Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61996CC0137

    Conclusie van advocaat-generaal La Pergola van 9 oktober 1997.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland.
    Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 91/414/EEG.
    Zaak C-137/96.

    Jurisprudentie 1997 I-06749

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1997:476

    61996C0137

    Conclusie van advocaat-generaal La Pergola van 9 oktober 1997. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Bondsrepubliek Duitsland. - Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 91/414/EEG. - Zaak C-137/96.

    Jurisprudentie 1997 bladzijde I-06749


    Conclusie van de advocaat generaal


    1 In dit beroep verzoekt de Commissie het Hof vast te stellen, dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet binnen de voorgeschreven termijn alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(1), met uitzondering van artikel 10, lid 1, tweede streepje, in nationaal recht om te zetten, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens het EG-Verdrag op haar rusten.

    Aanvankelijk gold het door de Commissie ingestelde beroep ook de niet-omzetting van bovengenoemde bepaling. De Duitse regering heeft echter aangevoerd, dat de aan de Lid-Staten gestelde termijn voor de omzetting van artikel 10, lid 1, tweede streepje, nog niet was verstreken op het moment dat de Commissie de precontentieuze procedure had ingeleid. Volgens artikel 23, lid 2, van de richtlijn zou deze termijn immers eerst aflopen één jaar na de vaststelling van de "uniforme beginselen", die bij richtlijn 94/43/EG(2) werden vastgesteld, dat wil zeggen op 27 juli 1995. Genoemde richtlijn werd echter door het Hof bij arrest van 18 juni 1996(3) nietig verklaard, zodat de termijn voor de omzetting van artikel 10, lid 1, tweede streepje, nog niet is begonnen te lopen. De Commissie heeft naar aanleiding van dit verweer de grief inzake de niet-omzetting van deze bepaling ingetrokken, maar voor het overige het petitum van haar beroep gehandhaafd.

    2 De richtlijn, waarvan de omzetting thans in geding is, beoogt de onderlinge aanpassing van de in de Lid-Staten bestaande regelingen ter zake van toelating van gewasbeschermingsmiddelen; en wel omdat de verschillen tussen de nationale voorschriften "niet alleen het handelsverkeer in gewasbeschermingsmiddelen, maar ook het handelsverkeer in plantaardige produkten belemmeren en daardoor rechtstreeks een ongunstige invloed hebben op de totstandkoming en de werking van de interne markt".(4) Volgens artikel 1 heeft de richtlijn betrekking op "de toelating, het op de markt brengen, het gebruik en de controle binnen de Gemeenschap van gewasbeschermingsmiddelen in hun commerciële aanbiedingsvorm en het op de markt brengen en de controle binnen de Gemeenschap van werkzame stoffen die voor een in artikel 2, punt 1, omschreven gebruik zijn bestemd". Artikel 4 noemt de voorschriften waaraan de Lid-Staten zich moeten houden bij het toelaten van een gewasbeschermingsmiddel. Artikel 10, lid 1, noemt vervolgens de voorschriften die voortvloeien uit het beginsel van wederzijdse erkenning van toelating door andere Lid-Staten: "de proeven en analyses die reeds voor de toelating in de andere Lid-Staat zijn uitgevoerd" behoeven niet te worden herhaald, tenzij "de agrarische, fytosanitaire en ecologische, met inbegrip van klimatologische, omstandigheden met betrekking tot het gebruik van het middel in de betrokken gebieden [niet] vergelijkbaar zijn".(5) Bovendien moeten de Lid-Staten "wanneer het middel uitsluitend in bijlage I opgenomen werkzame stoffen bevat, het op de markt brengen van het middel ook op zijn grondgebied toelaten, voor zover de agrarische, fytosanitaire en ecologische, met inbegrip van klimatologische, omstandigheden met betrekking tot het gebruik van het middel in de betrokken gebieden vergelijkbaar zijn en voor zover de uniforme beginselen conform artikel 23, lid 2, zijn vastgesteld".(6) Artikel 23 van de richtlijn bepaalt ten slotte, dat "de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om aan deze richtlijn te voldoen binnen een termijn van twee jaar na de kennisgeving van deze richtlijn".(7)

    3 De Duitse regering heeft in haar opmerkingen naar voren gebracht, dat een ontwerp ter wijziging van het Pflanzenschutzgesetz, waarmee de genoemde richtlijn in de nationale rechtsorde moet worden omgezet, in behandeling is. Ten gronde bestrijdt zij evenwel de niet-nakoming.

    Om de hierna te noemen redenen meen ik niet dat het verweer van de Duitse regering kan slagen. In de eerste plaats ben ik niet overtuigd door het argument, dat een specifieke omzettingswetgeving in casu niet nodig zou zijn, omdat de bepalingen van de richtlijn in wezen gelijkluidend zijn aan de bepalingen van de huidige Duitse regeling. Op dit punt volstaat de vaststelling, dat artikel 23, lid 1, tweede alinea, van de richtlijn bepaalt dat zodra de Lid-Staten hun omzettingsbepalingen vaststellen, "in die bepalingen wordt verwezen naar de onderhavige richtlijn of hiernaar wordt verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen". Deze bepaling stelt dus een formeel vereiste aan de omzetting, dat specifieke wetgeving vergt. In ieder geval heeft de Duitse regering geen nadere informatie verstrekt over de inhoud van de thans geldende nationale bepalingen die omzetting van de richtlijn overbodig zouden maken.

    Evenmin hoef ik lang stil te staan bij het verweer, dat de betrokken richtlijn vele uitleggingsproblemen zou doen ontstaan, die onmiddellijke omzetting zouden hebben bemoeilijkt, en dat de Commissie zelf zou werken aan een niet nader aangeduid document om daarover helderheid te verschaffen. Op dit punt volstaat de vaststelling, dat de Commissie absoluut heeft ontkend dat zij een dergelijk document aan het uitwerken is. Voorts zie ik niet in hoe de vermeende uitleggingsproblemen waarover de Duitse regering klaagt, een rechtvaardiging voor de niet-nakoming kunnen opleveren: de Lid-Staten waren immers hoe dan ook verplicht de richtlijn om te zetten, ongeacht eventuele problemen rond de uitlegging van de betrokken bepalingen.

    Ten slotte heeft de Duitse regering aangevoerd, dat ook al had zij de richtlijn tijdig omgezet, de cruciale bepaling inzake harmonisatie van het handelsverkeer in gewasbeschermingsmiddelen, dat wil zeggen artikel 10, geen concrete toepassing kan vinden zolang geen enkele werkzame stof in bijlage I is opgenomen. Daarom is wederzijdse erkenning van toelatingen door de Lid-Staten op dit moment nog niet mogelijk, ook al zouden de relevante bepalingen van de richtlijn tijdig zijn omgezet.

    Ook dit argument is niet gegrond: de verplichting tot omzetten die op de Lid-Staten rust, hangt niet af van de mogelijkheid om de om te zetten bepalingen toe te passen. De Lid-Staten zijn hoe dan ook gehouden de richtlijn om te zetten, om in hun nationale rechtsorde de voorwaarden te scheppen voor toepassing van de gemeenschapsbepalingen. Een andere vraag, die hier niet aan de orde is, is vervolgens of de voorwaarden voor die toepassing al dan niet aanwezig zijn. Dit laatste aspect is uiteraard van geen enkele invloed op de verplichting om de betrokken richtlijn in nationaal recht om te zetten, aan welke verplichting in onderhavig geval kennelijk niet is voldaan.

    4 Ik geef het Hof derhalve in overweging de vordering van de Commissie toe te wijzen en de Bondsrepubliek Duitsland overeenkomstig artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering in de kosten te verwijzen.

    (1) - PB 1991, L 230, blz. 1.

    (2) - Richtlijn 94/43/EG van de Raad van 27 juli 1994 tot vaststelling van bijlage VI bij richtlijn 91/414 (PB 1994, L 227, blz. 31).

    (3) - Zaak C-303/94, Parlement/Raad, Jurispr. 1996, blz. I-2943.

    (4) - Zie vijfde overweging van de considerans.

    (5) - Artikel 10, lid 1, eerste streepje.

    (6) - Artikel 10, lid 1, tweede streepje.

    (7) - Zoals reeds vermeld, bevat artikel 23, lid 2, een bijzondere regeling voor de vaststelling van alle maatregelen die voor de uitvoering van artikel 10, lid 1, tweede streepje, nodig zijn.

    Top