EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997TO0183

Beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 26 september 1997.
Carla Micheli en anderen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Gemeenschappelijk beleid op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling - Programma MAST III - Besluit tot vaststelling van de lijst van de voor gemeenschapssteun in aanmerking komende projectvoorstellen - Kort geding - Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging.
Zaak T-183/97 R.

Jurisprudentie 1997 II-01473

ECLI identifier: ECLI:EU:T:1997:136

61997B0183

Beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 26 september 1997. - Carla Micheli en anderen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen. - Gemeenschappelijk beleid op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling - Programma MAST III - Besluit tot vaststelling van de lijst van de voor gemeenschapssteun in aanmerking komende projectvoorstellen - Kort geding - Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging. - Zaak T-183/97 R.

Jurisprudentie 1997 bladzijde II-01473


Samenvatting

Trefwoorden


1 Kort geding - Voorwaarden voor ontvankelijkheid - Ontvankelijkheid van beroep in hoofdzaak - Irrelevant - Grenzen

(EG-Verdrag, art. 185; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 1)

2 Handelingen van de instellingen - Motivering - Verplichting - Draagwijdte - Handelingen vastgesteld in kader van beoordelingsvrijheid

(EG-Verdrag, art. 190)

3 Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorwaarden - Ernstige en onherstelbare schade - Begrip - Bewijslast

(EG-Verdrag, art. 185; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2; beschikking 94/804 van de Raad)

Samenvatting


4 De ontvankelijkheid van het beroep in de hoofdzaak moet in beginsel niet worden onderzocht in het kader van een kort geding. Het dient te worden aangehouden tot het onderzoek van het beroep in de hoofdzaak - tenzij dit op het eerste gezicht als kennelijk niet-ontvankelijk voorkomt - teneinde de beslissing van het Gerecht in de hoofdzaak niet te prejudiciëren.

5 Wanneer de instellingen van de Gemeenschap over een beoordelingsvrijheid beschikken, is de naleving van de door de communautaire rechtsorde in administratieve procedures geboden waarborgen van des te groter fundamenteel belang. Tot die waarborgen behoren met name de verplichting voor de bevoegde instelling om alle relevante gegevens van het geval zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken, het recht van de belanghebbende om zijn standpunt kenbaar te maken, alsmede zijn recht op een beschikking die toereikend is gemotiveerd. Enkel dan kan de gemeenschapsrechter nagaan, of voldaan is aan alle feitelijke en juridische vereisten waarvan de uitoefening van de beoordelingsvrijheid afhangt, met dien verstande overigens, dat het in artikel 190 van het Verdrag geformuleerde beginsel van een voldoende nauwkeurige motivering een van de fundamentele beginselen van het gemeenschapsrecht is. De verlangde motivering moet evenwel aangepast zijn aan de aard van de betrokken handeling en aan de ernst van haar consequenties voor de adressaten ervan. Het volstaat, dat de redenering van de instelling daarin duidelijk en ondubbelzinnig tot uiting komt, zonder dat de verschillende relevante elementen, feitelijk en rechtens, hoeven te worden gepreciseerd.

6 Ter beoordeling van de spoedeisendheid van een voorlopige maatregel moet worden nagegaan, of de tenuitvoerlegging van de bestreden handeling vóór de uitspraak van de gemeenschapsrechter in de hoofdzaak, de partij die om de maatregelen verzoekt, ernstige en onherstelbare schade berokkent, die niet zou kunnen worden hersteld indien de bestreden handeling nietig werd verklaard, of die, ofschoon voorlopig, niet evenredig zou zijn aan het belang dat de verwerende partij erbij heeft, dat haar handelingen ten uitvoer worden gelegd ook wanneer daartegen een beroep in rechte is ingesteld. Het is aan de verzoekende partij om aan te tonen, dat aan die voorwaarden is voldaan.

Een verzoek in kort geding van degeen die bij de Commissie een voorstel voor een project heeft ingediend in het kader van het bij beschikking 94/804 bedoelde specifieke programma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, en dat strekt tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een besluit tot vaststelling van de lijst van de uit dien hoofde te financieren voorstellen, waarbij het door de verzoeker ingediende voorstel is uitgesloten, moet worden afgewezen, voor zover de gevraagde opschorting deze laatste niet onmiddellijk en automatisch toegang tot de gemeenschapsfinanciering zou verschaffen, bij de belangenafweging de schaal ten gunste van de afwijzing van het verzoek doorslaat, daar het verlenen van de opschorting ernstig zou afdoen aan de rechten van derden wier voorstellen op de lijst voorkomen en de actie van de Gemeenschap op het betrokken gebied zou belemmeren, de materiële schade bij niet-opschorting voor de verzoeker slechts ver weg ligt, onzeker en hypothetisch is en de immateriële schade wegens het verlies aan wetenschappelijk prestige door de uitsluiting van de verzoeker in aanmerking kan komen voor een passende vergoeding bij wege van de nietigverklaring van het bestreden besluit.

Top