EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997CO0248

Beschikking van de president van het Hof van 10 september 1997.
Luis Manuel Chaves Fonseca Ferrão tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen).
Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Spoedeisenheid.
Zaak C-248/97 P (R).

Jurisprudentie 1997 I-04729

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1997:394

61997O0248

Beschikking van de president van het Hof van 10 september 1997. - Luis Manuel Chaves Fonseca Ferrão tegen Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen). - Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Spoedeisenheid. - Zaak C-248/97 P (R).

Jurisprudentie 1997 bladzijde I-04729


Samenvatting

Trefwoorden


1 Kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorlopige maatregelen - Voorwaarden - "Fumus boni juris" - Ernstige en onherstelbare schade - Beoordelingsbevoegdheid van rechter in kort geding - Cumulatieve voorwaarden - Gevolgen in kader van hogere voorziening

(EG-Verdrag, art. 185 en 186; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 83, lid 2; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

2 Hogere voorziening - Middelen - Ontoereikende motivering - Toepassing in geval van beschikkingen in kort geding

Samenvatting


3 In het kader van zijn algemene onderzoek van een verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging of om andere voorlopige maatregelen, beschikt de rechter in kort geding over een ruime beoordelingsvrijheid en kan hij, met inachtneming van de bijzonderheden van de zaak, vrij bepalen hoe en in welke volgorde deze verschillende voorwaarden moeten worden onderzocht, wanneer geen enkele gemeenschapsrechtelijke regel hem voor de beoordeling van de noodzaak van voorlopige maatregelen een vooraf vastgesteld onderzoeksschema voorschrijft.

Bijgevolg kunnen in het kader van een hogere voorziening tegen een beschikking waarbij een verzoek om voorlopige maatregelen is afgewezen op grond dat de maatregelen waarom was verzocht, niet spoedeisend waren, middelen betreffende de fumus boni juris, waarmee evenwel niet wordt betwist dat er geen sprake was van spoedeisendheid, niet tot een, al was het maar gedeeltelijke, vernietiging van de beschikking leiden.

4 Van de rechter in kort geding kan niet worden geëist, dat hij uitdrukkelijk antwoordt op alle in de loop van het kort geding besproken rechtsvragen en feitelijke vragen. Het is voldoende, dat de door hem in aanmerking genomen redenen, gelet op de omstandigheden van de zaak, zijn beschikking behoorlijk rechtvaardigen en het Hof in staat stellen zijn rechterlijke controle uit te oefenen.

Top