EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61997CO0128

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 30 april 1998.
Strafzaak tegen Italia Testa en Mario Modesti, in aanwezigheid van Società Italiana degli Autori ed Editori (SIAE).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Pretura circondariale di Roma - Italië.
Prejudiciële verwijzing - Niet-ontvankelijkheid.
Gevoegde zaken C-128/97 en C-137/97.

Jurisprudentie 1998 I-02181

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1998:187

61997O0128

Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 30 april 1998. - Strafzaak tegen Italia Testa en Mario Modesti, in aanwezigheid van Società Italiana degli Autori ed Editori (SIAE). - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Pretura circondariale di Roma - Italië. - Prejudiciële verwijzing - Niet-ontvankelijkheid. - Gevoegde zaken C-128/97 en C-137/97.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-02181


Samenvatting

Trefwoorden


Prejudiciële vragen - Ontvankelijkheid - Vragen gesteld zonder voldoende preciseringen van juridische en feitelijke context - Vragen gesteld in context die bruikbaar antwoord uitsluit

(EG-Verdrag, art. 177; 's Hofs Statuut-EG, art. 20)

Samenvatting


Wegens het vereiste om tot een voor de nationale rechter nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te komen, is het noodzakelijk dat deze een omschrijving geeft van het feitelijk en juridisch kader waarin de gestelde vragen moeten worden geplaatst, of althans de feiten uiteenzet waarop die vragen zijn gebaseerd.

Dienaangaande dienen de in de verwijzingsbeschikkingen verstrekte gegevens en gestelde vragen niet enkel het Hof in staat te stellen om een bruikbaar antwoord te geven, doch ook de regeringen der lidstaten en de belanghebbende partijen de mogelijkheid te bieden, overeenkomstig artikel 20 van 's Hofs Statuut opmerkingen te maken.

Het Hof dient erop toe te zien, dat deze mogelijkheid gewaarborgd blijft, nu ingevolge genoemde bepaling alleen de verwijzingsbeschikkingen ter kennis van de belanghebbende partijen worden gebracht.

Bijgevolg is het verzoek van een nationale rechter die niet voldoende duidelijk de nationale regeling beschrijft in het kader waarvan hij zijn vragen stelt, niet vermeldt waarom hij twijfelt aan de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht van sommige bepalingen van nationaal recht, noch waarom hij een antwoord op zijn vragen noodzakelijk acht voor de beslechting van het bij hem aanhangige geschil, kennelijk niet-ontvankelijk, omdat het Hof niet in staat wordt gesteld een nuttige uitlegging van het gemeenschapsrecht te geven.

Top