EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61993CJ0437

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 29 juni 1995.
Hauptzollamt Heilbronn tegen Temic Telefunken microelectronic GmbH.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bundesfinanzhof - Duitsland.
Regeling actieve veredeling - Beëindiging door behandeling onder douanetoezicht - Kwantitatieve beperkingen.
Zaak C-437/93.

Jurisprudentie 1995 I-01687

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1995:203

61993J0437

ARREST VAN HET HOF (VIERDE KAMER) VAN 29 JUNI 1995. - HAUPTZOLLAMT HEILBRONN TEGEN TEMIC TELEFUNKEN MICROELECTRONIC GMBH. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: BUNDESFINANZHOF - DUITSLAND. - REGELING ACTIEVE VEREDELING - BEEINDIGING DOOR BEHANDELING ONDER DOUANETOEZICHT - KWANTITATIEVE BEPERKINGEN. - ZAAK C-437/93.

Jurisprudentie 1995 bladzijde I-01687


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Vrij verkeer van goederen ° Handelsverkeer met derde landen ° Regeling actieve veredeling ° Behandeling onder douanetoezicht, na toestemming van douaneautoriteit, één van wijzen van beëindiging ° Toestemming verleend met kwantitatieve beperking ° Ontoelaatbaarheid

(Verordening nr. 1999/85 van de Raad, art. 18, leden 2, sub d, en 3, eerste alinea, en art. 21, lid 1, sub a)

Samenvatting


Artikel 18, leden 2, sub d, en 3, eerste alinea, en artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening nr. 1999/85 betreffende de regeling actieve veredeling moeten aldus worden uitgelegd, dat de toestemming om de regeling actieve veredeling te beëindigen door gebruik te maken van de regeling voor behandeling onder douanetoezicht niet kwantitatief kan worden beperkt.

Door te bepalen dat de douaneautoriteit toestemming voor een andere wijze van beëindiging verleent, wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, laat artikel 18, lid 3, eerste alinea, van de verordening deze autoriteit immers nagenoeg geen beoordelingsbevoegdheid op grond waarvan zij de omvang van de toestemming kan beperken, maar voert het een zeker automatisme in bij de toekenning ervan: indien de douaneautoriteit vaststelt, dat gebruikmaking van de in artikel 18, lid 2, sub c tot en met f, genoemde alternatieven voor de beëindiging van de regeling actieve veredeling geen misbruik oplevert, doordat de begunstigde daardoor bij voorbeeld een niet gerechtvaardigd douanevoordeel ontvangt, dient zij toestemming te verlenen; in het andere geval kan zij de toestemming daarentegen slechts weigeren.

Partijen


In zaak C-437/93,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding tussen

Hauptzollamt Heilbronn

en

Temic Telefunken microelectronic GmbH,

interveniënt: Bundesministerium der Finanzen,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 18, leden 2, sub d, en 3, eerste alinea, en artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling (PB 1985, L 188, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: P. J. G. Kapteyn, kamerpresident, C. N. Kakouris en J. L. Murray (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: G. Tesauro

griffier: L. Hewlett, administrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

° Temic Telefunken microelectronic GmbH, vertegenwoordigd door O. Wilser, belastingconsulent,

° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Fialho, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door H.-J. Rabe, advocaat te Hamburg,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van Temic Telefunken microelectronic GmbH en de Commissie ter terechtzitting van 19 januari 1995,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 februari 1995,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 5 oktober 1993, ingekomen ter griffie van het Hof op 5 november daaraanvolgend, heeft het Bundesfinanzhof krachtens artikel 177 EG-Verdrag drie prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 18, leden 2, sub d, en 3, eerste alinea, en artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling (PB 1985, L 188, blz. 1).

2 Die vragen zijn gerezen in een geding tussen het Hauptzollamt Heilbronn (hierna: het "Hauptzollamt") en de vennootschap Temic Telefunken microelectronic (hierna: "Temic") over de toepassing van de regeling voor behandeling onder douanetoezicht op edele metalen bevattende geïntegreerde schakelingen die na actieve veredeling defect blijken.

3 De voorwaarden voor afgifte van de vergunning en voor toepassing en beëindiging van de actieve veredeling zijn geregeld bij verordening nr. 1999/85 en verordening (EEG) nr. 2228/91 van de Commissie van 26 juni 1991 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 1999/85 betreffende de regeling actieve veredeling (PB 1991, L 210, blz. 1).

4 Op grond van de regeling actieve veredeling kunnen uit derde landen ingevoerde goederen worden vrijgesteld van douanerechten, wanneer zij in de Gemeenschap bepaalde in artikel 1, lid 3, sub h, van verordening nr. 1999/85 omschreven bewerkings- of verwerkingshandelingen ondergaan en zij vervolgens ° als veredelingsprodukten ° opnieuw uit de Gemeenschap worden uitgevoerd.

5 Artikel 1, sub 2 en 3, van verordening nr. 2228/91 onderscheidt twee categorieën van veredelingsprodukten: hoofdveredelingsprodukten, voor het verkrijgen waarvan de regeling actieve veredeling werd toegekend, en bijkomende veredelingsprodukten, de andere veredelingsprodukten dan de hiervoor genoemde, die noodzakelijkerwijze voortvloeien uit de veredelingshandelingen.

6 Krachtens artikel 18, lid 1, van verordening nr. 1999/85 wordt de regeling actieve veredeling in beginsel beëindigd wanneer de veredelingsprodukten uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd. In lid 2 wordt evenwel bepaald:

"De regeling actieve veredeling wordt eveneens beëindigd voor invoergoederen wanneer de veredelingsprodukten:

(...)

b) opnieuw onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst;

c) in het vrije verkeer worden gebracht;

d) onder de regeling voor behandeling onder douanetoezicht worden geplaatst;

(...)"

7 Lid 3, eerste alinea, van dat artikel luidt: "De beëindiging van de regeling in de onder lid 2, onderdelen c tot en met f, bedoelde omstandigheden is afhankelijk van de toestemming door de douaneautoriteit, die deze toestemming verleent wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen."

8 Wanneer een goed in het vrije verkeer wordt gebracht, wordt het bedrag van de douaneschuld krachtens artikel 20, lid 1, van verordening nr. 1999/85 vastgesteld aan de hand van de heffingsgrondslagen die voor de invoergoederen gelden op het tijdstip dat de aangifte betreffende de plaatsing van deze goederen onder de regeling actieve veredeling is aanvaard. Artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, voorziet evenwel in een uitzondering voor veredelingsprodukten. Zij worden onderworpen aan de voor deze produkten geldende rechten bij invoer, indien "zij in het vrije verkeer worden gebracht en voorkomen op de volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, vastgestelde lijst, en voor zover zij proportioneel overeenstemmen met het uitgevoerde gedeelte van de niet op die lijst vermelde veredelingsprodukten. De houder van de vergunning kan evenwel vragen dat die produkten worden belast overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20."

9 De in artikel 18, lid 2, sub d, van verordening nr. 1999/85 genoemde regeling voor behandeling onder douanetoezicht is vastgesteld bij verordening (EEG) nr. 2763/83 van de Raad van 26 september 1983 inzake de regeling volgens welke goederen onder douanetoezicht kunnen worden behandeld alvorens zij in het vrije verkeer worden gebracht (PB 1983, L 272, blz. 1).

10 Naar luid van artikel 1, lid 2, van deze verordening maakt de regeling voor behandeling onder douanetoezicht het mogelijk om niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, voor een behandeling die de soort of de staat ervan wijzigt, te bewerken, zonder dat zij aan rechten bij invoer onderworpen zijn, en de door deze behandeling verkregen produkten in het vrije verkeer te brengen tegen de daarvoor geldende rechten bij invoer. Volgens artikel 2, lid 1, komen evenwel enkel de op een bijzondere lijst vermelde goederen die bestemd zijn voor de aldaar vermelde behandelingen, voor de regeling in aanmerking.

11 Temic voert in de Gemeenschap regelmatig niet-geteste elektronische onderdelen uit het Verre Oosten in.

12 In februari 1991 verleende het Hauptzollamt haar toestemming om voor eigen rekening gebruik te maken van de bij verordening nr. 1999/85 ingestelde regeling actieve veredeling, om niet-geteste geïntegreerde schakelingen te controleren (door deze te testen), te selecteren en te merken. Na deze handelingen kunnen twee soorten produkten worden onderscheiden: functionerende schakelingen die bestemd zijn voor wederuitvoer (A-goederen) en defecte schakelingen (B-goederen).

13 Op 9 augustus 1991 verleende het Hauptzollamt Temic een nieuwe vergunning voor gebruik van de regeling voor behandeling onder douanetoezicht, voorzien in verordening nr. 2763/83, om de in de bij de test defect gebleken schakelingen aanwezige edele metalen te herwinnen. Deze vergunning gold evenwel slechts voor een beperkte hoeveelheid B-goederen, naar evenredigheid van de hoeveelheid uitgevoerde hoofdveredelingsprodukten.

14 Na een vruchteloze administratieve procedure stelde Temic bij het Finanzgericht Baden-Wuerttemberg beroep in tegen de in de vergunning tot behandeling van 9 augustus 1991 opgenomen beperking. Ten gevolge van dit beroep verklaarde de Duitse rechter de vergunning nietig en verplichtte hij het Hauptzollamt een nieuwe vergunning zonder deze beperking af te geven. Hij overwoog namelijk, dat een dergelijke beperking niet is voorzien in de regeling voor behandeling onder douanetoezicht en dat zij volgens de bepalingen inzake de actieve veredeling evenmin toelaatbaar is. Bovendien staat behandeling onder douanetoezicht als mogelijkheid om de actieve veredeling te beëindigen volgens deze rechter op dezelfde lijn als uitvoer. Dwang om goederen in het vrije verkeer te brengen en dus het volle pond aan rechten te betalen, mag volgens de veredelingsregeling niet worden uitgeoefend.

15 Daarop stelde het Hauptzollamt bij het Bundesfinanzhof beroep tot Revision in. Het stelde, dat overwegingen en eisen die met de veredelingsregeling verband houden, in aanmerking moeten worden genomen. Zo zou uit artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening nr. 1999/85 volgen, dat wanneer bijkomende veredelingsprodukten zoals de B-goederen rechtstreeks in het vrije verkeer worden gebracht, enkel het gedeelte van die goederen dat overeenstemt met de hoeveelheid uitgevoerde hoofdveredelingsprodukten, dat wil zeggen de hoeveelheid uitgevoerde A-goederen, onderworpen is aan de voor bijkomende veredelingsprodukten geldende rechten.

16 Van oordeel, dat de uitkomst van het geding afhankelijk is van de uitlegging van de artikelen 18 en 21 van verordening nr. 1999/85, heeft het Bundesfinanzhof het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

"1) Moet artikel 18, leden 3, eerste alinea, en 2, sub d, van verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling (PB 1985, L 188, blz. 1) aldus worden uitgelegd, dat de beëindiging van de regeling door het verlenen van toestemming voor behandeling onder douanetoezicht kwantitatief kan worden beperkt?

2) Moet het begrip 'omstandigheden die de toestemming rechtvaardigen' (artikel 18, lid 3, eerste alinea, in fine, van verordening nr. 1999/85) aldus worden begrepen, dat de toestemming in de in artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening nr. 1999/85 bedoelde zin moet worden beperkt, namelijk aldus, dat tegenover de voor behandeling onder douanetoezicht bestemde bijkomende veredelingsprodukten evenveel uitgevoerde hoofdveredelingsprodukten moeten staan?

3) Indien vraag 2 ontkennend wordt beantwoord:

Staat voornoemd begrip een uitlegging toe, volgens welke een beperking als bedoeld in vraag 2 is toegelaten, wanneer zij niet verplicht is voorgeschreven?"

17 Met deze drie vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of artikel 18, leden 2, sub d, en 3, eerste alinea, en artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening nr. 1999/85 aldus moeten worden uitgelegd, dat de toestemming om de regeling actieve veredeling te beëindigen door de goederen onder de regeling voor behandeling onder douanetoezicht te plaatsen, kwantitatief kan worden beperkt.

18 Blijkens de considerans van verordening nr. 1999/85 is de regeling actieve veredeling ingevoerd teneinde ondernemingen in de Gemeenschap die goederen uit derde landen gebruiken voor het vervaardigen van voor uitvoer bestemde produkten, in internationaal verband niet te benadelen, door hun de mogelijkheid te verschaffen deze goederen onder dezelfde voorwaarden te verwerven als ondernemingen buiten de Gemeenschap.

19 Op grond van deze regeling kunnen uit derde landen ingevoerde goederen worden vrijgesteld van douanerechten wanneer zij in de Gemeenschap bepaalde bewerkingen of verwerkingen ondergaan en vervolgens als veredelingsprodukten opnieuw uit de Gemeenschap worden uitgevoerd.

20 Ofschoon de uitvoer van veredelingsprodukten de belangrijkste wijze van beëindiging van de regeling actieve veredeling vormt, voorziet artikel 18, lid 2, van verordening nr. 1999/85 in andere wijzen van beëindiging, waaronder het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten (sub c) en het plaatsen van de veredelingsprodukten onder de regeling voor behandeling onder douanetoezicht (sub d), hetgeen in casu aan de orde is.

21 Luidens artikel 18, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1999/85 zijn de sub c tot en met f bedoelde alternatieven afhankelijk van de toestemming door de douaneautoriteit, welke wordt verleend wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen.

22 Noch verordening nr. 1999/85, noch verordening nr. 2228/91 bepaalt welke "omstandigheden" rechtvaardigen, dat toestemming wordt verleend voor de in artikel 18, lid 2, sub c tot en met f, vermelde alternatieve wijzen van beëindiging van de regeling actieve veredeling.

23 Uit de algemene structuur van verordening nr. 1999/85 blijkt evenwel, dat de gemeenschapswetgever de ondernemingen vrij heeft willen laten om andere wijzen van beëindiging van de regeling actieve veredeling dan de wederuitvoer te kiezen, mits hun keuze niet tot misbruik leidt.

24 Een douaneautoriteit kan de toestemming voor een in artikel 18, lid 2, sub c tot en met f, van verordening nr. 1999/85 voorziene alternatieve wijze van beëindiging van de regeling actieve veredeling dan ook slechts weigeren, wanneer zij aantoont dat gebruikmaking van deze wijzen van beëindiging misbruik oplevert, bij voorbeeld doordat degene die toestemming krijgt, daardoor een niet gerechtvaardigd douanevoordeel ontvangt.

25 Tevens zij beklemtoond dat, zoals de advocaat-generaal in punt 11 van zijn conclusie heeft betoogd, de tekst van artikel 18, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1999/85 de douaneautoriteit gebiedt noch toestaat om de toestemming enigerwijze kwantitatief te beperken.

26 Door te bepalen dat de douaneautoriteit toestemming voor een andere wijze van beëindiging verleent, wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, laat artikel 18, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1999/85 deze autoriteit immers nagenoeg geen beoordelingsbevoegdheid op grond waarvan zij de omvang van de toestemming kan beperken, maar voert het een zeker automatisme in bij de toekenning ervan: indien de douaneautoriteit vaststelt, dat gebruikmaking van de in artikel 18, lid 2, sub c tot en met f, genoemde alternatieven voor de beëindiging van de regeling actieve veredeling geen misbruik oplevert, doordat de begunstigde daardoor bij voorbeeld een niet gerechtvaardigd douanevoordeel ontvangt, dient zij toestemming te verlenen; in het andere geval kan zij de toestemming daarentegen slechts weigeren.

27 Deze uitlegging wordt geenszins beïnvloed door artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening nr. 1999/85 en de daarin vervatte regel betreffende de proportionaliteit tussen de wederuitgevoerde veredelingsprodukten en de veredelingsprodukten die in het douanegebied blijven. Enerzijds heeft deze bepaling betrekking op een andere vraag dan die welke in het hoofdgeding aan de orde is, daar zij ziet op de berekening van het bedrag van de rechten bij invoer waaraan de veredelingsprodukten worden onderworpen. Anderzijds is zij slechts van toepassing op veredelingsprodukten die rechtstreeks in het vrije verkeer worden gebracht, en niet op veredelingsprodukten die onder de in artikel 18, lid 2, sub d, van verordening nr. 1999/85 bedoelde regeling voor behandeling onder douanetoezicht zijn geplaatst. Voor deze produkten bepaalt artikel 21, lid 1, sub b, hoe de rechten bij invoer worden berekend. Welnu, deze bepaling verwijst enkel naar de regels die gelden in het kader van de betrokken douaneregeling, namelijk de artikelen 11 en 12 van verordening nr. 2763/83, die geen met het in artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, vergelijkbaar beginsel inzake proportionaliteit bevat.

28 Gelet op het voorafgaande, moet op de vragen van het Bundesfinanzhof worden geantwoord, dat artikel 18, leden 2, sub d, en 3, eerste alinea, en artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening nr. 1999/85 aldus moeten worden uitgelegd, dat de toestemming om de regeling actieve veredeling te beëindigen door gebruik te maken van de regeling voor behandeling onder douanetoezicht niet kwantitatief kan worden beperkt.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

29 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Vierde kamer),

uitspraak doende op de door het Bundesfinanzhof (VIIde Senat) bij beschikking van 5 oktober 1993 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Artikel 18, leden 2, sub d, en 3, eerste alinea, en artikel 21, lid 1, sub a, eerste streepje, van verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling moeten aldus worden uitgelegd, dat de toestemming om de regeling actieve veredeling te beëindigen door gebruik te maken van de regeling voor behandeling onder douanetoezicht niet kwantitatief kan worden beperkt.

Top