Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996CC0215

    Conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer van 15 januari 1998.
    Carlo Bagnasco e.a. tegen Banca Popolare di Novara soc. coop. arl. (BNP) (C-215/96) en Cassa di Risparmio di Genova e Imperia SpA (Carige) (C-216/96).
    Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Tribunale civile e penale di Genova - Italië.
    Mededinging - Artikelen 85 en 86 EG-Verdrag - Uniforme bankcondities voor opening van rekening-courantkredit en algemene borgtocht.
    Gevoegde zaken C-215/96 en C-216/96.

    Jurisprudentie 1999 I-00135

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1998:7

    61996C0215

    Conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer van 15 januari 1998. - Carlo Bagnasco e.a. tegen Banca Popolare di Novara soc. coop. arl. (BNP) (C-215/96) en Cassa di Risparmio di Genova e Imperia SpA (Carige) (C-216/96). - Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Tribunale civile e penale di Genova - Italië. - Mededinging - Artikelen 85 en 86 EG-Verdrag - Uniforme bankcondities voor opening van rekening-courantkredit en algemene borgtocht. - Gevoegde zaken C-215/96 en C-216/96.

    Jurisprudentie 1999 bladzijde I-00135


    Conclusie van de advocaat generaal


    1 De onderhavige zaak is het sequeel van twee bij het Tribunale di Genova aanhangige hoofdgedingen, in de loop waarvan de vraag is gerezen naar de verenigbaarheid met de artikelen 85 en 86 EG-Verdrag van bepaalde algemene condities, uniforme bankcondities genaamd (hierna: "NBU"), die de Associazione Bancaria Italiana (hierna: "ABI") aan haar leden oplegt wanneer deze met hun cliënten contracten inzake opening van een rekening-courantkrediet en inzake algemene borgtocht (fideiussione omnibus) sluiten, met het doel de verlening van kredieten te waarborgen.

    Het hoofdgeding

    2 Verzoekers in het hoofdgeding, C. Bagnasco, als hoofddebiteur, en zijn borgen, als hoofdelijke debiteuren, zijn bij het Tribunale di Genova opgekomen tegen twee uitvoerbaar bij voorraad verklaarde betalingsbevelen die de president van dat Tribunale op 18 juni 1992 tot hen had gericht.

    3 In de hoofdzaak die ten grondslag ligt aan zaak C-215/96, werd in het presidentiële vonnis aan Bagnasco en aan zijn borgen gelast aan de Banca Popolare di Novara (hierna: "BPN") het bedrag van 222 440 332 LIT te betalen, uiteenvallend in:

    - 170 440 332 LIT, zijnde het debetsaldo van rekening-courant nr. 1360/320/30, geopend ten name van Bagnasco bij overeenkomst van 8 oktober 1991, vermeerderd met interessen van 17 % vanaf 1 april 1992;

    - 9 400 000 LIT, zijnde het debetsaldo van rekening-courant nr. 14336/33E/30, geopend ten name van Bagnasco bij overeenkomst van 27 december 1991, vermeerderd met interessen van 17,5 % vanaf 1 april 1992;

    - 21 600 000 LIT, zijnde het bedrag van vier destijds door de bank gedisconteerde en door Bagnasco's individuele onderneming Fidaurum uitgegeven orderbriefjes, voor welk bedrag elk der overige verzoekers zich op 22 januari 1992 borg hebben gesteld tot een bedrag van 5 400 000 LIT, vermeerderd met de wettelijke rente van 10 % vanaf 22 mei 1992, en

    - 21 000 000 LIT ter zake van op A. Sbardella getrokken wissels, gedisconteerd en op rekening-courant gecrediteerd "behoudens betaling door de hoofdschuldenaar", een en ander blijkend uit de door Bagnasco getekende borderellen, en ter zake van de inpandgeving, eveneens ten laste van A. Sbardella, van door Bagnasco gedisconteerde wissels. Ook dit bedrag moet worden vermeerderd met interessen van 15 % vanaf de datum van het betalingsbevel.

    4 In de hoofdzaak die ten grondslag ligt aan zaak C-216/96, werden Bagnasco en zijn borgen in het presidentieel betalingsbevel gelast aan de Cassa di Risparmio di Genova e Imperia (Carige) Spa (hierna: "Carige") een bedrag van 124 119 497 LIT te betalen, uiteenvallend in:

    - 48 798 664 LIT, zijnde het debetsaldo van een krachtens een contract van 28 augustus 1989 op naam van Bagnasco geopende rekening-courant, vermeerderd met interessen van 17,5 % vanaf 11 juni 1992;

    - 75 320 833 LIT, zijnde het bedrag van een "voorschot van de bank" van 95 000 000 LIT waarvoor Bagnasco negentien orderbriefjes had uitgegeven, te vermeerderen met interessen van 15 % vanaf 11 juni 1992.

    5 De betalingsbevelen waren eveneens gericht tot de borgen van Bagnasco, in hun hoedanigheid van hoofdelijke schuldenaren, op grond dat zij zich borg hadden gesteld voor de niet-betaalde orderbriefjes en op grond van de algemene borgtocht waartoe zij zich op 7 februari 1990 hadden verbonden voor een bedrag van ten hoogste 300 000 000 LIT (zaak C-215/96) en op 28 november 1989 voor een bedrag van ten hoogste 195 000 000 LIT (zaak C-216/96).

    6 Bagnasco en zijn borgen zijn tegen de betalingsbevelen in verzet gegaan en hebben de verwijzende rechter verzocht voor recht te verklaren, dat de door de Italiaanse banken gehanteerde NBU bij het sluiten van contracten inzake opening van een rekening-courantkrediet en inzake de algemene borgtocht onverenigbaar zijn met de artikelen 85 en 86 van het Verdrag.

    7 Het Tribunale di Genova vond het niet nodig het Hof vragen te stellen aangaande de directe werking van de artikelen 85 en 86, noch hem de vraag voor te leggen, of de NBU een besluit van een ondernemersvereniging vormen in de zin van artikel 85. Het is inderdaad evident, dat het antwoord in beide gevallen bevestigend is. Evenwel betwijfelt de verwijzende rechter, of bepaalde bedingen van de NBU die worden toegepast op contracten inzake opening van een rekening-courantkrediet en inzake de algemene borgstelling, verenigbaar zijn met de artikelen 85 en 86.

    8 Aangaande de contracten inzake opening van een rekening-courantkrediet is het Tribunale di Genova van oordeel, dat alleen het mechanisme voor de bepaling van het rentepercentage van belang is, welk percentage de prijs is voor de verleende dienst. Bagnasco is zijnerzijds van mening, dat de prijs van het krediet (d.w.z. van de toegang tot de kasfaciliteiten) wordt vastgesteld volgens een mechanisme dat de cliënt geen redelijke mogelijkheid verleent het verloop daarvan te voorzien.

    De nationale rechter heeft vastgesteld, dat artikel 2 van de contracten die Bagnasco met de BPN heeft gesloten, voorziet in de toepassing van een jaarlijkse rente van 17 % respectievelijk 17,5 %, vermeerderd met een commissie van 0,125 % over het hoogste debetsaldo voor ieder kwartaal of iedere verstreken fractie van een kwartaal. Het contract dat hij met Carige heeft gesloten, voorziet in een jaarlijkse rentevoet van 14 %, vermeerderd met een commissie van 0,125 % over het hoogste debetsaldo voor ieder kwartaal. Beide banken hebben bedongen, dat de rentetarieven kunnen worden verhoogd of verlaagd naar gelang van de wijzigingen op de geldmarkt. Artikel 12 van het contract met de BPN bepaalt bovendien, dat "de banken de rentetarieven op ieder moment kunnen wijzigen (...) door een desbetreffende mededeling in hun lokalen te afficheren of op de door hen meest geschikt geachte wijze".

    Volgens de Italiaanse rechter wordt, wat de voorgaande elementen betreft, alleen over de aanvankelijke vaststelling van de debetrente en de over het hoogste debetsaldo te betalen commissie rechtstreeks tussen partijen onderhandeld. Het belang van dit onderdeel van het contract wordt echter verregaand beperkt door de NBU, die aan de bank het recht verlenen de rente te verhogen (op ieder moment, wanneer dit aan de clinten is medegedeeld door middel van een in hun lokalen geafficheerde mededeling "of op de door hen meest geschikt geachte wijze"), "naar gelang van wijzigingen op de geldmarkt", dat wil zeggen op grond van wijzigingspercentages die voor de gemiddelde cliënt niet, althans moeilijk, te voorzien zijn. Volgens artikel 1284 van de Italiaanse Codice civile (hierna: "CC") bedraagt de wettelijke rentevoet 10 % en moeten hogere percentages "schriftelijk worden overeengekomen", bij gebreke waarvan de wettelijke rentevoet van toepassing is. Alleen de schriftelijke overeenkomst garandeert dus de bepaling en de concrete berekening van het overeengekomen percentage, zelfs wanneer dit niet noodzakelijkerwijs resulteert in een berekening van het percentage dat tussen partijen is overeengekomen, doch in voorkomend geval automatisch wordt berekend op grond van objectieve en toegankelijke gegevens. Welnu, in casu is dit percentage slechts aangeduid door een algemene verwijzing naar de "wijzigingen op de geldmarkt" en door een mechanisme waardoor de macht van de bank om te beslissen op welk moment die wijzigingen zich voordoen en op welke manier deze aan de cliënt worden bekendgemaakt, wordt versterkt.

    9 Aangaande de contracten van algemene borgstelling, waarin de cliënten moeten treden wanneer zij kredieten wensen te verkrijgen, is de nationale rechter van oordeel, dat de relevante bepalingen van de NBU en van de contracten die hij in het kader van de bij hem aanhangige twee hoofdgedingen heeft onderzocht, op de volgende punten betrekking hebben:

    - de verbintenis een zekerheid te stellen "tegen de voor de zekerheidstelling voorziene rentevoet en, in ieder geval, tegen een rentevoet die niet lager is dan de lopende rente", "ter voldoening aan iedere verplichting tegenover de bank, voor alle bancaire handelingen van welke aard ook, ongeacht of de debiteur daarvoor reeds toestemming heeft of daarvoor nog toestemming moet krijgen (of voor de gesubrogeerde)", welke handelingen vervolgens in een lijst worden opgesomd; de borgtocht vormt voor het overige een waarborg voor "iedere andere verplichting die de hoofddebiteur op enig moment tegenover de bank mocht hebben uit hoofde van zekerheden die diezelfde debiteur de bank reeds heeft gesteld of in de toekomst stelt in het belang van derden" (een bepaling die dus leidt tot een "borgstelling van de borgstelling", die, wat de betrokken personen betreft, nagenoeg onbeperkt en oncontroleerbaar kan worden uitgebreid);

    - de verplichting voor degene die zich borg stelt, zich op de hoogte te houden van de vermogenssituatie van de debiteur en inzonderheid bij deze laatste te informeren naar de ontwikkeling van zijn betrekkingen met de bank, die is ontheven van de verplichting de borg te verzoeken de in artikel 1956 CC(1) voorziene bijzondere toestemming te verlenen;

    - de ontheffing van de verplichting te handelen binnen de termijn gesteld in artikel 1957 CC(2), die de borg aan de bank verleent, zodat hij gebonden blijft in afwijking van voormelde bepaling "zelfs indien de bank tegen de debiteur en de mede-debiteuren geen vordering aanhangig heeft gemaakt of die procedure niet heeft voortgezet", waardoor hij hoofdelijk gebonden blijft "totdat de schuld volledig heeft opgehouden te bestaan, zonder beperking in de tijd noch inachtneming van voorwaarden";

    - de verbintenis van de borg "de bank op eenvoudig verzoek, zelfs in geval van verzet van de debiteur, te betalen hetgeen haar verschuldigd is aan kapitaal, interessen, kosten, belastingen, heffingen en andere bijkomende bedragen";

    - de verklaring volgens welke "voor de bepaling van de gewaarborgde schuld, de boekhouding van de bank als bewijs geldt tegenover de borg, zijn erfgenamen en rechtverkrijgenden, zonder dat de bank evenwel op eigen initiatief aan de borg algemene informatie hoeft te verstrekken over de stand van de rekeningen en, in het algemeen, over haar betrekkingen met de debiteur";

    - de afwijking van artikel 1939 CC(3), met als gevolg dat "de verbintenis met al haar gevolgen gehandhaafd zou moeten blijven, ook indien de hoofdverbintenis om enigerlei reden ongeldig is, in dier voege dat de borg, ingeval de hoofdverbintenis nietig wordt verklaard of wordt vernietigd, gebonden is als ware de verbintenis door hemzelf aangegaan".

    10 Ter beslechting van de hoofdgedingen tussen Bagnasco en zijn borgen enerzijds, en de BPN en Carige anderzijds, achtte het Tribunale di Genova het noodzakelijk de volgende vragen aan het Hof voor te leggen:

    "1) Zijn de Norme Bancarie Uniformi (NBU) ($Uniforme Bankvoorwaarden') die de ABI aan haar leden met betrekking tot de opening van een rekening-courantkrediet oplegt en die door de banken die lid van de ABI zijn op uniforme en bindende wijze worden opgelegd en toegepast, in overeenstemming met artikel 85 van het Verdrag voor zover de kredietopening onderworpen is aan een regeling volgens welke de rentevoet niet van tevoren is bepaald, noch kan worden bepaald door de klant, op grond dat deze voorwaarden de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst?

    2) Indien de in de eerste vraag bedoelde onverenigbaarheid wordt vastgesteld, welke zijn dan de gevolgen daarvan voor de overeenkomstige bedingen in contracten voor de opening van een rekening-courantkrediet, die de bij de ABI aangesloten banken vervolgens met hun clientèle sluiten, ervan uitgaande dat de bij de ABI aangesloten banken tezamen moeten worden geacht op de nationale kredietmarkt een collectieve machtspositie in de zin van artikel 86 van het Verdrag in te nemen en dat de concrete toepassing van de betrokken regels (betreffende de bepaling van de rentevoet) misbruik oplevert?

    3) Verdragen de door de ABI aan haar leden opgelegde NBU betreffende de $algemene' borgtocht tot zekerheid van de opening van een krediet - voor zover deze voorwaarden door de aangesloten banken op uniforme en bindende wijze worden opgelegd en toegepast - zich, wat de in de motivering van de onderhavige beschikking bedoelde bedingen tezamen betreft, met artikel 85 van het Verdrag, in zoverre zij de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst?

    4) Indien de in de derde vraag bedoelde onverenigbaarheid wordt vastgesteld, welke zijn dan de gevolgen daarvan voor de overeenkomstige bedingen in de borgstellingscontracten en voor de contracten zelf, die op basis van de standaardcontracten door de individuele banken met hun clientèle worden gesloten, in aanmerking nemende dat de bij de ABI aangesloten banken tezamen kunnen worden geacht op de nationale kredietmarkt een collectieve machtspositie in de zin van artikel 86 van het Verdrag in te nemen en dat de concrete toepassing van de betrokken regels misbruik oplevert?"

    11 Alvorens een antwoord op deze vragen voor te stellen, is het nodig de juridische problemen te onderzoeken die de NBU van de ABI in de Italiaanse rechtsorde opwerpen, alsmede de wijze waarop de gemeenschapsinstellingen tot dusverre de mededingingsvoorschriften op de bancaire sector hebben toegepast.

    De NBU in het Italiaanse interne recht

    12 Na de feiten die hebben geleid tot de twee bij het Tribunale di Genova aanhangige hoofdgedingen, hebben in de Italiaanse Republiek bepaalde wijzigingen in de wetgeving en overheidsbemoeiingen plaatsgehad, die van invloed zijn geweest op de door de banken toegepaste algemene voorwaarden bij het sluiten van contracten betreffende opening van een rekening-courantkrediet en betreffende de algemene borgtocht.

    13 Bij wet nr. 154/92(4) inzake de bancaire doorzichtigheid werd wijziging gebracht in het stelsel dat van toepassing is op de contracten van algemene borgtocht, waarin voortaan het maximaal gewaarborgde bedrag van tevoren moet zijn bepaald.

    14 Bij nota van 22 februari 1993 deelde de ABI haar NBU aan de Commissie mede met het oog op de verkrijging van een negatieve verklaring of een individuele ontheffing krachtens artikel 85, lid 3, van het Verdrag. Zij deelde de NBU eveneens aan de Banca d'Italia mede, omdat deze krachtens wet nr. 287/90(5) de bevoegde nationale autoriteit is voor de toepassing van de regelgeving op het gebied van de bescherming van de mededinging en de markt in de kredietsector.

    15 Bij brief van 7 juli 1993 stelde de Commissie de Banca d'Italia in kennis van haar besluit, slechts 3 van de 26 haar door de ABI meegedeelde overeenkomsten te onderzoeken, te weten de overeenkomsten betreffende de voorwaarden inzake rekeningen-courant in buitenlandse valuta, inzake de diensten op het gebied van de inning en de acceptatie van in Italië of in het buitenland betaalbare wissels, documenten of kredietbrieven, alsmede van de overeenkomsten inzake de voorwaarden van financiering in buitenlandse valuta. Zonder een standpunt in te nemen over de vraag, of zij de mededinging eventueel beperkten, gaf de Commissie als haar mening te kennen, dat de 23 andere haar meegedeelde overeenkomsten, waaronder die betreffende de opening van een rekening-courantkrediet en de algemene borgtocht, niet de indruk maakten de tussenstaatse handel op merkbare wijze te kunnen benvloeden, zodat voor toepassing van artikel 85 van het Verdrag geen reden bestond. De Commissie wees er daartoe op, dat de betrokken diensten van de banken zich enkel tot het nationale grondgebied uitstrekken en betrekking hebben op economische activiteiten die, door hun aard of ingevolge contractuele bedingen, enkel op Italiaans grondgebied moeten worden uitgeoefend of slechts een zeer beperkte invloed hebben op het handelsverkeer tussen de lidstaten. Zij merkte voorts op, dat de deelneming van dochterondernemingen of filialen van niet-Italiaanse financiële instellingen aan deze soort van dienstverlening bovendien beperkt is.

    16 Op 23 november 1993 leidde de Banca d'Italia een procedure in teneinde de verenigbaarheid van de 23 van het onderzoek van de Commissie uitgesloten overeenkomsten met wet nr. 287/90 te onderzoeken. Deze procedure werd afgerond met besluit nr. 12 van 3 december 1994(6), waarin zij verklaarde, dat verschillende NBU-voorwaarden, en met name enige van die welke in casu omstreden zijn, de mededinging ongunstig beïnvloedden en onverenigbaar waren met artikel 2 van wet nr. 287/90, dat mededingingsbeperkende overeenkomsten in soortgelijke bewoordingen als die van artikel 85 van het Verdrag verbiedt. Bij dat besluit werd de ABI uitgenodigd haar NBU op verschillende punten te wijzigen en die wijzigingen aan haar leden mede te delen en hun aandacht erop te vestigen, dat de NBU niet meer dan een aanwijzing vormen. Gevolg gevende aan het besluit van de Banca d'Italia, wijzigde de ABI haar NBU. Deze wijzigingen hebben echter geen terugwerkende kracht en zijn daarom niet van invloed op de bij het Tribunale di Genova aanhangige hoofdgedingen.

    De toepassing van het gemeenschapsrecht op de mededinging in de kredietsector

    17 Aangezien de activiteiten in de kredietsector nauw verband houden met de economische en monetaire politiek van de lidstaten, stond het in den beginne niet vast, dat de communautaire mededingingsvoorschriften daarop konden worden toegepast. Wegens de bijzondere situatie van deze sector zou hij wellicht onder de bepalingen van artikel 90, lid 2, en van artikel 104 van het Verdrag vallen, zodat de tot die sector behorende activiteiten aan de toepassing van de artikelen 85 en 86 zouden zijn onttrokken.

    18 Bij het in 1981 gewezen arrest Züchner(7), heeft het Hof de over deze kwestie bestaande onzekerheden volledig geëlimineerd. In dat arrest besliste het, dat de banksector onder de mededingingsvoorschriften valt, behoudens wanneer onder artikel 90, lid 2, van het Verdrag vallende diensten worden verricht krachtens een overheidsbesluit.

    19 Vanaf dat moment heeft de Commissie haar aanvankelijke twijfels over dit onderwerp opgegeven en heeft zij het onderzoek van de aan haar meegedeelde interbancaire overeenkomsten ter hand genomen.(8) De eerste beschikking van de Commissie inzake de banksector werd in 1984 gegeven.(9) Daarna volgde nog slechts een beperkt aantal beschikkingen, waarin de Commissie beklemtoonde, dat banken en andere kredietinstellingen ondernemingen zijn in de zin van artikel 85, wanneer het instellingen betreft die activiteiten van economische aard uitoefenen. De Commissie heeft zich niettemin altijd betrekkelijk "tolerant" opgesteld ten opzichte van interbancaire overeenkomsten en heeft trouwens slechts in een enkel geval aan een bank een boete opgelegd. Het betreft hier de beschikking Eurocheque: Overeenkomst van Helsinki(10), tegen welke beschikking beroep tot nietigverklaring werd ingesteld bij het Gerecht van eerste aanleg, dat in het arrest CB en Europay/ Commissie(11) ze gedeeltelijk heeft nietig verklaard en het bedrag van de boete heeft verminderd.

    20 Voor de beantwoording van de prejudiciële vragen die in casu aan het Hof zijn gesteld, moet rekening worden gehouden met de door de Commissie in haar beschikkingen toegepaste voorschriften bij het onderzoek van de verenigbaarheid van interbancaire overeenkomsten met artikel 85.(12) Met dit doel voor ogen is het nuttig onderscheid te maken tussen de overeenkomsten inzake dienstverleningen tussen banken, de overeenkomsten inzake diensten van banken aan hun cliënten, de overeenkomsten betreffende vaststelling van debet- en creditrente en, ten slotte, de andere soorten van interbancaire overeenkomsten.

    21 De Commissie was van oordeel, dat multilaterale interbancaire overeenkomsten tussen banken van eenzelfde staat en besluiten van nationale bankiersverenigingen met betrekking tot de betaling van uniforme commissies voor bepaalde diensten die de banken wederzijds voor elkaar verrichten, in strijd waren met artikel 85, lid 1, van het Verdrag. Nochtans heeft zij met toepassing van lid 3 van artikel 85 individuele vrijstellingen verleend. Dezelfde oplossing werd recentelijk toegepast bij een bilaterale algemene samenwerkingsovereenkomst die door in twee verschillende lidstaten gevestigde banken was gesloten.(13) Het betreft afspraken inzake de prijs van de diensten die de banken onderling verrichten, en die tot gevolg hebben dat de concurrentie wordt uitgeschakeld omdat zij multilateraal zijn overeengekomen. De Commissie verleende vrijstellingen voor deze overeenkomsten, omdat zij de normalisatie en de ontwikkeling van bancaire activiteiten bevorderen en een groot aantal bilaterale onderhandelingen tussen de banken voorkomen, die de dienstverlening zouden hebben vertraagd en de prijs ervan verhoogd.(14) Tot de interbancaire overeenkomsten van dit type waarvoor de Commissie vrijstelling heeft verleend, behoren de volgende overeenkomsten:

    - De overeenkomst met betrekking tot het Eurocheque-systeem, volgens welke de commissie die in rekening wordt gebracht voor elke eurocheque die in het buitenland in lokale valuta is getrokken, 1,25 % van het bedrag van de cheque niet mag overschrijden; de commissie wordt gedragen door de bank waarop de cheque is getrokken en door de accepterende bank en kan niet ten laste van de cliënten worden gebracht (beschikking Uniforme eurocheques).

    - De overeenkomst waarbij de Belgische banken het maximumbedrag van de betalingsprovisie hebben vastgelegd die tussen banken kan worden geïnd voor iedere uit het buitenland afkomstige betaling in deviezen (beschikking Belgische Vereniging der Banken).(15)

    - De overeenkomsten inzake het in rekening brengen van provisies voor het incasso of de acceptatie van effecten, documenten, bankcheques en andere in Italië betaalbare krediettitels (beschikking ABI).(16)

    22 De Commissie heeft een strikter standpunt ingenomen, met name sedert het arrest Züchner, met betrekking tot interbancaire overeenkomsten waarin de voor bepaalde bankverrichtingen ten laste van de cliënten komende commissies werden vastgesteld. Zij oordeelde, dat die overeenkomsten de banken beletten de prijs van de door hen aan de clientèle aangeboden diensten in volle vrijheid vast te stellen, en dat zij een zo ernstige schending van artikel 85, lid 1, van het Verdrag vormden, dat ontheffing daarvan niet in aanmerking kwam. In de beschikking Eurocheque: Overeenkomst van Helsinki, verbood de Commissie de overeenkomst waarbij de Franse banken, die aangesloten waren bij de Groupement des cartes bancaires "CB", hadden besloten de aangesloten handelaren een commissie in rekening te brengen bij de aanbieding ter incasso van op een buitenlandse bank getrokken eurocheques, welke commissie bovenop de commissie kwam die de Franse banken van de buitenlandse banken ontvingen via het Eurocheque-systeem.(17)

    23 Aangaande de interbancaire overeenkomsten betreffende de vaststelling van de debet- en creditrentepercentages, heeft de Commissie uit het arrest Züchner geen consequenties getrokken en zich over deze kwestie niet uitgesproken, noch in de beschikking ABI noch in de beschikking Belgische Vereniging der Banken. In het arrest Van Eycke(18) heeft het Hof echter bevestigd, dat de communautaire mededingingsvoorschriften van toepassing waren op die interbancaire overeenkomsten inzake de debet- en de creditrentevoet. Uit dit arrest volgt, dat een nationale wettelijke bepaling die de vrijstelling van inkomstenbelasting voor de rente over een bepaalde categorie spaardeposito's beperkt tot die deposito's waarvoor een basisrente en een premie worden toegekend die de door de overheid vastgestelde maxima niet overschrijden, onverenigbaar is met de voorschriften van artikel 5 junctis de artikelen 3, sub g, en 85 van het Verdrag, wanneer zij enkel een al bestaande interbancaire overeenkomst bekrachtigen.

    Op grond van dit arrest is de Commissie de haar meegedeelde overeenkomsten betreffende de vaststelling van de rentepercentages gaan onderzoeken, maar zij heeft haar onderzoek beëindigd zonder enige corrigerende beschikking te geven.

    24 Ten slotte heeft de Commissie beslist, dat bepaalde haar meegedeelde interbancaire overeenkomsten niet onverenigbaar waren met artikel 85, lid 1, van het Verdrag, omdat zij niet op merkbare wijze de mededinging beperkten(19) of omdat zij de handel tussen de lidstaten niet ongunstig benvloedden.

    25 De door de Commissie toegepaste criteria voor de vaststelling, of al dan niet is voldaan aan de voorwaarde dat het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig moet zijn benvloed, komen mij niet bijzonder logisch voor.(20)

    Enerzijds heeft het feit dat de overeenkomsten een tot het grondgebied van een lidstaat beperkte werkingssfeer hebben, de Commissie er niet van weerhouden vast te stellen, dat die overeenkomsten het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloedden. Om tot die conclusie te komen, hield de Commissie rekening met de deelneming van dochterondernemingen en filialen van banken van andere lidstaten, alsmede van buitenlandse filialen van nationale banken in de bankverenigingen die de overeenkomsten hadden uitgewerkt.(21) Voorts betoogde zij: "Nationale prijsovereenkomsten die zich uitstrekken over het gehele grondgebied van een lidstaat, kunnen ten gevolge hebben dat een afscherming op nationaal vlak in stand wordt gehouden die de economische interpenetratie welke door het Verdrag wordt nagestreefd, belemmert."(22)

    Anderzijds heeft de Commissie rekening gehouden met de aard van de door de bank verleende dienst die het onderwerp van de overeenkomst was, voor de vaststelling of een dergelijke prestatie al dan niet tot "grensoverschrijdende" bancaire transacties leidde. Als dat het geval was (internationale betalingen, inning of acceptatie van buitenlandse kredietinstrumenten, deviezentransacties enz.), besliste de Commissie, dat de handel tussen de lidstaten ongunstig werd beïnvloed. Wanneer de verrichting van de bank op grond van de desbetreffende contractuele bepalingen of om technische redenen een "intern" karakter had, besliste de Commissie, dat het intracommunautaire handelsverkeer niet merkbaar werd beïnvloed. In de beschikking ABI oordeelde zij, dat de diensten waarop de interbancaire Bancomat-overeenkomst inzake bankautomaten, kluishuur(23), bewaring van waardepapieren en de domiciliëring van facturen voor water, gas en telefoon betrekking had, bankdiensten waren met een "intern" karakter.

    26 Mijnerzijds ben ik van oordeel, dat de door de Commissie in haar beschikkingen inzake interbancaire overeenkomsten toegepaste criteria voor de vaststelling, of deze het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloeden, moeten worden aangescherpt teneinde de toepassing van de artikelen 85 en 86 op de banksector te versterken. Immers, heden ten dage kan geen onderscheid meer worden gemaakt tussen bankdiensten met een grensoverschrijdend karakter en bankdiensten van zuiver interne of nationale aard, uit hoofde van een aantal redenen die ik nu naar beste vermogen gedetailleerd uiteen zal zetten.

    In de eerste plaats oefenen technische ontwikkelingen op bancaire activiteiten een revolutionaire invloed uit, waardoor de verrichting van bankdiensten in andere lidstaten dan de staat van oorsprong van de bank wordt mogelijk gemaakt. Zoals de Commissie zelf heeft erkend, zal de distributie van bankdiensten buiten de thuismarkt worden vereenvoudigd dankzij nieuwe op de bancaire activiteiten van toepassing zijnde technologieën (elektronische loketten, per telefoon en computer; gebruikelijk genoemd "thuisbankieren").(24)

    In de tweede plaats stimuleert de liberalisering van de kapitaalstromen in de Gemeenschap en in de gehele wereld de internationalisering van alle bankactiviteiten. Dit fenomeen wordt bevorderd door de globalisering van de wereldeconomie.

    Ten slotte heeft richtlijn 89/646/EEG(25), die vóór 1 januari 1993 in het nationale recht van de lidstaten moest worden uitgevoerd, de toegang van Europese banken tot de bankmarkten van andere lidstaten vergemakkelijkt door de introductie van een enkele bankvergunning.(26) Deze tweede richtlijn tot bancaire coördinatie bevat de drie pijlers waarop de eenvormige bancaire markt van de Gemeenschap doende is zich te ontwikkelen. Die drie pijlers vormen een minimum aan harmonisatie van de voorwaarden waarop de bancaire activiteit kan worden uitgeoefend, de wederzijdse erkenning van vergunningen tot uitoefening van de bancaire activiteit, die door de lidstaten aan kredietinstellingen zijn afgegeven, en ten slotte, het toezicht daarop door alleen de lidstaat van herkomst (home country control). Wanneer de derde fase van de Economische en Monetaire Unie overeenkomstig artikel 109 J, lid 4, van het Verdrag zal ingaan, zal de introductie van één munt de consolidatie van deze ene bankmarkt begunstigen. De aanmoediging van vrije mededinging tussen de banken van de lidstaten is een belangrijk element voor de goede werking van die ene bankmarkt. Deze vrije mededinging moet gelden voor alle door de banken aangeboden diensten. De overweging dat de aanbieding van enige van die diensten gereserveerd moet blijven voor nationale, tot het grondgebied van elke lidstaat beperkte markten, komt mij daarom onaanvaardbaar voor.

    27 Het is deze algemene overweging die mijn leidraad zal zijn bij de formulering van de antwoorden op de voorgelegde prejudiciële vragen, die ik nu het Hof ga voorstellen te geven.

    De prejudiciële vragen

    28 Met de vier door hem gestelde prejudiciële vragen beoogt het Tribunale di Genova een uitspraak van het Hof te verkrijgen over de verenigbaarheid met artikel 85 (de eerste en de derde vraag) en met artikel 86 (de tweede en de vierde vraag) van bepaalde bedingen die deel uitmaken van de NBU van de ABI, die van toepassing zijn op contracten voor de opening van rekening-courantkredieten alsmede op contracten van algemene borgtocht, waarin de cliënten die een dergelijke krediet wensen te verkrijgen moeten treden. De nationale rechter vraagt het Hof voorts, de gevolgen te preciseren voor de individuele contracten die de banken met hun cliënten hebben gesloten, in het geval dat het zou beslissen dat die NBU onverenigbaar zijn met het gemeenschapsrecht (de tweede en de vierde vraag).

    De toepassing van artikel 85

    29 Artikel 85, lid 1, moet worden toegepast wanneer het bestaan is aangetoond van een overeenkomst tussen ondernemingen, van een besluit van een ondernemersvereniging of van een onderling afgestemde feitelijke gedraging, die de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

    30 In de onderhavige zaken is het Tribunale di Genova van mening, dat de krachtens de NBU van de ABI op contracten voor de opening van een rekening-courantkrediet en op de contracten van algemene borgtocht toepasselijke algemene voorwaarden onbetwistbaar een besluit van een ondernemersvereniging vormen in de zin van artikel 85, lid 1. Daarom vraagt het op dit punt niet het oordeel van het Hof. Mijnerzijds deel ik het oordeel van de Italiaanse rechter, dat steun vindt in de rechtspraak van het Hof betreffende het bestaan van besluiten van ondernemersverenigingen(27), welke rechtspraak de Commissie heeft toegepast in haar beschikking ABI, evenals de Banca d'Italia in haar besluit nr. 12/94.

    31 De twijfel die het Tribunale di Genova in zijn eerste en zijn derde vraag aan het Hof aan de dag legt, heeft betrekking op de combinatie, in de onderhavige zaken, van twee andere voor de toepassing van artikel 85, lid 1, noodzakelijke voorwaarden, te weten de beperking van de mededinging en de ongunstige invloed op de tussenstaatse handel.

    De beperking van de mededinging

    32 Wil een besluit van een ondernemersvereniging in strijd zijn met artikel 85, lid 1, van het Verdrag, dan moet het "ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst". Volgens de rechtspraak van het Hof wordt de mededinging in de zin van artikel 85, lid 1, beperkt wanneer de ondernemers hun commercieel beleid niet meer zelfstandig bepalen. Deze eis van zelfstandigheid sluit weliswaar niet uit, dat de onderneming gerechtigd is zijn beleid intelligent aan het vastgestelde of te verwachten marktgedrag der concurrenten aan te passen, doch staat onverbiddelijk in de weg aan enigerlei tussen zulke ondernemers al dan niet rechtstreeks opgenomen contact, dat ten doel of ten gevolge heeft dat mededingingsvoorwaarden ontstaan die, gelet op de aard der producten of verleende diensten, de grootte en het aantal der ondernemingen en de omvang van de betrokken markt, niet met de normaal te achten voorwaarden van die markt overeenkomen.(28)

    33 Op grond van de rechtspraak van het Hof(29)nn moet eerst worden nagegaan, of het besluit van de ondernemersvereniging ertoe strekt de concurrentie te beperken. Wanneer dit het geval is, is de in artikel 85, lid 1, neergelegde voorwaarde vervuld en is het niet nodig de gevolgen van het besluit te onderzoeken. Indien het niet ertoe strekt de mededinging te beperken, moeten daarentegen de gevolgen worden onderzocht om te kunnen vaststellen of het de mededinging al dan niet beperkt.(30)

    De gevolgen van een besluit van een ondernemersvereniging moeten worden getoetst aan de mededinging die zonder dat besluit op de markt zou bestaan. Dat is de reden waarom het Hof van oordeel is, dat de Commissie voor het onderzoek van mededingingsbeperkende handelwijzen "moet uitgaan van een beoordeling van de overeenkomsten in hun geheel", welk onderzoek van haar vereist, dat zij zowel rekening houdt met de werkelijke als met de potentiële gevolgen die die besluiten van een ondernemersvereniging op de mededinging hebben of kunnen hebben(31), en dat zij eveneens rekening houdt met de algemene economische context waarin de mededinging zonder dergelijke besluiten zich zou afspelen.(32) Bovendien moet het besluit een merkbaar nadelig gevolg voor de mededinging hebben.(33)

    34 Ten aanzien van de litigieuze bepalingen van de NBU van de ABI inzake de contracten betreffende de opening van rekening-courantkrediet en de contracten van algemene borgtocht die aan eerstgenoemde contracten zijn gekoppeld, ben ik van mening, dat zij weliswaar niet tot doel hebben de mededinging te beperken, doch dat zij dit wel duidelijk tot gevolg hebben.

    35 De bepalingen van de NBU, volgens welke de rentevoet bij de opening van een krediet wordt vastgesteld, beperken de zelfstandigheid van de bij de ABI aangesloten banken en hun vrijheid hun commercieel beleid op het gebied van dit type van financiële dienstverlening te bepalen. De NBU verplichten hen immers in hun contracten betreffende de opening van het krediet bepalingen op te nemen die hen machtigen het rentepercentage te verhogen naar gelang van de wijzigingen op de geldmarkt, zonder dat zij verplicht zijn hun cliënten vooraf te waarschuwen noch hun toestemming te verkrijgen, omdat het volgens de NBU volstaat dat zij een desbetreffende mededeling in hun lokalen afficheren of hun clientèle waarschuwen op de manier die zij het meest geschikt achten. Ofschoon de NBU niet rechtstreeks het rentepercentage bepalen dat de bank voor de door haar verleende dienst zal berekenen, waarover met de cliënt kan worden onderhandeld, beletten zij de bank, hem bij de opening van een krediet gunstiger voorwaarden aan te bieden, zoals een vast rentepercentage of een variabel percentage, mét de verplichting voor de bank om de cliënt vooraf te informeren over toekomstige wijzigingen in de prijs van de dienst.

    36 De op contracten van algemene borgtocht toepasselijke bepalingen van de NBU van de ABI hebben eveneens een mededingingsbeperkend gevolg op het gebied van de financiële dienst bestaande in de opening van het krediet. Die bepalingen wijken af van de voorschriften van de Italiaanse CC en verschaffen de banken, die in contracten van algemene borgtocht treden, zowel zeer gunstige voorwaarden als de grootst mogelijke zekerheden.(34) Het bestaan van die NBU belet de banken, hun cliënten die een krediet willen openen, betere voorwaarden aan te bieden voor het nevencontract van algemene borgtocht. De cliënt zal gemakkelijker borgen vinden wanneer de voorwaarden voor de algemene borgtocht minder bezwarend zijn. Aldus vormen die voorwaarden een beslissend element bij het met een bank sluiten van een contract betreffende de opening van een krediet.

    37 De in de NBU opgenomen algemene condities beperken dus de mogelijkheden van de bij de ABI aangesloten banken bij de vaststelling van de voorwaarden die zij aan hun clinten wensen aan te bieden naar gelang van hun eigen rentabiliteitssituatie, hun specialisatie en hun commercieel beleid. Aangezien de Italiaanse banken in overgrote meerderheid lid zijn van de ABI, worden de keuzemogelijkheden van de clinten die een contract wensen te sluiten tot opening van een rekening-courantkrediet en die verplicht zijn in een contract van algemene borgtocht te treden, aanzienlijk beperkt, omdat de NBU de mededinging tussen de banken belemmert. Die cliënten mogen dus niet verwachten, dat zij van een andere bank betere condities verkrijgen voor de dienstverlening in de vorm van de opening van een krediet. De voorwaarden van de NBU die betrekking hebben op de vaststelling van de rentevoet, zijn een component van de eindprijs die de cliënt aan de bank zal moeten betalen voor de opening van het krediet, en zij vormen derhalve een essentieel element van de mededinging, dat rechtstreeks van invloed is op de relaties tussen de bankinstellingen en hun clientèle. Hetzelfde geldt voor de voorwaarden van het contract van algemene borgtocht, die van invloed zijn op de relatie tussen de bank en haar cliënt, ofschoon zij niet rechtstreeks verband houden met de prijs van de in de opening van het krediet bestaande dienst.

    38 Bovendien genereren de NBU inzake de opening van het krediet en de algemene borgtocht een niet te verwaarlozen beperkend effect op de mededinging, omdat de ruimte die de banken hebben bij de eerste besprekingen met de cliënt over de rentevoet en de andere voorwaarden van de opening van het krediet, beperkt is, waar die rentevoet in overwegende mate afhangt van de hoogte van het rentepercentage dat op de kapitaalmarkt van kracht is.

    De invloed op de intracommunautaire handel

    39 Het is vaste rechtspraak van het Hof, dat, "wil er van ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten sprake zijn, een besluit, overeenkomst of kartel, gezien het geheel hunner objectieve bestanddelen - feitelijk en rechtens - met een voldoende mate van waarschijnlijkheid moet doen verwachten, dat [zo'n mededingingsregeling], al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, op het ruilverkeer tussen lidstaten een zodanige invloed [kan] uitoefenen, dat de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt tussen genoemde staten wordt belemmerd".(35) Bovendien is het voor beïnvloeding van de handel tussen de lidstaten in de zin van artikel 85, lid 1, noodzakelijk dat de invloed die de beperkende handelingen op de mededinging hebben, merkbaar is.(36)

    Het Hof heeft voorts overwogen: "dat artikel 85, lid 1, van het Verdrag met het verbod van overeenkomsten welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en welke ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt beperkt, niet het bewijs verlangt dat dergelijke overeenkomsten dit handelsverkeer inderdaad merkbaar hebben beïnvloed, welk bewijs trouwens in de meeste gevallen slechts moeilijk rechtens genoegzaam zou kunnen worden geleverd, doch veeleer het bewijs dat deze overeenkomsten een dergelijk gevolg kunnen hebben".(37) Bijgevolg is het niet nodig daadwerkelijk aan te tonen, dat de intracommunautaire handel door de betrokken overeenkomsten ongunstig is beïnvloed; het volstaat aan te tonen, dat het genoegzaam waarschijnlijk is dat de overeenkomst daadwerkelijk of potentieel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden.(38)

    40 Aangaande mededingingsbeperkende handelingen die het gehele grondgebied van een lidstaat bestrijken, heeft het Hof voor recht verklaard, dat zij de intracommunautaire handel nadelig beïnvloeden, omdat dergelijke handelwijzen naar hun aard een versterking van de nationale drempelvorming tot gevolg hebben, hetgeen de in het Verdrag beoogde economische vervlechting doorkruist en de nationale productie bescherming verschaft.(39) In andere arresten heeft het Hof het automatisch karakter van de ongunstige beïnvloeding die het gehele grondgebied van een lidstaat bestrijkende mededingingsbeperkende praktijken op het intracommunautaire handelsverkeer kunnen hebben, gerelativeerd. Het Hof hield daar rekening met de middelen waarover de leden van een in geding gebracht kartel beschikken om de afnemers aan zich te binden, met het betrekkelijk belang van de ondernemersafspraak op de betrokken markt, en met de economische samenhang waarin die afspraak haar plaats vond.(40) Er bestaat derhalve een sterk vermoeden, dat een mededingingsbeperkende praktijk die van toepassing is op het gehele grondgebied van een lidstaat, het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloedt. Dat vermoeden kan slechts worden ontzenuwd wanneer het onderzoek van de karakteristieke kenmerken van de afspraak en van de economische context waarin zij is geplaatst, het tegendeel aantoont.

    41 In haar opmerkingen in de onderhavige zaken gaf de Commissie te kennen, dat de op de contracten inzake de opening van rekening-courantkrediet en van algemene borgtocht betrekking hebbende NBU de tussenstaatse handel niet ongunstig beïnvloeden en dat daarom artikel 85 er niet op van toepassing is, zulks ongeacht de eventuele toepassing van het Italiaanse mededingingsrecht. De Commissie baseerde haar conclusie op twee gronden, te weten dat de betrokken contracten betrekking hebben op bankdiensten die niet een voornamelijk grensoverschrijdend karakter hebben, en dat de verrichting van dit type van dienstverlening niet een beslissend element is voor banken uit andere lidstaten om zich op de Italiaanse financile markt te begeven.

    42 Ik ben mijnerzijds van mening, dat de redenering van de Commissie niet in overeenstemming is met de rechtspraak van het Hof, omdat de NBU betreffende contracten inzake de opening van een krediet en contracten van algemene borgtocht op merkbare wijze de intracommunautaire handel ongunstig beïnvloeden. Ik heb daarvoor verscheidene redenen.

    In de eerste plaats is de opening van een rekening-courantkrediet een financiële dienst waarvan de modaliteiten op geen enkele wijze door het gemeenschapsrecht worden beperkt en die bijgevolg een grensoverschrijdend karakter kan hebben. De globalisering van de bancaire activiteiten, het gebruik van nieuwe technologieën bij de financiële dienstverlening en de vestiging van de eenvormige bankmarkt bevorderen het verrichten van bankactiviteiten tussen de lidstaten, met inbegrip van de opening van een krediet en de algemene borgtocht. Het is daarom heel wel denkbaar, dat een Italiaanse cliënt zich tot een in een andere lidstaat gevestigde bank wendt om met haar een contract inzake de opening van een rekening-courantkrediet te sluiten, wanneer de door die bank aangeboden condities haar meer aanstaan dan de condities van in Italië gevestigde banken. Evenzo is het mogelijk dat een bank uit een andere lidstaat in Italië diensten wil verrichten bestaande in het openen van kredieten in rekening-courant vanuit haar staat van herkomst of door middel van in Italië te vestigen filialen of dochterondernemingen. De volledige verwezenlijking van de eenvormige markt begunstigt de "vergemeenschappelijking" van alle financiële diensten. Ik ben daarom van oordeel, dat het door de Commissie in haar beschikkingen gemaakte onderscheid tussen financiële diensten met een nationaal karakter en financiële diensten met een grensoverschrijdend karakter niet relevant is.

    In de tweede plaats leiden de NBU die de ABI door al haar leden, die nagenoeg alle in Italië werkzame banken vertegenwoordigen, laat toepassen, tot een segmentering van de Italiaanse markt van de dienstverlening inzake de opening van rekening-courantkredieten, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de totstandkoming van een eenvormige markt voor dit type van dienstverlening in alle lidstaten en aan de economische eenwording als door het Verdrag beoogd.

    In de derde plaats zijn vele Italiaanse bankinstellingen filialen of dochterondernemingen van banken uit andere lidstaten, die "gedwongen" worden de NBU op de opening van een rekening-courantkrediet toe te passen wegens de voordelen die het lidmaatschap van de ABI hun verschaft.

    In de vierde plaats vormen de NBU een besluit van een ondernemersvereniging, dat zich uitstrekt tot het gehele grondgebied van een lidstaat en dat van invloed is op nagenoeg alle bankverrichtingen, met inbegrip van die inzake de opening van een krediet en de algemene borgtocht. De economische context waarin de NBU zijn geplaatst, biedt mijns inziens geen enkel argument op grond waarvan het vermoeden kan worden ontzenuwd, dat er sprake is van een mededingingsbeperkende praktijk die karakteristiek is voor en van toepassing is op het gehele Italiaanse grondgebied en die de handel tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

    Ten slotte vormt de opening van een rekening-courantkrediet de voornaamste bankovereenkomst, op grond waarvan de banken een financiële dienst verrichten die voor de ondernemingen van kapitaal belang is.(41) Wanneer men voor ogen houdt, dat de in de onderhavige zaken relevante markt wordt gevormd door de dienst bestaande in de opening van een rekening-courantkrediet, welke dienstverlening wordt gegarandeerd door een algemene borgtocht, kan niet worden betwist, dat de NBU van de ABI op zeer merkbare wijze afbreuk doen aan de tussenstaatse handel, omdat nagenoeg alle in Italië werkzame banken ze hanteren en omdat zij de mededinging tussen de verleners van deze dienst aanzienlijk beperken. Zelfs wanneer men erkent, dat de betrokken markt wordt gevormd door alle in Italië aangeboden bankdiensten, impliceert het belang van de dienst inzake de opening van een krediet en dat van zijn tegenhanger, de algemene borgtocht, dat de op die dienstverleningen toepasselijke NBU van de ABI een merkbare en belangrijke ongunstige invloed op de tussenstaatse handel uitoefenen.

    43 De zojuist uiteengezette redenen tonen met voldoende waarschijnlijkheid aan, dat de NBU een merkbare ongunstige invloed uitoefenen op de handel tussen de lidstaten, zowel thans als in de toekomst.

    44 Bijgevolg ben ik van oordeel, dat algemene voorwaarden die de door mij genoemde kenmerken hebben van de op contracten inzake de opening van rekening-courantkrediet en op contracten van algemene borgtocht toepasselijke NBU van de ABI, onverenigbaar zijn met artikel 85, lid 1, van het Verdrag.

    De toepassing van artikel 86

    45 Artikel 86 verbiedt, "voor zover de handel tussen de lidstaten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, (...) dat een of meer ondernemingen misbruik maken van een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezenlijk deel daarvan".

    46 Het Tribunale di Genova verzoekt het Hof hem mede te delen, of de in de ABI verenigde banken een collectieve machtspositie innemen en, in het bevestigende geval, of de toepassing van de NBU op contracten inzake de opening van een rekening-courantkrediet en op contracten van algemene borgtocht zoals door deze banken met hun cliënten gesloten, een met artikel 86 onverenigbaar misbruik van die machtspositie oplevert.

    47 In haar opmerkingen heeft de Commissie beklemtoond, dat het enkele feit dat nagenoeg alle Italiaanse banken lid zijn van de ABI, onvoldoende lijkt voor de conclusie, dat die leden gezamenlijk een collectieve machtspositie op de Italiaanse bankmarkt innemen. Ik deel volkomen de mening van de Commissie, die trouwens duidelijk steun vindt in de rechtspraak van het Hof.

    48 Immers, Hof en Gerecht hebben geoordeeld, dat artikel 86 kon worden toegepast op wat men pleegt te noemen een collectieve machtspositie, daarmede te kennen gevende, dat niet kan worden uitgesloten dat op een concrete markt twee of meer onafhankelijke economische eenheden door zodanige economische banden zijn verenigd, dat zij gezamenlijk een machtspositie bezitten ten opzichte van andere ondernemingen op die markt.(42) Volgens het Hof "[is] voor het bestaan van een collectieve machtspositie (...) vereist, dat de betrokken ondernemingen door zodanige banden met elkaar verenigd zijn, dat zij hun optreden op de markt kunnen coördineren".(43)

    Voor het bewijs van het bestaan van een collectieve machtspositie is het volgens het Gerecht "niet voldoende om de feiten die een inbreuk op artikel 85 opleveren, te $recycleren' en hieruit af te leiden, dat de partijen bij een overeenkomst of een onderling afgestemde feitelijke gedraging gezamenlijk een groot marktaandeel bezitten, dat zij door dit enkele feit een collectieve machtspositie bezitten en dat hun ongeoorloofd gedrag misbruik van die collectieve machtspositie vormt".(44)

    49 Naar mijn mening bezitten de in de ABI verenigde banken niet een collectieve machtspositie op de Italiaanse bankmarkt, omdat het lidmaatschap van die vereniging tussen de verschillende bankinstellingen geen zodanig nauwe economische banden schept, dat zij verplicht zijn eenzelfde economisch beleid te voeren.

    50 Het deelnemen aan de ABI belet de aangesloten banken niet, zich op de markt individueel op te stellen. De leden van de ABI verschijnen op de markt als ondernemingen die een autonoom economisch beleid voeren. Hun strategieën stemmen slechts overeen voor de diensten waarvoor de ABI een mededingingsbeperkend besluit heeft genomen dat door alle leden wordt toegepast en binnen de werkingssfeer van artikel 85 valt.

    51 Wanneer men zou moeten aannemen, dat de leden van de ABI een collectieve machtspositie innemen, zou hetzelfde moeten gelden voor alle ondernemersverenigingen waarbij de meerderheid van de ondernemingen in een bepaalde economische sector zijn aangesloten, waardoor de besluiten van die verenigingen steeds zouden kunnen worden onderworpen aan een onderzoek uit hoofde van artikel 86. Daarmee zou men systematisch de elementen die een inbreuk op artikel 85 vormen, "recycleren" om, eventueel, door middel van het begrip "collectieve machtspositie" tot toepassing van artikel 86 te geraken.

    Ik ben in dit opzicht van oordeel, dat er een duidelijk verschil bestaat tussen de mate van integratie van ondernemingen die deel uitmaken van een ondernemersvereniging als de ABI, en de integratie van ondernemingen die een lijnvaartconferentie vormen. Uit de communautaire rechtspraak(45) volgt, dat de ondernemingen die lid zijn van een lijnvaartconferentie, een machtspositie kunnen innemen omdat zij jegens de cliënten op de markt verschijnen als één en dezelfde eenheid. De bij een ondernemersvereniging aangesloten ondernemingen gedragen zich daarentegen op de markt niet als een gentegreerde eenheid.

    52 Ik ben bijgevolg van oordeel, dat ondernemingen die deel uitmaken van een ondernemersvereniging met de kenmerken van de ABI, niet een collectieve machtspositie op de markt innemen, die de toepassing van artikel 86 op hun eenvormige commerciële praktijken zou kunnen rechtvaardigen.

    De gevolgen van de verklaring van onverenigbaarheid van de NBU met de artikelen 85 of 86 voor de contracten die de banken met hun cliënten sluiten

    53 Met de tweede en de vierde prejudiciële vraag verzoekt het Tribunale di Genova het Hof, de gevolgen te preciseren die een verklaring van onverenigbaarheid met de artikelen 85 of 86 van de op contracten inzake de opening van een rekening-courantkrediet en op contracten van algemene borgtocht toepasselijke NBU zou hebben voor de tussen de banken en hun clinten gesloten individuele contracten, waarvan de algemene voorwaarden van de NBU deel uitmaken.

    54 Ingevolge artikel 85, lid 2, zijn van rechtswege nietig de overeenkomsten of besluiten die krachtens lid 1 van dat artikel zijn verboden. Volgens de rechtspraak van het Hof treft deze nietigheid de gehele overeenkomst of het gehele besluit van een ondernemersvereniging wanneer de onderdelen die specifiek lid 1 van artikel 85 schenden, niet uit die overeenkomst of dat besluit kunnen worden losgemaakt. Bovendien zijn de nationale rechterlijke autoriteiten ingevolge de directe werking van artikel 85 bevoegd de nietigheid in de zin van lid 2 van artikel 85 vast te stellen.(46)

    Ten aanzien van de gevolgen van de vaststelling van de nietigheid van rechtswege bestaat er een vaste rechtspraak van het Hof, volgens welke "de gevolgen van de nietigheid van rechtswege van met artikel 85, lid 1, onverenigbare contractuele bepalingen voor alle andere onderdelen van de overeenkomst of voor andere eruit voortvloeiende verplichtingen niet van het gemeenschapsrecht afhangen. De nationale rechter dient naar nationaal recht te beoordelen, wat de draagwijdte en de gevolgen voor het geheel van de contractuele betrekkingen zijn, indien sommige bepalingen van de overeenkomst op grond van artikel 85, lid 2, nietig zouden zijn. Of zulk een onverenigbaarheid tot gevolg heeft dat de contractspartijen gehouden zijn de inhoud van hun overeenkomst aan te passen teneinde ze voor nietigheid te behoeden (...) is een vraag die aan de hand van het nationale recht moet worden beoordeeld."(47)

    55 Volgens deze rechtspraak dient de nationale rechter op grond van zijn nationale recht de gevolgen vast te stellen, die de toepassing van artikel 85, lid 2, op algemene voorwaarden als de op contracten inzake de opening van een rekening-courantkrediet en op contracten van algemene borgtocht toepasselijke NBU van de ABI kan hebben op het besluit van een ondernemersvereniging in zijn totaliteit, wanneer die algemene voorwaarden onverenigbaar zijn met artikel 85, lid 1.

    De door het Tribunale di Genova gestelde vraag is nochtans een andere. Immers, die rechterlijke instantie vraagt zich af, welke gevolgen de nietigheid van de NBU van de ABI zou kunnen hebben voor de contracten inzake de opening van een krediet en van algemene borgtocht, die de banken met hun cliënten hebben gesloten onder toepassing van algemene voorwaarden die met artikel 85 onverenigbaar zijn.

    56 Ofschoon de vraag een andere is, verschaft de zojuist door mij genoemde rechtspraak van het Hof een in wezen identiek antwoord, zoals de Commissie in haar opmerkingen heeft aangegeven.

    Wanneer de gevolgen die de nietigheid van sommige bepalingen van een besluit van een ondernemersvereniging kan hebben voor de andere bestanddelen van het besluit, worden bepaald door voorschriften van nationaal recht, dienen de gevolgen van die nietigheid voor de contracten die krachtens dat besluit zijn gesloten, a fortiori te worden vastgesteld in het licht van de voorschriften van het nationale recht inzake de nietigheid van contracten. Met het oog hierop zullen met name relevant zijn de nationale voorschriften die betrekking hebben op wilsgebreken en op de ongeoorloofdheid van het voorwerp of van de oorzaak van de contracten.

    De nationale rechter is niet verplicht, uit de uit artikel 85, lid 2, voortvloeiende nietigheid van onderdelen van het besluit van de ondernemersvereniging automatisch af te leiden, dat de individuele contracten die krachtens dat besluit zijn gesloten, eveneens nietig zijn. Hij kan overgaan tot toepassing van andere sancties die in zijn nationale recht ten aanzien van contracten zijn voorzien, zoals vernietigbaarheid, onmogelijkheid zich jegens derden op bepaalde bedingen te beroepen, schadevergoeding of terugvordering van hetgeen onverschuldigd is betaald, wanneer hij van oordeel is, dat die sancties passender zijn om het aan hem voorgelegde geval te beslechten.

    57 De vrijheid van de nationale rechter om zijn interne recht toe te passen voor de vaststelling van de gevolgen van de nietigheid voor de individuele contracten die gesloten zijn op grond van met artikel 85 onverenigbare onderdelen van een besluit van een ondernemersvereniging, wordt aanzienlijk beperkt door de door het Hof ontwikkelde vaste rechtspraak inzake de effectieve bescherming van de rechten die particulieren aan de bepalingen van het gemeenschapsrecht ontlenen.(48) Die rechtspraak eist dat de bescherming van de rechten van particulieren die zijn benadeeld door de schending van een voorschrift van het gemeenschapsrecht, zowel processueel als naar inhoud gelijkwaardig is aan de bescherming van de rechten van particulieren die zijn benadeeld door de schending van een voorschrift van nationaal recht.

    Het Italiaanse recht bevat een voorschrift dat praktisch gelijk is aan artikel 85. Dat is de reden waarom in de thans voorliggende zaken de gevolgen van de nietigheid van bepaalde algemene voorwaarden van de NBU van de ABI wegens schending van artikel 85 voor de individuele contracten die de banken met hun cliënten hebben gesloten, vergelijkbaar moeten zijn met de gevolgen die zouden voortvloeien uit de schending van het met artikel 85 overeenkomende voorschrift van wet nr. 287/90.

    58 Ik ben van mening, dat de bij de ABI aangesloten banken niet een collectieve machtspositie innemen en dat uit dien hoofde de NBU geen inbreuk maken op artikel 86. Indien het Hof niettemin een dergelijke inbreuk aannemelijk zou achten, zouden de gevolgen daarvan voor de met toepassing van de NBU tussen de banken en hun cliënten gesloten individuele contracten moeten worden vastgesteld op grond van de voorschriften van het nationale recht.(49) Dit geldt zeker, wanneer het om een schending van artikel 86 gaat, aangezien dit artikel geen enkel voorschrift bevat dat vergelijkbaar is met artikel 85, lid 2.

    59 Derhalve dienen de gevolgen van de onverenigbaarheid met artikel 85 van algemene voorwaarden zoals die welke deel uitmaken van de op contracten inzake de opening van een rekening-courantkrediet en op contracten van algemene borgtocht toepasselijke NBU van de ABI, voor de individuele door de banken met hun clinten gesloten contracten, door de nationale rechterlijke instanties te worden vastgesteld krachtens de relevante voorschriften van hun nationale recht.

    Conclusie

    Gelet op het voorgaande, geef ik het Hof in overweging de door het Tribunale di Genova gestelde prejudicile vragen te beantwoorden als volgt:

    "1) Uniforme condities die de kenmerken vertonen van de bepalingen van de op contracten betreffende de opening van een rekening-courantkrediet en op contracten van algemene borgtocht toepasselijke NBU van de ABI, zijn in strijd met artikel 85, lid 1, van het Verdrag.

    2) Ondernemingen die lid zijn van een ondernemersvereniging met de kenmerken van de ABI, bezitten niet een collectieve machtspositie op de markt, die de toepassing van artikel 86 op hun eenvormige commerciële praktijken zou kunnen rechtvaardigen.

    3) De gevolgen van de onverenigbaarheid met artikel 85 van uniforme condities zoals die welke deel uitmaken van de op contracten inzake de opening van een rekening-courantkrediet en op contracten van algemene borgtocht toepasselijke NBU van de ABI, voor de individuele contracten die de banken met hun cliënten hebben gesloten, dienen door de nationale rechterlijke instanties te worden vastgesteld volgens de relevante voorschriften van hun nationale recht."

    (1) - De tekst van artikel 1956 luidt als volgt: "Eenieder die zich borg heeft gesteld, is van zijn toekomstige verplichtingen bevrijd indien de schuldeiser krediet heeft verleend aan een derde zonder uitdrukkelijke toestemming van de borg, terwijl hij wist dat de financiële situatie van die persoon zich zo had ontwikkeld, dat terugbetaling van het betrokken krediet aanmerkelijk moeilijker was geworden." Bij wet nr. 154/92 van 17 februari 1992 (GURI nr. 45 van 24 februari 1992) betreffende de "bancaire doorzichtigheid" is aan dat artikel een tweede alinea toegevoegd, bepalende dat "het op voorhand afzien van de bevrijding" nietig en van generlei waarde is.

    (2) - Dit artikel bepaalt het volgende: "Eenieder die zich borg heeft gesteld, blijft gebonden, zelfs nadat de hoofdverplichting teniet is gegaan, wanneer de crediteur tegen de debiteur binnen een termijn van zes maanden een vordering heeft ingesteld en vervolgens met voortvarendheid heeft gehandeld."

    (3) - Artikel 1939 CC luidt: "De borgtocht is niet geldig bij ongeldigheid van de hoofdverbintenis, behalve indien het gaat om een door een onbekwame aangegane verbintenis."

    (4) - Aangehaald in voetnoot 1.

    (5) - Wet van 10 oktober 1990 (GURI nr. 240 van 13 oktober 1990).

    (6) - Bolletino dell'Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato van 19 december 1994, jaar IV, nr. 48, blz. 75.

    (7) - Arrest van 14 juli 1981 (172/80, Jurispr. blz. 2021, punten 7 en 8).

    (8) - Zie voor een analyse van de handelwijze van de Commissie op dit gebied J. F. Bellis: "La banque et le droit communautaire de la concurrence", Mélanges Jean Pardon, Bruylant, Brussel, 1996, blz. 1; J. Biancarelli: "L'application du droit communautaire de la concurrence au secteur financier (banque et assurance)", Gazette du Palais, 1991, blz. 247; C. D. Ehlermann: "L'huile et le sel: le secteur bancaire et le droit européen de la concurrence", Revue trimestrielle de droit européen, 1993, blz. 457; R. Greaves: EC Competition Law: Banking and Insurances Services, Chancery Law Publishing, Londen, 1992; L. Gyselen: "EU Antitrust Law in the Area of Financial Services-Capita Selecta for the Cautious Shaping of a Policy", Annual Proceedings of the Fordham Corporate Law Institute, 1996, blz. 329 e.v.; B. Sousi-Roubi: Droit bancaire européen, Dalloz, Parijs, 1995, blz. 333-378.

    (9) - Beschikking 85/77/EEG van de Commissie van 10 december 1984 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.717 - Uniforme eurocheques) (PB 1985, L 35, blz. 43).

    (10) - Beschikking 92/212/EEG van de Commissie van 25 maart 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.717-A - Eurocheque: Overeenkomst van Helsinki) (PB L 95, blz. 50).

    (11) - Arrest Gerecht van 23 februari 1994 (T-39/92 en T-40/92, Jurispr. blz. II-49).

    (12) - Zie B. Sousi-Roubi, o.c., blz. 346 e.v.; M. Dassesse, S. Isaacs en G. Penn: EC Banking Law, Lloyd's of London Press Ltd, Londen, 1994, blz. 273 e.v.; M. Waelbroeck en A. Frignagni: Concurrence. Commentaire J. Mégret. Le Droit de la CE, vol. 4, Éditions de l'Université de Bruxelles, Brussel, 1997, blz. 74-79.

    (13) - Beschikking 96/454/EG van de Commissie van 24 juni 1996 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (IV/34.607 - Banque Nationale de Paris - Dresdner Bank) (PB L 188, blz. 37).

    (14) - Sousi-Roubi is van mening, dat de Commissie het probleem niet op de juiste wijze heeft aangepakt. Volgens hem kan men niet van een markt van dit type van interbancaire overeenkomsten spreken, omdat de banken van cliënten die debiteuren en crediteuren zijn, op indirecte en onvrijwillige manier met elkaar in contact komen op grond van de door hun cliënten verrichte handelingen. Omdat er geen markt in de strikte zin van het woord bestaat, kan er geen sprake zijn van een beperking van de mededinging (B. Sousi-Roubi, o.c., blz. 355-357). Dezelfde mening wordt verdedigd door F. Pombo: "EU Antitrust Law in the Area of Financial Services", Annual Proceedings of the Fordham Corporate Law Institute, 1996, blz. 397 en 398. De Commissie begint zich ontvankelijk te tonen voor dit argument, dat zij heeft gebezigd in haar bekendmaking 95/C 251/03 over de toepassing van de communautaire mededingingsregels op grensoverschrijdende creditoverschrijvingen (PB 1995, C 251, blz. 3).

    (15) - Beschikking 87/13/EEG van de Commissie van 11 december 1986 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/261-A - Belgische Vereniging der Banken) (PB 1987, L 7, blz. 27).

    (16) - Beschikking 87/103/EEG van de Commissie van 12 december 1986 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.356 - ABI) (PB 1987, L 43, blz. 51).

    (17) - Dit gedeelte van de beschikking is bekrachtigd door het Gerecht van eerste aanleg in het arrest CB en Europay/Commissie, reeds aangehaald.

    (18) - Arrest van 21 september 1988 (267/86, Jurispr. blz. 4769).

    (19) - In concreto was de Commissie van oordeel, dat de overeenkomsten tussen de banken van één lidstaat betreffende de openingsuren van de banken, clearingregels en een systeem van automatische overschrijving waardoor zij rechtstreeks de rekeningen van hun clinten kunnen belasten met de bedragen die deze hun zijn verschuldigd, de mededinging niet beperken [beschikking 86/507/EEG van de Commissie van 30 september 1986 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.362 - Irish Banks' Standing Committee) (PB L 295, blz. 28)], in ieder geval niet meer dan de overeenkomsten die de banken van een lidstaat onderling hebben gesloten betreffende de exclusieve vervaardiging van eurocheques door ondernemingen die door de deelnemers aan het Eurocheque-systeem zijn aangewezen (beschikking Uniforme eurocheques), of dan de overeenkomst betreffende transacties in buitenlandse deviezen of in Italiaanse lire op buitenlandse rekeningen (beschikking ABI).

    (20) - Zie eveneens de kritiek geformuleerd door M. Dassesse, S. Isaacs en G. Penn, o.c., blz. 273-277.

    (21) - Beschikking ABI, reeds aangehaald, punt 46, met betrekking tot de overeenkomsten die de ABI had opgesteld voor een nieuw eenvormig type reischeques in Italiaanse lire en voor het incasso of de acceptbezorging van effecten, documenten, bankcheques en andere krediettitels die in Italië betaalbaar waren gesteld.

    (22) - Beschikking Belgische Vereniging der Banken, reeds aangehaald, punt 39.

    (23) - In punt 58 van haar beschikking 89/512/EEG van 19 juli 1989 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.499 - Nederlandse banken), oordeelde de Commissie eveneens dat de diensten inzake de huur van safeloketten van "interne" aard zijn en het interstatelijke dienstenverkeer niet merkbaar beïnvloeden.

    (24) - Beschikking BNP - Dresdner Bank, reeds aangehaald, punt 15.

    (25) - Tweede richtlijn van de Raad van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van richtlijn 77/780/EEG (PB L 386, blz. 1).

    (26) - Volgens A. Bertolotti: "Le norme bancarie uniforme (NBU) e le regole antitrust: una questione ancora aperta", Giurisprudenza Italiana, 1997, nr. 3, maart, blz. 170.

    (27) - Zie met name arresten van 29 oktober 1980, Van Landewyck/Commissie (209/78-215/78 en 218/78, Jurispr. blz. 3125), en 27 januari 1987, Verband der Sachversicherer/Commissie (45/85, Jurispr. blz. 405).

    (28) - Arrest van 16 december 1975, Suiker Unie e.a./Commissie (40/73-48/73, 50/73, 54/73, 55/73, 56/73, 111/73, 113/73 en 114/73, Jurispr. blz. 1663, punten 173 en 174), en arrest Züchner, reeds aangehaald, punten 13 en 14.

    (29) - Zie met name arresten van 30 juni 1966, Société technique minière (56/65, Jurispr. blz. 337 e.v., inz. blz. 359); 13 juli 1966, Consten en Grundig/Commissie (56/64 en 58/64, Jurispr. blz. 429); 11 december 1980, L'Oréal (31/80, Jurispr. blz. 3775, punt 19); 11 juli 1985, Remia e.a./Commissie (42/84, Jurispr. blz. 2545, punt 18); arrest Verband der Sachversicherer/Commissie, reeds aangehaald, punt 39, en arrest van 17 november 1987, BAT en Reynolds/Commissie (142/84 en 156/84, Jurispr. blz. 4487).

    (30) - Zie conclusie van advocaat-generaal Tesauro bij het arrest van 15 december 1994, DLG (C-250/92, Jurispr. blz. I-5641, punten 15 en 16).

    (31) - Arrest BAT en Reynolds/Commissie, reeds aangehaald, punten 54 en 61, en arrest van 27 februari 1992, Vichy/Commissie (T-19/91, Jurispr. blz. II-415, punt 59).

    (32) - Arrest van 12 december 1995, Oude Luttikhuis e.a. (C-399/93, Jurispr. blz. I-4515, punt 10).

    (33) - Arrest van 9 juli 1969, Völk (5/69, Jurispr. blz. 295).

    (34) - Zie punt 9 supra.

    (35) - Arrest van 17 juli 1997, Ferriere Nord/Commissie (C-219/95 P, Jurispr. blz. I-4411, punt 20); arresten Van Landewyck/Commissie, reeds aangehaald, punt 170, en Société technique minière, reeds aangehaald. Zie ook arrest Gerecht van 22 oktober 1997, SCK en FNK/Commissie (T-213/95 en T-18/96, Jurispr, blz. II-1739, punt 175).

    (36) - Arresten van 25 november 1971, Béguelin (22/71, Jurispr. blz. 949, punt 16), en 1 februari 1978, Miller/Commissie (19/77, Jurispr. blz. 131, punt 15).

    (37) - Arresten Ferriere Nord/Commissie, reeds aangehaald, punt 19, en Miller/Commissie, reeds aangehaald, punt 15.

    (38) - Zie M. Waelbroeck en A. Frignani, o.c., blz. 206 en 207.

    (39) - Arrest van 17 oktober 1972, Vereeniging van Cementhandelaren/Commissie (8/72, Jurispr. blz. 977, punt 29), en arrest Remia e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 22. Zie bovendien arrest Gerecht van 21 februari 1995, SPO e.a./Commissie (T-29/92, Jurispr. blz. II-289, punt 229), en arrest SCK en FNK/Commissie, reeds aangehaald, punt 179.

    (40) - Arrest van 26 november 1975, Groupement des fabricants de papiers peints de Belgique/Commissie (73/74, Jurispr. blz. 1491, punt 27).

    (41) - M. A. Sánchez Miguel: "Préstamos, anticipos bancarios. Apertura de crédito" in R. Garcia Villaverde (red.): Contratos Bancarios, Civitas, Madrid, 1992, blz. 160, bevestigt, dat de opening van een krediet het prototype is van een actieve bankactiviteit en dat het betreft "het door ondernemingen meest gesloten contract, dat voor de banken grote winsten oplevert omdat voor deze dienst een aanzienlijke vergoeding wordt gevraagd".

    (42) - Arresten van 27 april 1994, Almelo (C-393/92, Jurispr. blz. I-1477, punt 42); 5 oktober 1995, Centro Servizi Spediporto (C-96/94, Jurispr. blz. I-2883, punten 32 en 33), en 17 oktober 1995, DIP e.a. (C-140/94, C-141/94 en C-142/94, Jurispr. blz. I-3257, punten 25 en 26). Zie eveneens arresten Gerecht van 10 maart 1992, SIV e.a./Commissie (T-68/89, T-77/89 en T-78/89, Jurispr. blz. II-1403, punt 358), en 8 oktober 1996, Compagnie maritime belge transports e.a./Commissie (T-24/93, T-25/93, T-26/93 en T-28/93, Jurispr. blz. II-1201, punt 60).

    (43) - Arresten DIP e.a., reeds aangehaald, punt 26, en Almelo, reeds aangehaald, punt 42.

    (44) - Arresten Gerecht SIV e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 360, en Compagnie maritime belge transports e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 67.

    (45) - Arresten Gerecht SIV e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 359, en Compagnie maritime belge transports e.a./Commissie, reeds aangehaald, punt 65.

    (46) - Arrest van 6 februari 1973, Brasserie de Haecht (48/72, Jurispr. blz. 77, punt 4).

    (47) - Arresten van 18 december 1986, VAG France (10/86, Jurispr. blz. 4071, punten 14 en 15), en 14 december 1983, Société de vente de ciments et bétons de l'Est (319/82, Jurispr. blz. 4173, punten 11 en 12), en arrest Société technique minière, reeds aangehaald, Jurispr. blz. 337.

    (48) - Zie met name arresten van 17 juli 1997, Haar Petroleum (C-90/94, blz. I-4085, punt 46); 17 juli 1997, GT-Link (C-242/95, Jurispr. blz. I-4449, punt 27); 27 februari 1997, Ebony Maritime en Loten Navigation (C-177/95, Jurispr. blz. I-1111, punt 35); 5 maart 1996, Brasserie du pêcheur en Factortame (C-46/93 en C-48/93, Jurispr. blz. I-1029, punt 90), en 14 december 1995, Peterbroeck (C-312/93, Jurispr. blz. I-4599, punt 12).

    (49) - Arrest van 11 april 1989, Ahmed Saeed Flugreisen e.a. (66/86, Jurispr. blz. 803, punt 45).

    Top