This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61996CJ0270
Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 12 March 1998. # Laboratoires Sarget SA v Fonds d'intervention et de régularisation du marché du sucre (FIRS). # Reference for a preliminary ruling: Tribunal administratif de Paris - France. # Refund for use of sugar in the manufacture of certain chemical products - Anti-asthenia products - Tariff classification. # Case C-270/96.
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 maart 1998.
Laboratoires Sarget SA tegen Fonds d'intervention et de régularisation du marché du sucre (FIRS).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal administratif de Paris - Frankrijk.
Restitutie voor gebruik van suiker bij productie van bepaalde chemische producten - Anti-asthenieproducten - Tariefindeling.
Zaak C-270/96.
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 maart 1998.
Laboratoires Sarget SA tegen Fonds d'intervention et de régularisation du marché du sucre (FIRS).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal administratif de Paris - Frankrijk.
Restitutie voor gebruik van suiker bij productie van bepaalde chemische producten - Anti-asthenieproducten - Tariefindeling.
Zaak C-270/96.
Jurisprudentie 1998 I-01121
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1998:103
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 12 maart 1998. - Laboratoires Sarget SA tegen Fonds d'intervention et de régularisation du marché du sucre (FIRS). - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal administratif de Paris - Frankrijk. - Restitutie voor gebruik van suiker bij productie van bepaalde chemische producten - Anti-asthenieproducten - Tariefindeling. - Zaak C-270/96.
Jurisprudentie 1998 bladzijde I-01121
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
Gemeenschappelijk douanetarief - Tariefposten - Product zonder specifieke therapeutische en profylactische kenmerken - Indeling als "geneesmiddel" onder post 30 04 van gecombineerde nomenclatuur - Uitgesloten - Product dat geneesmiddel is in de zin van richtlijn 65/65 - Niet van doorslaggevend belang voor tariefindeling
(Verordening nr. 1010/86 van de Raad; richtlijn 65/65 van de Raad)
Een product in de vorm van kauwtabletten, bruistabletten en een drinkbare oplossing in de vorm van ampullen die uit dezelfde werkzame stof bestaan, waarbij één oraal in te nemen ampul van 5 milliliter 1 gram arginineaspartaat als enig werkzame stof, alsmede vulstoffen en natrium bevat, alsmede een product in de vorm van zakjes poeder voor een drinkbare oplossing en een drinkbare oplossing in de vorm van ampullen, dat 3 gram arginineglutamaat, de werkzame stof van het product, bevat, dat dezelfde therapeutische werkingen heeft als arginineaspartaat, en dat min of meer dezelfde samenstelling als eerstgenoemd product heeft en dezelfde therapeutische indicaties, kunnen niet worden ingedeeld onder post 30 04 van de gecombineerde nomenclatuur en vallen daarom niet onder verordening nr. 1010/86 houdende vaststelling van de algemene voorschriften inzake de restitutie bij de productie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker, wanneer niet is aangetoond dat de producten nauwkeurig omschreven therapeutische en profylactische kenmerken hebben, waarvan de werking zich op welbepaalde functies van het menselijk organisme richt, noch dat zij gebruikt konden worden ter voorkoming of behandeling van specifieke ziekten of kwalen.
Een product dat als drinkbare oplossing in de vorm van ampullen van 5 of 10 milliliter wordt verkocht, waarbij een ampul van 5 milliliter 15 microgram vitamine B12 bevat en een ampul van 10 milliliter de dubbele hoeveelheid, alsmede aminozuren en conserveermiddelen, en een product in de vorm van oraal in te nemen ampullen van 5 of 10 milliliter voor volwassenen, dat 500 microgram vitamine B12 per ampul van 10 milliliter, en 250 microgram vitamine B12 per ampul van 5 milliliter bevat, alsmede aminozuren en conserveermiddelen, kunnen om dezelfde redenen evenmin onder post 30 04 worden ingedeeld en vallen dus niet onder verordening nr. 1010/86.
Noch het feit, dat de nationale bevoegde autoriteiten krachtens richtlijn 65/65 betreffende farmaceutische specialiteiten een vergunning voor het op de markt brengen hebben verleend, noch het feit dat zij volgens de wettelijke regeling van die staat als "geneesmiddel" worden aangemerkt, noch de aanbiedingsvorm van die producten is voor de indeling van dergelijke producten van doorslaggevend belang.
In zaak C-270/96,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Tribunal administratif de Paris, in het aldaar aanhangig geding tussen
Laboratoires Sarget SA
en
Fonds d'intervention et de régularisation du marché du sucre (FIRS),
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad van 25 maart 1986 houdende vaststelling van de algemene voorschriften inzake de restitutie bij de productie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker (PB L 94, blz. 9), zoals gewijzigd bij artikel 9 van verordening (EEG) nr. 1714/88 van de Commissie van 13 juni 1988 tot wijziging van een aantal verordeningen betreffende de toepassing van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker in verband met de invoering van de gecombineerde nomenclatuur (PB L 152, blz. 23), alsmede over de uitlegging van hoofdstuk 30 van de gecombineerde nomenclatuur, zoals vastgesteld bij bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE
(Vierde kamer),
samengesteld als volgt: R. Schintgen, president van de Tweede kamer, waarnemend voor de president van de Vierde kamer, P. J. G. Kapteyn en J. L. Murray (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: M. B. Elmer
griffier: L. Hewlett, administrateur,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
- Laboratoires Sarget SA, vertegenwoordigd door F. Meunier en J.-C. Demoulin, advocaten te Parijs,
- de Franse regering, vertegenwoordigd door C. de Salins, onderdirecteur bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en F. Pascal, attaché bij de centrale administratie van die directie, als gemachtigden,
- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Nolin, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van Laboratoires Sarget SA, vertegenwoordigd door J.-D. Touraille, advocaat te Parijs, bijgestaan door A. Gillet, deskundige, de Franse regering, vertegenwoordigd door F. Pascal, en de Commissie, vertegenwoordigd door M. Nolin, ter terechtzitting van 5 juni 1997,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 juli 1997,
het navolgende
Arrest
1 Bij vonnis van 12 juni 1996, binnengekomen bij het Hof op 8 augustus daaraanvolgend, heeft het Tribunal administratif de Paris krachtens artikel 177 EG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad van 25 maart 1986 houdende vaststelling van de algemene voorschriften inzake de restitutie bij de productie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker (PB L 94, blz. 9), zoals gewijzigd bij artikel 9 van verordening (EEG) nr. 1714/88 van de Commissie van 13 juni 1988 tot wijziging van een aantal verordeningen betreffende de toepassing van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker in verband met de invoering van de gecombineerde nomenclatuur (PB L 152, blz. 23), alsmede over de uitlegging van hoofdstuk 30 van de gecombineerde nomenclatuur, zoals vastgesteld bij bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1; hierna: "GN").
2 Deze vraag is gerezen in een geding tussen Laboratoires Sarget SA (hierna: "Sarget") en het Fonds d'intervention et de régularisation du marché du sucre (hierna: "FIRS"), ter zake van de terugbetaling van productierestituties die aan Sarget waren verleend in verband met het gebruik door deze onderneming van suiker bij de productie van bepaalde chemische producten.
3 Verordening nr. 1010/86, zoals gewijzigd bij artikel 9 van verordening nr. 1714/88 in verband met de invoering van de GN, betreft de verlening van restituties aan ondernemingen die bij de productie van bepaalde chemische producten suiker gebruiken.
4 Met het oog op de ontwikkeling van de markt voor suiker, en om het prijsverschil tussen de communautaire koers en de wereldkoers te compenseren, kent verordening nr. 1010/86 productierestituties toe voor de vervaardiging van saccharosehoudende producten. Volgens de artikelen 1 en 2, lid 1, wordt de restitutie verleend door de lidstaat op wiens grondgebied de verwerking van de "basisproducten" tot de in de bijlage bij de verordening vermelde "chemische producten" plaatsvindt. Tot die chemische producten behoren de farmaceutische producten bedoeld in hoofdstuk 30 van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: "GDT"), sinds verordening nr. 1714/88, die voor het hoofdgeding relevant is, hoofdstuk 30 GN.
5 Krachtens verordening nr. 1010/86 verzocht het FIRS de potentiële gebruikers in 1986, de aanvragen om voorafgaande erkenning bij hem in te dienen, teneinde in voorkomend geval voor deze restituties in aanmerking te komen.
6 Bij brief van 11 juli 1986 verzocht Sarget het FIRS om een erkenning voor het gebruik van suiker bij de vervaardiging van producten die haars inziens onder de bijlage bij verordening nr. 1010/86 vielen. In deze aanvraag werd onder de te vervaardigen producten melding gemaakt van de specialiteiten Sargenor, Lysivit, Sarvit en Dynamisan, die volgens de verklaring van Sarget onder post 30 03 van het GDT vielen. Op grond van deze verklaring verleende FIRS op 15 juli 1986 de erkenning, zodat Sarget restituties ontving voor de suiker die bij de vervaardiging van deze producten werd gebruikt.
7 Bij brief van 15 november 1988 verzocht Sarget om verlenging van de erkenning voor dezelfde producten, thans met de verklaring dat zij onder post 30 04 van de GN vielen. Op grond van deze verklaring werd op 17 november 1988 een nieuwe erkenning verleend.
8 Na onderzoek van monsters van de producten Sargenor, Lysivit, Sarvit en Dynamisan, maakte de douaneadministratie op 22 juni 1990 een proces-verbaal tegen Sarget op, omdat zij van mening was, dat deze producten moesten worden ingedeeld onder hoofdstuk 21 van de GN, getiteld "Diverse producten voor menselijke consumptie", een hoofdstuk dat niet is overgenomen in de bijlage bij verordening nr. 1010/86 in haar gewijzigde versie, en dat dus producten bevat die niet in aanmerking komen voor productierestituties.
9 Na dit proces-verbaal bracht het FIRS op 17 februari 1995 een executoriale titel ter waarde van 2 545 059,66 FF tegen Sarget uit, zijnde de restituties die deze van 1989 tot 1991 ten onrechte had ontvangen.
10 Bij verzoekschrift van 18 april 1995 verzocht Sarget het Tribunal administratif om nietigverklaring van deze terugvordering.
11 Van oordeel, dat de beslechting van het bij hem aanhangig geding afhing van de uitlegging van bepalingen van gemeenschapsrecht, heeft de verwijzende rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende vraag voorgelegd:
"Vallen de producten Sargenor, Sarvit, Lysivit en Dynamisan, gelet op hun samenstelling, aanbiedingsvorm en werking, onder verordening nr. 1010/86 van de Raad van 25 maart 1986 betreffende de indeling van goederen onder hoofdstuk 30 van het gemeenschappelijk douanetarief, of onder een ander hoofdstuk?"
12 Om te beginnen zij eraan herinnerd, dat in verordening nr. 1010/86 weliswaar regels zijn vastgesteld in verband met de toekenning van restituties aan ondernemingen die suiker gebruiken voor de vervaardiging van bepaalde chemische producten, in het bijzonder de farmaceutische producten van hoofdstuk 30 GN, doch dat deze verordening niet de indeling van bepaalde goederen onder bepaalde GN-posten betreft. Deze verordening duidt enkel de GN-code aan van de producten waarvan de vervaardiging in aanmerking komt voor een productierestitutie.
13 Zo zal een bepaald product slechts kunnen vallen onder verordening nr. 1010/86, in de versie voortvloeiend uit artikel 9 van verordening nr. 1714/88, wanneer het onder een van de in de bijlage bij de verordening vermelde GN-posten is ingedeeld.
14 In een geval als in het hoofdgeding aan de orde is, kan van de verschillende hoofdstukken, posten en onderverdelingen die in de bijlage bij bedoelde verordening zijn genoemd, enkel hoofdstuk 30 in aanmerking komen.
15 Onder deze omstandigheden moet de vraag van de verwijzende rechter aldus worden opgevat, dat zij ertoe strekt te vernemen, of producten die dezelfde bestanddelen, en in dezelfde hoeveelheden, bevatten als Sargenor, Lysivit, Sarvit of Dynamisan, onder hoofdstuk 30 van de GN vallen, en daarmee onder verordening nr. 1010/86, in de versie voortvloeiend uit artikel 9 van verordening nr. 1714/88.
16 Voor de beantwoording van deze vraag moet worden gepreciseerd, dat volgens vaste rechtspraak, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in beginsel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten zijn omschreven (zie voor het GDT, arresten van 1 juni 1995, Thyssen Haniel Logistic, C-459/93, Jurispr. blz. I-1381, punt 8, en 14 december 1995, Colin en Dupré, C-106/94 en C-139/94, Jurispr. blz. I-4759, punt 22, en, voor de GN, arrest van 6 november 1997, LTM, C-201/96, blz. I-0000, punt 17). Bovendien bestaan er voor de GN toelichtingen van de Europese Commissie, en voor het geharmoniseerde systeem betreffende de omschrijving en de codering van goederen, van de Internationale Douaneraad, die belangrijke hulpmiddelen vormen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, maar rechtens niet bindend zijn (arresten van 16 juni 1994, Develop Dr. Eisbein, C-35/93, Jurispr. blz. I-2655, punt 21, en LTM, reeds aangehaald, punt 17).
17 Post 30 04 GN omvat "geneesmiddelen (andere dan de producten bedoeld bij de posten 30 02, 30 05 en 30 06), bestaande uit al dan niet vermengde producten voor therapeutisch of profylactisch gebruik, in afgemeten hoeveelheden, dan wel opgemaakt voor de verkoop in het klein".
18 Volgens aantekening 1 bij hoofdstuk 30 GN, omvat dit hoofdstuk niet dieetvoeding, veredelde voedingsmiddelen, voedingsmiddelen voor diabetici, voedingssupplementen, opwekkende dranken (tonica) en mineraalwater, waarvoor in afdeling IV GN in een eigen stelsel is voorzien.
19 Afdeling IV GN omvat hoofdstuk 21, getiteld "Diverse producten voor menselijke consumptie".
20 Volgens de Toelichtingen van de Internationale Douaneraad bij post 21 06, "Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen", omvat deze post onder meer de preparaten, vaak voedingssupplementen genoemd, op basis van plantenextracten, vruchtenconcentraten, honing, fructose, enz. waaraan vitaminen en soms zeer kleine hoeveelheden ijzerverbindingen zijn toegevoegd. Deze aantekeningen preciseren evenwel ook, dat soortgelijke preparaten die bestemd zijn ter voorkoming of behandeling van ziekten of kwalen, niet onder dit hoofdstuk vallen, doch wel onder de posten 30 03 of 30 04 GN.
21 Sarget herinnert eraan, dat Sargenor niet alleen in Frankrijk en in acht overige lidstaten, maar eveneens in een veertigtal andere landen als geneesmiddel is geregistreerd. Bovendien is zij van mening, dat de definitie van "geneesmiddel" in de zin van richtlijn 65/65/EEG van de Raad van 26 januari 1965 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake farmaceutische specialiteiten (PB L 22, blz. 369), nauw aansluit bij die voortvloeiende uit de rechtspraak van het Hof inzake de beslissende criteria voor de tariefindeling van goederen in de GN. Haars inziens wordt de eerbiediging van het rechtszekerheidsbeginsel niet bedreigd, indien het Hof in casu, bij de bepaling van de tariefindeling van Sargenor, onder meer rekening houdt met de talrijke kwalificaties voortvloeiende uit de diverse nationale wettelijke regelingen.
22 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat de algemene opmerkingen voorafgaand aan de Toelichtingen bij de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschappen met betrekking tot hoofdstuk 30 GN preciseren, dat "de beschrijving van een product als geneesmiddel in de wetgeving van de Gemeenschap (andere dan wetgeving met betrekking tot de indeling in de gecombineerde nomenclatuur), in nationale wetgeving van een lidstaat of in een farmacopee, niet doorslaggevend is voor de indeling in dit hoofdstuk".
23 Het begrip "farmaceutisch product" in de GN, heeft namelijk niet dezelfde inhoud als het begrip "geneesmiddel" in richtlijn 65/65. Laatstgenoemde richtlijn beoogt, naast de verwezenlijking van haar voornaamste doel - de bescherming van de volksgezondheid -, tevens de belemmeringen van het intracommunautaire handelsverkeer van farmaceutische specialiteiten althans ten dele op te heffen (zie arrest van 30 november 1983, Van Bennekom, 227/82, Jurispr. blz. 3883, punt 14). Richtlijn 65/65 creëert derhalve een kader waarin, ter bevordering van het handelsverkeer, én ter bescherming van de volksgezondheid, een relatief ruim aanbod van producten onder het in de wettelijke regeling inzake geneesmiddelen neergelegde controlesysteem valt. Bovendien zij eraan herinnerd, dat het Hof in het arrest van 21 maart 1991, Delattre (C-369/88, Jurispr. blz. I-1487, punten 27 en 29) met betrekking tot richtlijn 65/65 heeft vastgesteld, dat de omstandigheid dat een product in een andere lidstaat als levensmiddel wordt gekwalificeerd, niet belet dat het in de betrokken lidstaat als geneesmiddel wordt erkend wanneer het de kenmerken daarvan vertoont, en het tevens heeft erkend, dat zolang de harmonisatie van de voor de bescherming van de gezondheid noodzakelijke maatregelen niet is voltooid, moeilijk valt te vermijden, dat tussen de lidstaten verschillen inzake de kwalificatie van de producten in het kader van de richtlijn blijven bestaan.
24 Daarentegen luidt de achtste overweging van de considerans van verordening nr. 2658/87, "dat het onontbeerlijk is dat de gecombineerde nomenclatuur en iedere andere nomenclatuur die de gecombineerde nomenclatuur geheel of gedeeltelijk (...) overneemt, uniform door alle lidstaten worden toegepast". De GN-bepalingen moeten dus door alle lidstaten op dezelfde wijze worden uitgelegd.
25 Het feit dat de bevoegde Franse autoriteiten voor de producten die in het hoofdgeding aan de orde zijn, krachtens richtlijn 65/65 een vergunning voor het op de markt brengen hebben afgegeven en die producten volgens de wettelijke regeling van die staat dus als geneesmiddel worden beschouwd, betekent niet noodzakelijkerwijs, dat zij als farmaceutische producten in de GN moeten worden ingedeeld.
26 Hetzelfde geldt voor het belang van de aanbiedingsvorm van een product voor de bepaling van de indeling ervan in de GN. Hoewel volgens de rechtspraak van het Hof een dergelijk element een aanwijzing vormt om de betrokken producten als geneesmiddelen in de zin van richtlijn 65/65 te kunnen beschouwen (zie in die zin, arrest LTM, reeds aangehaald, punt 27), moet het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de GN, zoals in punt 16 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, in beginsel worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten zijn omschreven.
27 De criteria die in de aantekeningen aan het begin van hoofdstuk 30 GN voor de tariefindeling van producten zijn gegeven, verwijzen niet naar de aanbiedingsvorm van deze producten. Gesteld al dat een dergelijk element als relevant zou kunnen worden aangemerkt, is het dus niet bepalend voor de GN-indeling van producten.
28 Voor het overige zij eraan herinnerd, dat het Hof in het arrest van 14 januari 1993, Bioforce (C-177/91, Jurispr. blz. I-45, punt 12), heeft bevestigd, dat een farmaceutisch product in de zin van post 30 04 GN nauwkeurig omschreven therapeutische en vooral profylactische kenmerken heeft, waarvan de werking zich op welbepaalde functies van het menselijk organisme richt.
29 Onderzocht moet dus worden, of de producten die in het hoofdgeding aan de orde zijn, therapeutische en profylactische eigenschappen hebben, en in het bijzonder, of zij gebruikt kunnen worden ter voorkoming of behandeling van ziekten of kwalen.
Sargenor en Dynamisan
30 Blijkens het dossier bestond Sargenor ten tijde van de relevante feiten in drie verschillende aanbiedingsvormen: kauwtabletten, bruistabletten en een drinkbare oplossing in de vorm van ampullen, die uit dezelfde werkzame stof bestonden. Volgens het klinisch deskundigenrapport, dat als bijlage bij de opmerkingen van Sarget is opgenomen, bevatte één oraal in te nemen ampul van 5 milliliter Sargenor, 1 gram arginine aspartaat als enig werkzame stof, alsmede vulstoffen en natrium.
31 Uit dit rapport volgt eveneens, dat de dosering voor volwassenen twee of drie ampullen per dag bedraagt, en bij kinderen ouder dan 30 maanden een halve tot twee ampullen per dag, afhankelijk van de leeftijd. Met betrekking tot arginine aspartaat voegt het rapport hieraan toe, dat een overschrijding van deze dosis (tweevoudige of zelfs drievoudige dosis), gelet op de beschikbare gegevens, geen gevolgen zou hebben.
32 Sarget en de Franse regering stellen om te beginnen, dat arginine aspartaat therapeutische en profylactische werkingen heeft bij de behandeling van de huns inziens ziekelijke aandoening asthenie.
33 Voorts stellen zij, dat Sargenor sinds lange tijd wordt gebruikt ter bestrijding van functionele asthenie, asthenie na een infectie of operatie, alsmede diabetische asthenie. Ten slotte betogen zij, in de eerste plaats, dat de oorzaken van asthenie met name kwaadaardige aandoeningen, infecties, stofwisselingsziekten en hart- en vaatziekten zijn en, in de tweede plaats, dat bepaalde vormen van asthenie gepaard gaan met geestesziekten.
34 Blijkens het dossier in het hoofdgeding bestaat Dynamisan in twee verschillende aanbiedingsvormen: zakjes poeder voor een drinkbare oplossing en een drinkbare oplossing in de vorm van ampullen. Het bevat 3 gram arginine glutamaat, de werkzame stof van het product. Laatstgenoemde stof heeft dezelfde therapeutische werkingen als arginine aspartaat. Dynamisan heeft min of meer dezelfde samenstelling als Sargenor en is bestemd voor dezelfde therapeutische indicaties.
35 Sarget en de Franse regering wijzen op het feit, dat er een verschil is tussen asthenie en vermoeidheid. Vermoeidheid treedt op na het verrichten van uitzonderlijke arbeid of een langdurige inspanning, terwijl asthenie een algemene duidelijke verzwakking is, zonder dat er een oorzakelijk verband met arbeid of inspanning bestaat.
36 Dit onderscheid tussen asthenie en vermoeidheid is door de Commissie ter terechtzitting betwist. Haars inziens stellen sommige artsen zich op het standpunt, dat asthenie een staat van vermoeidheid is.
37 Opgemerkt zij, dat het niet aan het Hof staat vast te stellen, of asthenie een ziekte is die zich van normale vermoeidheid onderscheidt. Zelfs al kan asthenie als een ziekte worden aangemerkt, dit zou niet beslissend zijn voor de vraag, of Sargenor en Dynamisan nauwkeurig omschreven therapeutische en profylactische kenmerken hebben, waarvan de werking zich op welbepaalde functies van het menselijk organisme richt, en of zij gebruikt kunnen worden ter voorkoming of behandeling van ziekten of kwalen.
38 Blijkens het dossier van het hoofdgeding betreffen de door Sarget overgelegde onderzoeken alsmede die waarnaar de Franse regering in haar opmerkingen verwijst, de werking van arginine of van arginine aspartaat bij verschillende ziekteoorzaken, en niet die van Sargenor of Dynamisan. Bovendien hebben deze onderzoeken voornamelijk betrekking op de werking van arginine of van arginine aspartaat tegen bepaalde ziekten, zoals kanker, die Sargenor en Dynamisan niet zouden behandelen. Voorts heeft Sarget niet aangetoond, dat er een verband bestaat tussen Sargenor en Dynamisan enerzijds en de onderzoeken over de werking van arginine en van arginine aspartaat bij de behandeling van de ziekten die in die onderzoeken aan de orde komen anderzijds.
39 Niet is aangetoond, dat Sargenor en Dynamisan nauwkeurig omschreven therapeutische en profylactische kenmerken hadden, waarvan de werking zich op welbepaalde functies van het menselijk organisme richt, noch dat zij gebruikt konden worden ter voorkoming of behandeling van specifieke ziekten of kwalen.
40 Onder deze omstandigheden kunnen producten als Sargenor en Dynamisan niet onder post 30 04 van de GN worden ingedeeld.
Lysivit en Sarvit
41 Blijkens het dossier werd Lysivit ten tijde van de relevante feiten verkocht in een drinkbare oplossing in de vorm van ampullen van 5 of 10 milliliter. Een ampul van 5 milliliter bevatte 15 microgram vitamine B12, een ampul van 10 milliliter de dubbele hoeveelheid. De ampullen Lysivit bevatten voorts aminozuren en conserveermiddelen.
42 De dosering van Lysivit bedraagt voor kinderen één tot drie ampullen van 5 milliliter per dag. Deze dosering verschaft gemiddeld 30 microgram vitamine B12 per dag. Voor volwassenen is de dosering één tot vier ampullen van 10 milliliter per dag, dat wil zeggen een gemiddelde dosering van twee ampullen van 10 milliliter per dag, hetgeen 60 microgram vitamine B12 per dag betekent, welke hoeveelheid kan oplopen tot 120 microgram per dag. Bij wijze van vergelijking, de in de rapporten van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (eenendertigste serie) "Voedingsstoffen en energieverbruik voor de Europese Gemeenschap" aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine B12, bedraagt 1 microgram. Lysivit bevat dus duidelijk meer vitamine B12 dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.
43 Volgens de Franse regering wordt Lysivit gebruikt voor de behandeling van functionele asthenie.
44 Sarvit, dat sinds 1987 niet meer wordt verkocht, bestond voor volwassenen in de vorm van oraal in te nemen ampullen van 5 of 10 milliliter. Het product bevatte 500 microgram vitamine B12 per ampul van 10 milliliter, en 250 microgram vitamine B12 per ampul van 5 milliliter. De ampullen bevatten eveneens aminozuren en conserveermiddelen. De hoeveelheid vitamine B12 die Sarvit bevatte, overschreed eveneens de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid.
45 Volgens de Franse regering werd Sarvit gebruikt in het kader van de behandeling van functionele asthenie.
46 In de loop van de procedure is verduidelijkt, dat een tekort aan vitamine B12 zich op de volgende wijze kan uiten: functionele stoornissen van het centrale zenuwstelsel, stoornissen van de hartspier en van de organen van de bloedsomloop. Preciezer gezegd is opgemerkt, dat een tekort aan vitamine B12 zich kon openbaren door een pernicieuze anemie, een ziekte die wordt gekenmerkt door het feit dat het lichaam geen vitamine B12 kan opnemen.
47 Er is evenwel niet gesteld, dat Lysivit en Sarvit werden verkocht ter behandeling van deze ziekten. Voorts is ter terechtzitting uiteengezet, dat de resorptie van vitamine B12, in geval van pernicieuze anemie, hoofdzakelijk geschiedt door middel van intramusculaire injecties.
48 Niet is aangetoond, dat Lysivit en Sarvit nauwkeurig omschreven therapeutische of profylactische kenmerken hadden, waarvan de werking zich op welbepaalde functies van het menselijk organisme richt, noch dat zij gebruikt konden worden ter voorkoming of behandeling van specifieke ziekten of kwalen.
49 Onder deze omstandigheden kunnen producten als Lysivit en Sarvit niet onder post 30 04 van de GN worden ingedeeld.
50 Gelet op de voorgaande overwegingen, moet op de prejudiciële vraag derhalve worden geantwoord, dat producten die dezelfde ingrediënten, in dezelfde hoeveelheden, bevatten als Sargenor, Dynamisan, Lysivit en Sarvit, niet onder GN-post 30 04, zoals vastgesteld in bijlage I bij verordening nr. 2658/87, kunnen worden ingedeeld, en dus niet onder verordening nr. 1010/86, in de versie voortvloeiend uit artikel 9 van verordening nr. 1714/88, vallen.
Kosten
51 De kosten door de Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),
uitspraak doende op de door het Tribunal administratif de Paris bij vonnis van 12 juni 1996 gestelde vraag, verklaart voor recht:
Producten die dezelfde ingrediënten, in dezelfde hoeveelheden, bevatten als Sargenor, Dynamisan, Lysivit en Sarvit, kunnen niet worden ingedeeld onder post 30 04 van de gecombineerde nomenclatuur, zoals vastgesteld in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, en vallen dus niet onder verordening (EEG) nr. 1010/86 van de Raad van 25 maart 1986 houdende vaststelling van de algemene voorschriften inzake de restitutie bij de productie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte producten van de sector suiker, in de versie voortvloeiend uit artikel 9 van verordening (EEG) nr. 1714/88 van de Commissie van 13 juni 1988 tot wijziging van een aantal verordeningen betreffende de toepassing van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker in verband met de invoering van de gecombineerde nomenclatuur.