This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61993CJ0069
Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 2 June 1994. # Punto Casa SpA v Sindaco del Comune di Capena and Comune di Capena and Promozioni Polivalenti Venete Soc. coop. arl (PPV) v Sindaco del Comune di Torri di Quartesolo and Comune di Torri di Quartesolo. # References for a preliminary ruling: Pretura circondariale di Roma - Italy. # Interpretation of Articles 30 and 36 of the Treaty - Prohibition on certain kinds of Sunday trading. # Joined cases C-69/93 and C-258/93.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 2 juni 1994.
Punto Casa SpA tegen Sindaco del Comune di Capena en Comune di Capena en Promozioni Polivalenti Venete Soc. coop. arl (PPV) tegen Sindaco del Comune di Torri di Quartesolo en Comune di Torri di Quartesolo.
Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Pretura circondariale di Roma - Italië.
Uitlegging van de artikelen 30 en 36 van het Verdrag - Verbod om bepaalde handelsactiviteiten uit te oefenen op zondag.
Gevoegde zaken C-69/93 en C-258/93.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 2 juni 1994.
Punto Casa SpA tegen Sindaco del Comune di Capena en Comune di Capena en Promozioni Polivalenti Venete Soc. coop. arl (PPV) tegen Sindaco del Comune di Torri di Quartesolo en Comune di Torri di Quartesolo.
Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Pretura circondariale di Roma - Italië.
Uitlegging van de artikelen 30 en 36 van het Verdrag - Verbod om bepaalde handelsactiviteiten uit te oefenen op zondag.
Gevoegde zaken C-69/93 en C-258/93.
Jurisprudentie 1994 I-02355
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1994:226
ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 2 JUNI 1994. - PUNTO CASA SPA TEGEN SINDACO DEL COMUNE DI CAPENA EN COMUNE DI CAPENA EN PROMOZIONI POLIVALENTI VENETE SOC. COOP. ARL (PPV) TEGEN SINDACO DEL COMUNE DI TORRI DI QUARTESOLO EN COMUNE DI TORRI DI QUARTESOLO. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: PRETURA CIRCONDARIALE DI ROMA - ITALIE. - UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 30 EN 36 VAN HET VERDRAG - VERBOD OM BEPAALDE HANDELSACTIVITEITEN UIT TE OEFENEN OP ZONDAG. - GEVOEGDE ZAKEN C-69/93 EN C-258/93.
Jurisprudentie 1994 bladzijde I-02355
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
Vrij verkeer van goederen ° Kwantitatieve beperkingen ° Maatregelen van gelijke werking ° Begrip ° Belemmeringen die voortvloeien uit nationale bepalingen die verkoopmodaliteiten op niet-discriminerende wijze regelen ° Niet-toepasselijkheid van artikel 30 van Verdrag ° Regeling inzake openingstijden van winkels
(EEG-Verdrag, art. 30)
Van een al dan niet rechtstreekse, daadwerkelijke of potentiële belemmering van de handel tussen de Lid-Staten is geen sprake wanneer op produkten uit andere Lid-Staten nationale bepalingen worden toegepast die bepaalde verkoopmodaliteiten aan banden leggen of verbieden, mits die bepalingen gelden voor alle marktdeelnemers die op het nationale grondgebied activiteiten ontplooien, en mits zij, zowel rechtens als feitelijk, de verhandeling van nationale produkten en die van produkten uit andere Lid-Staten gelijkelijk treffen. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, heeft de toepassing van dergelijke regelingen op de verkoop van produkten uit een andere Lid-Staat, die aan de door die staat vastgestelde voorschriften voldoen, immers niet tot gevolg, dat voor die produkten de toegang tot de markt onmogelijk wordt gemaakt of meer wordt bemoeilijkt dan voor nationale produkten het geval is. Die regelingen vallen derhalve niet binnen de werkingssfeer van artikel 30 van het Verdrag.
Bijgevolg moet artikel 30 van het Verdrag aldus worden uitgelegd, dat het niet van toepassing is op een nationale winkelsluitingsregeling die geldt voor alle marktdeelnemers die op het nationale grondgebied activiteiten ontplooien, en die, rechtens en feitelijk, de verhandeling van nationale produkten en die van produkten uit andere Lid-Staten gelijkelijk treft.
In de gevoegde zaken C-69/93 en C-258/93,
betreffende twee verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Pretura circondariale di Roma, Sezione distaccata di Castelnuovo di Porto (Italië), in de aldaar aanhangige gedingen tussen
Punto Casa SpA
en
Sindaco del Comune di Capena,
Comune di Capena,
en tussen
Promozioni Polivalenti Venete Soc. coop. arl (PPV)
en
Sindaco del Comune di Torri di Quartesolo,
Comune di Torri di Quartesolo,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 30 en 36 EEG-Verdrag,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: G. F. Mancini, kamerpresident, M. Diez de Velasco (rapporteur), C. N. Kakouris, F. A. Schockweiler en P. J. G. Kapteyn, rechters,
advocaat-generaal: W. Van Gerven,
griffier: L. Hewlett, administrateur,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
° verzoeksters in de hoofdgedingen, vertegenwoordigd door F. Di Maria, G. Maestosi en F. Tedeschini, advocaten te Rome,
° de Griekse regering, vertegenwoordigd door V. Kontolaimos en C. Sitara, juridisch adviseurs bij de juridische dienst van de staat, als gemachtigden,
° de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S. L. Hudson, van het Treasury Solicitor' s Department, als gemachtigde, en N. Paines, Barrister,
° de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. Aresu, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van verzoeksters in de hoofdgedingen, de Griekse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie, ter terechtzitting van 24 februari 1994,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 maart 1994,
het navolgende
Arrest
1 Bij beschikkingen van 16 december 1992 en 22 maart 1993, ingekomen bij het Hof op 15 maart respectievelijk 27 april daaraanvolgend, heeft de Pretura circondariale di Roma, Sezione distaccata di Castelnuovo di Porto, krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 30 en 36 van het Verdrag, ten einde de Italiaanse regeling inzake de sluiting van detailhandelszaken op zondag aan die bepalingen te kunnen toetsen.
2 Die prejudiciële vragen zijn gerezen naar aanleiding van maatregelen, van overheidswege tegen de exploitanten van twee supermarkten getroffen wegens overtreding van bedoelde regeling.
3 De Italiaanse wet nr. 558 van 28 juli 1971 regelt de winkelopeningstijden en de verkoopactiviteiten voor de detailhandel. Artikel 1, lid 2, sub a, van deze wet schrijft een algehele winkelsluiting op zon- en feestdagen voor, behoudens de in diezelfde wet genoemde uitzonderingen.
4 Artikel 10 van de wet voorziet in administratieve sancties in geval van overtreding. De specifieke bepalingen inzake de openingstijden worden door de regio' s vastgesteld. De controle op de naleving van de geldende bepalingen is opgedragen aan de burgemeesters van de gemeenten, die sancties kunnen opleggen.
5 Verzoeksters in de hoofdgedingen zijn exploitant van een supermarkt, gelegen op het grondgebied van de gemeente Capena, respectievelijk een winkelcentrum, gelegen op het grondgebied van de gemeente Torri di Quartesolo. Omdat de betrokken winkelruimten gedurende meerdere zon- en feestdagen open waren gebleven, legden de burgemeesters van de twee gemeenten de exploitanten administratieve sancties op.
6 Verzoeksters in de hoofdgedingen wendden zich daarop tot de bevoegde rechter, met het betoog dat een belangrijk deel van de in de betrokken winkelruimten gemaakte omzet wordt behaald met produkten afkomstig uit andere Lid-Staten van de Gemeenschap. Huns inziens zijn de litigieuze nationale bepalingen derhalve onverenigbaar met artikel 30 van het Verdrag.
7 De Pretura circondariale di Roma, Sezione distaccata di Castelnuovo di Porto, heeft de behandeling van de zaken geschorst en in zaak C-69/93 de volgende prejudiciële vragen gesteld:
"1) Vormt een bepaling van nationaal recht, die kleinhandelaars het verbod oplegt op zondag te verkopen (uitgezonderd bepaalde produkten), maar niet op die dag te werken, en waarbij aan de overtreders van die bepaling de sanctie van gedwongen sluiting wordt opgelegd, waardoor de verkoop in die winkels, mede de verkoop van in andere Lid-Staten van de Gemeenschap geproduceerde goederen, aanzienlijk daalt, met als gevolg een daling van de invoer uit die Lid-Staten,
nu
2) In geval van een bevestigend antwoord op de eerste vraag: valt de in de betrokken nationale bepaling vastgestelde maatregel onder de in artikel 36 EEG-Verdrag voorziene afwijkingen van artikel 30, of onder andere in het gemeenschapsrecht voorziene afwijkingen?"
8 In zaak C-258/93 zijn in wezen gelijkluidende vragen aan het Hof voorgelegd.
De eerste vraag
9 Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of een nationale regeling als hier aan de orde binnen de werkingssfeer van artikel 30 van het Verdrag valt.
10 Vooraf zij eraan herinnerd, dat artikel 30 van het Verdrag kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking tussen de Lid-Staten verbiedt.
11 Volgens vaste rechtspraak vormt iedere maatregel die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren, een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking (arrest van 11 juli 1974, zaak 8/74, Dassonville, Jurispr. 1974, blz. 837, r.o. 5).
12 Van een al dan niet rechtstreekse, daadwerkelijke of potentiële belemmering van de handel tussen de Lid-Staten in de zin van genoemd arrest Dassonville is geen sprake, wanneer op produkten uit andere Lid-Staten nationale bepalingen worden toegepast die bepaalde verkoopmodaliteiten aan banden leggen of verbieden, mits die bepalingen gelden voor alle betrokken marktdeelnemers die op het nationale grondgebied activiteiten ontplooien, en mits zij, zowel rechtens als feitelijk, de verhandeling van nationale produkten en die van produkten uit andere Lid-Staten gelijkelijk treffen. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, heeft de toepassing van dergelijke regelingen op de verkoop van produkten uit een andere Lid-Staat, die aan de door die staat vastgestelde voorschriften voldoen, immers niet tot gevolg, dat de toegang tot de markt van die produkten onmogelijk wordt gemaakt of meer wordt bemoeilijkt dan voor nationale produkten het geval is. Die regelingen vallen derhalve niet binnen de werkingssfeer van artikel 30 van het Verdrag (zie arrest van 24 november 1993, gevoegde zaken C-267/91 en C-268/91, Keck en Mithouard, Jurispr. 1993, blz. I-6097, r.o. 16 en 17).
13 Met betrekking tot een regeling als thans aan de orde is, die de omstandigheden betreft waaronder de goederen aan de consument mogen worden verkocht, moet worden vastgesteld dat aan de in laatstbedoeld arrest genoemde voorwaarden is voldaan.
14 De betrokken regeling geldt immers, zonder onderscheid naar de herkomst van de produkten, voor alle betrokken marktdeelnemers en treft de verhandeling van produkten uit andere Lid-Staten niet anders dan die van nationale produkten.
15 Bijgevolg moet op de vragen van de nationale rechter worden geantwoord, dat artikel 30 van het Verdrag aldus moet worden uitgelegd, dat het niet van toepassing is op een nationale winkelsluitingsregeling die geldt voor alle marktdeelnemers die op het nationale grondgebied activiteiten ontplooien, en die, rechtens en feitelijk, de verhandeling van nationale produkten en die van produkten uit andere Lid-Staten gelijkelijk treft.
De tweede vraag
16 Gelet op het antwoord op de eerste vraag, behoeft op de tweede vraag geen uitspraak te worden gedaan.
Kosten
17 De kosten door de Griekse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk alsmede de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
uitspraak doende op de door de Pretura circondariale di Roma, Sezione distaccata di Castelnuovo di Porto, bij beschikkingen van 16 december 1992 en 22 maart 1993 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Artikel 30 EEG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd, dat het niet van toepassing is op een nationale winkelsluitingsregeling die geldt voor alle marktdeelnemers die op het nationale grondgebied activiteiten ontplooien, en die, rechtens en feitelijk, de verhandeling van nationale produkten en die van produkten uit andere Lid-Staten gelijkelijk treft.