steun aan de door de Franse regering gegeven uitlegging van de procedureregels voor het toezicht op de staatssteun, daar, enerzijds, in de zaak die tot dat arrest heeft geleid, anders dan in het onderhavige geval, de betrokken lidstaat de Commissie elke medewerking had geweigerd, en anderzijds, dat arrest betrekking had op het bestaan zelf van een steunprogramma, en niet op de beoordeling door de Commissie van de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt.

25 Ten slotte betoogt de Commissie, dat de publicatie waarnaar de Franse regering verwijst, geen officieel standpunt is, maar het werk van een advocaat dat de Commissie geenszins bindt. Zo zou de bestreden beschikking geenszins in tegenspraak zijn met de praktijk van de Commissie bij het geven van beschikkingen op het gebied van staatssteun, daar de Commissie slechts formele bevelen heeft gegeven aan lidstaten die weigerden mee te werken en de materiële gegevens te verstrekken die zij nodig had om uitspraak te kunnen doen over het bestaan van steun.

26 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat het eerste middel op een onjuiste lezing van de bestreden beschikking berust.

27 In die beschikking wordt er weliswaar op gewezen, dat de Franse regering geen herstructureringsplan heeft ingediend, doch die vaststelling maakt deel uit van een lange uiteenzetting over de verenigbaarheid van de omstreden steun met artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag. Aldus drukt zij geenszins uit, dat de Commissie niet over de nodige informatie beschikte om een dergelijke beoordeling te verrichten, maar benadrukt zij, dat de voorwaarden voor goedkeuring van herstructureringssteun overeenkomstig de kaderregeling, in het bijzonder het bestaan van een coherent herstructureringsplan op het tijdstip van de toekenning van de steun, in het onderhavige geval niet waren vervuld.

28 In die omstandigheden diende de Commissie, die op basis van de haar ter beschikking staande gegevens, in staat was een definitief oordeel te vellen over de verenigbaarheid van de omstreden steun met de gemeenschappelijke markt, de Franse Republiek niet bij wege van een voorlopige beschikking te gelasten haar nadere gegevens te verstrekken welke het bestaan van een toereikend herstructureringsplan op het tijdstip van de toekenning van genoemde steun hadden kunnen aantonen.

29 Zoals de advocaat-generaal in de punten 49 en 50 van zijn conclusie opmerkt, klemt dit te meer daar de Commissie in haar besluit om de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag in te leiden, uitdrukkelijk de aandacht van de Franse autoriteiten had gevestigd op het feit dat zij op basis van de relevante informatie waarover zij beschikte, slechts kon concluderen dat er geen geloofwaardig herstructureringsplan bestond.

30 Dienaangaande betoogt de Franse regering voor het Hof, dat zij zich gedurende de administratieve procedure juist heeft ingespannen om volledige medewerking te verlenen aan de Commissie, en systematisch en gedetailleerd op al haar verzoeken om informatie heeft geantwoord. Dat betoog versterkt evenwel de opvatting dat de bestreden beschikking niet is gegeven wegens ontoereikende informatie van de Commissie die hadden de Franse autoriteiten desgevraagd kunnen aanvullen maar omdat de Franse autoriteiten niet hadden voldaan aan de voorwaarden die de kaderregeling ter zake van herstructureringssteun stelt. Dat verzuim blijkt uit het samenstel van de door de Franse regering gedurende de administratieve procedure verstrekte informatie.

31 Het eerste middel moet derhalve ongegrond worden verklaard.

Niet-nakoming van de motiveringsplicht

32 Met haar tweede middel stelt de Franse regering, dat de Commissie de in artikel 190 EG-Verdrag (thans artikel 253 EG) geformuleerde motiveringsplicht niet is nagekomen, door de Franse autoriteiten herhaaldelijk te verwijten dat zij niet de informatie hebben verstrekt die nodig is voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt. Hiermee trachtte de Commissie kennelijk de vele lacunes of gebreken in de motivering van de bestreden beschikking te rechtvaardigen".

33 Volgens de Franse regering zou de bestreden beschikking ook zijn aangetast door motiveringsgebreken op specifieke punten. Dit zou om te beginnen het geval zijn waar de Commissie uit de hoge prijzen die de met de omstreden steun begunstigde vennootschap op de markt voor Lycra wol" toepast, afleidt, dat die vennootschap tot de minst competitieve van de markt behoort. Vervolgens zou de Commissie in het geheel geen rekening hebben gehouden met de in de nota van de Franse regering van 30 oktober 1998 meegedeelde gegevens die de levensvatbaarheid op lange termijn van genoemde vennootschap kunnen aantonen. Ten slotte zou de bestreden beschikking niet voldoende nauwkeurig en gedetailleerd zijn ter zake van het criterium van vermijding van buitensporige vervalsing van de mededinging.

34 De Commissie antwoordt hierop, dat de bestreden beschikking voldoet aan de eisen die ter zake van de motivering uit de vaste rechtspraak van het Hof voortvloeien (zie, met name, arrest van 2 april 1998, Commissie/Sytraval en Brink's France, C-367/95 P, Jurispr. blz. I-1719, punt 63).

35 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat de motiveringsplicht een wezenlijk vormvoorschrift is dat moet worden onderscheiden van de vraag naar de gegrondheid van de motivering, die de inhoudelijke wettigheid van de omstreden handeling betreft. De door artikel 190 van het Verdrag geëiste motivering moet beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en moet de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking doen komen, opdat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen (arrest Commissie/Sytraval en Brink's France, reeds aangehaald, punten 67 en 63).

36 Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, moet dit vereiste worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de inhoud van de handeling, de aard van de redengeving en het belang dat de adressaten of andere personen die rechtstreeks en individueel door de handeling worden geraakt, bij een verklaring kunnen hebben. Het is niet noodzakelijk, dat alle relevante gegevens feitelijk of rechtens in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een handeling aan de eisen van artikel 190 van het Verdrag voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de bewoordingen ervan, doch ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen (zie, met name, arrest Commissie/Sytraval en Brink's France, reeds aangehaald, punt 63).

37 In het onderhavige geval staat vast, dat de bestreden beschikking aangeeft waarom de omstreden steun de toets van de kaderregeling niet kon doorstaan, te weten, zakelijk weergegeven, het ontbreken van een toereikend herstructureringsplan, het niet voldoende aannemelijk maken van de levensvatbaarheid op lange termijn van de vennootschap Nouvelle filature lainière de Roubaix, en de wanverhouding tussen die steun en de bijdragen van de begunstigden ervan.

38 De inhoudelijke wettigheid van die door de Commissie aangevoerde rechtvaardigingsgronden voor de bestreden beschikking, kan niet worden onderzocht in het kader van het toezicht op de nakoming van de motiveringsplicht. Dat onderzoek valt in feite onder het derde middel, namelijk schending van artikel 92 van het Verdrag.

39 In die omstandigheden moet ook het tweede middel worden afgewezen.

Schending van artikel 92 van het Verdrag

40 Met haar derde middel stelt de Franse regering, dat de Commissie verschillende kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt door de omstreden steun op grond van artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren; dit zou met name het geval zijn in de overwegingen van de bestreden beschikking over het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van de met die steun begunstigde vennootschap, over de evenredigheid van de steun met de kosten en baten van de herstructurering, en over de concurrentievervalsing die uit de toekenning van die steun zou voortvloeien. Zij zou de kaderregeling ook onjuist hebben toegepast. De Franse regering voegt daaraan toe, dat de bestreden beschikking enerzijds een aantal innerlijke tegenstrijdigheden bevat die de redenering van de instelling ontkrachten, en anderzijds onvoldoende is gemotiveerd.

41 De Commissie weerlegt de verschillende door de Franse regering aangevoerde grieven en betoogt, primair, dat steun aan bedrijven in moeilijkheden slechts verenigbaar met artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag kan worden verklaard indien hij gepaard gaat met een herstructureringsplan, gericht op vermindering en heroriëntatie van hun bedrijvigheid (zie arrest Hof van 14 september 1994, Spanje/Commissie, C-278/92C-280/92, Jurispr. blz. I-4103, punt 67; zie eveneens arrest Gerecht van 15 september 1998, BFM en EFIM/Commissie, T-126/96 en T-127/96, Jurispr. blz. II-3437, punt 99). In het onderhavige geval is in deel IV, punt 3, vierde alinea, van de bestreden beschikking evenwel vastgesteld, dat de Franse regering de Commissie geen geloofwaardig herstructureringsplan [heeft] voorgelegd" en dat sinds de inleiding van de procedure een dergelijk plan door de Franse autoriteiten niet bij de Commissie is ingediend".

42 De Commissie preciseert, dat de Franse autoriteiten, door de omstreden steun te beloven in het kader van de procedure die zou uitmonden in het vonnis van het Tribunal de commerce de Roubaix, geen beslissing hadden genomen die paste in een herstructureringsplan, zoals blijkt uit het feit dat diezelfde steun later ook is aangeboden ter ondersteuning van een alternatief voorstel tot herstructurering, dat naar het oordeel van het Gerecht evenmin voldoende garanties bood.

43 Volgens de Commissie vormt het ontbreken van een herstructureringsplan dat voldoet aan de eisen van de kaderregeling, op zichzelf een voldoende rechtvaardiging voor de bestreden beschikking.

44 Er zij aan herinnerd, dat volgens artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden aangemerkt steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad".

45 Zoals blijkt uit de kaderregeling, kan steun aan bedrijven in moeilijkheden slechts verenigbaar met artikel 92, lid 3, sub c, van het Verdrag worden verklaard, indien hij gepaard gaat met een herstructureringsplan, gericht op vermindering en heroriëntatie van hun bedrijvigheid (zie arrest Spanje/Commissie, reeds aangehaald, punt 67). Dat plan, dat met de nodige preciseringen aan de Commissie dient te worden voorgelegd, moet het volgens punt 3.2.2, i, van die kaderregeling mogelijk maken, de levensvatbaarheid en gezondheid op lange termijn van de onderneming [...] te herstellen binnen een redelijk tijdsbestek en op grond van realistische veronderstellingen inzake de omstandigheden waaronder deze in de toekomst zal functioneren", terwijl tegelijkertijd nadelige gevolgen voor concurrenten zo veel mogelijk" moeten worden beperkt (punt 3.2.2, ii) en de evenredigheid van de steun met de kosten en baten van de herstructurering moet worden gegarandeerd (punt 3.2.2, iii). Het staat aan de betrokken onderneming het structureringsplan volledig uit te voeren zoals het door de Commissie is goedgekeurd (punt 3.2.2, iv), terwijl de uitvoering, het verloop en het welslagen van dat plan geschiedt onder toezicht van de Commissie, bij wie jaarlijks gedetailleerde verslagen moeten worden ingediend (punt 3.2.2, v).

46 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat de stukken noch de ter terechtzitting verstrekte toelichtingen aannemelijk maken, dat de Franse autoriteiten ten tijde van de toekenning van de omstreden steun daadwerkelijk beschikten over een herstructureringsplan dat voldeed aan de in het vorige punt van het onderhavige arrest genoemde eisen en aan de Commissie kon worden voorgelegd, zoals deze laatste genoemde autoriteiten in haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 93, lid 2, van het Verdrag had gevraagd.

47 In het bijzonder staat vast, zoals de advocaat-generaal in de punten 57 en 58 van zijn conclusie opmerkt, dat de Commissie niet heeft kunnen beschikken over nauwkeurige en betrouwbare gegevens over de ontwikkeling van de rentabiliteit op lange termijn van de met de omstreden steun begunstigde vennootschap, op basis van een herstructureringsplan dat het mogelijk maakt het herstel van de levensvatbaarheid van dat bedrijf en de noodzaak van dergelijke steun te beoordelen. Uit het dossier blijkt integendeel, dat een aantal posten van het herstructureringsproject waarnaar de Franse autoriteiten verwijzen, niet waren becijferd, en dat die autoriteiten voor bepaalde andere posten niet duidelijk preciseerden, of de kosten van een dergelijk project daadwerkelijk ten laste van die vennootschap kwamen. Wat de ontwikkeling van de resultaten van die vennootschap betreft, was het niet mogelijk om op basis van de verstrekte ramingen een duidelijk beeld te krijgen over de wijze waarop de daarin genoemde bedragen konden worden gehaald.

48 In elk geval volgt uit de voorgaande overwegingen, dat de Franse Republiek niet heeft aangetoond, dat de Commissie dienaangaande een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

49 In die omstandigheden kon de Commissie, bij gebreke van een geloofwaardig herstructureringsplan, met toepassing van de kaderregeling goedkeuring van de omstreden steun weigeren.

50 Bijgevolg moet dit middel worden afgewezen zonder dat de andere door de Franse regering ter ondersteuning van het derde middel aangevoerde grieven behoeven te worden onderzocht.

51 Aangezien geen enkel van de drie door de Franse Republiek aangevoerde middelen gegrond is, moet het onderhavige beroep worden verworpen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

52 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien de Franse Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer)

rechtdoende:

1) Verwerpt het beroep.

2) Verwijst de Franse Republiek in de kosten.

Top