Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61994CJ0309

    Arrest van het Hof (tweede kamer) van 15 februari 1996.
    Nissan France SA, Serda SA, Lyon Vaise Auto SARL, Garage Gambetta SA en Lyon Automobiles SA tegen Jean-Luc Dupasquier du Garage Sport Auto, Star'Terre SARL en Aqueducs Automobiles SARL.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de commerce de Lyon - Frankrijk.
    Mededinging - Afzet van motorvoertuigen - Verordening (EEG) nr. 123/85 - Inroepbaarheid tegen derden - Parallelimporteur - Cumulatie van de activiteiten van lasthebber en van onafhankelijk wederverkoper.
    Zaak C-309/94.

    Jurisprudentie 1996 I-00677

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1996:57

    61994J0309

    Arrest van het Hof (tweede kamer) van 15 februari 1996. - Nissan France SA, Serda SA, Lyon Vaise Auto SARL, Garage Gambetta SA en Lyon Automobiles SA tegen Jean-Luc Dupasquier du Garage Sport Auto, Star'Terre SARL en Aqueducs Automobiles SARL. - Verzoek om een prejudiciele beslissing: Tribunal de commerce de Lyon - Frankrijk. - Mededinging - Afzet van motorvoertuigen - Verordening (EEG) nr. 123/85 - Inroepbaarheid tegen derden - Parallelimporteur - Cumulatie van de activiteiten van lasthebber en van onafhankelijk wederverkoper. - Zaak C-309/94.

    Jurisprudentie 1996 bladzijde I-00677


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Verbod ° Groepsvrijstelling ° Verordening nr. 123/85 ° Voorwerp ° Vrijstelling voor sommige mededingingsbeperkingen in verhouding tussen fabrikanten en dealers in automobielsector ° Verbod voor marktdeelnemer die geen deel uitmaakt van officieel distributienet van automerk en niet-gevolmachtigd tussenpersoon is, om zich bezig te houden met parallelimport van nieuwe voertuigen van dat merk en deze voertuigen als onafhankelijk wederverkoper te verkopen ° Geen ° Verbod van cumulatie van activiteiten van gevolmachtigd lasthebber en van niet-erkend wederverkoper van parallel ingevoerde voertuigen ° Geen

    (Verordening nr. 123/85 van de Commissie)

    Samenvatting


    Verordening nr. 123/85 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen biedt de ondernemingen in de automobielsector enkel bepaalde mogelijkheden om, ondanks het feit dat in hun afzet- en klantenserviceovereenkomsten bepaalde types exclusiviteitsclausules en concurrentieverboden voorkomen, voor deze bepalingen te ontkomen aan het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag. Zij heeft slechts betrekking op de contractuele verhouding tussen de leverancier en zijn erkende dealers, en ofschoon daarin wordt opgesomd waartoe partijen zich in hun betrekkingen met derden al dan niet kunnen verbinden, beoogt zij daarentegen niet de activiteiten van deze derden te regelen, die buiten het circuit van de afzetovereenkomsten op de markt kunnen opereren.

    Mitsdien moet verordening nr. 123/85 aldus worden uitgelegd, dat zij niet eraan in de weg staat, dat een marktdeelnemer die noch een erkend wederverkoper in het distributienet van de fabrikant van een bepaald automerk is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon in de zin van artikel 3, sub 11, van de verordening, zich bezighoudt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van dat merk en deze voertuigen als onafhankelijk wederverkoper verkoopt. Evenmin staat zij eraan in de weg, dat een onafhankelijk marktdeelnemer de activiteiten van gevolmachtigd tussenpersoon en van niet-erkend wederverkoper van parallel ingevoerde voertuigen cumuleert.

    Partijen


    In zaak C-309/94,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Tribunal de commerce de Lyon (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding tussen

    Nissan France SA,

    Serda SA,

    Lyon Vaise Auto SARL,

    Garage Gambetta SA,

    Lyon Automobiles SA

    en

    J.-L. Dupasquier van Garage Sport Auto,

    Star' Terre SARL,

    Aqueducs Automobiles SARL,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 123/85 van de Commissie van 12 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen (PB 1985, L 15, blz. 16),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

    samengesteld als volgt: G. Hirsch, kamerpresident, G. F. Mancini en F. A. Schockweiler (rapporteur), rechters,

    advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer

    griffier: L. Hewlett, administrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    ° verweerders in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door J.-C. Fourgoux, advocaat te Parijs,

    ° de Franse regering, vertegenwoordigd door E. Belliard, adjunct-directeur bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en I. Latournarie, chargé de mission bij die directie, als gemachtigden,

    ° de Griekse regering, vertegenwoordigd door F. Georgakopoulos, adjunct-juridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat, en M. Basdeki, procesgemachtigde bij de juridische dienst van de staat, als gemachtigden,

    ° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. E. González Díaz, lid van haar juridische dienst, en G. de Bergues, bij de juridische dienst gedetacheerd nationaal ambtenaar, als gemachtigden,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van verzoeksters in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door J.-M. Reynaud, advocaat te Versailles, verweerders in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door J.-C. Fourgoux, de Franse regering, vertegenwoordigd door J.-M. Belorgey, secretaris buitenlandse zaken bij de directie juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, de Griekse regering, vertegenwoordigd door F. Georgakopoulos, en de Commissie, vertegenwoordigd door F. E. González Díaz en G. Charrier, bij de juridische dienst gedetacheerd nationaal ambtenaar, ter terechtzitting van 16 november 1995,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 14 december 1995,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij vonnis van 14 november 1994, ingekomen bij het Hof op 23 november daaraanvolgend, heeft het Tribunal de commerce de Lyon krachtens artikel 177 EG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van verordening (EEG) nr. 123/85 van de Commissie van 12 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen (PB 1985, L 15, blz. 16).

    2 Deze vragen zijn gerezen in het kader van een geding tussen de vennootschappen Nissan France, Serda, Lyon Vaise Auto, Garage Gambetta en Lyon Automobiles enerzijds, en J.-L. Dupasquier van Garage Sport Auto en de vennootschappen Star' Terre en Aqueducs Automobiles anderzijds, betreffende een door eerstgenoemden tegen laatstgenoemden ingestelde rechtsvordering wegens oneerlijke concurrentie.

    3 Nissan France is de exclusieve importeur van voertuigen van het merk Nissan in Frankrijk. De vennootschappen Serda, Lyon Vaise Auto, Garage Gambetta en Lyon Automobiles zijn in het Franse departement Rhône gevestigde dealers van dit merk. Allen worden hierna aangeduid als "Nissan France e.a.".

    4 J.-L. Dupasquier van Garage Sport Auto en de vennootschappen Star' Terre en Aqueducs Automobiles (hierna: "Garage Sport Auto e.a."), gevestigd in hetzelfde departement, houden zich bezig met de parallelimport van in het buitenland gekochte nieuwe voertuigen van het merk Nissan en de verkoop van deze voertuigen in Frankrijk, zonder dat zij door de fabrikant zijn erkend. Voorts maken zij reclame als verkopers van nieuwe Nissan-voertuigen uit voorraad.

    5 Van mening dat Garage Sport Auto e.a., die geen deel uitmaken van het distributienet van automobielfabrikant Nissan en evenmin gevolmachtigde tussenpersoon zijn in de zin van artikel 3, sub 11, van verordening nr. 123/85, de officiële Nissan-dealers oneerlijke concurrentie aandeden, dienden Nissan France e.a. op 22 juni 1993 bij het Tribunal de commerce de Lyon een rechtsvordering in, waarbij zij eisten dat Garage Sport Auto e.a. worden veroordeeld om aan hen schadevergoeding te betalen wegens oneerlijke concurrentie en hun wordt verboden reclame te maken als verkopers van nieuwe Nissan-voertuigen uit voorraad.

    6 Tot staving van hun rechtsvordering stellen Nissan France e.a. dat hun selectieve distributienet voor motorvoertuigen in overeenstemming is met de voorschriften van verordening nr. 123/85 en door deze verordening wordt beschermd. Parallelimport is dus slechts mogelijk met een bijzondere volmacht die door een particulier is gegeven overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in mededeling 91/C 329/06 van de Commissie van 4 december 1991, getiteld "Toelichting op de werkzaamheden van tussenpersonen in de automobielsector" (PB 1991, C 329, blz. 20). Verder mag een onafhankelijk handelaar zich, volgens hen, vooral in zijn reclame, niet voordoen als wederverkoper.

    7 Garage Sport Auto e.a. zijn daarentegen van mening dat verordening nr. 123/85, die slechts geldt voor de verhouding tussen de leverancier en de dealers, niet op hen van toepassing is en dat de activiteiten van buiten die verhouding staande marktdeelnemers, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht, de handhaving van een evenwichtige mededinging waarborgt. Derhalve kan een onafhankelijk handelaar, die een deel van zijn activiteiten uitoefent als lasthebber in de zin van de gemeenschapsregeling, zich ook bezighouden met de parallelimport van voertuigen uit andere Lid-Staten.

    8 Van oordeel dat voor de beslechting van dit geschil het gemeenschapsrecht moest worden uitgelegd, heeft het Tribunal de commerce de Lyon de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

    "1) Kan een parallelimporteur tegelijkertijd optreden als lasthebber en als wederverkoper van ingevoerde voertuigen?

    2) Wat zijn in het gemeenschapsrecht de criteria voor het onderscheid tussen nieuwe voertuigen en gebruikte voertuigen?

    Hoeveel kilometers moet een motorvoertuig hebben gereden en hoe lang moet het aan het verkeer hebben deelgenomen, om als een gebruikt voertuig te worden beschouwd? Of staat dit per geval ter beoordeling van de nationale rechter?"

    De eerste vraag

    9 Teneinde de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven, moet deze vraag aldus worden begrepen dat daarmee wordt gevraagd of verordening nr. 123/85 aldus moet worden uitgelegd, dat zij eraan in de weg staat dat een marktdeelnemer die noch een erkend wederverkoper in het distributienet van de fabrikant van een bepaald automerk is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon in de zin van artikel 3, sub 11, van deze verordening, zich bezighoudt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van dat merk en deze voertuigen als onafhankelijke wederverkoper verkoopt, alsook dat een onafhankelijk marktdeelnemer de activiteiten van gevolmachtigd tussenpersoon en van niet-erkend wederverkoper van parallel ingevoerde voertuigen cumuleert.

    10 Ingevolge artikel 85, lid 1, van het Verdrag zijn overeenkomsten tussen ondernemingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, in beginsel onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden. Volgens lid 2 van dit artikel zijn dergelijke overeenkomsten van rechtswege nietig, tenzij de bepalingen van lid 1 door de Commissie overeenkomstig lid 3 buiten toepassing zijn verklaard.

    11 De Commissie kan deze bepalingen buiten toepassing verklaren door een individuele beschikking, betreffende een bepaalde overeenkomst, krachtens verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, Eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag (PB 1962, blz. 204), dan wel door een vrijstellingsverordening, betreffende bepaalde groepen van overeenkomsten, krachtens verordening nr. 19/65/EEG van de Raad van 2 maart 1965 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (PB 1965, blz. 533). Bij een dergelijke vrijstellingsverordening stelt de Commissie de voorwaarden vast, waaronder het verbod van artikel 85, lid 1, niet van toepassing is op een overeenkomst die op zichzelf nochtans onder dat verbod zou vallen.

    12 Ingevolge verordening nr. 123/85, die de Commissie op grond van verordening nr. 19/65 heeft vastgesteld, zijn bepaalde afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen toegestaan, die anders verboden zouden zijn.

    13 In verordening nr. 123/85 wordt artikel 85, lid 1, van het Verdrag namelijk overeenkomstig artikel 85, lid 3, onder de in die verordening limitatief genoemde voorwaarden buiten toepassing verklaard voor overeenkomsten waarbij een leverancier een erkend wederverkoper op een bepaald grondgebied belast met de afzet van en de klantenservice voor motorvoertuigen en zich verbindt om binnen dat gebied slechts aan hem contractprodukten te leveren.

    14 Zo verklaart deze verordening artikel 85, lid 1, onder meer buiten toepassing voor de door de leverancier aan de erkende dealer opgelegde verplichting om geen contractprodukten te verkopen aan wederverkopers die geen deel uitmaken van het distributienet (artikel 3, sub 10), tenzij het om tussenpersonen gaat, dat wil zeggen marktdeelnemers die handelen in naam en voor rekening van eindgebruikers en die daartoe een schriftelijke volmacht hebben gekregen (artikel 3, sub 11).

    15 Zoals het Hof reeds heeft verklaard, bevat verordening nr. 123/85, als uitvoeringsverordening van artikel 85, lid 3, van het Verdrag, geen dwingende voorschriften die rechtstreeks van invloed zijn op de geldigheid of de inhoud van contractuele bepalingen of die de contractpartijen verplichten de inhoud van hun overeenkomsten eraan aan te passen. Zij biedt de ondernemingen in de automobielsector enkel bepaalde mogelijkheden om, ondanks het feit dat in hun afzet- en klantenserviceovereenkomsten bepaalde types exclusiviteitsclausules en concurrentieverboden voorkomen, voor deze bepalingen te ontkomen aan het verbod van artikel 85, lid 1 (zie arrest van 18 december 1986, zaak 10/86, VAG France, Jurispr. 1986, blz. 4071, r.o. 12 en 16).

    16 Overigens heeft verordening nr. 123/85, overeenkomstig de functie die zij heeft in het kader van de toepassing van artikel 85 van het Verdrag, slechts betrekking op de contractsverhouding tussen de leverancier en zijn erkende dealers, waar zij de voorwaarden vaststelt waaronder bepaalde overeenkomsten tussen hen geoorloofd zijn, wat de mededingingsregels van het Verdrag betreft.

    17 De verordening regelt derhalve enkel de inhoud van overeenkomsten die partijen binnen een distributienet van een bepaald produkt rechtmatig kunnen sluiten, gelet op de verdragsregels die beperkingen van de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt verbieden.

    18 Daar in de verordening enkel wordt opgesomd waartoe de partijen bij dergelijke overeenkomsten zich in hun betrekkingen met derden al dan niet kunnen verbinden, beoogt deze verordening daarentegen niet de activiteiten van deze derden te regelen, die buiten het circuit van de afzetovereenkomsten op de markt kunnen opereren.

    19 De bepalingen van deze vrijstellingsverordening kunnen dus niet van invloed zijn op de rechten en verplichtingen van derden, in het bijzonder onafhankelijke handelaars, ten aanzien van de tussen de automobielfabrikanten en hun dealers gesloten overeenkomsten.

    20 Derhalve kan verordening nr. 123/85 niet aldus worden uitgelegd, dat zij een marktdeelnemer die geen deel uitmaakt van het officiële distributienet van een bepaald automerk en die niet een gevolmachtigd tussenpersoon is in de zin van deze verordening, verbiedt via parallelimport nieuwe voertuigen van dat merk te betrekken en deze voertuigen als onafhankelijk wederverkoper te verhandelen.

    21 Om dezelfde redenen belet deze verordening niet, dat een onafhankelijk marktdeelnemer tegelijk de activiteiten van gevolmachtigd tussenpersoon in de zin van artikel 3, sub 11, van de verordening en van niet-erkend wederverkoper van parallel ingevoerde voertuigen uitoefent.

    22 In de door verzoeksters in het hoofdgeding aangevoerde mededeling 91/C 329/06 van de Commissie ten slotte worden slechts bepaalde in de verordening gebruikte begrippen verduidelijkt, zodat deze mededeling de strekking van de verordening niet kan wijzigen.

    23 Mitsdien moet aan de verwijzende rechter worden geantwoord, dat verordening nr. 123/85 aldus moet worden uitgelegd, dat zij niet eraan in de weg staat dat een marktdeelnemer die noch een erkend wederverkoper in het distributienet van de fabrikant van een bepaald automerk is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon in de zin van artikel 3, sub 11, van de verordening, zich bezighoudt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van dat merk en deze voertuigen als onafhankelijk wederverkoper verkoopt. Evenmin staat de verordening eraan in de weg, dat een onafhankelijk marktdeelnemer de activiteiten van gevolmachtigd tussenpersoon en van niet-erkend wederverkoper van parallel ingevoerde voertuigen cumuleert.

    De tweede vraag

    24 Gelet op het antwoord op de eerste vraag behoeft op de tweede vraag niet te worden geantwoord.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    25 De kosten door de Franse en de Griekse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Tweede kamer),

    uitspraak doende op de door het Tribunal de commerce de Lyon bij vonnis van 14 november 1994 gestelde vragen, verklaart voor recht:

    Verordening (EEG) nr. 123/85 van de Commissie van 12 december 1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen, moet aldus worden uitgelegd, dat zij niet eraan in de weg staat, dat een marktdeelnemer die noch een erkend wederverkoper in het distributienet van de fabrikant van een bepaald automerk is, noch een gevolmachtigd tussenpersoon in de zin van artikel 3, sub 11, van deze verordening, zich bezighoudt met de parallelimport van nieuwe voertuigen van dat merk en deze voertuigen als onafhankelijk wederverkoper verkoopt. Evenmin staat de verordening eraan in de weg, dat een onafhankelijk marktdeelnemer de activiteiten van gevolmachtigd tussenpersoon en van niet-erkend wederverkoper van parallel ingevoerde voertuigen cumuleert.

    Top