This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61994CJ0271
Judgment of the Court of 26 March 1996. # European Parliament v Council of the European Union. # Council Decision 94/445/EC - Edicom - Telematic networks - Legal basis. # Case C-271/94.
Arrest van het Hof van 26 maart 1996.
Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie.
Beschikking 94/445/EG van de Raad - Edicom - Telematicanetwerken - Rechtsgrondslag.
Zaak C-271/94.
Arrest van het Hof van 26 maart 1996.
Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie.
Beschikking 94/445/EG van de Raad - Edicom - Telematicanetwerken - Rechtsgrondslag.
Zaak C-271/94.
Jurisprudentie 1996 I-01689
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1996:133
Arrest van het Hof van 26 maart 1996. - Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie. - Beschikking 94/445/EG van de Raad - Edicom - Telematicanetwerken - Rechtsgrondslag. - Zaak C-271/94.
Jurisprudentie 1996 bladzijde I-01689
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1. Handelingen van de instellingen ° Keuze van rechtsgrondslag ° Criteria ° Praktijk van instelling ° Irrelevantie, gelet op verdragsregels
2. Transeuropese netwerken ° Nodige maatregelen om interoperabiliteit van netwerken te verzekeren ° Beschikking van Raad betreffende telematicanetwerken tussen administraties voor statistieken van goederenverkeer tussen Lid-Staten ° Rechtsgrondslag ° Artikel 129 D van Verdrag ° Bijkomende effecten voor werking van interne markt ° Geen invloed ° Nietigverklaring wegens beroep op artikel 235 van Verdrag als rechtsgrondslag ° Werking in tijd
(EG-Verdrag, art. 100 A, 129 C, 129 D, 174 en 235; beschikking 94/445/EG van de Raad)
1. In het kader van het stelsel van bevoegdheden van de Gemeenschap moet de keuze van de rechtsgrondslag van een handeling berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling.
Een gewone praktijk van de Raad kan niet van de in het Verdrag vervatte voorschriften afwijken en kan dan ook geen precedent creëren dat de gemeenschapsinstellingen bindt, wanneer zij vóór de vaststelling van een maatregel de correcte rechtsgrondslag daarvoor moeten vaststellen.
2. Beschikking 94/445 betreffende de telematicanetwerken tussen administraties voor de statistieken van het goederenverkeer tussen Lid-Staten heeft als hoofddoel de interoperabiliteit van de netwerken door operationele maatregelen op technisch gebied te verzekeren. Deze maatregelen zijn de maatregelen die als zodanig en los van de bij artikel 129 C, lid 1, eerste streepje, van het Verdrag voorziene vaststelling van de richtsnoeren van de Gemeenschap ter zake, in artikel 129 C, lid 1, tweede streepje, worden bedoeld en vallen voor hun vaststelling onder artikel 129 D, derde alinea.
In plaats van op artikel 129 D, derde alinea, kan geen beroep worden gedaan op artikel 100 A van het Verdrag op grond dat de beschikking ook de doelstellingen van de interne markt dient, aangezien het nastreven van deze doelstellingen slechts bijkomend is en het enkele feit dat maatregelen betrekking hebben op de totstandbrenging of de werking van de interne markt, niet volstaat om artikel 100 A van het Verdrag te kunnen toepassen. Beschikking 94/445 die ten onrechte is gebaseerd op artikel 235 van het Verdrag dat enkel als rechtsgrondslag van een handeling kan dienen indien geen enkele andere bepaling de gemeenschapsinstellingen de nodige bevoegdheid verleent om die handeling vast te stellen, moet nietig worden verklaard.
Om een onderbreking van de al begonnen maatregelen te voorkomen en om belangrijke redenen van rechtszekerheid die vergelijkbaar zijn met die welke aan de orde zijn bij de nietigverklaring van bepaalde verordeningen, lijkt het evenwel gerechtvaardigd, dat het Hof gebruik maakt van de bevoegdheid die artikel 174, tweede alinea, EG-Verdrag hem uitdrukkelijk toekent voor het geval van nietigverklaring van een verordening, en aanwijst welke gevolgen van de nietig verklaarde beschikking als gehandhaafd moeten worden beschouwd tot aan de inwerkingtreding van een op de juiste rechtsgrondslag vastgestelde beschikking.
In zaak C-271/94,
Europees Parlement, vertegenwoordigd door G. Garzón Clariana, rechtsgeleerd adviseur, J. Schoo, afdelingshoofd, en J. L. Rufas Quintana, lid van de juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij het secretariaat-generaal van het Europees Parlement, Kirchberg,
verzoeker,
ondersteund door
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
interveniënte,
tegen
Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door A. Sacchettini, directeur bij de juridische dienst, en A. Lopes Sabino, juridisch adviseur, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij B. Eynard, directeur van de directie juridische zaken van de Europese Investeringsbank, Boulevard Konrad Adenauer 100,
verweerder,
betreffende een beroep tot nietigverklaring van beschikking 94/445/EG van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de telematicanetwerken tussen administraties voor de statistieken van het goederenverkeer tussen Lid-Staten (Edicom) (PB 1994, L 183, blz. 42),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE,
samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, C. N. Kakouris en G. Hirsch, kamerpresidenten, G. F. Mancini, F. A. Schockweiler, J. C. Moitinho de Almeida, C. Gulmann, J. L. Murray, P. Jann, H. Ragnemalm en L. Sevón (rapporteur), rechters,
advocaat-generaal: A. La Pergola
griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 10 oktober 1995,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 22 november 1995,
het navolgende
Arrest
1 Bij op 27 september 1994 ter griffie van het Hof neergelegd verzoekschrift heeft het Europees Parlement krachtens artikel 173 EG-Verdrag verzocht om nietigverklaring van beschikking 94/445/EG van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de telematicanetwerken tussen administraties voor de statistieken van het goederenverkeer tussen Lid-Staten (Edicom) (PB 1994, L 183, blz. 42; hierna: de "beschikking").
2 Artikel 1 van de beschikking luidt als volgt:
"Er wordt een geheel van maatregelen opgezet, hierna te noemen 'Edicom' (Electronic Data Interchange on Commerce), om de overheveling te vergemakkelijken van regionale, nationale en communautaire systemen naar onderling verenigbare systemen op Europees niveau, in een eerste fase, voor het verzamelen van aangiften met gegevens over het goederenverkeer tussen Lid-Staten bij ondernemingen, de controle en de voorverwerking van deze gegevens en de verspreiding van de daaruit voortvloeiende statistieken.
Deze systemen worden opgezet rond systemen voor verspreiding van informatie op regionaal, nationaal en communautair niveau en waarvan de onderlinge verenigbaarheid gegarandeerd wordt door de ontwikkeling en het gebruik van geharmoniseerde normen, standaarden en procedures voor communicatie.
De systemen stoelen met name op het gebruik van technieken van elektronische gegevensuitwisseling (EDI) voor de doorgifte van statistische aangiften. Geautomatiseerde procedures kunnen aan de bevoegde nationale en communautaire instanties en, met toestemming van de nationale bevoegde autoriteiten aan de informatieplichtigen beschikbaar worden gesteld.
Bij de ontwikkeling van de systemen wordt rekening gehouden met de behoeften in verband met de opstelling van statistieken over het interne handelsverkeer."
3 De in artikel 1 bedoelde maatregelen worden omschreven in artikel 3 van de beschikking. Het gaat met name om het ontwerpen, ontwikkelen en propageren van programmatuur en gegevensuitwisselingsformaten, alsook om het ontwerpen, documenteren en propageren van methoden, procedures en afspraken die bij de gegevensuitwisseling zullen worden gebruikt. Zij omvatten ook bijstand.
4 Artikel 4 van de beschikking geeft de richtsnoeren waarmee bij de uitvoering van de maatregelen rekening wordt gehouden. Artikel 5, lid 1, van de beschikking bepaalt, dat de Commissie verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van Edicom. Artikel 8 van de beschikking regelt de communautaire financiering.
5 In de considerans van de beschikking wordt met name gewezen:
° op de uit de voltooiing van de interne markt voortvloeiende noodzaak een voldoende mate van informatie over het goederenverkeer tussen Lid-Staten vast te stellen door middelen die geen controles aan de binnengrenzen met zich brengen, en de noodzakelijke informatie daarom direct bij de afzenders en de geadresseerden te verzamelen met behulp van methoden en technieken waarmee de volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit van de informatie kan worden gegarandeerd (eerste en tweede overweging);
° op verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad van 7 november 1991 betreffende de statistieken van het goederenverkeer tussen Lid-Staten (PB 1991, L 316, blz. 1), waarin het noodzakelijk wordt geacht de voorwaarden te scheppen voor een ruimere toepassing van automatische verwerking en elektronische doorgifte van de informatie, teneinde de taak van de informatieplichtigen te vereenvoudigen (derde overweging);
° op het doel de door het bedrijfsleven in te dienen aangiften te vergemakkelijken en de doorstroming van statistische informatie te verbeteren met het oog op de totstandkoming van een Europese informatiemarkt (vierde overweging);
° op de toekomstige beschikking van de Raad tot instelling van een communautaire meerjarige maatregel betreffende de totstandbrenging van transeuropese telematicanetwerken ten behoeve van de uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten (IDA), die moet worden aangevuld met operationele maatregelen, met name op statistisch gebied (vijfde overweging);
° op de opstelling van geharmoniseerde statistieken, op een verder doorgedreven gebruik van op Europees niveau geharmoniseerde normen en begrippen en op de normalisatiewerkzaamheden die op internationaal niveau inzake elektronische gegevensuitwisseling worden uitgevoerd (zesde, zevende en achtste overweging);
° op het feit dat de opstelling van gemeenschappelijke statistische normen aan de hand waarvan geharmoniseerde informatie kan worden geproduceerd, een maatregel is die slechts op communautair niveau, in samenwerking met de Lid-Staten, doeltreffend kan worden verwezenlijkt (negende overweging).
6 Blijkens het dossier was het aanvankelijke voorstel van de Commissie van 15 maart 1983 (PB 1983, C 87, blz. 10) op artikel 100 A EEG-Verdrag gebaseerd. Overeenkomstig dit artikel heeft de Raad het Parlement over dit voorstel geraadpleegd. Het Parlement heeft het voorstel op 27 oktober 1993 goedgekeurd, op een wijziging na, die geen betrekking had op de rechtsgrondslag (PB 1993, C 315, blz. 133).
7 Bij brief van 10 maart 1994 raadpleegde de Raad het Parlement opnieuw met het oog op de vervanging van de rechtsgrondslag van het voorstel door artikel 235 EG-Verdrag. In die brief wees de Raad erop, dat er na de beraadslaging over het voorstel voor een besluit tijdens zijn zitting van 16 december 1993 "een tendens bestond om dit besluit op artikel 235 van het Verdrag te baseren" en dat "er met name op was gewezen, dat aangezien het ging om een geheel van maatregelen en het besluit geen echte harmonisatiemaatregelen bevatte, er geen andere bevoegdheden bestonden dan die van artikel 235". De Raad voegde bij deze brief de tekst van het ontwerp-besluit, zoals die uit zijn werkzaamheden voortvloeide. Na deze nieuwe raadpleging nam het Parlement op 5 mei 1994 een resolutie aan, waarin het de geldigheid van de door de Raad voorgestelde rechtsgrondslag betwistte en oordeelde dat het voorstel van de Commissie moest worden gebaseerd op artikel 129 D, derde alinea, EG-Verdrag.
8 Daar de Raad de beschikking op basis van artikel 235 van het Verdrag vaststelde, heeft het Parlement het onderhavige beroep tot nietigverklaring ingesteld.
9 Bij beschikking van 11 januari 1995 heeft de president van het Hof de Commissie toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van het Parlement.
10 Tot staving van zijn beroep stelt het Parlement primair, dat de beschikking op artikel 129 D, derde alinea, van het Verdrag had moeten worden gebaseerd, en subsidiair, dat zij op artikel 100 A moest worden gegrond. Het herinnert eraan, dat deze bepalingen voorzien in, respectievelijk, de samenwerkingsprocedure en de medebeslissingsprocedure, terwijl artikel 235, dat bij de vaststelling van de beschikking als rechtsgrondslag werd genomen, slechts in raadpleging van het Parlement voorziet.
11 De Commissie ondersteunt de conclusies van het Parlement tot nietigverklaring van de beschikking. Zij is evenwel van mening, dat veeleer artikel 100 A dan artikel 129 D, derde alinea, de juiste rechtsgrondslag voor de beschikking is.
12 De Raad is daarentegen van mening, dat de beschikking op artikel 129 D, derde alinea, noch op artikel 100 A kon worden gebaseerd, en dat bij gebreke van specifieke bevoegdheden alleen artikel 235 als passende rechtsgrondslag in aanmerking kwam.
De gegrondheid van het beroep
13 Allereerst zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak artikel 235 van het Verdrag slechts als rechtsgrondslag van een handeling kan worden gebruikt, wanneer geen andere verdragsbepaling de gemeenschapsinstellingen de voor de vaststelling van die handeling vereiste bevoegdheid verleent (zie onder meer de arresten van 26 maart 1987, zaak 45/86, Commissie/Raad, Jurispr. 1987, blz. 1493, r.o. 13, en 13 juli 1995, zaak C-350/92, Spanje/Raad, Jurispr. 1995, blz. I-1985, r.o. 26).
14 Bovendien zij eraan herinnerd, dat in het kader van het stelsel van bevoegdheden van de Gemeenschap de keuze van de rechtsgrondslag van een handeling moet berusten op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Tot die gegevens behoren met name het doel en de inhoud van de handeling (zie met name de arresten van 11 juni 1991, zaak C-300/89, Commissie/Raad, Jurispr. 1991, blz. I-2867, r.o. 10, en 9 november 1995, zaak C-426/93, Duitsland/Raad, Jurispr. 1995, blz. I-3723, r.o. 29).
15 Derhalve moet worden nagegaan, of de bestreden beschikking op artikel 129 D, derde alinea, dan wel op artikel 100 A had kunnen worden gebaseerd.
16 Het Parlement betoogt, dat de beschikking valt onder de bevoegdheden van artikel 129 C, lid 1, tweede streepje, volgens hetwelk "voor de verwezenlijking van de in artikel 129 B genoemde doelstellingen (...) de Gemeenschap alle maatregelen [treft] die nodig kunnen blijken om de interoperabiliteit van de netwerken te verzekeren, met name op het gebied van de harmonisatie van de technische normen". Artikel 129 D, derde alinea, voorziet in de procedure die voor de vaststelling van die maatregelen moet worden gevolgd.
17 De Raad wijst er allereerst op, dat de beschikking niet tot doel heeft een netwerk tot stand te brengen, doch gerichte operationele acties te voeren, zodat zij slechts indirect de netwerken betreft. In artikel 129 B gaat het volgens de Raad evenwel in wezen om de totstandbrenging van netwerken.
18 Verder is de Raad van mening, dat de beschikking de voortzetting vormt van de vorige programma' s, Caddia, INSIS en TEDIS, die zijn vastgesteld bij, respectievelijk, besluit 85/214/EEG van de Raad van 26 maart 1985 inzake de cooerdinatie van de maatregelen van de Lid-Staten en de Commissie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een programma op lange termijn inzake het gebruik van telematica voor de communautaire informatiesystemen betreffende in- en uitvoer en het beheer en de financiële controle van landbouwmarktordeningen (PB 1985, L 96, blz. 35), besluit 82/869/EEG van de Raad van 13 december 1982 inzake de cooerdinatie van de werkzaamheden van de Lid-Staten en de instellingen van de Gemeenschap ter beoordeling van de noodzaak van en ter voorbereiding van voorstellen voor een communautair interinstitutioneel informatiesysteem (PB 1982, L 368, blz. 40), en besluit 87/499/EEG van de Raad van 5 oktober 1987 tot instelling van een programma van de Gemeenschap betreffende datacommunicatie voor de handel met gebruikmaking van communicatienetten (TEDIS) (PB 1987, blz. 285, blz. 35). Aangezien deze besluiten op basis van artikel 235 van het Verdrag zijn vastgesteld, is dit artikel volgens de Raad ook de passende rechtsgrondslag voor de bestreden beschikking.
19 Ten slotte betoogt de Raad, dat uit de tekst en de structuur van artikel 129 C, lid 1, blijkt, dat het in deze bepaling bedoelde gemeenschapsoptreden gefaseerd is. Allereerst worden richtsnoeren opgesteld en worden de projecten van gemeenschappelijk belang aangegeven (artikel 129 C, lid 1, eerste streepje). Vervolgens stelt de gemeenschapswetgever, zo nodig, de maatregelen betreffende de interoperabiliteit van de netwerken vast (tweede streepje van hetzelfde lid). Ten slotte financiert de Gemeenschap eventueel de projecten van gemeenschappelijk belang (derde streepje van hetzelfde lid). De maatregelen om de interoperabiliteit van de netwerken te verzekeren zijn dus afhankelijk van de vaststelling van de in het kader van de richtsnoeren overwogen maatregelen. Aangezien er in casu nog geen richtsnoeren waren opgesteld, kon de beschikking niet op artikel 129 D worden gebaseerd.
20 Het betoog van de Raad kan niet slagen.
21 Zoals de advocaat-generaal in punt 7 van zijn conclusie heeft opgemerkt, strekken tal van gemeenschapsmaatregelen ertoe, in het kader van de werking van de interne markt en van het beheer van de sectoren van gemeenschappelijk beleid, een voldoende mate van informatie over het goederenverkeer tussen de Lid-Staten te verzekeren met middelen die geen controles aan de binnengrenzen met zich brengen. Zo wordt de informatie direct bij de afzenders en de geadresseerden verzameld. De ruimere toepassing van automatische verwerking en electronische doorgifte van de informatie, alsmede het vereiste van compatibele systemen, zijn technische modaliteiten die bijdragen tot de goede werking van de informatieverzameling met vermindering van de lasten voor de informatieplichtigen, met name de ondernemingen.
22 De beschikking streeft juist die doelstelling na. Uit de eerste, tweede en vierde overweging van de considerans blijkt immers, dat zij tot doel heeft de directe verzameling van de noodzakelijke informatie over het goederenverkeer tussen Lid-Staten bij de afzenders en de geadresseerden te ontwikkelen met behulp van methoden en technieken waarmee de volledigheid, betrouwbaarheid en actualiteit van de informatie worden gegarandeerd. Bovendien verwijst de derde overweging van de considerans naar verordening nr. 3330/91, waarin het noodzakelijk wordt geacht de voorwaarden te scheppen voor een ruimere toepassing van automatische verwerking en elektronische doorgifte van de informatie, teneinde de taak van de informatieplichtigen te vereenvoudigen. Ten slotte preciseert de vijfde overweging van de considerans, dat de toekomstige beschikking van de Raad tot instelling van een communautaire meerjarige maatregel betreffende de totstandbrenging van transeuropese telematicanetwerken ten behoeve van de uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten (IDA) "moet worden aangevuld met operationele maatregelen, met name op statistisch gebied".
23 De inhoud zelf van de beschikking bevestigt, dat deze tot doel heeft de interoperabiliteit van de nationale telematicanetwerken te verzekeren en aldus de convergentie ervan naar een transeuropees telematicanetwerk voor de verzameling en de uitwisseling van gegevens tussen overheidsdiensten te bevorderen. Artikel 1, eerste alinea, voorziet immers in het opzetten van "een geheel van maatregelen (...) om de overheveling te vergemakkelijken van regionale, nationale en communautaire systemen naar onderling verenigbare systemen op Europees niveau". Volgens de tweede alinea van dit artikel worden "deze systemen (...) opgezet rond systemen voor verspreiding van informatie op regionaal, nationaal en communautair niveau en waarvan de onderlinge verenigbaarheid gegarandeerd wordt door de ontwikkeling en het gebruik van geharmoniseerde normen, standaarden en procedures voor communicatie". De in artikel 3 van de beschikking beschreven Edicom-maatregelen zijn met name technische maatregelen om de voorwaarden te scheppen om van de nationale netwerken een transeuropees telematicanetwerk te kunnen maken.
24 Aangaande het argument inzake de eerdere praktijk, behoeft er slechts aan te worden herinnerd, dat een gewone praktijk van de Raad niet van de in het Verdrag vervatte voorschriften kan afwijken en dan ook geen precedent kan creëren dat de gemeenschapsinstellingen bindt met betrekking tot de juiste rechtsgrondslag (zie met name het arrest van 23 februari 1988, zaak 68/86, Verenigd Koninkrijk/Raad, Jurispr. 1988, blz. 855, r.o. 24). De programma' s Caddia, INSIS en TEDIS, waarop de Raad zich beroept, zijn overigens opgezet vóór de vaststelling van titel XII, betreffende de transeuropese netwerken, bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en dus vóór de inwerkingtreding van artikel 129 D.
25 Aangaande het verband tussen de verschillende streepjes van artikel 129 C, lid 1, zij erop gewezen, dat artikel 129 B, waarin de doelstellingen worden uiteengezet die met de in artikel 129 C bedoelde gemeenschapsmaatregelen worden nagestreefd, in zijn lid 1 bepaalt, dat "de Gemeenschap [bijdraagt] tot de totstandbrenging en ontwikkeling van transeuropese netwerken", en in zijn lid 2, dat "het optreden van de Gemeenschap gericht [is] op de bevordering van de onderlinge koppeling en interoperabiliteit van de nationale netwerken, alsmede van de toegang tot deze netwerken". Vervolgens voorziet artikel 129 C, lid 1, eerste streepje, in de opstelling van een geheel van richtsnoeren betreffende de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen van de overwogen maatregelen, waarin projecten van gemeenschappelijk belang worden aangegeven, en bepaalt artikel 129 C, lid 1, derde streepje, dat de Gemeenschap kan deelnemen aan de financiële inspanningen van de Lid-Staten voor projecten van gemeenschappelijk belang die als zodanig zijn aangegeven in het kader van de in het eerste streepje bedoelde richtsnoeren. Verder bepaalt artikel 129 C, lid 1, tweede streepje, dat de Gemeenschap alle maatregelen treft die nodig kunnen blijken om de interoperabiliteit van de netwerken te verzekeren, met name op het gebied van de harmonisatie van de technische normen.
26 Het lijdt weliswaar geen twijfel, dat de totstandbrenging en ontwikkeling van transeuropese netwerken op het gebied van telecommunicatie de onderlinge koppeling en interoperabiliteit van de nationale netwerken, alsmede de toegang tot deze netwerken impliceren, en dat de opstelling van de in artikel 129 C, lid 1, eerste streepje, bedoelde richtsnoeren deze doelstellingen omvat, doch uit de opzet en de tekst van dit lid blijkt, dat een optreden van de Gemeenschap om de interoperabiliteit van de nationale netwerken te verzekeren niet noodzakelijkerwijs moet worden voorafgegaan door de opstelling van richtsnoeren overeenkomstig het bepaalde in artikel 129 C, lid 1, eerste streepje. Dat is met name het geval wanneer het, zoals in het onderhavige geval, alleen gaat om de vaststelling van operationele maatregelen om de interoperabiliteit van de bestaande nationale netwerken te verzekeren teneinde deze technisch compatibel te maken om in een transeuropees netwerk te worden geïntegreerd. Overigens hadden al verscheidene vóór de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgestelde gemeenschapsmaatregelen de richtsnoeren opgesteld waarin deze beschikking past, zoals de advocaat-generaal in punt 11 van zijn conclusie heeft opgemerkt.
27 Bijgevolg zijn de Edicom-maatregelen maatregelen als bedoeld in artikel 129 C, lid 1, tweede streepje, en is het in omstandigheden als die van het onderhavige geval niet nodig, eerst richtsnoeren als bedoeld in het eerste streepje van dat lid op te stellen.
28 Thans dient nog de primaire stelling van de Commissie, dat artikel 100 A de juiste rechtsgrondslag voor de beschikking is, te worden onderzocht.
29 De Commissie stelt, dat de Edicom-maatregelen tot hoofddoel hebben de goede werking van de interne markt te garanderen. Daarbij wordt het telematicanetwerk slechts gebruikt als informatiedrager in dienst van die doelstelling. De beschikking strekt dus tot harmonisatie van de systemen van verzameling en van de te verzamelen statistische gegevens betreffende het goederenverkeer binnen de interne markt. In dit verband verwijst de Commissie met name naar de considerans en naar de eerste twee alinea' s van artikel 1 van de beschikking. De Commissie wijst ook op het nauwe verband tussen de Edicom-maatregelen en de reeds aangehaalde verordening nr. 3330/91, die op artikel 100 A is gebaseerd. Ten slotte merkt de Commissie op, dat alle Edicom-maatregelen in die verordening hadden kunnen worden opgenomen of er, zoals de andere uitvoeringsverordeningen, hadden kunnen uit voortvloeien, en dat in dat geval artikel 100 A als rechtsgrondslag had moeten worden gebruikt.
30 Het Parlement is van mening, dat de beschikking ook bepaalde kenmerken vertoont die betrekking hebben op de totstandbrenging en de werking van de interne markt. Het is evenwel van oordeel, dat artikel 129 D voor de gebieden die binnen zijn werkingssfeer vallen, een specifiekere bepaling is dan artikel 100 A. Zijns inziens moet de meest specifieke bepaling als rechtsgrondslag worden gekozen.
31 Het betoog van de Commissie kan niet slagen.
32 Zoals in de rechtsoverwegingen 22 en 23 van dit arrest is aangegeven, heeft de beschikking immers tot hoofddoel, door operationele maatregelen van technische aard de interoperabiliteit van de nationale netwerken te verzekeren. De beschikking dient weliswaar ook de doelstellingen van de interne markt, doch die komen slechts na het hoofddoel, zodat artikel 100 A geen passende rechtsgrondslag voor de vaststelling ervan kan vormen. In dit verband zij eraan herinnerd, dat het Hof al heeft geoordeeld, dat het enkele feit dat maatregelen betrekking hebben op de totstandbrenging of de werking van de interne markt, niet volstaat om artikel 100 A van het Verdrag te kunnen toepassen (zie met name het arrest van 4 oktober 1991, zaak C-70/88, Parlement/Raad, Jurispr. 1991, blz. I-4529, r.o. 17).
33 Bovendien zij erop gewezen, dat volgens artikel 129 B, waarnaar artikel 129 C verwijst, de transeuropese netwerken onder meer dienen om de in artikel 7 A bedoelde doelstellingen, te weten de totstandbrenging van de interne markt, te verwezenlijken. Met name ter zake van de interoperabiliteit van de netwerken voor de totstandbrenging van de interne markt vormt artikel 129 C, lid 1, tweede streepje, een specifiekere regeling dan artikel 100 A. Ook al streeft die regeling ook doelstellingen na die door artikel 100 A worden nagestreefd, toch kan aan het bestaan van dit artikel derhalve geen argument worden ontleend om de werkingssfeer van artikel 129 C, lid 1, tweede streepje, te beperken.
34 Aangaande de verwijzing van de Commissie naar verordening nr. 3330/91 zij ook herinnerd aan de in rechtsoverweging 24 aangehaalde rechtspraak, volgens welke een gewone praktijk van een instelling niet kan afwijken van verdragsbepalingen en dus geen voor de instellingen bindend precedent kan creëren.
35 Uit een en ander volgt, dat de beschikking op basis van artikel 129 D, derde alinea, had moeten worden vastgesteld en derhalve nietig moet worden verklaard.
De handhaving van de gevolgen van de beschikking
36 In zijn verweerschrift heeft de Raad het Hof verzocht, in geval van nietigverklaring van de beschikking de gevolgen ervan te handhaven wegens de verstoringen die een nietigverklaring met terugwerkende kracht zou veroorzaken, en wegens de noodzaak de continuïteit van de dienst te verzekeren. De Commissie heeft zich bij dat verzoek aangesloten. In hun antwoord op een vraag van het Hof wijzen zij erop, dat sedert de inwerkingtreding van de beschikking de twee actieprogramma' s van de jaren 1994 en 1995 hebben geleid tot het opzetten of de verwezenlijking van 128 maatregelen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de beschikkingen 94/765/EG van 18 november 1994 van de Commissie (PB 1994, L 304, blz. 41), 95/126/EG van 6 april 1995 (PB 1995, L 84, blz. 10) en 95/234/EG van 22 juni 1995 (PB 1995, L 156, blz. 80). Indien de continuïteit van de Edicom-maatregelen wordt onderbroken doordat de informatiestromen uit de ondernemingen worden afgebroken, zouden de Lid-Staten de statistieken over het intracommunautaire goederenverkeer niet meer met behulp van de telematica kunnen opstellen. De Commissie preciseert, dat dan weer formulieren zullen moeten worden gebruikt voor de informatieverzameling.
37 Ter terechtzitting verklaarde het Parlement geen bezwaar te hebben tegen dit verzoek met betrekking tot de gevolgen van de beschikking vóór de datum van nietigverklaring door het Hof. Het Parlement verzette er zich evenwel tegen, dat de beschikking na het arrest van het Hof nog zou worden toegepast tot aan de vaststelling van een nieuwe beschikking, omdat het arrest zijn inziens geen nuttig effect kan sorteren indien de toekomstige gevolgen van de beschikking worden gehandhaafd.
38 De Commissie antwoordde op dat bezwaar, dat indien enkel de gevolgen van de beschikking vóór het arrest van het Hof worden gehandhaafd, er toch ernstige schade zal worden berokkend aan de maatregelen waarvan de uitvoering reeds was begonnen en dus niet zal kunnen worden voortgezet.
39 Uit de door de Raad en de Commissie verstrekte inlichtingen blijkt, dat om een onderbreking van de al begonnen Edicom-maatregelen te voorkomen en om belangrijke redenen van rechtszekerheid de gevolgen van de door de Commissie op basis van de nietig verklaarde beschikking genomen besluiten moeten worden gehandhaafd. Wat daarentegen de andere gevolgen van de nietig verklaarde beschikking betreft, heeft de Raad noch de Commissie preciseringen verstrekt over de moeilijkheden die de nietigverklaring van de beschikking dienaangaande zou meebrengen. Bij gebreke van die preciseringen kan het Hof de inhoud en de draagwijdte van die moeilijkheden niet beoordelen en dit onderdeel van het verzoek van de twee instellingen niet toewijzen.
40 Gelet op de bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak en om redenen van rechtszekerheid die vergelijkbaar zijn met die welke aan de orde zijn bij de nietigverklaring van bepaalde verordeningen, lijkt het gerechtvaardigd, dat het Hof gebruik maakt van de bevoegdheid die artikel 174, tweede alinea, EG-Verdrag hem uitdrukkelijk toekent voor het geval van nietigverklaring van een verordening, en aanwijst welke gevolgen van de nietig verklaarde beschikking als gehandhaafd moeten worden beschouwd. Bijgevolg moeten de gevolgen van de door de Commissie op basis van de nietig verklaarde beschikking genomen besluiten worden gehandhaafd tot aan de inwerkingtreding van een op de juiste rechtsgrondslag vastgestelde beschikking.
Kosten
41 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen voor zover dit is gevorderd. Het Parlement heeft gevorderd, de Raad in de kosten te verwijzen. Daar de Raad in het ongelijk is gesteld, dient hij in de kosten te worden verwezen. Overeenkomstig lid 4, eerste alinea, van hetzelfde artikel, zal de Commissie, interveniënte, haar eigen kosten dragen.
HET HOF VAN JUSTITIE,
rechtdoende:
1) Verklaart nietig beschikking 94/445/EG van de Raad van 11 juli 1994 betreffende de telematicanetwerken tussen administraties voor de statistieken van het goederenverkeer tussen Lid-Staten (Edicom).
2) Verstaat dat de gevolgen van de door de Commissie op basis van de nietig verklaarde beschikking genomen besluiten gehandhaafd blijven tot aan de inwerkingtreding van een op de juiste rechtsgrondslag vastgestelde beschikking.
3) Verwijst de Raad in de kosten.
4) Verstaat dat de Commissie haar eigen kosten zal dragen.