This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61998CC0444
Opinion of Mr Advocate General Mischo delivered on 16 November 2000. # R.J. de Laat v Bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen. # Reference for a preliminary ruling: Arrondissementsrechtbank te Roermond - Netherlands. # Social security for migrant workers - Regulation (EEC) No 1408/71 - Frontier worker - 'Partially unemployed' - Meaning. # Case C-444/98.
Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 16 november 2000.
R.J. de Laat tegen Bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arrondissementsrechtbank te Roermond - Nederland.
Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Grensarbeider - Gedeeltelijke werkloosheid - Begrip.
Zaak C-444/98.
Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 16 november 2000.
R.J. de Laat tegen Bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arrondissementsrechtbank te Roermond - Nederland.
Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Grensarbeider - Gedeeltelijke werkloosheid - Begrip.
Zaak C-444/98.
Jurisprudentie 2001 I-02229
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2000:635
Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 16 november 2000. - R.J. de Laat tegen Bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arrondissementsrechtbank te Roermond - Nederland. - Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Verordening (EEG) nr. 1408/71 - Grensarbeider - Gedeeltelijke werkloosheid - Begrip. - Zaak C-444/98.
Jurisprudentie 2001 bladzijde I-02229
1. Deze prejudiciële verwijzing heeft betrekking op een negatief conflict van nationale wetten dat het gevolg is van een uiteenlopende uitlegging door de Belgische en Nederlandse socialezekerheidsinstellingen van de begrippen gedeeltelijk werkloos" en volledig werkloos" in artikel 71, lid 1, sub a, i en ii, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (hierna: de verordening"), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 en ten tijde van de feiten bijgewerkt.
I Rechtskader
2. De voor de beantwoording van de prejudiciële vragen relevante gemeenschapsrechtelijke bepalingen zijn de artikelen 13 en 71, lid 1, sub a, i en ii, van de verordening.
3. Artikel 13 bepaalt:
1. Onder voorbehoud van artikel 14 quater zijn degenen op wie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld.
2. Onder voorbehoud van de artikelen 14 tot en met 17:
a) is op degene die op het grondgebied van een lidstaat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere lidstaat woont of indien de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat;
b) [...]"
4. Artikel 71, lid 1, sub a-i en a-ii, luidt als volgt:
De werkloze werknemer die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonde, heeft recht op uitkering overeenkomstig de volgende bepalingen:
a) i) de grensarbeider die in de onderneming waarin hij werkzaam is, gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos is, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de bevoegde staat, alsof hij op het grondgebied van die staat woonde; deze uitkering wordt door het bevoegde orgaan verleend;
ii) de volledig werkloze grensarbeider heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, alsof die wettelijke regeling tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op hem van toepassing was geweest; deze uitkering wordt door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend."
II Feiten
5. Blijkens de verwijzingsuitspraak en de stukken van het hoofdgeding is De Laat, die van Nederlandse nationaliteit is, met zijn gezin woonachtig in Nederland. Van 1 december 1994 tot en met 30 november 1996, toen het dienstverband werd beëindigd, was hij als bedrijfsleider in dienst van Amstelstad Belgium te Bree (België). Met ingang van maandag 2 december 1996 werd hij door Amstelstad Belgium opnieuw in dienst genomen als glazenwasser op basis van een deeltijdarbeidsovereenkomst voor 13 uur per week.
6. Volgens de opmerkingen van het Bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (hierna: LISV") verkeerde Amstelstad Belgium ten tijde van de feiten in financiële moeilijkheden, doch wilde zij De Laat niet laten gaan; vanaf februari 1997 is hij overigens weer voor de volle tijd bij Amstelstad Belgium gaan werken.
7. Volgens de verwijzende rechter diende De Laat op 30 november 1996 bij het LISV een aanvraag in om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (hierna: WW") ter zake van zijn op 2 december 1996 ontstane gedeeltelijke werkloosheid.
8. Het LISV wees die aanvraag af op grond van artikel 71, lid 1, sub a-i, van de verordening en verwees De Laat naar het bevoegde Belgische orgaan omdat het hem als gedeeltelijk werkloos beschouwde. Er was zijns inziens namelijk een band met het werkland blijven bestaan in de vorm van een door De Laat met Amstelstad Belgium aangegaan deeltijddienstverband en derhalve kon De Laat geen recht doen gelden op een werkloosheidsuitkering in Nederland, het woonland, doch viel hij onder de wettelijke regeling van het werkland, in casu de Belgische wettelijke regeling.
9. De Laat had eveneens een zogeheten inkomensgarantie-uitkering bij het bevoegde Belgische orgaan aangevraagd op grond dat hij vanaf 2 december 1996 bij zijn werkgever in deeltijd moest werken.
10. Het bevoegde Belgische orgaan wees zijn aanvraag af op grond dat De Laat ingevolge het Belgische recht en volgens hem artikel 71, lid 1, sub a-ii, van de verordening als een volledig werkloze grensarbeider moest worden beschouwd en dus onder de wettelijke regeling van het woonland, in casu Nederland, viel.
11. De Laat kwam niet op tegen het door het bevoegde Belgische orgaan gegeven besluit en stelde enkel beroep in tegen het besluit van het LISV. Na kennis te hebben genomen van de uiteenlopende besluiten van het bevoegde Belgische en het bevoegde Nederlandse orgaan, stelde de Arrondissementsrechtbank te Roermond (Nederland) (hierna: verwijzende rechter"), die twijfel had over de uitlegging van de begrippen gedeeltelijk werkloos" en volledig werkloos" in de zin van artikel 71, lid 1, sub a, i en ii, van de verordening, de volgende vragen:
III De prejudiciële vragen
1) Is voor de beantwoording van de vraag of een grensarbeider gedeeltelijk werkloos is en derhalve op grond van het bepaalde in artikel 71, lid 1, sub a-i, van verordening nr. 1408/71 aangewezen is op een uitkering van de bevoegde lidstaat of volledig werkloos is en derhalve op grond van het bepaalde in artikel 71, lid 1, sub a-ii, van verordening nr. 1408/71 aangewezen op een uitkering van de lidstaat waar hij woont, relevant of de betrokken werknemer op grond van het nationale recht van de bevoegde lidstaat of de lidstaat waar hij woont als gedeeltelijk respectievelijk volledig werkloos moet worden aangemerkt, of dienen de begrippen gedeeltelijke respectievelijk volledige werkloosheid op eenduidige communautaire wijze te worden ingevuld?
2) Indien de kwalificatie naar nationaal recht van belang is, welke kwalificatie dient dan te prevaleren wanneer beoordeling conform het recht van de bevoegde lidstaat en beoordeling conform het recht van de lidstaat waar de werknemer woont, tot verschillende uitkomsten leiden?
3) Indien de kwalificatie naar nationaal recht niet van belang is en de begrippen gedeeltelijke respectievelijk volledige werkloosheid op eenduidige communautaire wijze moeten worden ingevuld, welk criterium dient daarbij dan te worden gehanteerd?
4) Komt daarbij doorslaggevende betekenis toe aan het al dan niet blijven bestaan van een band met het werkland, en zo ja, aan welke voorwaarden moet worden voldaan wil er sprake zijn van zodanige band? Is daarvan sprake indien:
a) een concreet uitzicht bestaat op hervatting van de werkzaamheden voor de werknemer bij de gewezen werkgever, of
b) de werknemer in hetzelfde land blijft werken, zij het in geringe omvang.
5) Of dient bij de invulling van het onder 3 bedoelde criterium een meer formele maatstaf te worden gehanteerd, zoals bijvoorbeeld het al dan niet voortbestaan van een arbeidsverhouding in arbeidsrechtelijke zin?
6) Is, gelet op de antwoorden op de hiervoor gestelde vragen, een grensarbeider die in aansluiting op zijn ontslag uit een fulltimedienstverband bij dezelfde werkgever gaat werken op basis van een parttimedienstverband, te beschouwen als een gedeeltelijk werkloze grensarbeider in de zin van het bepaalde van artikel 71, lid 1, sub a-i, van de verordening of als een volledig werkloze grensarbeider in de zin van het bepaalde in artikel 71, lid 1, sub a-ii, van de verordening?"
IV Bij het Hof ingediende opmerkingen
12. Wat de uitlegging van de begrippen gedeeltelijk werkloos" en volledig werkloos" in de zin van de verordening betreft, geeft het LISV in overweging, aansluiting te zoeken bij de rechtspraak van de hoogste Nederlandse rechter, de Centrale Raad van Beroep, volgens welke er sprake is van volledige werkloosheid wanneer ten tijde van het intreden van de werkloosheid een band tussen de werknemer en de werkgever die tot uitdrukking komt in een concreet uitzicht op hervatting van de werkzaamheden, niet meer aanwezig kan worden geacht. Bestaat een dergelijke band tussen de werknemer en de werkgever daarentegen nog steeds, dan is er sprake van gedeeltelijke werkloosheid of werkloosheid door onvoorziene omstandigheden, en moet de werknemer zich in geval van gedeeltelijke werkloosheid voor een werkloosheidsuitkering tot de bevoegde lidstaat wenden.
13. De Belgische regering verduidelijkt, dat er in België in geval van deeltijdarbeid geen recht op werkloosheidsuitkering voor niet-gewerkte uren bestaat. Er bestaat enkel als aanmoediging een beperkt recht op de zogeheten inkomensgarantie-uitkering. Daarbij gaat het om een forfaitair bedrag dat wordt toegekend aan volledig werklozen die deeltijdarbeid aanvaarden en daardoor hun werkloosheidsuitkering verliezen. Anders zouden die deeltijdwerknemers minder inkomen aan loon ontvangen dan zij voorheen aan werkloosheidsuitkeringen ontvingen.
14. Daar die inkomensgarantie-uitkering als uitkering in het kader van volledige werkloosheid wordt beschouwd, wordt zij eveneens toegekend aan in Nederland in deeltijd tewerkgestelde werknemers die in België woonachtig zijn en voorheen in België voor alle dagen van de week werkloosheidsuitkering ontvingen. Bij gedeeltelijke werkloosheid is er daarentegen sprake van tijdelijke schorsing van de uitvoering van de voltijd- of deeltijdarbeidsovereenkomst. In de Belgische wettelijke regeling worden onder meer de volgende omstandigheden erkend: schorsing ingevolge overmacht, ingevolge technische storing, wegens slecht weer of wegens gebrek aan werk om economische redenen. De in dat geval toegekende uitkering is een compensatie voor de uren dat niet gewerkt werd ingevolge onvoorziene omstandigheden en is evenredig aan het aantal uren dat de uitvoering van de arbeidsovereenkomst was geschorst. Volgens de Belgische regering bestrijken de begrippen gedeeltelijk werkloos" en door onvoorziene omstandigheden werkloos" in artikel 71, lid 1, sub a-i, van de verordening voor een groot deel dezelfde gevallen als in het Belgische recht.
15. Onder verwijzing naar verschillende arresten van het Hof stelt de Portugese regering zich op het standpunt, dat een grensarbeider die na afloop van een voltijdarbeidsovereenkomst met een bepaalde werkgever bij diezelfde werkgever in deeltijd gaat werken, moet worden beschouwd als een gedeeltelijk werkloze grensarbeider in de zin van artikel 71, lid 1, sub a-i, van de verordening.
16. De Commissie brengt om te beginnen in herinnering, dat volgens artikel 13, lid 1, van de verordening degenen op wie de verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat zijn onderworpen, en dat volgens de rechtspraak van het Hof de verordening aldus moet worden uitgelegd, dat niet alleen een positief conflict van socialezekerheidsregelingen van de lidstaten wordt vermeden, doch ook een negatief conflict.
17. Het tweede beginsel dat in het oog moet worden gehouden en dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, sub a, van de verordening, is dat de verordening is gebaseerd op het beginsel van lex loci laboris", dat wil zeggen dat de belanghebbende valt onder de socialezekerheidsregeling van de lidstaat waar hij werkt.
18. Bij artikel 71 van de verordening, dat een uitzondering op het beginsel bevat, is de gemeenschapswetgever ervan uitgegaan, dat een grensarbeider, wanneer hij werkloos is geworden en dus in het woonland verblijft, het best kan worden bijgestaan door en het best de uitkeringen waarop hij recht heeft kan ontvangen van het bevoegde orgaan van het woonland.
19. Zijn daarentegen de banden met het werkland niet volledig doorgesneden, met name omdat de belanghebbende er nog altijd een werkkring ook al zij het in deeltijd heeft, dan gaat de logica van de uitzondering op het beginsel van lex loci laboris" niet op en geldt dit beginsel weer.
20. Volgens de Commissie is een grensarbeider ,gedeeltelijk werkloos [...], indien hij nog steeds een (niet voltijdse) werkkring heeft op het grondgebied van de werkstaat, waardoor hij aan het socialezekerheidsstelsel van de werkstaat onderworpen blijft krachtens artikel 13, lid 2, sub a, van [de] verordening [...] Daarentegen is een ,volledig werkloze grensarbeider een persoon waarbij alle banden van arbeid en sociale verzekering met het land van werken zijn komen te vervallen."
V Beoordeling
21. Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat de verordening niet een gemeenschappelijk stelsel van sociale zekerheid heeft ingevoerd, doch slechts de coördinatie van de nationale stelsels beoogt. Er worden aanknopingscriteria opgesteld waarmee moet worden voorkomen, dat een migrerende werknemer onder geen enkel socialezekerheidsstelsel dan wel gelijktijdig onder de stelsels van twee lidstaten valt.
22. Toch legt de verwijzende rechter met de vraag, of een werknemer in de situatie van De Laat als volledig werkloze onder de Nederlandse socialezekerheidsregeling valt dan wel als gedeeltelijk werkloze onder de Belgische socialezekerheidsregeling, dan wel zoals de Belgische regering in wezen betoogt onder beide regelingen gelijktijdig, het Hof een dergelijk probleem voor.
De eerste en de tweede vraag
23. Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of de begrippen gedeeltelijk werkloos en volledig werkloos op eenduidige communautaire wijze moeten worden ingevuld. Alle lidstaten die opmerkingen hebben ingediend alsmede de Commissie zijn het erover eens, dat die vraag bevestigend dient te worden beantwoord.
24. Hiermee kan ik uiteraard niet anders dan instemmen.
25. Volgens vaste rechtspraak van het Hof immers heeft verordening nr. 1408/71, die is vastgesteld op basis van artikel 51 EEG-Verdrag, [...] als voornaamste doel, in elke lidstaat de toepassing volgens eenvormige, gemeenschappelijke criteria te verzekeren van de socialezekerheidsregelingen ten aanzien van werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen".
26. Met betrekking tot de vraag welke wettelijke regeling op een concrete situatie van toepassing is, heeft het Hof verklaard, dat uit de bepalingen van titel II van verordening nr. 1408/71 volgt, dat de toepasselijkheid van een nationale wetgeving wordt vastgesteld aan de hand van criteria die door de gemeenschapsvoorschriften zijn vastgelegd". Het staat namelijk weliswaar aan de wettelijke regeling van elke lidstaat [...], de voorwaarden vast te stellen waaronder het recht of de verplichting tot aansluiting bij een stelsel van sociale zekerheid of een bepaalde tak van een dergelijk stelsel ontstaat, doch dat wil niet zeggen dat de lidstaten zelf zouden kunnen bepalen in hoeverre hun eigen wettelijke regeling of die van een andere lidstaat van toepassing is".
27. Gelet op het antwoord dat ik voor de eerste vraag in overweging geef, behoeft de tweede vraag niet te worden beantwoord.
De derde, de vierde, de vijfde en de zesde vraag
28. Met de derde, de vierde en de vijfde vraag wenst de nationale rechter te vernemen, aan de hand van welke criteria naar gemeenschapsrecht moet worden uitgemaakt, of een werknemer gedeeltelijk dan wel volledig werkloos is.
29. Vervolgens wenst hij met zijn zesde vraag te vernemen, of iemand in de situatie van De Laat als gedeeltelijk werkloze grensarbeider in de zin van artikel 71, lid 1, sub a-i, van de verordening, dan wel als volledig werkloze grensarbeider in de zin van artikel 71, lid 1, sub a-ii, van de verordening is te beschouwen.
30. Het is evenwel buiten kijf, dat op grond van het gemeenschapsrecht een dergelijke werknemer niet als volledig werkloos kan worden aangemerkt.
31. Reeds het gezond verstand zegt, dat een volledig werkloze werknemer een werknemer is die ten gevolge van de beëindiging van zijn dienstverband geen werkzaamheden meer verricht en op zoek is naar een nieuwe werkkring.
32. Dit is overigens ook de definitie die de Commissie blijkens een op 12 januari 1996 ingediend en nog niet door de Raad aangenomen voorstel, in de verordening wilde doen opnemen.
33. Volgens dit voorstel wordt met een ,volledig werkloze werknemer een werknemer bedoeld met een verbroken of beëindigd arbeidsverband".
34. Onder die definitie zouden niet alleen werknemers vallen wier arbeidsovereenkomst is beëindigd en zij die zijn ontslagen, doch ook werknemers die zelf ontslag hebben genomen. Dit komt mij aannemelijk voor, aangezien de verordening hoe dan ook niet de materiële rechten vaststelt die een volledig werkloze werknemer kan doen gelden. Die rechten worden vastgesteld in de nationale wettelijke regelingen. Het kan dus gebeuren, dat een werknemer die vrijwillig zijn ontslag heeft ingediend in de ene lidstaat geen en in de andere lidstaat wel werkloosheidsuitkering ontvangt.
35. Gesteld kan dus worden, dat het begrip volledig werkloos" in de zin van de verordening duidt op de situatie van een werknemer wiens dienstverband is verbroken of beëindigd en die op zoek is naar een nieuwe werkkring.
36. Aangezien De Laat gedurende de betrokken periode in België beroepswerkzaamheden heeft verricht, kan hij niet als een volledig werkloze werknemer worden aangemerkt.
37. Daarentegen is het een open vraag, of De Laat gedeeltelijk werkloos dan wel deeltijdwerknemer is. Het is buiten kijf, dat degene die een arbeidsovereenkomst is aangegaan en tegen zijn wil slechts minder uren kan werken dan in die overeenkomst is bepaald, op grond van het gemeenschapsrecht als een gedeeltelijk werkloze werknemer moet worden beschouwd.
38. Geldt dit ook voor een situatie als die in casu waarin die verkorting van de werktijd binnen dezelfde onderneming geschiedde op basis van een nieuwe overeenkomst?
39. Op het eerste gezicht zou men geneigd kunnen zijn, die vraag bevestigend te beantwoorden in alle gevallen waarin de werknemer eerst was ontslagen en hem onmiddellijk na de oude (voltijd-) overeenkomst een nieuwe (deeltijd-) overeenkomst werd aangeboden.
40. Die benadering stuit evenwel op een moeilijkheid, namelijk hoe objectief moet worden bepaald, of men niet te maken heeft met een werknemer die er vrijwillig voor gekozen heeft korter te gaan werken. In beide gevallen immers zal de nieuwe overeenkomst maar al te vaak in dezelfde bewoordingen zijn gesteld.
41. Er kan namelijk niet volledig worden uitgesloten, dat een werknemer, anders dan De Laat, de facto voortaan alleen nog maar korter wil werken, dat hij zich daartoe binnen het bedrijf in een andere functie laat plaatsen, doch dat hij niettemin in de verleiding komt zich tot de bevoegde instanties te wenden om zijn inkomstenderving te compenseren door een uitkering wegens gedeeltelijke werkloosheid.
42. Zo de werknemer die met zijn werkgever een nieuwe overeenkomst voor kortere werktijden is aangegaan, al als gedeeltelijk werkloos zou moeten worden aangemerkt, valt voorts niet in te zien, waarin dit geval zou verschillen van dat van een werknemer die een dergelijke overeenkomst met een nieuwe werkgever zou aangaan. Ook die werknemer zou dus logischerwijs als gedeeltelijk werkloos moeten worden beschouwd.
43. Zou evenwel degene die met een nieuwe werkgever een nieuwe arbeidsovereenkomst voor werkzaamheden in deeltijd aangaat, als gedeeltelijk werkloos worden beschouwd, dan zou, voorzover de betrokkene nog altijd van plan is weer voor de volle tijd te gaan werken, de deur worden opengezet voor een aantal onzekere factoren. Dat zou immers betekenen, dat rekening werd gehouden met de bedoelingen van de werknemer, wat de verordening nu juist wil voorkomen.
44. Aan de uitlegging van het begrip gedeeltelijk werkloos moet mijns inziens vooral artikel 71, lid 1, sub a-i, van de verordening ten grondslag worden gelegd, dat bepaalt:
de grensarbeider die in de onderneming waarin hij werkzaam is, gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos is, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de bevoegde staat [...]"
45. De termen waarin hij werkzaam is" impliceren een continuïteit in het dienstverband, te weten dat de werknemer binnen hetzelfde bedrijf in deeltijd in plaats van voor de volle tijd is gaan werken, zonder dat de overeenkomst werd verbroken of de arbeidstijdverkorting in een addendum daarbij werd geregeld.
46. Zulks laat de inhoud onverlet van de rechten die iemand in de situatie van De Laat zou kunnen doen gelden in de staat waarvan de wettelijke regeling ingevolge de verordening op hem van toepassing is.
47. Ontlenen werknemers die een dienstverband met kortere werktijden zijn aangegaan, aan de toepasselijke wettelijke regeling, zoals die op grond van de criteria van het gemeenschapsrecht is vastgesteld, rechten op bepaalde uitkeringen, omdat zij volgens die wettelijke regeling voor werkloosheidsvergoeding in aanmerking komen, dan spreekt het vanzelf, dat een werknemer dergelijke uitkeringen niet kunnen worden geweigerd op grond dat hij in een andere lidstaat woonachtig is.
48. Een dergelijke weigering zou namelijk een rechtstreekse schending vormen van het discriminatieverbod van artikel 48 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikel 39 EG).
49. Alles bij elkaar genomen moet mijns inziens dus de werknemer die een arbeidsovereenkomst is aangegaan en tegen zijn wil slechts minder uren kan werken dan in die overeenkomst is bepaald, worden beschouwd als een gedeeltelijk werkloze werknemer in de zin van artikel 71, lid 1, sub a-i, van de verordening.
50. De verwijzende rechter verzoekt het Hof evenwel niet het begrip gedeeltelijk werkloos uit te leggen in verhouding tot het begrip deeltijdwerk. Voor de volgens de verordening toepasselijke wettelijke regeling maakt het overigens geen enkel verschil, of een werknemer onder de ene dan wel de andere categorie valt. Zowel artikel 71, lid 1, sub a-i (gedeeltelijk werkloze grensarbeider) als artikel 13, lid 2, sub a (werknemer die werkzaamheden in loondienst uitoefent, zelfs in deeltijd) past immers hetzelfde criterium toe, te weten dat van de plaats waar de werkzaamheden worden verricht.
51. Wat hij in wezen wenst te vernemen, is, of een werknemer in de situatie van De Laat als volledig werkloos in de zin van de verordening kan worden beschouwd, als gevolg waarvan op grond van artikel 71, lid 1, sub a-ii, de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woont, op hem van toepassing zou zijn.
52. Tussen partijen staat evenwel vast, dat De Laat gedurende de betrokken periode werkzaamheden in loondienst heeft uitgeoefend uit hoofde waarvan hij ingevolge artikel 13, lid 2, sub a, viel onder de wettelijke regeling van de lidstaat waar die werkzaamheden zijn verricht, in casu het Koninkrijk België.
53. Bovendien volgt uit de rechtspraak van het Hof, dat artikel 13, lid 2, sub a, van verordening nr. 1408/71 aldus moet worden uitgelegd, dat iemand die binnen de werkingssfeer van deze verordening valt en voor een gedeelte van de volle werktijd op het grondgebied van een lidstaat werkzaamheden in loondienst uitoefent, zowel gedurende de dagen waarop hij deze werkzaamheden uitoefent, als gedurende die waarop hij dat niet doet, aan de wettelijke regeling van die staat is onderworpen".
54. Derhalve geef ik het Hof in overweging, de derde, de vierde, de vijfde en de zesde vraag te beantwoorden als volgt:
Een grensarbeider die werkzaamheden in loondienst uitoefent, kan niet als volledig werkloos in de zin van verordening nr. 1408/71 worden beschouwd. Hij valt onder de wettelijke regeling van de lidstaat waar hij werkzaam is, ook al woont hij op het grondgebied van een andere lidstaat."
VI Conclusie
55. Gelet op een en ander, geef ik het Hof in overweging, de door de Arrondissementsrechtbank te Roermond gestelde vragen te beantwoorden als volgt:
1) De begrippen ,volledig werkloos en ,gedeeltelijk werkloos in artikel 71, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, dienen een communautaire uitlegging te krijgen.
2) Een grensarbeider die werkzaamheden in loondienst uitoefent, kan niet als volledig werkloos in de zin van verordening nr. 1408/71 worden beschouwd. Hij valt onder de wettelijke regeling van de lidstaat waar hij werkzaam is, ook al woont hij op het grondgebied van een andere lidstaat."