EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61993TO0012(01)

Beschikking van de president van het Gerecht van eerste aanleg van 6 juli 1993.
Comité Central d'Entreprise de la SA Vittel en Comité d'Etablissement de Pierval tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Mededinging - Procedure in kort geding - Opschorting van tenuitvoerlegging - Voorlopige maatregelen.
Zaak T-12/93 R.

Jurisprudentie 1993 II-00785

ECLI identifier: ECLI:EU:T:1993:60

61993B0012(01)

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG VAN 6 JULI 1993. - COMITE CENTRAL D'ENTREPRISE DE LA SA VITTEL EN COMITE D'ETABLISSEMENT DE PIERVAL TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - MEDEDINGING - PROCEDURE IN KORT GEDING - OPSCHORTING VAN DE TENUITVOERLEGGING - VOORLOPIGE MAATREGELEN. - ZAAK T-12/93 R.

Jurisprudentie 1993 bladzijde II-00785


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Dictum

Trefwoorden


++++

Kort geding ° Opschorting van tenuitvoerlegging ° Door representatieve werknemersorganen gevorderde gehele of gedeeltelijke opschorting van beschikking houdende goedkeuring, onder voorwaarden, van concentratie van ondernemingen ° Voorwaarden ° Ernstige en onherstelbare schade ° Afweging van alle betrokken belangen ° Geen gevaar van schade voor werknemers, dat tussenkomst van rechter in kort geding zou rechtvaardigen

(EEG-Verdrag, art. 185 en 186; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2; verordening nr. 4064/89 van de Raad; richtlijn 77/187 van de Raad, art. 3 en 4)

Samenvatting


In een situatie waarin opschorting van de tenuitvoerlegging van een beschikking van de Commissie houdende goedkeuring, krachtens verordening nr. 4064/89, van een concentratie van ondernemingen ° welke opschorting wordt gevorderd door de representatieve organen van de werknemers van enkele van die ondernemingen °, erop zou neerkomen dat de verleende goedkeuring voor de gehele duur van de contentieuze procedure werd geschorst, en waarin toekenning van de subsidiair gevorderde voorlopige maatregelen ertoe zou leiden, dat een machtspositie werd bestendigd die onomkeerbare gevolgen voor de mededinging in de betrokken sector kan hebben, dient de rechter in kort geding alle betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij dient hij niet enkel te letten op het belang van de verzoekers en op dat van de Commissie bij het herstel van een daadwerkelijke mededinging, maar ook op de belangen van derden, met name de betrokken ondernemingen, in dier voege dat geen onomkeerbare situatie in het leven wordt geroepen en het ontstaan van ernstige en onherstelbare schade voor een der partijen bij het geding, voor een derde of voor het openbaar belang wordt vermeden.

In een dergelijke situatie zijn de gevorderde maatregelen slechts te rechtvaardigen indien de verzoekers anders in een voor hun toekomst bedreigende situatie zouden komen.

In casu kan de bestreden beschikking in beginsel geen gevolgen hebben voor de rechten van de werknemers van de betrokken ondernemingen, noch rechtstreeks een schade toebrengen die door tussenkomst van de rechter in kort geding ware te voorkomen.

Immers, wat de schade betreft die de werknemers van de overdragende onderneming zouden leiden doordat door de overdracht hun recht op behoud van het ondernemingsvermogen wordt aangetast, beroepen de verzoekers zich enkel op de uiterst geringe financiële tegenprestatie voor de overdracht, zonder aan te tonen hoe de vermindering van het vermogen van die onderneming een ernstig gevaar oplevert voor het behoud van de werkgelegenheid binnen die onderneming. Althans voor zover het om de financiële tegenprestatie gaat, staat vast dat de overdrachtsprijs niet voortvloeit uit de beschikking van de Commissie, doch uitsluitend het resultaat is van de onderhandelingen tussen de ondernemingen.

Wat betreft de schade als gevolg van het feit, dat de werknemers van de overgedragen onderneming niet meer de sociale voordelen kunnen genieten die hun zijn toegekend bij individueel contract of op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst bij de overdragende onderneming, zij in de eerste plaats opgemerkt, dat krachtens de artikelen 3 en 4 van richtlijn 77/187 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, de rechten en verplichtingen welke voor de vervreemder voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding, op de verkrijger overgaan.

In de tweede plaats zij erop gewezen, dat volgens het toepasselijke nationale arbeidsrecht een arbeidscontract of collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur door de ondertekenaars volgens de in het contract of overeenkomst opgenomen voorwaarden kan worden opgezegd. Hieruit volgt, dat zelfs al zou de gestelde schade genoegzaam zeker zijn, zij toch niet rechtstreeks uit de beschikking van de Commissie kan voortvloeien. Immers, evenmin als de beschikking de nieuwe werkgevers verplicht de voor de werknemers van de overgedragen onderneming geldende collectieve overeenkomst ter discussie te stellen, biedt de eventuele opschorting van de overdracht geen enkele bescherming tegen een eventuele opzegging van de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst.

Partijen


In zaak T-12/93 R,

Comité central d' entreprise de la société anonyme Vittel, het personeel vertegenwoordigend orgaan, als bedoeld in boek IV van de Franse Code du travail,

en

Comité d' établissement de Pierval, het personeel vertegenwoordigend orgaan, als bedoeld in genoemde bepalingen,

gevestigd te Vittel (Frankrijk), vertegenwoordigd door F. Nativi, H. Rousseau en F. Bienaymé-Galaz, advocaten te Parijs, bijgestaan door A. May, advocaat te Luxemburg, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van laatstgenoemde, Grand-Rue 31,

verzoekers,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. E. González Díaz, lid van haar juridische dienst, en G. de Bergues, nationaal deskundige, ter beschikking gesteld aan haar juridische dienst in het kader van de regeling voor gedetacheerde nationale deskundigen, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij N. Annecchino, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie van 22 juli 1992 inzake een procedure op grond van verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (IV/M.190 ° Nestlé/Perrier) (PB 1989, L 356, blz. 1),

geeft

DE PRESIDENT VAN HET GERECHT

de navolgende

Beschikking

Overwegingen van het arrest


De feiten

1 De belangrijkste feiten welke aan het geding voor het Gerecht ten grondslag liggen, zoals die uit de door partijen ingediende memories en mondelinge opmerkingen ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, kunnen worden samengevat als volgt.

2 Op 25 februari 1992 deed de vennootschap Nestlé SA (hierna: "Nestlé") overeenkomstig artikel 4, lid 1, van verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB 1989, L 395, blz. 1; hierna: "verordening nr. 4064/89") bij de Commissie aanmelding van een openbaar bod op de aandelen van de vennootschap Source Perrier SA (hierna: "Perrier"). Na bestudering van de aanmelding besloot de Commissie op 25 maart 1992 overeenkomstig artikel 6, lid 1, sub c, van verordening nr. 4064/89 de procedure in te leiden, op grond dat ernstige twijfel bestond over de verenigbaarheid van de aangemelde concentratie met de gemeenschappelijke markt.

3 Op 22 juli 1992 gaf de Commissie, gezien met name de door Nestlé tegenover haar aangegane verbintenissen, een beschikking waarbij de concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt werd verklaard (hierna: "beschikking"). Aan de beschikking waren voorwaarden en verplichtingen verbonden om te zorgen dat Nestlé de aangegane verbintenissen zou nakomen. De beschikking stelt onder meer als voorwaarde, dat Nestlé aan een door de Commissie goed te keuren concurrent en binnen een in de beschikking vastgestelde termijn de handelsmerken en bronnen van Vichy, Thonon, Pierval, Saint-Yorre en een aantal andere plaatselijke bronnen moet verkopen, alsmede de bij die bronnen behorende bottelcapaciteiten.

4 Op 26 januari 1993 meldde Nestlé bij de Commissie een koper aan, namelijk de voorheen reeds binnen de drankensector actieve Castel Groep. Deze koper verklaarde geïnteresseerd te zijn in de overname van drie van de grote bronnen welke Nestlé had toegezegd te verkopen (Vichy, Thonon, Saint-Yorre), alsmede van een aantal minder belangrijke bronnen. Aangezien de Commissie van mening was, dat deze overdracht niet helemaal voldeed aan de formulering van de beschikking, sloten Nestlé en de Castel Groep op 18 februari 1993 een nieuw akkoord voor de overdracht, naast de reeds genoemde bronnen, van de bron van Pierval.

5 Op 3 maart 1993 gaf de Commissie een perscommuniqué uit waarin zij liet weten, dat het voorstel tot overname door de Castel Groep een doorslaggevend bestanddeel vormde bij het voldoen aan het pakket van de gestelde voorwaarden, en waarin zij aankondigde deze zaak te zullen afhandelen, zodra de belemmeringen voor de daadwerkelijke overdracht van de bronnen zouden zijn opgeheven, met name wat betreft de overdracht aan de Castel Groep van de exploitatierechten van Vichy en Thonon, in bezit van de Franse Staat respectievelijk van de gemeente Thonon-les-Bains.

Het procesverloop

6 Bij op 3 februari 1993 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift hebben het Comité central d' entreprise de la société anonyme Vittel, het Comité d' établissement de Pierval en de Fédération générale agroalimentaire CFDT krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beschikking.

7 Bij op 2 maart 1993 ter griffie van het Gerecht neergelegde afzonderlijke akte hebben het Comité central d' entreprise de la société anonyme Vittel en het Comité d' établissement de Pierval (hierna: "verzoekers") voorts krachtens de artikelen 185 en 186 EEG-Verdrag een verzoek ingediend tot, primair, opschorting van de tenuitvoerlegging van de litigieuze beschikking en, subsidiair, opschorting door het Gerecht van de beschikking waarbij de overdracht van Pierval wordt gelast, tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.

8 De Commissie heeft op 17 maart 1993 schriftelijke opmerkingen over het verzoek in kort geding ingediend. Partijen zijn op 23 maart 1993 in hun mondelinge opmerkingen gehoord.

9 Bij beschikking van 2 april 1993 (zaak T-12/93 R, CCE Vittel en CE Pierval, Jurispr. 1993, blz. II-449) heeft de president van het Gerecht de Commissie gelast om zodra zij in het bezit is van de desbetreffende gegevens, het Gerecht ervan in kennis stellen, dat alle voorwaarden betreffende de overdracht van de activa bedoeld in de beschikking, zijn vervuld en in het bijzonder dat de beletsels voor de overdracht van de exploitatierechten van Vichy en Thonon uit de weg zijn geruimd. In dezelfde beschikking heeft de president van het Gerecht de tenuitvoerlegging van de beschikking, voor zover daarin de verklaring van verenigbaarheid van de aangemelde concentratie afhankelijk wordt gesteld van de overdracht van Pierval, opgeschort, totdat de rechter in kort geding met inachtneming van de hem door de Commissie verstrekte inlichtingen uitspraak doet op het hem voorgelegde verzoek.

10 Bij op 11 juni 1993 ter griffie van het Gerecht neergelegde brief heeft de Commissie het Gerecht ervan in kennis gesteld, dat zij op 27 mei 1993 op de hoogte was gebracht van het tussen Nestlé en Castel gesloten akkoord over de overdracht van de betrokken activa, alsmede van de goedkeuring zowel door de Franse Staat, aangaande de verwerving door Castel van de Compagnie fermière de Vichy, houdster van de exploitatielicentie van de bron Vichy-Célestins, als door de gemeente Thonon-les-Bains, aangaande de toekenning van een nieuwe exploitatieconcessie voor de bron Thonon. Bij die gelegenheid deed de Commissie aan het Gerecht een perscommuniqué van de Franse minister van Begroting van 5 mei 1993 toekomen, waarin gewag werd gemaakt van de goedkeuring door deze minister van een akkoord tussen de Nestlé en de Castel Groep over de bronconcessie voor Vichy, alsmede een faxbericht van de secretaris-generaal van de gemeente Thonon-les-Bains van 25 mei 1993, dat de gemeenteraad "het aanhangsel van het concessiecontract tussen SEMT en de gemeente" had aangenomen.

11 Bij op 30 juni 1993 ter griffie van het Hof ingeschreven brief deed de Commissie aan het Gerecht een afschrift toekomen van de notulen van de vergadering van de gemeenteraad van Thonon-les-Bains van 24 mei 1993, waarin de gemeente het aanhangsel van het contract betreffende de exploitatieconcessie voor mineraalwater van Thonon had aangenomen.

12 Na kennis te hebben genomen van de door de Commissie ter uitvoering van de beschikking van 2 april 1993 (reeds aangehaald), verstrekte inlichtingen, stelt de rechter in kort geding vast, dat alle in de beschikking van de Commissie genoemde voorwaarden betreffende de overdracht van de activa thans ogenschijnlijk zijn vervuld, en acht hij zich voldoende geïnformeerd om uitspraak te doen over de gegrondheid van het verzoek in kort geding.

In rechte

13 Volgens de artikelen 185 en 186 EEG-Verdrag juncto artikel 4 van besluit 88/591/EGKS, EEG, EGA van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen, kan het Gerecht, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen, opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden handeling gelasten of de noodzakelijke voorlopige maatregelen voorschrijven.

14 Krachtens artikel 104, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht dienen verzoeken tot verkrijging van voorlopige maatregelen bedoeld in de artikelen 185 en 186 EEG-Verdrag een duidelijke omschrijving te bevatten van de omstandigheden waaruit het spoedeisende karakter van het verzoek blijkt, alsmede de middelen, zowel feitelijk als rechtens, op grond waarvan de voorlopige maatregel waartoe wordt geconcludeerd, aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt. De gevraagde maatregelen moeten van voorlopige aard zijn in die zin, dat zij niet mogen prejudiciëren op de in de hoofdzaak te geven beslissing (zie laatstelijk beschikking van 2 april 1993, reeds aangehaald).

15 Voor een nadere uiteenzetting van de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar de beschikking van 2 april 1993 (reeds aangehaald). Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van de rechter in kort geding.

Het voorwerp van het verzoek en de afweging van de betrokken belangen

16 Er zij aan herinnerd, dat het onderhavige verzoek in kort geding primair strekt tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de beschikking, waarbij de Commissie de overname van Perrier door Nestlé heeft goedgekeurd, en subsidiair tot opschorting door het Gerecht van de beschikking waarbij de overdracht van Pierval wordt gelast, tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.

17 Met betrekking tot, in de eerste plaats, het verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de beschikking, zij om te beginnen opgemerkt, dat een dergelijke opschorting erop neerkomt, dat de goedkeuring door de Commissie van de aangemelde concentratie en derhalve de uitoefening van het stemrecht van Nestlé in de groep Perrier voor de gehele duur van de contentieuze procedure wordt geschorst, hetgeen de werking van de ondernemingen van de groep ernstig zou kunnen belemmeren.

18 Met betrekking tot, in de tweede plaats, het verzoek om voorlopige maatregelen strekkende tot opschorting van de beschikking waarbij de overdracht van Pierval wordt gelast, tot de eindbeslissing in de hoofdzaak, zij opgemerkt dat een dergelijke maatregel erop neerkomt, dat de nakoming van de in rechtsoverweging 3 hierboven bedoelde verbintenissen van Nestlé tegenover de Commissie, zij het slechts ten dele, wordt opgeschort, en dat aldus een in de beschikking als machtspositie aangemerkte situatie wordt bestendigd die onomkeerbare gevolgen voor de mededinging in de betrokken sector kan hebben; aan deze situatie hebben de in de beschikking opgelegde voorwaarden en verplichtingen nu juist een einde willen maken. De nakoming van al deze verbintenissen binnen de gestelde termijn vormt immers de voorwaarde waaronder de Commissie de aangemelde concentratie heeft goedgekeurd.

19 Gezien deze situatie feitelijk en rechtens, moet de rechter in kort geding niet alleen het bijzondere belang van verzoekers bij opschorting van de tenuitvoerlegging van de litigieuze beschikking en het algemeen belang van de Commissie om een daadwerkelijke mededinging te herstellen, maar ook de belangen van derden, zoals Nestlé en Castel, in dier voege tegen elkaar afwegen dat geen onomkeerbare situatie in het leven wordt geroepen en dat ernstige en onherstelbare schade voor een der partijen bij het geding, voor een derde of voor het openbaar belang wordt vermeden (zie beschikking van de president van het Gerecht van 15 december 1992, zaak T-96/92 R, CCE Grandes Sources e.a., Jurispr. 1992, blz. II-2579).

20 Dienaangaande zij in herinnering gebracht dat in een geval als het onderhavige, waarin de aan de rechter in kort geding gevraagde maatregelen sterk kunnen ingrijpen in de rechten en belangen van derden die geen partij zijn in het geschil en bijgevolg niet konden worden gehoord, dergelijke maatregelen alleen te rechtvaardigen zijn indien zou blijken dat verzoekers anders in een situatie zouden komen die hun bestaan zou kunnen bedreigen (zie beschikking van de president van het Hof van 22 mei 1978, Simmenthal, zaak 92/78 R, Jurispr. 1978, blz. 1129; zie laatstelijk beschikking CCE Grandes Sources e.a., reeds aangehaald).

21 Tegen de achtergrond van deze overwegingen dient de rechter in kort geding na te gaan, of in casu is voldaan aan de voorwaarden waaronder de gevraagde voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen.

Het bestaan van ernstige en onherstelbare schade

22 Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet de spoedeisendheid van een verzoek in kort geding worden beoordeeld aan de hand van de vraag, of een voorlopige beslissing noodzakelijk is ter voorkoming van ernstige en onherstelbare schade voor de partij die om de voorlopige maatregel verzoekt. De partij die om opschorting van de tenuitvoerlegging verzoekt, dient dus aan te tonen, dat zij niet op de uitspraak in de hoofdzaak kan wachten zonder schade te lijden met voor haar ernstige en onherstelbare gevolgen (zie laatstelijk beschikking van de president van het Hof van 29 juni 1993, zaak 280/93 R, Duitsland/Raad, Jurispr. 1993, blz. I-3667, r.o. 22).

23 Dienaangaande betogen verzoekers, dat de overdracht van Pierval hun een onafwendbare, ernstige en onherstelbare schade zal berokkenen. Door de overdracht van de activa van Pierval worden de werknemers van deze vestiging in het bijzonder en die van de vennootschap Vittel in het algemeen, ernstig getroffen, omdat de overdracht afbreuk doet aan hun recht op behoud van het ondernemingsvermogen, vooral nu in casu de financiële tegenprestatie voor deze overdracht bespottelijk is. Bovendien kunnen de werknemers van Pierval vanwege de overdracht niet meer de belangrijke sociale voordelen genieten welke hun zijn toegekend hetzij op grond van een individueel contract, hetzij op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst bij Vittel. Een dergelijke schade is onherstelbaar, voor zover de eventuele overdracht rechtsgevolgen zal hebben die ondanks opschortende of ontbindende voorwaarden niet ongedaan zijn te maken. Deze schade is het rechtstreeks gevolg van de beschikking van de Commissie, waarin, als voorwaarde voor de verklaring van verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de concentratie van Nestlé en Perrier, de overdracht van verschillende bronnen, waaronder Pierval, is opgelegd.

24 De Commissie is dienaangaande van oordeel, dat verzoekers niet hebben aangetoond dat zij door de beschikking een zekere en dreigende schade zullen lijden. De overdracht van een deel van het vermogen van een onderneming kan op zichzelf slechts schade aan de werknemers berokkenen, indien de overdracht er noodzakelijkerwijs toe zou leiden, dat een voor hen specifiek belang in gevaar komt, zoals het verlies van hun arbeidsplaats, hetgeen in casu niet het geval is. Wat betreft het argument van de schade die met name werknemers van Pierval van de overdracht zouden ondervinden, benadrukt de Commissie, dat niet vaststaat dat door de overdracht van de onderneming noodzakelijkerwijs de collectieve arbeidsovereenkomst ter discussie komt te staan, en dat een dergelijke overeenkomst in ieder geval van kracht blijft gedurende een jaar of tot aan de inwerkingtreding van een nieuwe overeenkomst, met dien verstande dat, indien in het jaar volgende op de overdracht niets wordt overeengekomen, de werknemers de individuele voordelen behouden die zij hebben verkregen op grond van hetgeen vóór de overdracht was overeengekomen. Bovendien hadden de collectieve overeenkomsten ook heel wel door de directie van Vittel kunnen zijn opgezegd, indien de vestiging van Pierval niet zou zijn verkocht. Derhalve is, aldus de Commissie, de opzegging van deze overeenkomsten niet een noodzakelijk gevolg van de overdracht van Pierval en is de schade voor de werknemers van deze onderneming dus noch zeker, noch dreigend.

25 Dienaangaande zij allereerst in herinnering gebracht dat, zoals de president van het Gerecht in zijn beschikking van 15 december 1992 (reeds aangehaald) verklaarde, goedkeuring van een concentratie in beginsel geen gevolgen mag hebben voor de rechten van de werknemers van een onderneming die na een concentratie van eigenaar is veranderd. In casu dient evenwel te worden onderzocht, of de door verzoekers aangevoerde ernstige en onherstelbare schade enerzijds genoegzaam zeker is om vaststelling van de gevraagde voorlopige maatregelen te rechtvaardigen, en anderzijds een rechtstreeks causaal verband heeft met de beschikking.

26 Met betrekking tot de schade die de werknemers van de vennootschap Vittel in het algemeen zouden lijden, doordat de overdracht van de vestiging Pierval afbreuk zou doen aan hun "recht op behoud van het ondernemingsvermogen", dient te worden opgemerkt dat verzoekers niet duidelijk hebben gemaakt, in hoeverre de inkrimping van het vermogen van Vittel door de overdracht van Pierval op het eerste gezicht het risico van ernstige en onherstelbare schade voor het behoud van de werkgelegenheid binnen de vennootschap meebrengt. Verzoekers die geen enkele bijzondere omstandigheid hebben aangevoerd waardoor het risico van schade die de werknemers van Vittel wegens de overdracht zouden lijden, als zeker en dreigend kan worden aangemerkt, beperken zich dienaangaande tot het aanhalen van de bespottelijk lage financiële tegenprestatie voor de overdracht. Vaststaat evenwel dat de prijs van de overdracht van de vestiging Pierval, zelfs al zou die bespottelijk laag kunnen worden geacht, niet voortvloeit uit de beschikking, doch uitsluitend uit de onderhandelingen van Nestlé met Castel over de overdracht van alle activa welke Nestlé zich had verplicht te verkopen.

27 Wat betreft de schade als gevolg van het feit, dat de werknemers van Pierval niet meer de aanzienlijke sociale voordelen kunnen genieten die hun zijn toegekend bij individueel contract of op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst bij Vittel, zij in de eerste plaats opgemerkt, dat krachtens de artikelen 3 en 4 van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (PB 1977, L 61, blz. 26), de rechten en verplichtingen welke voor de vervreemder voortvloeien uit de op het tijdstip van de overgang bestaande arbeidsovereenkomst, op de verkrijger overgaan.

28 In de tweede plaats zij erop gewezen, dat volgens het ten processe door partijen aangehaalde artikel L 132-8 van de Franse Code du travail, een arbeidscontract of collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur door de ondertekenaars volgens de in het contract of overeenkomst opgenomen voorwaarden kan worden opgezegd. Ingeval een contract of overeenkomst in een bepaalde onderneming ter discussie wordt gesteld wegens met name een fusie, overdracht of splitsing, bepaalt dezelfde regeling, dat het contract of de overeenkomst van kracht blijft totdat een nieuw contract of een nieuwe overeenkomst in werking treedt of, bij gebreke daarvan, gedurende minimaal één jaar, met dien verstande, dat de betrokken werknemers de verworven individuele voordelen behouden, indien het opgezegde contract of de opgezegde overeenkomst niet binnen de termijn is vervangen.

29 Uit de processtukken, met name de interventie van de voorzitter van het Comité central d' entreprise de Vittel tijdens de vergadering van het Comité op 26 februari 1993 (bijlage 4 bij het verzoek in kort geding), blijkt, dat de collectieve arbeidsovereenkomst in de nieuwe vennootschap van kracht blijft. Collectieve contracten blijven onder de in artikel L 132-8 van de Code du travail omschreven voorwaarden van kracht.

30 Gelet op het voorgaande, dient in de eerste plaats te worden vastgesteld dat een contract of een collectieve arbeidsovereenkomst door elk van de ondertekenaars kan worden opgezegd, en in de tweede plaats, dat bij overdracht van een onderneming, zoals in casu, geen enkele wettelijke of andere bepaling voorschrijft, dat een lopend contract, respectievelijk overeenkomst, wordt opgezegd of in enig opzicht gewijzigd. Er dient eveneens op te worden gewezen, dat indien niettemin de toepassing van een dergelijk contract respectievelijk een dergelijke overeenkomst ter discussie wordt gesteld, de Franse wet (artikel L 132-8, zevende alinea, van de Code du travail) voorziet in een regeling die overeenkomt met die welke van toepassing is op de opzegging door een of meer ondertekenaars.

31 Hieruit volgt, dat zelfs al zou de gestelde schade ° dat wil zeggen het verlies voor de werknemers van de vestiging Pierval van de voordelen volgens de geldende collectieve arbeidsovereenkomst bij de onderneming Vittel ° genoegzaam zeker zijn, die schade toch niet rechtstreeks uit de beschikking kan voortvloeien. Immers, evenmin als de beschikking de nieuwe werkgevers verplicht de voor de werknemers van Pierval geldende collectieve overeenkomst ter discussie te stellen, biedt de eventuele opschorting van de overdracht van Pierval geen enkele bescherming tegen het geval dat, binnen de termen van de wet, de collectieve arbeidsovereenkomst wordt opgezegd.

32 Zonder dat nader behoeft te worden ingegaan op de door verzoekers aangevoerde middelen tot staving van de gegrondheid prima facie van hun beroep in de hoofdzaak, moet mitsdien worden vastgesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder de gevraagde voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen, en dat verzoek moet worden afgewezen.

Dictum


DE PRESIDENT VAN HET GERECHT

beschikt:

1) Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2) De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 6 juli 1993.

Top