Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61993CJ0350

    Arrest van het Hof van 4 april 1995.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek.
    Niet-nakoming - Staatssteun onverenigbaar met gemeenschappelijke markt - Terugvordering - Openbare holding.
    Zaak C-350/93.

    Jurisprudentie 1995 I-00699

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1995:96

    61993J0350

    ARREST VAN HET HOF VAN 4 APRIL 1995. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN ITALIAANSE REPUBLIEK. - NIET-NAKOMING - STAATSSTEUN ONVERENIGBAAR MET GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT - TERUGVORDERING - OPENBARE HOLDING. - ZAAK C-350/93.

    Jurisprudentie 1995 bladzijde I-00699


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1. Beroep wegens niet-nakoming ° Niet-nakoming van beschikking van Commissie inzake steunmaatregel van staat ° Geldigheid van beschikking als gevolg van verwerping van beroep tot nietigverklaring ° Verweermiddel ° Volstrekte onmogelijkheid van uitvoering

    (EEG-Verdrag, art. 93, lid 2, tweede alinea)

    2. Steunmaatregelen van de staten ° Beschikking van Commissie waarin zij vaststelt dat steun onverenigbaar is met gemeenschappelijke markt ° Moeilijkheden bij uitvoering ° Verplichting van Commissie en Lid-Staat tot samenwerking bij zoeken van oplossing die Verdrag eerbiedigt

    (EEG-Verdrag, art. 5 en 93, lid 2, eerste alinea)

    3. Steunmaatregelen van de staten ° Beschikking van Commissie waarin zij vaststelt dat steun onverenigbaar is met gemeenschappelijke markt, en intrekking gelast ° Vaststelling van verplichtingen van Lid-Staat ° Verplichting tot terugvordering ° Draagwijdte ° Herstel van vroegere toestand

    (EEG-Verdrag, art. 93, lid 2, eerste alinea)

    Samenvatting


    1. Wanneer de Commissie krachtens artikel 93, lid 2, tweede alinea, van het Verdrag tegen een Lid-Staat beroep wegens niet-nakoming instelt op grond dat deze Lid-Staat geen uitvoering heeft gegeven aan een beschikking waarbij een steunmaatregel in strijd met het Verdrag is verklaard en de steun is teruggevorderd, tegen welke beschikking beroep tot nietigverklaring is ingesteld hetwelk is verworpen, is het enige verweer dat de betrokken Lid-Staat kan aanvoeren, de volstrekte onmogelijkheid om de beschikking correct uit te voeren.

    2. Een Lid-Staat die bij de uitvoering van een beschikking waarbij is vastgesteld dat een steunmaatregel onverenigbaar is met het Verdrag, op niet voorziene en onvoorzienbare moeilijkheden stuit, of zich bewust wordt van gevolgen die de Commissie niet voor ogen heeft gehad, dient deze problemen aan het oordeel van laatstgenoemde voor te leggen en daarbij passende wijzigingen van de betrokken beschikking voor te stellen. Op grond van het met name in artikel 5 van het Verdrag tot uitdrukking gebrachte beginsel dat de Lid-Staten en de gemeenschapsinstellingen over en weer tot loyale samenwerking verplicht zijn, moeten in een dergelijk geval de Commissie en de Lid-Staat te goeder trouw samenwerken om met volledige inachtneming van de verdragsbepalingen, inzonderheid die betreffende steunmaatregelen, de moeilijkheden te overwinnen.

    3. De uit een beschikking van de Commissie voortvloeiende verplichting voor een Lid-Staat tot opheffing van een steunmaatregel die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, beoogt het herstel in de vroegere toestand. Dit doel is bereikt, zodra de betrokken steun, eventueel vermeerderd met vertragingsrente, door de begunstigde is terugbetaald, waardoor deze het voordeel verliest dat hij op de markt ten opzichte van zijn concurrenten genoot.

    Partijen


    In zaak C-350/93,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch hoofdadviseur A. Abate en door V. Di Bucci, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, lid van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verzoekster,

    tegen

    Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door L. Ferrari Bravo, hoofd van de dienst Diplomatieke geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigde, bijgestaan door P. G. Ferri, avvocato dello Stato, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Italiaanse ambassade, Rue Marie-Adélaïde 5,

    verweerster,

    betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de aan de ENI-Lanerossi groep (thans SNAM SpA) verstrekte steun ten bedrage van 260,4 miljard LIT op te heffen en terug te vorderen, niet heeft voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens beschikking 89/43/EEG van de Commissie van 26 juli 1988 inzake een steunmaatregel van de Italiaanse regering ten behoeve van ENI-Lanerossi (PB 1989, L 16, blz. 52),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt: G. C. Rodríguez Iglesias, president, F. A. Schockweiler (rapporteur), kamerpresident, G. F. Mancini, J. C. Moitinho de Almeida, J. L. Murray, D. A. O. Edward en J.-P. Puissochet, rechters,

    advocaat-generaal: F. G. Jacobs

    griffier: L. Hewlett, administrateur

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 6 december 1994,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 februari 1995,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 7 juli 1993, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 93, lid 2, tweede alinea, EEG-Verdrag verzocht vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de aan de ENI-Lanerossi groep (thans SNAM SpA) verstrekte steun ten bedrage van 260,4 miljard LIT op te heffen en terug te vorderen, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens beschikking 89/43/EEG van de Commissie van 26 juli 1988 inzake een steunmaatregel van de Italiaanse regering ten behoeve van ENI-Lanerossi (PB 1989, L 16, blz. 52; hierna: de "beschikking").

    2 In de beschikking stelde de Commissie vast, dat de steun ten bedrage van 260,4 miljard LIT welke aan de ENI-Lanerossigroep was verstrekt in de vorm van kapitaalinjecties ten gunste van haar dochtermaatschappijen in de sector herenkleding, onrechtmatig was omdat hij in strijd was met het bepaalde in artikel 93, lid 3, van het Verdrag en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het Verdrag (artikel 1). Zij beschikte, dat de steun moest worden ingetrokken via terugvordering (artikel 2). De Italiaanse regering moest de Commissie binnen twee maanden na datum van kennisgeving van de beschikking meedelen, welke maatregelen zij had getroffen om daaraan gevolg te geven (artikel 3).

    3 Bij arrest van 21 maart 1991 (zaak C-303/88, Italië/Commissie, Jurispr. 1991, blz. I-1433) verwierp het Hof het tegen de beschikking ingestelde beroep tot nietigverklaring.

    4 Na door de Commissie bij herhaling te zijn verzocht, de beschikking uit te voeren en haar mee te delen, welke maatregelen zij daartoe had getroffen, deelde de Italiaanse regering de Commissie op 25 maart 1992 mee, dat zij voornemens was de steun terug te vorderen door betaling door de vennootschap Lanerossi aan de staatsholding ENI van een bedrag gelijk aan het bedrag van de steun, vermeerderd met rente.

    5 Bij nota van 26 juni 1992 deelde de Commissie de Italiaanse regering mee, dat deze niet alleen had moeten verlangen, dat de steun door Lanerossi aan ENI werd terugbetaald, maar ook dat steun werd overgemaakt aan de Italiaanse Staat. In deze brief maakte de Commissie haar voornemen kenbaar, de zaak aan het Hof van Justitie voor te leggen indien Italië niet vóór 31 juli 1992, welke termijn later werd verlengd tot 31 maart 1993, de voor de terugvordering van de steun noodzakelijke maatregelen zou treffen.

    6 Toen het beroep reeds was ingesteld betaalde SNAM SpA, de rechtsopvolger van de vennootschap Lanerossi, aan ENI een bedrag van 362,241 miljard LIT, zijnde volgens de Italiaanse Republiek de hoofdsom vermeerderd met rente van de steun waarvan de Commissie de terugvordering had geëist.

    7 Tot staving van haar beroep stelt de Commissie, dat de Italiaanse Republiek heeft gehandeld in strijd met artikel 93, lid 2, van het Verdrag, door de steun niet binnen twee maanden na kennisgeving van de beschikking terug te vorderen en te verzuimen, terugbetaling van de steun door ENI aan de Italiaanse Staat te eisen.

    De ontvankelijkheid van het beroep

    8 De Italiaanse Republiek werpt een exceptie van niet-ontvankelijkheid op tegen het beroep, voor zover dit ertoe strekt de niet-nakoming te doen vaststellen van een verplichting, te weten de terugbetaling van de steun door ENI aan de Italiaanse Staat, welke niet in de beschikking is neergelegd. Bovendien zou het verzoekschrift, in strijd met artikel 38, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, niet de summiere uiteenzetting bevatten van de middelen volgens welke de niet-terugvordering van de steun van ENI in strijd zou zijn met de beschikking.

    9 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat de Commissie slechts stelt, dat de Italiaanse Republiek zich niet heeft gevoegd naar de beschikking waarvan de beweerde schending het voorwerp vormt van de onderhavige procedure. De vraag of de beschikking de Italiaanse Republiek verplicht, de steun van ENI terug te vorderen, komt bij het onderzoek van de gegrondheid van het beroep aan de orde en heeft geen invloed op de ontvankelijkheid ervan.

    10 Voorts bevat het verzoekschrift een duidelijke uiteenzetting van de feiten en de argumenten van de Commissie, overeenkomstig de eisen van artikel 38, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering, en heeft de Italiaanse regering op basis hiervan een gedetailleerd verweerschrift kunnen indienen.

    11 De exceptie van niet-ontvankelijkheid moet derhalve worden verworpen.

    De niet-uitvoering van de beschikking

    12 De twee grieven van de Commissie moeten afzonderlijk worden onderzocht.

    De grief dat de steun niet binnen de gestelde termijn is teruggevorderd

    13 In de beschikking wordt de Italiaanse regering in duidelijke termen verplicht, binnen twee maanden na de kennisgeving van de beschikking, die plaatsvond op 10 augustus 1989, de terugbetaling van de steun te eisen.

    14 De terugbetaling door SNAM SpA aan ENI vond evenwel eerst op 11 oktober 1993 plaats.

    15 Volgens vaste rechtspraak is het enige verweer dat een Lid-Staat tegen een door de Commissie krachtens artikel 93, lid 2, van het Verdrag ingesteld beroep wegens niet-nakoming kan aanvoeren, de volstrekte onmogelijkheid om de beschikking correct uit te voeren (zie laatstelijk arrest van 23 februari 1995, zaak C-349/93, Commissie/Italië, Jurispr. 1995, blz. I-0000, r.o. 12, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

    16 Het Hof heeft voorts verklaard, dat een Lid-Staat die bij de uitvoering van een beschikking van de Commissie inzake steunmaatregelen op niet voorziene en onvoorzienbare moeilijkheden stuit, of zich bewust wordt van gevolgen die de Commissie niet voor ogen heeft gehad, deze problemen aan laatstgenoemde dient voor te leggen en daarbij passende wijzigingen van de betrokken beschikking dient voor te stellen. Op grond van het met name in artikel 5 van het Verdrag tot uitdrukking gebrachte beginsel dat de Lid-Staten en de gemeenschapsinstellingen over en weer tot loyale samenwerking verplicht zijn, moeten in een dergelijk geval de Commissie en de Lid-Staat te goeder trouw samenwerken om met volledige inachtneming van de verdragsbepalingen, inzonderheid die betreffende de steunmaatregelen, de moeilijkheden te overwinnen (zie het zojuist aangehaalde arrest Commissie/Italië, r.o. 13, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

    17 De Italiaanse Republiek beroept zich evenwel niet op de volstrekte onmogelijkheid om de beschikking uit te voeren, noch op niet voorziene en onvoorzienbare moeilijkheden.

    18 In die omstandigheden moet het beroep gegrond worden verklaard voor zover de Italiaanse Republiek de beschikking niet binnen de gestelde termijn heeft uitgevoerd.

    De grief dat de steun niet door ENI aan de Italiaanse Staat is terugbetaald

    19 Om deze grief te kunnen beoordelen, moet worden aangeknoopt bij het doel van de verplichting tot terugvordering van de onwettige steun en de draagwijdte die aan deze verplichting in de beschikking wordt gegeven.

    20 Dienaangaande heet het in artikel 93, lid 2, van het Verdrag, dat indien de Commissie vaststelt dat een steunmaatregel door een staat of met staatsmiddelen bekostigd, niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, zij bepaalt, dat de betrokken staat die steunmaatregel moet opheffen of wijzigen binnen de door haar vast te stellen termijn.

    21 De verplichting voor een Lid-Staat tot opheffing van een steunmaatregel die de Commissie onverenigbaar acht met de gemeenschappelijke markt, beoogt volgens vaste rechtspraak het herstel in de vroegere toestand (zie arrest van 14 september 1994, gevoegde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Spanje/Commissie, Jurispr. 1994, blz. I-4103, r.o. 75, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

    22 Dit doel is bereikt zodra de betrokken steun, eventueel vermeerderd met vertragingsrente, door de begunstigde, in casu SNAM SpA, is terugbetaald aan ENI, een openbaar beheersorgaan voor staatsdeelnemingen. Door deze terugbetaling verliest de begunstigde immers het voordeel dat hij op de markt ten opzichte van zijn concurrenten genoot en wordt de toestand van vóór de steunverlening hersteld.

    23 Vervolgens moet worden vastgesteld, dat de Commissie in artikel 2 van de beschikking uitsluitend heeft geëist, dat de Italiaanse regering de steun zou opheffen en SNAM SpA zou gelasten de steun binnen een bepaalde termijn, met vertragingsrente na het verstrijken daarvan, terug te betalen.

    24 Ofschoon niet valt uit te sluiten, dat de verstrekking van fondsen door de staat aan een openbaar orgaan als ENI staatssteun in de zin van artikel 92 van het Verdrag kan zijn, heeft de Commissie, anders dan zij beweert, in de beschikking niet in aansluiting op de in het Verdrag neergelegde procedure vastgesteld, dat de terbeschikkingstelling van fondsen door de staat ten behoeve van ENI eveneens een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregel opleverde.

    25 In die omstandigheden moet het beroep ongegrond worden verklaard voor zover de Commissie de Italiaanse Republiek verwijt, dat deze niet de terugbetaling van de steun door ENI aan de Italiaanse Staat heeft geëist.

    26 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Italiaanse Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de beschikking uit te voeren, de krachtens het Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    27 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien verweerster op de voornaamste punten in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    rechtdoende, verstaat:

    1) Door niet binnen de gestelde termijn de aan de ENI-Lanerossi groep (thans SNAM SpA) verstrekte steun ten bedrage van 260,4 miljard LIT op te heffen en terug te vorderen, heeft de Italiaanse Republiek niet voldaan aan de verplichtingen die op haar rusten krachtens beschikking 89/43/EEG van de Commissie van 26 juli 1988 inzake een steunmaatregel van de Italiaanse regering ten behoeve van ENI-Lanerossi.

    2) Het beroep wordt voor het overige verworpen.

    3) De Italiaanse Republiek wordt in de kosten verwezen.

    Top