EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CJ0462

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 21 september 2000.
Mediocurso - Estabelecimento de Ensino Particular Ld.ª tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Hogere voorziening - Europees Sociaal Fonds - Beroepsopleidingsactie - Vermindering van financiële bijstand - Rechten van de verdediging - Recht van belanghebbende om te worden gehoord.
Zaak C-462/98 P.

Jurisprudentie 2000 I-07183

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2000:480

61998J0462

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 21 september 2000. - Mediocurso - Estabelecimento de Ensino Particular Ld.ª tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Hogere voorziening - Europees Sociaal Fonds - Beroepsopleidingsactie - Vermindering van financiële bijstand - Rechten van de verdediging - Recht van belanghebbende om te worden gehoord. - Zaak C-462/98 P.

Jurisprudentie 2000 bladzijde I-07183


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1. Hogere voorziening - Middelen - Ontvankelijkheid - Rechtsvragen - Toepassing door Gerecht van beginselen van recht van verdediging - Daaronder begrepen

[EG-Verdrag, art. 168 A (thans art. 225 EG); 's Hofs Statuut-EG, art. 51]

Samenvatting


1. De vraag of het Gerecht de beginselen van de rechten van de verdediging, en met name het recht om te worden gehoord, juist heeft toegepast, is een rechtsvraag waarvan het Hof kennis dient te nemen.

( cf. punt 35 )

2. De eerbiediging van de rechten van de verdediging in elke procedure die tot een bezwarend besluit kan leiden, vormt een grondbeginsel van het gemeenschapsrecht, dat zelfs bij ontbreken van elke regeling betreffende de procedure in acht moet worden genomen. Dat beginsel eist dat de adressaten van besluiten die hun belangen aanmerkelijk beïnvloeden, in staat worden gesteld naar behoren hun standpunt kenbaar te maken.

Wanneer een verzoeker niet door of namens de Commissie is verzocht om binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen in te dienen over de documenten waaruit de hem verweten feiten blijken en over de grondslag waarop de Commissie de beschikkingen tot vermindering van financiële bijstand door het Europees Sociaal Fonds heeft vastgesteld, moet ervan worden uitgegaan, dat de verzoeker niet in staat is gesteld zijn standpunt over de tegen hem in aanmerking genomen elementen naar behoren kenbaar te maken.

( cf. punten 36, 43 )

Partijen


In zaak C-462/98 P,

Mediocurso - Estabelecimento de Ensino Particular Ld.ª, gevestigd te Lissabon (Portugal), vertegenwoordigd door C. Botelho Moniz, advocaat te Lissabon, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van A. May, advocaat aldaar, Route d'Esch 398,

rekwirante,

betreffende hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer) van 15 september 1998, Mediocurso/Commissie (T-180/96 en T-181/96, Jurispr. blz. II-3477), strekkende tot gedeeltelijke vernietiging van dat arrest,

andere partij bij de procedure:

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. T. Figueira en K. Simonsson, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster in eerste aanleg,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: D. A. O. Edward, kamerpresident, L. Sevón, P. Jann, H. Ragnemalm (rapporteur) en M. Wathelet, rechters,

advocaat-generaal: J. Mischo

griffier: R. Grass

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 25 november 1999,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 17 december 1998, heeft Mediocurso - Estabelecimento de Ensino Particular Ld.ª (hierna: Mediocurso") krachtens artikel 49 van 's Hofs Statuut-EG hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 15 september 1998, Mediocurso/Commissie (T-180/96 en T-181/96, Jurispr. blz. II-3477; hierna: bestreden arrest"), strekkende tot gedeeltelijke vernietiging van dat arrest.

De feiten

2 De aan het beroep ten grondslag liggende feiten, zoals in het bestreden arrest uiteengezet en uit de stukken voor het Gerecht volgend, kunnen worden samengevat als volgt.

3 In 1988 diende het Portugese orgaan, het Departamento para os Assuntos do Fundo Social Europeu (dienst belast met de aangelegenheden van het Europees Sociaal Fonds; hierna: DAFSE") bij het Europees Sociaal Fonds (hierna: ESF") ten behoeve van rekwirante twee aanvragen om financiële bijstand in voor twee beroepsopleidingsacties.

4 De beroepsopleidingsacties werden door de Commissie goedgekeurd. In augustus 1989 ontving rekwirante een voorschot van 50 % van de door het ESF en door de Portugese regering toegekende bijstand.

5 De opleidingsacties zijn tussen juli en december 1989 uitgevoerd. Na afloop ervan diende rekwirante bij het DAFSE voor elk van beide acties een aanvraag om betaling van het saldo in.

6 Bij brief van 11 april 1990 deelde het DAFSE rekwirante echter mee, dat het na een financiële controle betreffende de uitvoering van de opleidingsacties het saldo eventueel zou aanpassen.

7 In oktober 1990 bevestigde het DAFSE bij de Commissie de feitelijke en boekhoudkundige juistheid van de aanvragen om betaling van het saldo, waarbij het evenwel aantekende, dat de bevestiging van de gegevens in die aanvragen afhankelijk bleef van een nog uit te voeren financiële controle. In januari 1991 deelde het DAFSE rekwirante mee, dat het accountantskantoor Audite" met de financiële controle was belast en dat zijn eindbeslissing over beide aanvragen om betaling van het saldo van de uitkomst van die controle zou afhangen.

8 Op 20 februari 1991 zond het accountantskantoor Audite het DAFSE twee rapporten met de resultaten van zijn controle, een voor elk dossier, waarin het wees op onregelmatigheden die de vermindering van de financiële bijstand zouden rechtvaardigen.

9 Op 10 september 1991 vond tussen rekwirante, het DAFSE, en het accountantskantoor Audite een vergadering plaats om de twee dossiers te bespreken.

10 Bij brief van 11 september 1991 stelde het DAFSE rekwirante in kennis van de uitkomst van de controle en verzocht het haar om terugbetaling van de bedragen die geacht werden niet voor vergoeding in aanmerking te komen.

11 Rekwirante heeft bij het DAFSE geen opmerkingen over die brief gemaakt, maar is tegen het daarin vervatte verzoek om terugbetaling onmiddellijk bij de Portugese administratieve rechter opgekomen.

12 Op 22 september 1995, na afloop van de procedure voor de administratieve rechter, stelde het DAFSE de Commissie bij brief in kennis van de resultaten van de in 1991 verrichte financiële controle en zond het haar de overeenkomstig die resultaten gecorrigeerde aanvragen om betaling van een lager saldo toe.

13 Op 6 maart 1996 deelde het DAFSE rekwirante mee, dat de Commissie op haar twee aanvragen om betaling van het saldo had beslist en de haar reeds op 11 september 1991 ter kennis gebrachte resultaten van de financiële controle had bevestigd.

14 In de daaropvolgende maand april verzocht rekwirante het DAFSE om een kopie van de beschikkingen van de Commissie en vroeg zij om inzage van het administratief dossier van het ESF. Bij haar onderzoek van dat dossier op 24 april 1996 constateerde zij, dat er geen andere beslissingshandelingen bestonden dan debetnota's van de Commissie waarbij de door haar terug te betalen bedragen waren vastgesteld.

15 Daarop heeft rekwirante bij het Gerecht tegen die handelingen beroep ingesteld en heeft de Commissie ze in afwachting van de uitspraak van het Gerecht ingetrokken.

16 De Commissie verving de betwiste handelingen door twee beschikkingen van 14 augustus 1996, namelijk beschikking C (96) 1185 betreffende vermindering van de bij beschikking C (89) 0570 van 22 maart 1989 toegekende bijstand, en beschikking C (96) 1186 betreffende vermindering van de bij beschikking C (89) 0570 van 22 maart 1989 toegekende bijstand (hierna: beschikkingen van 14 augustus 1996"). Deze beschikkingen, die in vrijwel identieke bewoordingen zijn geformuleerd en op 20 september 1996 ter kennis van rekwirante zijn gebracht, hadden respectievelijk betrekking op de twee beroepsopleidingsacties. Er werd in vermeld, dat de lidstaat verschillende onregelmatigheden bij de uitvoering van de door het ESF gefinancierde acties had ontdekt, dat hij had besloten de aanvragen om bijstand opnieuw te onderzoeken, en dat een gedeelte van de uitgaven niet kon worden aanvaard om de redenen die in de brief van het DAFSE van 22 september 1995 waren uiteengezet. De Commissie preciseerde, dat de lidstaat bij brief van 11 september 1991 de resultaten van de accountantscontrole aan rekwirante had medegedeeld, en dat deze geen opmerkingen had ingediend. De Commissie kwam tot de slotsom, dat de bijdrage van het ESF moest worden verminderd tot 2 251 849 PTE voor de eerste beroepsopleidingsactie en tot 2 174 072 PTE voor de tweede, wat in beide gevallen neerkwam op meer dan tweederde van de aanvankelijk aan rekwirante toegekende bijdrage.

Het bestreden arrest

17 Op 14 november 1996 stelde rekwirante bij het Gerecht twee beroepen in tot nietigverklaring van de beschikkingen van 14 augustus 1996 (zaken T-180/96 en T-181/96).

18 Het Gerecht heeft de twee zaken voor het arrest gevoegd.

19 In zaak T-180/96 heeft het Gerecht slechts één van de vijf door verzoekster in eerste aanleg (rekwirante in hogere voorziening) aangevoerde middelen aanvaard. Dat middel betreft in wezen kennelijke beoordelingsfouten van de Commissie, en zulks enkel voor zover zij betrekking hadden op de betaling van de uitgaven onder subpost 14.3.12, met betrekking tot grondstoffen, hulpmiddelen en verbruiksgoederen. Het Gerecht heeft aldus de eerste bestreden beschikking, voor zover zij betrekking had op dat punt, gedeeltelijk nietigverklaard en het beroep voor het overige verworpen. Het heeft alle in zaak T-181/96 aangevoerde middelen afgewezen en het beroep in die zaak verworpen.

20 Het Gerecht heeft in het bijzonder het middel betreffende schending van de rechten van de verdediging afgewezen.

21 Dienaangaande heeft het Gerecht er in punt 49 van het bestreden arrest aan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak, en met name het arrest van het Hof van 24 oktober 1996, Commissie/Lisrestal e.a. (C-32/95 P, Jurispr. blz. I-5373, punten 21-44), de rechten van de verdediging van een begunstigde van bijstand van het ESF moeten worden geëerbiedigd wanneer de Commissie die bijstand vermindert.

22 In punt 50 van het besteden arrest heeft het Gerecht eveneens beklemtoond, dat het in zijn arrest van 6 december 1994, Lisrestal e.a./Commissie (T-450/93, Jurispr. blz. II-1171), zonder op dit punt door het Hof in zijn reeds aangehaalde arrest Commissie/Lisrestal e.a. te zijn weersproken, had verklaard dat de Commissie, die als enige jegens de begunstigde van bijstand van het ESF rechtens aansprakelijk is voor beschikkingen tot vermindering van die bijstand, een dergelijke beschikking niet mag geven zonder die begunstigde vooraf in staat te stellen naar behoren zijn standpunt over de beoogde vermindering van de bijstand kenbaar te maken, dan wel zich ervan te hebben vergewist dat hij daartoe in staat is gesteld.

23 In punt 51 van het bestreden arrest heeft het Gerecht erop gewezen, dat verzoekster zowel in haar conclusies als in haar antwoord op de schriftelijke vraag van het Gerecht heeft erkend, dat zij vóór de opstelling van de brief van 11 september 1991 door het DAFSE is gehoord. Het voegt daaraan toe, dat het DAFSE in die brief echter niet alle opmerkingen van verzoekster over de voorgenomen verminderingen voor eigen rekening heeft genomen.

24 In punt 52 van het bestreden arrest heeft het Gerecht vastgesteld, dat verzoekster, zoals in de beschikkingen van 14 augustus 1996 terecht is opgemerkt, formeel geen opmerkingen over die brief heeft gemaakt. Zij heeft zich er immers toe beperkt, bij de Portugese administratieve rechter tegen die brief beroep in te stellen. Volgens het Gerecht had verzoekster die opmerkingen echter ook formeel moeten indienen, zodat zij door het DAFSE aan de Commissie konden worden medegedeeld. Het komt tot de slotsom, dat verzoekster zich onder dergelijke omstandigheden niet kan beroepen op het feit, dat haar eventuele opmerkingen niet aan de Commissie zijn meegedeeld, aangezien zulks het gevolg is van haar eigen verzuim.

25 In punt 53 van het bestreden arrest heeft het Gerecht overwogen, dat verzoekster dus in staat is gesteld haar standpunt over de tegen haar in aanmerking genomen elementen naar behoren" kenbaar te maken in de zin van het arrest van het Gerecht in de reeds aangehaalde zaak Lisrestal e.a./Commissie.

De hogere voorziening

26 In hogere voorziening verzoekt rekwirante het Hof:

- het bestreden arrest wegens rechtsdwaling als gevolg van onjuiste toepassing van het recht om vooraf te worden gehoord, te vernietigen, behoudens wat het gedeelte van het arrest betreft waarbij het door haar in zaak T-180/96 ingestelde beroep gedeeltelijk is toegewezen, alsmede de beschikkingen van 14 augustus 1996 nietig te verklaren, dan wel

- bij afwijzing van die vordering het bestreden arrest, voor zover het de beschikkingen van de Commissie bevestigt waarbij is verklaard dat zowel het bedrag voor aan docenten betaalde salarissen (subpost 14.3.1.a) als het bedrag met betrekking tot de BTW over die salarissen (subpost 14.3.13) niet voor vergoeding in aanmerking komen, te vernietigen wegens materiële onjuistheid van de feitelijke bevindingen van het Gerecht en de rechtsdwaling die voortvloeit uit de onlogische motivering en uit de schending van het evenredigheidsbeginsel, en bijgevolg de beschikkingen van 14 augustus 1996 in dezelfde mate en op dezelfde grond te vernietigen;

- het bestreden arrest te vernietigen, voor zover daarin is verklaard, dat verzoekster in zaak T-180/96 haar eigen kosten moet dragen en in zaak T-181/96 in de kosten wordt verwezen;

- de Commissie in de kosten te verwijzen.

27 De Commissie verzoekt het Hof:

- de hogere voorziening in haar geheel af te wijzen;

- het bestreden arrest te bevestigen;

- verzoekster in de kosten te verwijzen.

Beoordeling door het Hof

Het middel betreffende schending van het recht om naar behoren te worden gehoord

28 Met dit middel betoogt rekwirante, dat het Gerecht heeft gedwaald ten aanzien van het recht door niet-inachtneming van het recht om naar behoren te worden gehoord, waaraan het Hof heeft herinnerd in het reeds aangehaalde arrest Commissie/Lisrestal e.a., en door aldus de rechten van de verdediging te schenden. Rekwirante stelt, dat zij pas tijdens de vergadering van 10 september 1991 kennis heeft gekregen van de opmerkingen en het voorbehoud in de door het accountantskantoor Audite opgestelde accountantsrapporten. Doch reeds op 11 september 1991 gelastte het DAFSE haar bij brief om bepaalde bedragen terug te betalen.

29 Rekwirante beklemtoont, dat zij haar standpunt over de strekking van de accountantsrapporten pas naar behoren kenbaar kon maken nadat zij die rapporten had getoetst aan de in haar bezit zijnde documenten.

30 Met betrekking tot de brief van 11 september 1991 stelt rekwirante, dat die brief een bevel tot terugbetaling bevatte en dus niet kon worden beschouwd als een uitnodiging aan de geadresseerde tot indiening van opmerkingen in het kader van de uitoefening van het recht om te worden gehoord.

31 Volgens rekwirante was de enig mogelijke reactie op dat bevel tot terugbetaling, dat het Supremo Tribunal Administrativo overigens onwettig heeft verklaard, om bij de bevoegde rechter in beroep te gaan.

32 Volgens de Commissie heeft het Gerecht terecht geoordeeld, dat rekwirante haar standpunt over de brief van 11 september 1991 naar behoren kenbaar had kunnen maken, maar zulks heeft nagelaten.

33 Zij beklemtoont, dat over die grief reeds uitspraak is gedaan door het Gerecht, zodat het om een feitelijk probleem gaat waarvan het Hof geen kennis kan nemen.

34 De Commissie voegt hieraan toe, dat rekwirante, door ervoor te kiezen om de zaak voor de Portugese gerechten te brengen, zelf heeft afgezien van het recht om door de Commissie te worden gehoord. Ten slotte stelt zij, dat rekwirante heeft erkend, dat de kern van de inhoud van de door het accountantskantoor Audite opgestelde accountantsrapporten haar bij brief van 11 september 1991 ter kennis is gebracht, en dat zij vóór de vaststelling van die brief door het DAFSE is gehoord.

35 Anders dan de Commissie beweert, is de vraag of het Gerecht de beginselen van de rechten van de verdediging, en met name het recht om te worden gehoord, juist heeft toegepast, een rechtsvraag waarvan het Hof kennis dient te nemen.

36 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof de eerbiediging van de rechten van de verdediging in elke procedure tegen iemand die tot een bezwarend besluit kan leiden, een grondbeginsel van het gemeenschapsrecht vormt, dat zelfs bij ontbreken van elke regeling betreffende de procedure in acht moet worden genomen. Zoals uit punt 21 van het reeds aangehaalde arrest Commissie/Lisrestal e.a. volgt, vereist dat beginsel, dat de adressaten van besluiten die hun belangen aanmerkelijk beïnvloeden, in staat worden gesteld naar behoren hun standpunt kenbaar te maken.

37 Onderzocht moet dus worden, of rekwirante in staat is gesteld om naar behoren haar standpunt kenbaar te maken over de rapporten van het accountantskantoor Audite die aan de conclusies van het DAFSE en de Commissie ten grondslag liggen, en over de brief van 11 september 1991 waarbij het DAFSE rekwirante in kennis stelde van zijn conclusies.

38 Met betrekking tot de rapporten van het accountantskantoor Audite blijkt uit het dossier, dat deze op 10 september 1991 aan rekwirante zijn meegedeeld. Er is haar echter geen redelijke termijn gegund tussen het tijdstip waarop zij kennis van die rapporten kon nemen en het tijdstip waarop zij haar mening moest geven. Rekwirante werd immers nog op de dag zelf waarop de rapporten haar tijdens een vergadering ter kennis zijn gebracht, verzocht haar opmerkingen over die rapporten te maken. Vastgesteld moet worden, dat rekwirante in die omstandigheden niet de mogelijkheid heeft gehad om zich naar behoren over die documenten te uiten.

39 De vergadering van 10 september 1991 is gevolgd door de brief van het DAFSE van 11 september 1991. Volgens de Commissie had rekwirante na die brief niet moeten volstaan met het instellen van een beroep bij de nationale rechter, maar had zij formeel haar opmerkingen over die brief moeten indienen, zodat die door het DAFSE aan de Commissie konden worden meegedeeld. De Commissie is van mening, dat het Gerecht in punt 52 van het bestreden arrest terecht heeft geconcludeerd, dat rekwirante zich niet kan beroepen op het feit dat haar eventuele opmerkingen niet aan de Commissie zijn meegedeeld, nu zulks het gevolg is van haar eigen verzuim.

40 Dienaangaande moet erop worden gewezen, dat rekwirante in de brief van het DAFSE van 11 september 1991 niet is verzocht om haar opmerkingen over een voorgenomen vermindering van de bijstand te maken. De brief bevatte integendeel een verzoek tot terugbetaling waarin niet om commentaar, maar enkel om terugbetaling werd verzocht.

41 In die omstandigheden mocht rekwirante ervan uitgaan, dat zij geen andere keuze had dan voor de rechter tegen dat verzoek opkomen.

42 Ten slotte moet hieraan nog worden toegevoegd, dat rekwirante geen enkele andere gelegenheid is gegeven om haar standpunt naar behoren kenbaar te maken. In het bijzonder heeft de Commissie haar geen enkele ontwerpbeschikking doen toekomen, waarover zij dan eventueel opmerkingen had kunnen maken. Blijkens de stukken is rekwirante, nadat het DAFSE op 22 september 1995 de resultaten van het door het accountantskantoor Audite verrichte financiële onderzoek aan de Commissie had gezonden, op eigen verzoek enkel in staat gesteld om het dossier van het ESF te raadplegen. Na lezing van dat dossier heeft zij zich gerealiseerd, dat het debetnota's bevatte waarbij de door haar terug te betalen bedragen waren vastgesteld - nota's die overigens door de Commissie zijn ingetrokken nadat rekwirante bij het Gerecht beroep had ingesteld. Daaruit volgt, dat die nota's geen geldig ontwerp van een beschikking vormden waarover rekwirante in het kader van de uitoefening van het recht om gehoord te worden haar mening had kunnen geven.

43 Nu rekwirante niet door of namens de Commissie is verzocht om binnen een redelijke termijn haar opmerkingen in te dienen over de documenten waaruit de haar verweten feiten blijken en over de grondslag waarop de Commissie de beschikkingen van 14 augustus 1996 heeft vastgesteld, moet ervan worden uitgegaan, dat rekwirante niet in staat is gesteld haar standpunt over de tegen haar in aanmerking genomen elementen naar behoren kenbaar te maken.

44 In die omstandigheden heeft het Gerecht in punt 53 van het bestreden arrest ten onrechte overwogen, dat het recht van rekwirante om naar behoren te worden gehoord was geëerbiedigd.

45 Daarbij komt nog dat rekwirante, indien zij naar behoren was gehoord, eventueel de redenen had kunnen uiteenzetten waarom haars inziens het evenredigheidsbeginsel niet in acht was genomen.

46 Zonder dat uitspraak behoeft te worden gedaan over de andere door rekwirante aangevoerde middelen, moet het middel betreffende schending van de rechten van de verdediging dus worden toegewezen en het bestreden arrest worden vernietigd, behalve het gedeelte van dat arrest dat gedeeltelijk recht doet aan het beroep van rekwirante in zaak T-180/96.

47 Overeenkomstig artikel 54, eerste alinea, van 's Hofs Statuut-EG kan het Hof ingeval van vernietiging van de beslissing van het Gerecht zelf de zaak afdoen wanneer deze in staat van wijzen is. Het Hof is van oordeel, dat dit in de onderhavige zaak het geval is.

De bij het Gerecht ingestelde beroepen tot nietigverklaring van de beschikkingen van 14 augustus 1996

48 Rekwirante heeft in haar beroepen tot nietigverklaring vijf middelen aangevoerd.

49 Met haar eerste middel, betreffende schending van de rechten van de verdediging, heeft rekwirante aangevoerd, dat de Commissie haar niet had toegestaan om zich over de betrokken verminderingen van de financiële bijstand uit te spreken. Zij stelt, dat zij door de Commissie noch door het DAFSE naar behoren is gehoord. Door laatstgenoemde worden gehoord had volgens rekwirante kunnen volstaan, wanneer de resultaten van die hoorzitting ter kennis van de Commissie waren gebracht.

50 Aangezien dit eerste middel om de in de punten 28 tot en met 47 van het onderhavige arrest uiteengezette redenen gegrond is, moeten de op 14 november 1996 bij het Gerecht ingestelde beroepen tot nietigverklaring worden toegewezen en moeten de beschikkingen van 14 augustus 1996 bijgevolg nietig worden verklaard.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

51 Volgens artikel 122, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering beslist het Hof ten aanzien van de proceskosten, wanneer de hogere voorziening gegrond is en het Hof de zaak zelf afdoet. Volgens artikel 69, lid 2, van hetzelfde Reglement, dat krachtens artikel 118 op de procedure in hogere voorziening van toepassing is, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd.

52 Aangezien de hogere voorziening en de door rekwirante bij het Gerecht ingestelde beroepen gegrond zijn, moet worden beslist, dat de Commissie de voor het Gerecht en het Hof gemaakte kosten volledig zal dragen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

rechtdoende:

1) Vernietigt het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 15 september 1998, Mediocurso/Commissie (T-180/96 en T-181/96), met uitzondering van punt 2 van het dictum waarin het beroep van Mediocurso - Estabelecimento de Ensino Particular Ld.ª in zaak T-180/96 gedeeltelijk is toegewezen.

2) Verklaart nietig beschikking C (96) 1185 van de Commissie van 14 augustus 1996 houdende vermindering van de bij beschikking C (89) 0570 van 22 maart 1989 toegekende bijstand, en beschikking C (96) 1186 van de Commissie van 14 augustus 1996 houdende vermindering van de bij beschikking C (89) 0570 van 22 maart 1989 toegekende bijstand.

3) Verwijst de Commissie van de Europese Gemeenschappen in alle zowel voor het Gerecht als voor het Hof gemaakte kosten.

Top