Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61992TJ0035

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 27 oktober 1994.
    John Deere Ltd tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Mededinging - Systeem van uitwisseling van informatie - Belemmering van mededinging - Weigering van ontheffing.
    Zaak T-35/92.

    Jurisprudentie 1994 II-00957

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:1994:259

    61992A0035

    ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (TWEEDE KAMER) VAN 27 OKTOBER 1994. - JOHN DEERE LTD TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - MEDEDINGING - SYSTEEM VAN UITWISSELING VAN INFORMATIE - BELEMMERING VAN MEDEDINGING - WEIGERING VAN ONTHEFFING. - ZAAK T-35/92.

    Jurisprudentie 1994 bladzijde II-00957
    Zweedse bijz. uitgave bladzijde II-00129
    Finse bijz. uitgave bladzijde II-00131


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1. Handelingen van de instellingen ° Vermoeden van geldigheid ° Betwisting ° Instructiemaatregelen van gemeenschapsrechter ° Voorwaarden

    (EEG-Verdrag, art. 189)

    2. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Verbod ° Ontheffing ° Achtereenvolgende aanmeldingen ° Onderzoek door Commissie

    (EEG-Verdrag, art. 85)

    3. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Aantasting van mededinging ° Overeenkomst waarbij systeem van uitwisseling van informatie wordt gecreëerd dat niet betrekking heeft op prijzen en geen ander mededingingsverstorend mechanisme ondersteunt ° Toelaatbaarheid op markt met mededinging ° Ontoelaatbaarheid op oligopolistische markt

    (EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)

    4. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Aantasting van mededinging ° Ontbreken van bewijs van daadwerkelijke mededingingsverstorende gevolgen ° Geen invloed in verband met mogelijkheid om zuiver potentiële gevolgen in aanmerking te nemen

    (EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)

    5. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Overeenkomsten tussen ondernemingen ° Begrip ° Systeem van uitwisseling van informatie ° Systeem dat stilzwijgende, beslissingsautonomie van deelnemers beperkende overeenkomst tot vaststelling van modaliteiten onderstelt

    (EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)

    6. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Aantasting van mededinging ° Overeenkomst die niet mededingingsverstorend doel heeft ° Beoordeling op gevolgen voor markt ° Criteria

    (EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)

    7. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Ongunstige beïnvloeding van handel tussen Lid-Staten ° Overeenkomst die markt van één enkele Lid-Staat bestrijkt ° Beperking van mededinging tussen op gehele gemeenschappelijke markt aanwezige marktdeelnemers ° Gevolgen voor invoer

    (EEG-Verdrag, art. 85, lid 1)

    8. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Verbod ° Ontheffing ° Cumulatief karakter van voorwaarden voor ontheffing

    (EEG-Verdrag, art. 85, lid 3)

    9. Mededinging ° Mededingingsregelingen ° Verbod ° Ontheffing ° Verplichting van onderneming om gegrondheid van verzoek aan te tonen

    (EEG-Verdrag, art. 85, lid 3)

    Samenvatting


    1. Bij gebreke van enige aanwijzing die de geldigheid ervan zou kunnen aantasten, geniet een beschikking van de Commissie het voor gemeenschapshandelingen bestaande vermoeden van geldigheid. Wanneer verzoekers geen enkel element aandragen dat dit vermoeden zou kunnen ontkrachten, kan de gemeenschapsrechter geen maatregelen van instructie gelasten om na te gaan of de vormvoorschriften van het reglement van orde van de Commissie in het concrete geval in acht zijn genomen.

    2. Wanneer bij de Commissie met het oog op het verkrijgen van een individuele beschikking tot ontheffing twee achtereenvolgende aanmeldingen van een systeem van uitwisseling van informatie zijn verricht, dient deze die twee aanmeldingen aan artikel 85 van het Verdrag te toetsen, indien de tweede aanmelding niet uitging van alle marktdeelnemers die het eerste aanmeldingsformulier hadden ondertekend, en de aanmelders de eerste aanmelding niet uitdrukkelijk hadden ingetrokken.

    3. Een overeenkomst waarbij een systeem van uitwisseling van informatie wordt gecreëerd dat niet betrekking heeft op de prijzen en geen ander de mededinging belemmerend mechanisme ondersteunt, kan op een markt met echte mededinging de mededinging op het gebied van het aanbod helpen verhogen, daar de omstandigheid dat een marktdeelnemer zijn marktgedrag op basis van de hem ter beschikking staande informatie aanpast, gelet op de versplintering van het aanbod, voor de andere marktdeelnemers de onzekerheid omtrent het gedrag van hun concurrenten niet kan verminderen of wegnemen. Daarentegen kan een veralgemening ° tussen de marktdeelnemers die het grootste deel van het aanbod voor hun rekening nemen ° van het met korte intervallen uitwisselen van informatie op een zeer geconcentreerde oligopolistische markt waar de mededinging al zeer gering en de uitwisseling van informatie gemakkelijk is, de nog resterende mededinging tussen de marktdeelnemers merkbaar aantasten. In dat geval heeft de regelmatige en frequente verspreiding van de informatie betreffende de werking van de markt immers tot gevolg, dat alle concurrenten op geregelde tijdstippen kennis krijgen van de marktpositie en de marketingstrategie van hun concurrenten.

    4. De omstandigheid dat de Commissie niet in staat is aan te tonen, dat een overeenkomst tussen ondernemingen de mededinging op de referentiemarkt daadwerkelijk belemmert, heeft geen invloed op de beslechting van het geschil, daar artikel 85, lid 1, van het Verdrag niet alleen daadwerkelijke, maar ook zuiver potentiële mededingingsbelemmeringen verbiedt, mits deze voldoende merkbaar zijn.

    5. Het aan de op een nationale markt aanwezige marktdeelnemers verstrekken van naar een vooraf bepaalde geografische compartimentering uitgesplitste informatie over de transacties die op die markt hebben plaatsgevonden, onderstelt een op zijn minst stilzwijgende overeenkomst over die compartimentering en over het institutioneel kader van de uitwisseling van informatie. Door een dergelijk overleg hebben de deelnemers aan het systeem van uitwisseling van informatie hun beslissingsautonomie noodzakelijkerwijs dermate beperkt, dat de mededinging tussen hen erdoor kan zijn beïnvloed.

    6. Tegen een overeenkomst die niet tot doel heeft de mededinging te belemmeren, kan slechts worden opgekomen wegens de gevolgen die zij heeft voor de markt. In dat geval moeten de mededingingsbelemmeringen die eruit zouden kunnen voortvloeien, worden beoordeeld tegen de achtergrond van de mededinging zoals die zonder de omstreden overeenkomst daadwerkelijk zou plaatsvinden.

    7. Wanneer het wordt tot stand gebracht op een oligopolistische nationale markt waar vooral de in de gehele gemeenschappelijke markt aanwezige marktdeelnemers werkzaam zijn, is een systeem van uitwisseling van informatie dat tot in de kleinste bijzonderheden de exacte verkoopcijfers en de marktaandelen van 88 % van de leveranciers op de nationale markt aan het licht brengt, van dien aard dat het de handel tussen de Lid-Staten in aanzienlijke mate ongunstig beïnvloedt. Door de mededinging te verzwakken drukt het immers noodzakelijk op de omvang van de invoer naar de referentiemarkt.

    8. De vier voorwaarden waaraan een regelmatig bij de Commissie aangemelde overeenkomst volgens artikel 85, lid 3, van het Verdrag moet voldoen om voor een individuele ontheffing in aanmerking te komen, zijn cumulatief, zodat de Commissie het verzoek wettig kan afwijzen, zodra een van die voorwaarden niet is vervuld.

    9. Wanneer om een individuele beschikking tot ontheffing van het verbod van mededingingsregelingen wordt verzocht, staat het in de eerste plaats aan de betrokken ondernemingen, de Commissie het bewijs te leveren dat de overeenkomst de voorwaarden van artikel 85, lid 3, van het Verdrag vervult.

    Partijen


    In zaak T-35/92,

    John Deere Limited, vennootschap naar Engels recht, gevestigd te Edinburgh (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door H.-J. Niemeyer en R. Bechtold, advocaten te Stuttgart, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van Loesch en Wolter, advocaten aldaar, Rue Goethe 11,

    verzoekster,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Currall, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door S. Kon, Solicitor, en L. Hawkes, Barrister, bij de balie van Engeland en Wales, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G. Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verweerster,

    betreffende een beroep tot nietigverklaring van beschikking 92/157/EEG van de Commissie van 17 februari 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.370 en 31.446 ° UK Agricultural Tractor Registration Exchange, PB 1992, L 68, blz. 19),

    wijst

    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Tweede kamer),

    samengesteld als volgt: J. L. Cruz Vilaça, president, C. P. Briët, D. P. M. Barrington, A. Saggio en J. Biancarelli, rechters,

    griffier: H. Jung

    gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 16 maart 1994,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    De aan het beroep ten grondslag liggende feiten

    1 Agricultural Engineers Association Limited (hierna: "AEA") is een beroepsvereniging die openstaat voor alle in het Verenigd Koninkrijk werkzame producenten of importeurs van landbouwtrekkers. Ten tijde van de feiten telde zij ongeveer 200 leden, waaronder met name Case Europe Limited, John Deere Limited, Fiatagri UK Limited, Ford New Holland Limited, Massey-Ferguson (United Kingdom) Limited, Renault Agricultural Limited, Same-Lamborghini (UK) Limited en Watveare Limited.

    a) De administratieve procedure

    2 Op 4 januari 1988 meldde de AEA ter verkrijging van, primair, een negatieve verklaring, en, subsidiair, een individuele verklaring van ontheffing, bij de Commissie een overeenkomst inzake een systeem van uitwisseling van informatie, de "UK Agricultural Tractor Registration Exchange", aan, dat was gebaseerd op gegevens van het Ministerie van Verkeer van het Verenigd Koninkrijk betreffende de inschrijving van landbouwtrekkers (hierna: "eerste aanmelding"). Deze overeenkomst inzake de uitwisseling van informatie kwam in de plaats van een eerdere overeenkomst uit 1975, die niet bij de Commissie was aangemeld. Van deze laatste overeenkomst had de Commissie kennis gekregen in 1984 naar aanleiding van een onderzoek op een bij haar ingediende klacht wegens belemmeringen van de neveninvoer.

    3 De Exchange staat open voor alle producenten of importeurs van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk, ongeacht of zij lid zijn van de AEA. Deze laatste verzorgt het secretariaat van de Exchange. Het aantal bij de Exchange aangesloten ondernemingen schommelde in de loop van de instructie van de zaak, naar gelang van de herstructureringen die in de betrokken sector plaatsvonden; op het ogenblik van de aanmelding namen acht producenten, waaronder verzoekster, aan de Exchange deel. Partij bij de Exchange zijn de acht in rechtsoverweging 1 genoemde marktdeelnemers, die volgens de Commissie 87 à 88 % van de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk voor hun rekening nemen. De rest van de markt is verdeeld onder verschillende kleine producenten.

    4 Op 11 november 1988 zond de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aan de AEA, aan elk van de acht leden die door de eerste aanmelding werden geraakt, en aan Systematics International Group of Companies Limited (hierna: "SIL"), een computerbureau belast met de verwerking en de exploitatie van de in formulier V55 (zie hieronder r.o. 6) vervatte gegevens. Op 24 november 1988 besloten de leden van de Exchange de overeenkomst te schorsen. Tijdens een hoorzitting voor de Commissie stelde verzoekster, dat de verstrekte informatie een gunstige invloed had op de mededinging. Zij beriep zich daarvoor met name op een studie van professor Albach, lid van het Berlin Science Center. Op 12 maart 1990 meldden vijf partijen bij de Exchange ° waaronder verzoekster ° een nieuwe overeenkomst inzake de uitwisseling van informatie, het "UK Tractor Registration Data System" (hierna: "Data System"), bij de Commissie aan (hierna: "tweede aanmelding"). Daarbij verbonden zij zich ertoe, het nieuwe systeem niet toe te passen tot zij het antwoord van de Commissie op hun aanmelding zouden hebben ontvangen.

    5 Bij beschikking 92/157/EEG van 17 februari 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/31.370 en 31.446 ° UK Agricultural Tractor Registration Exchange, PB 1992, L 68, blz. 19) (hierna: "beschikking"), heeft de Commissie

    ° vastgesteld, dat de UK Agricultural Tractor Registration Exchange onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag valt, "in zoverre zij leidt tot uitwisseling van gegevens over de omzet van individuele concurrenten en van gegevens over de omzet van de dealers en de invoer van eigen produkten" (artikel 1);

    ° het verzoek om ontheffing op grond van artikel 85, lid 3, van het Verdrag verworpen (artikel 2);

    ° de AEA en de leden van de Exchange gelast de inbreuk te beëindigen, in zoverre dat nog niet was gebeurd, en zich in de toekomst te onthouden van deelneming aan een overeenkomst die een zelfde of gelijkaardig doel of gevolg kan hebben (artikel 3).

    b) De inhoud en de juridische context van de Exchange

    6 Naar nationaal recht wordt een voertuig pas tot het verkeer op de openbare weg in het Verenigd Koninkrijk toegelaten wanneer het is ingeschreven bij het Department of Transport. Deze inschrijving dient te gebeuren bij een van de ongeveer 60 Local Vehicles Licensing Offices (hierna: "LVLO"). De inschrijving van de voertuigen is het onderwerp van ministeriële procedure-instructies, genoemd "Procedure for the first licensing and registration of motor vehicles". Volgens die instructies moet voor het verzoek om inschrijving van het voertuig gebruik worden gemaakt van een speciaal formulier, het administratief formulier V55. Op grond van een akkoord met de SIL verstrekt het Ministerie van Verkeer van het Verenigd Koninkrijk deze een aantal gegevens die het bij de inschrijving van de voertuigen verkrijgt.

    7 Partijen zijn het oneens over een aantal feitenkwesties betreffende de gegevens die op dit formulier voorkomen en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Deze meningsverschillen kunnen worden samengevat als volgt.

    8 Volgens verzoekster bestaat het formulier V55 in vijf verschillende versies, die zijn genummerd V55/1 tot en met V55/5 en in bovengenoemde procedure-instructies worden beschreven. De formulieren V55/2 en V55/4, die slechts door British Leyland werden gebruikt, worden niet meer gebruikt, terwijl het formulier V55/3, dat in geval van verlies of diefstal van het formulier V55/1 wordt gebruikt, met de hand wordt ingevuld. In het onderhavige geval gaat het dus enkel om de modellen V55/1 en V55/5.

    9 Volgens de Commissie bestaan er in wezen twee versies van het formulier: de formulieren V55/1 tot en met V55/4, die door de producenten en de alleenimporteurs "vooraf worden ingevuld" en door de dealers worden gebruikt voor de inschrijving van de aan hen geleverde voertuigen, en het formulier V55/5, dat voor de neveninvoer wordt gebruikt.

    10 Verzoekster betoogt, dat de door de Commissie gebruikte formulering verwarring kan scheppen. Het formulier V55/5 wordt gebruikt voor de eerste inschrijving in het Verenigd Koninkrijk van reeds gebruikte voertuigen en voor de inschrijving van door onafhankelijke importeurs in het Verenigd Koninkrijk ingevoerde voertuigen.

    11 Zij stelt, dat alleen de voorzijde van het formulier V55/1, waarvan de achterzijde wordt ingevuld door de ingeschreven houder van het voertuig, "vooraf wordt ingevuld" door de producent of importeur van het voertuig. Met uitzondering van de gegevens op het onderste gedeelte, worden de op de eerste bladzijde van het formulier V55/1 vermelde gegevens gekopieerd op een dubbel, het blad 2. De onderste helft van dit blad is bestemd voor statistische gegevens. De ingeschreven houder van het voertuig kan dit invullen, zo hij dat wil. In bovengenoemde ministeriële instructies wordt de dealer die de verkoop heeft verricht, evenwel verzocht om ook ingeval de ingeschreven houder het statistisch gedeelte niet heeft ingevuld, de postcode van zijn klant te vermelden. Het aldus ingevulde formulier wordt vervolgens aan het territoriaal bevoegde LVLO gezonden, dat de twee bladen van elkaar scheidt en het eerste overmaakt aan het Driver and Vehicles Licensing Center (hierna: "DVLC"), dat de rijvergunning opstelt en afgeeft. Het tweede blad wordt krachtens de ministeriële instructies overgemaakt aan een computerbureau, dat de overheid voor elke grote categorie van voertuigen wordt aangewezen door de betrokken beroepsbeoefenaars. Voor landbouwtrekkers is dat de SIL.

    12 Verder verklaart verzoekster, dat het formulier V55/5 wordt gebruikt voor alle andere verkopen dan eerste verkopen. Anders dan verweerster stelt, zou dit formulier het niet mogelijk maken, de neveninvoer op het spoor te komen. De SIL verwerkt de op het formulier voorkomende gegevens, waarna dit formulier wordt vernietigd zonder op enig ogenblik rechtstreeks aan de leden van de Exchange te zijn overgemaakt.

    13 Volgens de Commissie bevat het formulier de navolgende gegevens op een wijze die door verzoekster op een aantal punten wordt bekritiseerd:

    ° merk (producent);

    ° modelnummer, serienummer en chassisnummer; John Deere Limited is van mening, dat hetgeen daarover in punt 14, laatste streepje, van de beschikking wordt gezegd, onvolledig en onjuist is; volgens verzoekster zijn die gegevens uitsluitend bestemd voor intern gebruik door de SIL, teneinde dubbele inschrijvingen te voorkomen; zij wijst erop, dat de SIL, anders dan verweerster stelt, het serienummer van de voertuigen niet aan de leden meedeelt; dienaangaande is tijdens de op 7 december 1993 georganiseerde vergadering van partijen met de rechter-rapporteur gebleken, dat de serienummers (of chassisnummers) door de SIL worden geregistreerd, doch in het ten vervolge op de eerste aanmelding tot stand gekomen systeem, niet meer aan de leden van de Exchange worden meegedeeld, daar is overeengekomen, dat de SIL per 1 september 1988 het inschrijvingsformulier van de voertuigen niet meer aan de leden van de Exchange overmaakt;

    ° oorspronkelijke dealer en verkoper (codenummer, naam, adres en postcode); volgens verzoekster, die tijdens de vergadering van 7 december 1993 op dat punt door de SIL is bijgevallen, doch anders dan in punt 14, vierde streepje, van de beschikking wordt verklaard, slaat de SIL de naam, het adres en de postcode van de dealer niet in haar databank op; voorts wordt het codenummer van de oorspronkelijke dealer (vak 54) slechts geregistreerd wanneer het codenummer van de dealer-verkoper (vak 61) niet is vermeld;

    ° volledige postcode van de ingeschreven houder van het voertuig;

    ° naam en adres van de ingeschreven houder van het voertuig: volgens verzoekster, doch anders dan in punt 14, zevende streepje, van de beschikking wordt verklaard, neemt de SIL de naam en het adres van de houder van het voertuig niet uit het formulier V55 over; dienaangaande is tijdens de vergadering van 7 december 1993 bevestigd, dat zo die gegevens kunnen voorkomen op bladzijde drie van het formulier V55, de enige bladzijde die aan de SIL wordt overgemaakt, zij in ieder geval door de SIL niet worden geregistreerd, zodat zij niet aan de leden van de Exchange worden meegedeeld.

    14 Volgens verzoekster zijn de door de SIL verwerkte gegevens, die naar zij zegt enkel betrekking hebben op de inschrijvingen en niet op de verkopen, de volgende:

    ° het merk van het voertuig (vak 18);

    ° het model van het voertuig (vak 21);

    ° de beschrijving van de carrosserie van het voertuig (vak 23);

    ° de dealer die het voertuig heeft verkocht (vak 61);

    ° de postzone van de ingeschreven houder van het voertuig (vak 70);

    ° de datum van ontvangst van het tweede blad door de SIL.

    15 Volgens de Commissie kan de aan de leden van de Exchange verstrekte informatie worden ingedeeld in de navolgende drie categorieën:

    ° globale gegevens over de bedrijfstak: totale omzet in de bedrijfstak, al dan niet uitgesplitst volgens pk-klasse of aandrijvingssysteem; deze gegevens kunnen worden verstrekt op jaar-, kwartaal-, maand- of weekbasis;

    ° gegevens betreffende de omzet van elk lid: voor elke producent het door hem verkochte aantal voertuigen en zijn marktaandeel voor verschillende geografische zones: het gehele Verenigd Koninkrijk, de regio, de county en het dealergebied waarvoor de concessie is verleend, vastgesteld aan de hand van de postzones; deze gegevens kunnen worden verstrekt per maand, per kwartaal of per jaar (en, in dit laatste geval, voor de laatste twaalf maanden, per kalenderjaar, of per willekeurige periode van twaalf maanden);

    ° de gegevens betreffende de verkoop van de tot het distributienet van een lid behorende dealers, met name de in- en uitvoer van de dealers in hun gebied. Op die manier kan de in- en uitvoer tussen de verschillende dealergebieden worden vastgesteld en kunnen deze verkoopactiviteiten worden vergeleken met de door de dealers in hun eigen gebied verrichte verkopen.

    16 Volgens de Commissie verstrekte de SIL de leden van de Exchange tot 1 september 1988 een kopie van het formulier V55/5, dat door de onafhankelijke importeurs wordt gebruikt. Sedert die datum deelt zij hun enkel nog de uit dit formulier geputte gegevens mee. De Commissie betoogt evenwel, dat met dit formulier invoer uit andere landen van de Gemeenschap kan worden achterhaald, vooral dankzij het serienummer van het voertuig.

    17 Verzoekster is van mening, dat indien het Gerecht de beschikking nietig verklaart, de leden van de Exchange het later aangemelde Data System zullen toepassen. Volgens dit systeem verstrekt de SIL de leden van de Exchange vier soorten informatie:

    ° globale gegevens betreffende de sector: elk lid kan informatie krijgen over de globale inschrijvingen in de sector, hetzij zonder enige uitsplitsing naar model, hetzij met uitsplitsing naar pk-klasse of aandrijvingssysteem voor het gehele Verenigd Koninkrijk of voor elk van de tien regio' s van het Ministry of Agriculture, Fisheries and Food (hierna: "MAFF"), per ruimtelijke-ordeningindeling, per county, per verkoopgebied van zijn eigen dealers en per postzone; deze verkopen kunnen maandelijks of wekelijks worden geanalyseerd;

    ° gegevens betreffende de eigen verkopen van de onderneming: de SIL kan de leden "op maat gesneden" overzichten verstrekken van hun totaal aantal verkopen alsmede van hun verkopen uitgesplitst naar model voor het Verenigd Koninkrijk, per MAFF-regio, per ruimtelijke-ordeningindeling, per county, per verkoopgebied van hun eigen dealers en per postzone; verder kan de SIL elke producent individueel globale of naar model uitgesplitste informatie verstrekken over de verkopen van een dealer in zijn gebied of over het totale aantal verkopen van een dealer, zonder vermelding van de plaats van verkoop; deze gegevens kunnen maandelijks worden meegedeeld; volgens verzoekster dient te worden gepreciseerd, dat in punt 26 van de beschikking weliswaar exact wordt beschreven, welke informatie in dit kader kan worden verstrekt, maar dat de uitdrukkingen "invoer" en "uitvoer" van de dealers aldus moeten worden begrepen, dat de eerste uitdrukking doelt op de verkopen van andere dealers in een bepaald dealergebied en de tweede op de verkopen van een dealer buiten zijn eigen dealergebied; deze uitdrukkingen, die tot verwarring kunnen leiden, doelen geenszins op invoer uit of uitvoer naar andere Lid-Staten; het systeem heeft derhalve niet tot doel, de neveninvoer in het oog te houden; verzoekster wijst er evenwel op, dat de wijze waarop de Commissie de zaken voorstelt, tot verwarring kan leiden; het systeem verstrekt elk lid van de Exchange slechts informatie over het totale aantal verkopen aan binnen het gebied van een dealer gevestigde klanten, zonder vermelding van de identiteit van de dealer die de verkoop heeft verricht, en over het totale aantal verkopen van een dealer aan binnen zijn gebied gevestigde klanten;

    ° gegevens betreffende de verkopen van elke concurrent: de SIL kan het totale aantal verkopen van een bepaalde concurrent meedelen, al dan niet uitgesplitst naar model, voor het gehele Verenigd Koninkrijk, per MAFF-regio, per ruimtelijke-ordeningindeling, per county, per gebied van de eigen dealers en per postzone; deze gegevens worden maandelijks verstrekt;

    ° de uit het formulier V55 geputte gegevens: chassisnummer, datum van inschrijving van alle in het Verenigd Koninkrijk verkochte landbouwtrekkers van een bepaald merk; deze informatie wordt maandelijks verstrekt; zij dient om het onderzoek van de verzoeken om garantie en korting mogelijk te maken.

    18 Ten slotte worden de prestaties van de SIL aan de leden van de Exchange in rekening gebracht op basis van een door de SIL met elk lid gesloten overeenkomst. Elk lid van de Exchange heeft een individueel contract met de SIL. Verzoekster benadrukt, dat er, anders dan de naam zelf van het systeem laat vermoeden, tussen de leden van de Exchange geen uitwisseling van informatie heeft plaatsgevonden. Indien dergelijke uitwisseling van informatie zou hebben plaatsgevonden, was verzoekster daar in ieder geval niet bij betrokken en gebeurde dit niet op grond van het systeem zelf.

    De conclusies van partijen

    19 Bij een op 7 mei 1992 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft verzoekster het onderhavige beroep ingesteld.

    20 Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

    "° de beschikking van de Commissie van 17 februari 1992 inzake een procedure op grond van artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag (IV-2/31.370 en 31.446 ° UK Agricultural Tractor Registration Exchange nietig en non-existent te verklaren;

    ° verweerster te verwijzen in de kosten van het geding".

    21 De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

    "° het beroep ongegrond te verklaren;

    ° verzoekster in de kosten van de Commissie te verwijzen".

    22 Na afloop van de schriftelijke behandeling heeft de president van de Tweede kamer van het Gerecht bij beschikking van 28 oktober 1993 de onderhavige zaak voor de mondelinge behandeling gevoegd met het verzoekschrift T-34/92, Fiatagri UK Limited en New Holland Ford Limited, met dien verstande dat bepaalde gedeelten van het onderhavige verzoekschrift en een aantal bijlagen bij dit verzoekschrift geheim worden gehouden voor verzoeksters in zaak T-34/92.

    23 Het Gerecht (Tweede kamer) heeft, op rapport van de rechter-rapporteur, besloten zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan. Wel heeft het de Commissie verzocht een aantal vragen schriftelijk te beantwoorden en bepaalde documenten over te leggen. Op 2 december 1993 heeft verweerster die vragen beantwoord en de gevraagde documenten overgelegd. Verder zijn partijen en de SIL uitgenodigd om deel te nemen aan een vergadering met de rechter-rapporteur overeenkomstig artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering. Deze vergadering heeft plaatsgevonden op 7 december 1993. Ter terechtzitting van 16 maart 1994 zijn partijen gehoord in hun pleidooien en in hun antwoorden op de mondelinge vragen van het Gerecht. Ter terechtzitting is de heer Hodges, vertegenwoordiger van SIL, overeenkomstig artikel 68 en volgende van het Reglement voor de procesvoering als getuige gehoord.

    Middelen en argumenten van partijen

    24 Tot staving van haar vordering tot nietigverklaring heeft verzoekster elf middelen aangevoerd, die in drie groepen kunnen worden ingedeeld.

    25 Met betrekking tot de regelmatigheid van de administratieve procedure stelt verzoekster:

    ° dat bij de beschikking substantiële vormvoorschriften zijn geschonden; en

    ° dat de beschikking een tegenspraak tussen de motivering en het dispositief bevat.

    26 Verzoeksters tweede groep middelen betreft vier "algemene" overwegingen. Zij stelt:

    ° dat de beschikking op materieel onjuiste feiten berust;

    ° dat een systeem van uitwisseling van informatie niet per se een schending van de communautaire mededingingsregels oplevert en dat de beschikking zich niet verdraagt met het communautaire mededingingsbeleid en derhalve met misbruik van bevoegdheid is gegeven;

    ° dat de betrokken praktijk van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk geen schending van artikel 5 EEG-Verdrag oplevert;

    ° dat de beschikking de regels inzake de bewijslast schendt.

    27 De derde groep ten slotte bestaat uit vijf middelen. Verzoekster betoogt:

    ° dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie geen overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag is;

    ° dat de mededeling van de verkopen van elke concurrent de mededinging niet schaadt;

    ° dat dit ook het geval is voor de mededeling van de verkopen van de dealers van elk lid;

    ° dat het betrokken systeem van verspreiding van informatie de handel tussen de Lid-Staten niet voldoende merkbaar schaadt;

    ° dat zelfs al zou het betrokken systeem van uitwisseling van informatie onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag vallen ° quod non °, de voorwaarden voor toepassing van artikel 85, lid 3, zijn vervuld.

    De eerste groep middelen, betreffende de regelmatigheid van de administratieve procedure

    Het eerste middel: schending van substantiële vormvoorschriften

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    28 Verzoekster stelt, dat zij gronden heeft om eraan te twijfelen, of de beschikking wel is gewaarmerkt met inachtneming van artikel 12 van het destijds toepasselijke Reglement van orde 63/41/EEG van de Commissie van 9 januari 1963 (PB 1963, 17, blz. 181), voorlopig gehandhaafd bij artikel 1 van besluit 67/426/EEG van de Commissie van 6 juli 1967 (PB 1967, 147, blz. 1) en laatstelijk gewijzigd bij besluit 86/61/EEG, Euratom, EGKS van de Commissie van 8 januari 1986 (PB 1986, L 72, blz. 34). Zij beroept zich dienaangaande op het arrest van het Gerecht van 27 februari 1992 (gevoegde zaken T-79/89, T-84/89, T-85/89, T-86/89, T-89/89, T-91/89, T-92/89, T-94/89, T-96/89, T-98/89, T-102/89 en T-104/89, BASF e.a., Jurispr. 1992, blz. II-315) en stelt, dat zij slechts een kopie van de beschikking heeft ontvangen en niet weet, of deze overeenkomstig artikel 12 van het genoemd Voorlopig reglement van orde is gewaarmerkt door de voorzitter en de secretaris-generaal van de Commissie. Zij verzoekt de Commissie derhalve, in het kader van de instructie van deze zaak het origineel van de beschikking over te leggen, en, voor het geval de Commissie dit zou weigeren, verzoekt zij het Gerecht, de daartoe nodige maatregelen van instructie te treffen. Indien uit het origineel van de beschikking zou blijken, dat artikel 12 van het Voorlopig reglement van orde van de Commissie is geschonden, is de betekende beschikking met schending van substantiële vormvoorschriften gegeven en moet zij derhalve nietig en non-existent worden verklaard.

    29 Verzoekster verklaart eveneens, dat zij niet weet, of het niet-gepubliceerde besluit van de Commissie van 5 november 1980 houdende delegatie van bevoegdheden aan het met mededingingsaangelegenheden belaste lid, deze laatste heeft gemachtigd, de kopieën van de beschikkingen te betekenen. Indien de Commissie zich op die delegatie beroept, dient deze te worden overgelegd om het Gerecht in staat te stellen, na te gaan of van die delegatie geldig gebruik is gemaakt. Verder stelt verzoekster, dat een dergelijke delegatie door de Commissie in het onderhavige geval niet geldig is, daar het Hof heeft geoordeeld, dat een delegatie van bevoegdheden aan één enkel lid van de Commissie moet worden bekendgemaakt. Daar de Commissie de delegatie niet heeft bekendgemaakt, is de beschikking met schending van substantiële vormvoorschriften gegeven en moet zij derhalve nietig en non-existent worden verklaard.

    30 De Commissie is van mening, dat verzoekster niet op goede gronden kan stellen dat de Commissie in het onderhavige geval de procedurevoorschriften niet in acht heeft genomen. Zij wijst erop, dat het middel niet door precieze stellingen wordt gestaafd en derhalve moet worden afgewezen. Ten slotte herinnert zij eraan, dat een handeling volgens de regels is betekend wanneer de betekende kopie door de secretaris-generaal van de Commissie gelijkluidend is verklaard en de adressaat er kennis van kan nemen. De Commissie is derhalve niet verplicht het origineel van de beschikking over te leggen, hetgeen zij evenwel zal doen indien het Gerecht haar dit gelast.

    Beoordeling rechtens

    31 Het Gerecht is van oordeel, dat de beschikking ° het voorwerp van het onderhavige beroep ° zoals zij aan verzoekster ter kennis is gebracht, bij gebreke van enige aanwijzing die de geldigheid ervan zou kunnen aantasten, het voor alle gemeenschapshandelingen geldende vermoeden van geldigheid moet genieten. Aangezien verzoekster geen enkel element aandraagt, dat dit vermoeden zou kunnen ontkrachten, kan het Gerecht de gevraagde maatregelen van instructie niet gelasten. Voor zover het bovendien gaat om de regelmatigheid van de vaststelling van de kopie van de beschikking en van de kennisgeving daarvan, is het Gerecht van mening, dat zelfs indien de gebreken aan die kopie of aan de regelmatigheid van de kennisgeving daarvan aan de ondernemingen zouden zijn bewezen, deze in ieder geval geen enkele invloed hebben op de wettigheid van de beschikking en enkel gevolgen zouden kunnen hebben voor het aanvangstijdstip van de termijn voor het instellen van beroep tegen de beschikking. Daarbij komt dat verzoekster, blijkens de bewoordingen zelf van het onderhavige beroep, in casu ten volle kennis heeft kunnen nemen van de beschikking en haar procedurele rechten volledig heeft kunnen uitoefenen. In het onderhavige geval is verzoekster immers een door de secretaris-generaal van de Commissie gelijkluidend verklaarde kopie van de beschikking ter kennis gebracht. Bij gebreke van enige ernstige aanwijzing die twijfel kan doen rijzen omtrent de geldigheid ervan, strekt een dergelijke kopie tot bewijs (arrest Hof van 17 oktober 1989, gevoegde zaken 97/87 tot en met 99/87, Dow Chemical Iberica e.a, Jurispr. 1989, blz. 3165, r.o. 59, en arrest Gerecht van 7 juli 1994, zaak T-43/92, Dunlop/Slazenger, Jurispr. 1994, blz. II-441, r.o. 24 en 25). Gelet op een en ander, moet dit middel derhalve worden afgewezen, zonder dat het Gerecht de betrokken verzoeken om overlegging van stukken behoeft toe te wijzen.

    Het tweede middel: tegenspraak tussen het dispositief van de beschikking en de motivering waarop deze berust

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    32 Volgens verzoekster is het dispositief van de beschikking incoherent en onduidelijk. Enerzijds leggen de artikelen 1 en 3 van het dispositief de leden van de Exchange de verplichting op, het systeem van uitwisseling van informatie niet meer toe te passen voor zover daardoor kennis kan worden genomen van de verkopen van elke concurrent, terwijl in de motivering van de beschikking wordt verklaard, dat de uitwisseling van informatie over de verkopen van de verschillende concurrenten, dat wil zeggen informatie waaruit individuele gegevens kunnen worden afgeleid, geoorloofd is, mits die informatie reeds een jaar oud is; anderzijds dienen de partijen krachtens dezelfde artikelen van het dispositief van de beschikking het systeem van uitwisseling van informatie op te geven voor zover het de leden informatie verstrekt over de verkopen en invoer van hun eigen dealers. De beschikking preciseert evenwel niet, of verspreiding van de gegevens over de verkopen van de dealers is toegestaan wanneer het gaat om globale gegevens over ten minste tien voertuigen, gelijk in punt 54 van de motivering van de beschikking wordt gezegd, dan wel of, gelijk in de punten 55 en 56 van de motivering lijkt te worden gesuggereerd, ook de verspreiding daarvan als een potentiële belemmering van de werkzaamheden van de dealers wordt beschouwd, in welk geval had moeten worden aangegeven, onder welke voorwaarden het systeem van uitwisseling van informatie van dien aard is, dat elke belemmering van de werkzaamheden van laatstgenoemden is uitgesloten.

    33 De Commissie is van mening, dat het dispositief van de beschikking voldoende duidelijk is wanneer het wordt gelezen in samenhang met de motivering en inzonderheid punt 61 daarvan, betreffende de uitwisseling van informatie die op zichzelf de mededinging niet belemmert (arrest Hof van 16 december 1975, gevoegde zaken 40/73 tot en met 48/73, 50/73, 54/73 tot en met 56/73, 111/73, 113/73 en 114/73, Suiker Unie, Jurispr. 1975, blz. 1663).

    Beoordeling rechtens

    34 Het Gerecht merkt dienaangaande allereerst op, dat in punt 50 van de motivering van de beschikking wordt onderzocht in welke mate een systeem van uitwisseling van informatie betreffende voorbije verkopen de mededinging op de betrokken markt kan vervalsen. In de laatste alinea van dat punt verklaart de Commissie, dat zij van oordeel is, "dat een jaarlijkse uitwisseling van één jaar oude verkoopcijfers van individuele concurrenten op het niveau van het Verenigd Koninkrijk, de MAFF-regio en ruimtelijke-ordeningindelingen, uitgesplitst naar model, kunnen worden beschouwd als commerciële gegevens die niet tot een noemenswaardige vervalsing van de concurrentie tussen de producenten of tussen de dealers op de markt van het Verenigd Koninkrijk voor trekkers leiden". Deze beoordeling betreft uitsluitend de mededeling aan de leden van de Exchange van de gegevens betreffende de verkopen van iedere concurrent. Enerzijds blijkt uit de bewoordingen zelf, dat die beoordeling slechts betrekking heeft op de informatie die om het jaar wordt verstrekt, en niet vooruitloopt op de beoordeling door de Commissie van de geoorloofdheid van het systeem van uitwisseling van informatie in zijn geheel, voor zover volgens dat systeem bepaalde informatie om de week, om de maand of om het kwartaal wordt verstrekt. Verder raakt die beoordeling niet aan de vraag, of het systeem, gelet op artikel 85 van het Verdrag, geoorloofd is, voor zover het met name betrekking heeft op de verkopen van de dealers van elk lid. Een dergelijke beoordeling is derhalve niet onverenigbaar met genoemd artikel 1 van het dispositief van de beschikking.

    35 Verder wijst het Gerecht erop, dat uit het samenstel van de punten 54, 55 en 56 van de motivering van de beschikking duidelijk blijkt, dat de Commissie van oordeel is, dat het aan de leden van de Exchange meedelen van informatie over voorbije verkopen de mededinging op de betrokken markt slechts kan vervalsen, voor zover het niet gaat om globale gegevens over de verkoop van minimaal tien eenheden. Derhalve kan verzoekster evenmin op goede gronden stellen, dat er tegenspraak is tussen het dispositief van de beschikking en dit punt van de motivering, dat de onontbeerlijke grondslag daarvan is.

    36 Uit het voorgaande volgt, dat het tweede door verzoekster opgeworpen middel, inzake een gestelde tegenspraak tussen de motivering van de beschikking en de artikelen 1 en 3 van het dispositief ervan, moet worden afgewezen.

    De tweede groep middelen, betreffende "algemene overwegingen"

    Het eerste middel: materiële onjuistheid van de aan de beschikking ten grondslag liggende feiten

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    37 Volgens verzoekster kan de beschikking enkel zien op het nieuwe systeem van uitwisseling van informatie, dat op 12 maart 1990 bij de Commissie is aangemeld. Een bevel om een einde te maken aan een overeenkomst die uitdrukkelijk is opgegeven, zou immers onwettig zijn. Het bevel kan derhalve enkel betrekking hebben op de nieuwe overeenkomst. Een dergelijk bevel is evenwel niet gerechtvaardigd, daar de stelling van de Commissie, dat het nieuwe systeem de in het oude systeem vastgestelde "mededingingsbelemmeringen" onverlet heeft gelaten, op een dwaling omtrent de feiten berust. De twee systemen verschillen immers op meer dan een punt, zodat de overwegingen van de Commissie betreffende elementen van het oude systeem die in het nieuwe systeem niet zijn overgenomen, niet ter zake dienend zijn.

    38 De Commissie is van mening, dat zij zich diende uit te spreken over het in 1988 aangemelde systeem, waarnaar de op 12 maart 1990 verrichte aanmelding verwees en dat niet is ingetrokken, daar het Data System slechts namens vijf bij de Exchange betrokken ondernemingen is aangemeld. Volgens de Commissie bevat het Data System, waarin slechts wijzigingen zijn aangebracht met betrekking tot vier soorten informatie, hoe dan ook geen substantiële wijzigingen ten opzichte van het eerst aangemelde systeem, die een afzonderlijk onderzoek zouden kunnen rechtvaardigen. Het nieuwe systeem biedt immers, net als het oude, de mogelijkheid om de oorsprong en de bestemming van elke trekker te achterhalen. Het is dus duidelijk, dat de beschikking zowel ziet op de eerste aanmelding als op de wijzigingen die daaraan in 1990 zijn aangebracht.

    Beoordeling rechtens

    39 Het Gerecht is dienaangaande allereerst van mening, dat de Commissie terecht stelt, dat zij in het onderhavige geval zowel van de eerst aangemelde regeling als van de later aangemelde regeling kennis diende te nemen en derhalve die twee regelingen aan artikel 85 van het Verdrag diende te toetsen, te meer daar de tweede aanmelding niet uitging van alle marktdeelnemers die het eerste aanmeldingsformulier hadden ondertekend, en de aanmelders niet uitdrukkelijk hadden verklaard, dat zij de eerst aangemelde regeling introkken. Derhalve moet het eerste onderdeel van het middel, als zou de beschikking enkel op het nieuwe systeem kunnen zien, worden afgewezen.

    40 Vervolgens stelt het Gerecht vast, dat in punt 65 van de motivering van de beschikking, na het onderzoek van de verenigbaarheid met artikel 85 van Verdrag van het eerst aangemelde systeem van uitwisseling van informatie, wordt verklaard, dat de "redenering met betrekking tot artikel 85, leden 1 en 3, overeenkomstig van toepassing is op de gewijzigde aanmelding van 12 maart 1990". Verzoeksters argument, dat dit oordeel op een dwaling omtrent de feiten berust, omdat het later aangemelde Data System niet meer voorziet in een dagelijkse verstrekking van de informatie en evenmin in een mededeling van het formulier V55 aan de leden van de Exchange, moet worden afgewezen. Vaststaat immers, dat in de beschikking, waarin wordt opgemerkt, dat in het Data System "nog steeds in het verstrekken van gegevens op maandbasis over de omzet en het marktaandeel van de leden (en van de dealers) en van gedetailleerde gegevens over het chassisnummer en de inschrijvingsdatum van elke verkochte trekker wordt voorzien", geenszins wordt gezegd, dat in het Data System bepaalde informatie dagelijks aan de leden van de Exchange wordt verstrekt, en evenmin dat het formulier V55 hun wordt toegestuurd. Derhalve mist het tweede onderdeel van het middel feitelijke grondslag.

    41 Uit het voorgaande volgt, dat het middel als zou de beschikking op dwalingen omtrent de feiten berusten, moet worden afgewezen.

    Het tweede middel: de omstreden Exchange schendt de communautaire mededingingsregels niet

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    42 Volgens verzoekster is dit de eerste keer dat de Commissie de strijdigheid van een systeem van uitwisseling van informatie met de communautaire mededingingsregels uitsluitend vaststelt op basis van een beoordeling van het systeem zelf, zonder aan te tonen dat de Exchange afgesproken beperkingen van de mededinging tot gevolg heeft. De beschikking ligt derhalve niet in de lijn van de eerdere beschikkingen van de Commissie en levert misbruik van bevoegdheid op.

    43 De in punt 37, eerste zin, van de motivering van de beschikking geformuleerde opvatting, dat een systeem van uitwisseling van informatie noodzakelijkerwijs de mededinging beperkt wanneer het wordt toegepast op een markt met een hoge concentratiegraad, komt neer op de stelling, dat een dergelijk systeem "per se" verboden is, een oplossing zonder precedent. In het betrokken systeem wordt immers slechts informatie over voorbije perioden verstrekt en geen informatie over het prijsbeleid of de marketingstrategie. Bovendien zijn de verstrekte gegevens geen accessorium van overeenkomsten die de mededinging beperken. De leden van de Exchange zijn er niet op uit hun respectieve marktaandeel te stabiliseren. De betrokken uitwisseling van informatie dekt ook geen overeenkomst ter verdeling van de markt en is evenmin een onderdeel van een overeenkomst over de prijzen. Ten slotte kan de Commissie zich niet met succes beroepen op het voornoemde arrest Suiker Unie, waar de uitwisseling van informatie betrekking had op toekomstige verkopen.

    44 Dit is de eerste keer dat de Commissie het bestaan van een systeem van uitwisseling van informatie op een "markt met een zeer hoge concentratiegraad" laakt zonder na te gaan, of een dergelijk systeem daadwerkelijk de mededinging belemmert. Dat een systeem van uitwisseling van informatie "intrinsiek" de mededingingsregels schendt, vindt evenwel geen steun in de communautaire rechtspraak. Het is derhalve niet mogelijk, daaruit de criteria te puren die de Commissie naar eigen zeggen hanteert om te beoordelen welke gevolgen een systeem van uitwisseling van informatie voor de markt heeft. In de rechtspraak worden andere criteria gehanteerd en wordt onderscheid gemaakt tussen overeenkomsten die "per se" verboden zijn, en overeenkomsten die niet noodzakelijkerwijs de mededinging belemmeren. In dit laatste geval gaat het Hof na, hoe de mededinging zonder de omstreden praktijken zou hebben gespeeld. In casu is een dergelijke analyse niet verricht. Verre van de mededinging "noodzakelijkerwijs" te verzwakken, gelijk in de beschikking wordt gesteld, verscherpt de transparantie van de markt de mededinging, doordat zij de ondernemingen in staat stelt onmiddellijk te reageren op aanvallen van concurrenten. De transparantie van de markt, waaraan de ondernemingen zeer veel geld besteden, is voor hen het enige middel om te weten te komen, of een mededingingsinitiatief succesvol is.

    45 Volgens verzoekster heeft de Commissie in het in 1978 gepubliceerde Zevende verslag over het mededingingsbeleid een onderscheid willen maken tussen de uitwisseling van statistische informatie en de uitwisseling van informatie over de prijzen. In het onderhavige geval betreft het systeem van uitwisseling van informatie geen gevoelige informatie en heeft de Commissie die informatie ten onrechte op één lijn gesteld met informatie over de prijzen. Daardoor is de Commissie afgestapt van haar in het Zevende verslag over het mededingingsbeleid geformuleerde opvatting. Anders dan verweerster stelt, is de "Policy outline of the AEA" ("Beleidslijnen van de AEA") geenszins in tegenspraak met verzoeksters opvatting, dat de leden van de Exchange onderling geen informatie uitwisselen. Verweersters stelling, dat de uitwisseling van informatie tussen concurrenten enkel tot gevolg heeft, dat de onderlinge transparantie wordt verbeterd zonder dat de transparantie in de betrekkingen met de kopers wordt verhoogd, is onjuist, daar een groot deel van de verkregen informatie via de AEA aan het publiek wordt verstrekt. De consument profiteert overigens ook van de uitwisseling van informatie, daar deze een betere planning van de produktie en daardoor vermindering van de kosten mogelijk maakt.

    46 Volgens de Commissie verwijt verzoekster haar ten onrechte, een inbreuk "per se" te hebben vastgesteld. Een dergelijke stelling zou betekenen, dat de betrokken praktijk verboden is, ongeacht de wijze waarop de markt werkt. De beschikking bevat evenwel een nauwkeurige analyse van de werking van de markt. Verzoekster stelt ook ten onrechte, dat de beschikking indruist tegen de eerdere beschikkingen van de Commissie. Bovendien is de in deze zaak gekozen oplossing in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof. In het Zevende verslag over het mededingingsbeleid heeft de Commissie een onderscheid gemaakt tussen systemen van uitwisseling van informatie die neutraal zijn uit het oogpunt van de mededinging en systemen die de mededinging ongunstig kunnen beïnvloeden. Zij heeft drie hoofdcriteria geformuleerd die moeten worden gehanteerd bij de toetsing van het betrokken systeem van uitwisseling van informatie aan artikel 85 van het Verdrag. Deze drie criteria zijn de aard van de uitgewisselde informatie, de structuur van de betrokken markt en het antwoord op de vraag, of het systeem van uitwisseling van informatie van dien aard is, dat het ook voor de consumenten de transparantie van de markt kan verbeteren. Deze criteria heeft de Commissie in het onderhavige geval toegepast en zij is daarbij tot de conclusie gekomen, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie in strijd was met artikel 85 van het Verdrag.

    Beoordeling rechtens

    47 Het Gerecht stelt vast, dat in de punten 35 tot en met 56 van de motivering van de beschikking de analyse van de gevolgen van de uitwisseling van informatie voor de markt van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk uitsluitend is verricht uit het oogpunt van de gevolgen van de overeenkomst. Bij die analyse is een tweeledig onderscheidingscriterium gehanteerd. In de eerste plaats maakt de beschikking onderscheid tussen de mededingingsbelemmeringen die kunnen voortvloeien uit de verspreiding van de eigen gegevens van elke concurrent (punten 35 tot en met 52) enerzijds, en de mededingingsbelemmeringen die kunnen voortvloeien uit de verspreiding van de gegevens betreffende de omzet van de dealers van elk lid (punten 53 tot en met 56) anderzijds. Vervolgens maakt de beschikking binnen de analyse van de gevolgen van de verspreiding van de omzetcijfers van elke concurrent onderscheid tussen de negatieve gevolgen voor de "verdoken concurrentie" (punten 37 tot en met 43) enerzijds, en de negatieve gevolgen voor de toegang van niet bij de Exchange aangesloten producenten tot de markt (punten 44 tot en met 48) anderzijds.

    48 Met betrekking tot de uit de verspreiding van de "omzetcijfers" van elke concurrent voortvloeiende mededingingsbelemmeringen wordt in de beschikking (punten 35 tot en met 43) allereerst verklaard, dat het systeem van uitwisseling van informatie de aanbieders volledige transparantie over de werking van de markt verzekert. Gelet op de bijzondere kenmerken van de markt, heeft deze transparantie rampzalige gevolgen voor wat er nog aan "verdoken concurrentie" tussen de marktdeelnemers overblijft, en neemt zij elke onzekerheid betreffende het gedrag van de concurrenten weg. Verder wordt in de beschikking verklaard, dat terzake van de toegang tot de markt het omstreden systeem van uitwisseling van informatie een radicale discriminatie instelt tussen de leden, die beschikken over informatie waarmee zij het gedrag van hun concurrenten kunnen voorzien, enerzijds, en de producenten die geen lid zijn, die niet alleen in onzekerheid verkeren over het gedrag van hun concurrenten, maar op het moment dat zij beslissen lid te worden om die handicap te overwinnen, moeten accepteren dat hun gedragingen onmiddellijk aan hun concurrenten worden meegedeeld, anderzijds.

    49 Wat vervolgens de uit de verspreiding van de "omzetcijfers" van de dealers voortvloeiende mededingingsbelemmeringen betreft, wordt in de beschikking (punten 53 tot en met 56) verklaard, dat het systeem van uitwisseling van informatie de verkopen van de verschillende concurrenten binnen elk dealergebied aan het licht kan brengen. In de beschikking wordt namelijk uiteengezet, dat beneden een bepaalde drempel, de in een bepaald dealergebied verrichte verkopen een nauwkeurige identificatie van elke transactie mogelijk maken. Volgens de beschikking vormen tien eenheden voor een bepaalde periode en een bepaald produkt de drempel waarbeneden de informatie de identificatie van elke verkoop mogelijk maakt (punt 54). Doordat het systeem inzage verleent in de verkopen van concurrenten in het gebied van een dealer ("dealer imports") en in de verkopen van een dealer buiten zijn dealergebied ("dealer exports"), biedt het volgens de beschikking ook de mogelijkheid, de activiteiten van de dealers in het oog te houden, de in- en uitvoer vast te stellen en derhalve de "neveninvoer" op het spoor te komen (punt 55). Deze situatie is van dien aard, dat zij de mededinging binnen het merk kan beperken, met alle negatieve gevolgen die dit voor de prijzen kan meebrengen.

    50 Met betrekking tot de door verzoekster gestelde tegenspraak tussen de beschikking en de eerdere beschikkingspraktijk van de Commissie, is het Gerecht van oordeel, dat de beschikking in ieder geval niet in tegenspraak is met de eerdere beschikkingspraktijk van de Commissie en evenmin misbruik van bevoegdheid oplevert. De aangevoerde beschikkingen van de Commissie betreffen immers ofwel de uitwisseling van andere informatie dan die waar het in deze zaak om gaat, ofwel markten die naar hun aard andere bijzondere kenmerken en een andere werkwijze hebben dan de referentiemarkt. Verder toont verzoekster ook niet aan, dat de Commissie met de beschikking inbreuk heeft gemaakt op een aantal beginselen tot inachtneming waarvan zij zich, met name in het Zevende verslag over het mededingingsbeleid, zou hebben verbonden.

    51 Het Gerecht wijst erop, dat, gelijk verzoekster stelt, dit de eerste beschikking is waarmee de Commissie zich verzet tegen een systeem van uitwisseling van informatie over voldoende homogene produkten dat niet rechtstreeks betrekking heeft op de prijs en evenmin een ander de mededinging belemmerend mechanisme ondersteunt. Gelijk verzoekster terecht aanvoert, kan de transparantie tussen de marktdeelnemers op een markt met echte concurrentie in beginsel de concurrentie tussen de aanbieders verscherpen, daar in dat geval de omstandigheid dat een marktdeelnemer zijn marktgedrag op basis van de hem dankzij het systeem van uitwisseling van informatie ter beschikking staande gegevens over de werking van de markt aanpast, gelet op de versplintering van het aanbod, voor de andere marktdeelnemers de onzekerheid omtrent het gedrag van hun concurrenten niet kan verminderen of wegnemen. Het Gerecht is evenwel van mening, dat, gelijk de Commissie stelt, de veralgemening van de uitwisseling tussen de grootste aanbieders ° en, anders dan verzoekster stelt, uitsluitend in het voordeel van deze laatsten met uitsluiting van de andere aanbieders en de consumenten ° van nauwkeurige en met korte intervallen verstrekte informatie betreffende de identificatie van de ingeschreven voertuigen en de plaats van inschrijving daarvan, op een oligopolistische markt met een hoge concentratiegraad als die waar het hier om gaat, waar de concurrentie derhalve al zeer gering en de uitwisseling van informatie gemakkelijk is, de nog resterende concurrentie tussen de marktdeelnemers aanmerkelijk kan verminderen (zie hieronder r.o. 81). In dat geval heeft de regelmatige en frequente uitwisseling van informatie betreffende de werking van de markt immers tot gevolg, dat alle concurrenten op geregelde tijdstippen kennis krijgen van de marktpositie en de marketingstrategie van hun concurrenten.

    52 Bovendien onderstelt het verstrekken van dergelijke informatie aan alle aanbieders een op zijn minst stilzwijgende overeenkomst tussen de marktdeelnemers om de dealergebieden af te bakenen volgens de postzones in het Verenigd Koninkrijk, alsmede een institutioneel kader waarbinnen de marktdeelnemers via hun beroepsorganisatie informatie kunnen uitwisselen, en maakt dit systeem, gelet op de frequentie en het stelselmatige karakter van de uitwisseling van informatie, het voor een marktdeelnemer veel gemakkelijker het gedrag van zijn concurrenten te voorzien, waardoor de onzekerheid over de werking van de markt, die zonder een dergelijke uitwisseling van informatie zou hebben bestaan, wordt verminderd of teniet gedaan. Bovendien stelt de Commissie in de punten 44 tot en met 48 van de motivering van de beschikking terecht, dat een marktdeelnemer die wil doordringen op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk, ongeacht of hij tot de Exchange toetreedt of niet, door die Exchange wordt benadeeld. Immers, ofwel treedt de betrokken marktdeelnemer niet tot de Exchange toe en beschikt hij, anders dan zijn concurrenten, niet over de in het kader daarvan verstrekte informatie en marktkennis, ofwel treedt hij wel toe en dan komt zijn marketingstrategie onmiddellijk ter kennis van al zijn concurrenten via de informatie die dezen ontvangen.

    53 Uit het voorgaande volgt, dat het middel dat de omstreden Exchange niet van dien aard is dat zij inbreuk kan maken op de communautaire mededingingsregels, moet worden afgewezen.

    Het derde middel: de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben artikel 5 van het Verdrag niet geschonden

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    54 Volgens verzoekster hebben de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, door het tweede blad van het formulier V55 toe te sturen, geen mededingingsregeling gesteund of gehandhaafd, zodat punt 49 van de motivering van de beschikking, volgens welke die overheid zich blootstelt aan een beschuldiging van inbreuk, zich niet verdraagt met de rechtspraak van het Hof dienaangaande. In het onderhavige geval kunnen de individuele overeenkomsten die de leden van de Exchange met de SIL hebben gesloten, niet als mededingingsregelingen worden aangemerkt. De autoriteiten van de verschillende Lid-Staten publiceren overigens tal van gedetailleerde statistieken over bepaalde specifieke markten en de Commissie heeft nooit gesteld, dat die onverenigbaar zijn met de bepalingen van het EEG-Verdrag.

    55 De Commissie heeft over dit middel geen bijzondere opmerkingen geformuleerd.

    Beoordeling rechtens

    56 Het Gerecht merkt om te beginnen op, dat dit middel aldus moet worden begrepen, dat daarmee de wettigheid in geding wordt gebracht van de zesde en laatste alinea van punt 49 van de motivering van de beschikking, waarin wordt gezegd: "Ten slotte staat het feit dat een ministerie in plaats van globale gegevens waarin geen individuele ondernemingen met name worden genoemd, inschrijvingsgegevens waaruit de omzet van individuele concurrenten op een bepaalde markt blijkt, ter beschikking van het bedrijfsleven stelt, niet eraan in de weg dat artikel 85 van het Verdrag op de gedragingen van de betrokken ondernemingen wordt toegepast. Het betekent integendeel slechts dat de overheidsinstantie zich onder bepaalde omstandigheden ook zelf blootstelt aan een beschuldiging van inbreuk, in dit geval op artikel 5 van het Verdrag, aangezien uit artikel 85 in samenhang met artikel 3, onder f, en met artikel 5, tweede alinea, van het Verdrag volgt dat nationale rechtsvoorschriften of nationale administratieve praktijken geen afbreuk mogen doen aan de volledige toepassing van de communautaire mededingingsregels."

    57 Verder herinnert het Gerecht eraan, dat de Lid-Staten ingevolge artikel 5 van het Verdrag verplicht zijn alle maatregelen te treffen welke geschikt zijn om de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen na te komen, en zich te onthouden "van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van (het) Verdrag in gevaar kunnen brengen".

    58 In het onderhavige geval stelt het Gerecht vast, dat uit punt 49 van de motivering van de beschikking duidelijk blijkt, dat de omstreden praktijken onder omstandigheden zowel een inbreuk door de betrokken ondernemingen op artikel 85 van het Verdrag als een schending van de artikelen 3, sub f, 5 en 85 van dat Verdrag door de Lid-Staat op het grondgebied waarvan die praktijken plaatsvinden, kunnen opleveren, met dien verstande dat de gedragingen van de nationale autoriteiten de marktdeelnemers in geen geval kunnen vrijwaren van de gevolgen van hun inbreuk op de bepalingen van artikel 85, lid 1, van het Verdrag. Verder blijkt uit punt 49 van de motivering van de beschikking, dat in de beschikking niet uitdrukkelijk wordt geantwoord op de vraag, of de omstreden praktijk een inbreuk op de voor de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk uit artikel 5 van het Verdrag voortvloeiende verplichtingen kan opleveren. Mitsdien moet het middel, als zou de omstreden praktijk geen inbreuk op artikel 5 van het Verdrag opleveren, in ieder geval worden verworpen.

    Het vierde middel: schending van de regels inzake de bewijslast

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen VERVOLG VAN DE RECHTSOVERWEGINGEN ONDER NUMMER : 692A0035.1

    59 Volgens verzoekster heeft de Commissie niet voldaan aan haar verplichting om de gestelde mededingingsbelemmeringen te bewijzen. Aangezien het betrokken systeem van uitwisseling van informatie van 1975 tot 1991 is toegepast, had het uitsluitend op basis van de daadwerkelijke en niet enkel op basis van de potentiële gevolgen ervan voor de markt aan artikel 85, lid 1, van het Verdrag moeten worden getoetst. Bij gebreke van daadwerkelijke mededingingsbelemmeringen hadden de aanmelders het voordeel van de twijfel moeten genieten. Door de begrippen ongunstige beïnvloeding van de mededinging en ongunstige beïnvloeding van de handel tussen Lid-Staten door elkaar te halen, heeft de Commissie niet onderzocht, of de betrokken uitwisseling van informatie de mededinging de facto heeft beperkt, en heeft zij niet aangetoond, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie ongunstige gevolgen had voor de mededinging. In het onderhavige geval was er geen enkele reden om aan te nemen, dat een systeem van uitwisseling van informatie op een markt met een zeer hoge concentratiegraad de vrije mededinging ongunstig beïnvloedt. Welnu, indien niet meer wordt onderzocht, of de aangeklaagde praktijk ongunstige gevolgen heeft voor de mededinging, kan uiteindelijk elke overeenkomst worden geacht de mededinging te beïnvloeden.

    60 Volgens de Commissie voldoet de beschikking aan de beginselen die het Hof dienaangaande heeft geformuleerd in zijn arrest van 30 juni 1966, (zaak 56/65, Société technique minière, Jurispr. 1966, blz. 391). De Commissie heeft immers eerst het doel van de Exchange en van het Data System bekeken en heeft vervolgens onderzocht, of de overeenkomst van dien aard was, dat zij de mededinging op de gemeenschappelijke markt ongunstig kon beïnvloeden. Welnu, de beschikking bevat een uiteenzetting van alle feitelijke en juridische elementen op basis waarvan de Commissie tot de conclusie is gekomen, dat de overeenkomst de mededinging op de gemeenschappelijke markt merkbaar vervalst. Het beroep op het arrest van het Hof van 26 november 1975 (zaak 73/74, Papiers peints, Jurispr. 1975, blz. 1491) is niet ter zake dienend, daar de beschikking geen enkel nieuw beginsel formuleert, maar zich ertoe beperkt, bestaande beginselen op een concrete situatie toe te passen. Die beoordeling berust op de vaststelling, dat de markt oligopolistisch, stagnerend en gesloten is. De Commissie heeft voldaan aan de eisen die terzake van volledigheid van het onderzoek van de feiten en van het recht in de rechtspraak worden gesteld, door uit te leggen om welke redenen de Exchange en het Data System, gelet op de aard van de verstrekte informatie en de structuur van de markt, de vrije mededinging merkbaar kunnen belemmeren, beperken of vervalsen.

    Beoordeling rechtens

    61 Het Gerecht is van oordeel dat, anders dan verzoekster stelt, de omstandigheid dat verweerster niet in staat is aan te tonen, dat de omstreden praktijk, met name als gevolg van het feit dat de basisregels van de Exchange sedert 1975 van toepassing zijn, de referentiemarkt daadwerkelijk heeft belemmerd, niet relevant is voor de beslechting van het geding, daar artikel 85, lid 1, van het Verdrag niet alleen daadwerkelijke maar ook zuiver potentiële mededingingsbelemmeringen verbiedt, mits deze voldoende merkbaar zijn (arrest Hof van 16 juni 1981, zaak 126/80, Salonia, Jurispr. 1981, blz. 1563, en arrest Gerecht van 24 oktober 1991, zaak T-2/89, Petrofina, Jurispr. 1991, blz. II-1087), hetgeen in casu het geval is, gelet op de bijzondere kenmerken van de markt (zie hieronder r.o. 78).

    62 Derhalve kan verzoekster niet op goede gronden stellen, dat de Commissie, die inderdaad het bewijs dient te leveren van het bestaan van een inbreuk op 85, lid 1, van het Verdrag, niet rechtens genoegzaam heeft aangetoond, dat de omstreden Exchange de mededinging belemmert. Mitsdien moet het middel worden afgewezen.

    De derde groep middelen

    Het eerste middel: er is geen overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    63 Volgens verzoekster hebben partijen nooit een overeenkomst gesloten over een "gemeenschappelijk systeem voor de organisatie van de dealergebieden". Na de invoering van het systeem van de postcode in het Verenigd Koninkrijk hebben de leden van de Exchange hun dealergebieden aan de hand van de postzones opnieuw afgebakend. De leden van de AEA hebben deze nieuwe afbakening evenwel niet verricht op basis van een onderlinge overeenkomst ter vergemakkelijking van de vergelijking van hun gegevens. Het enige doel daarvan was, de dealergebieden aan te passen aan de postzones om overlapping van de dealergebieden te voorkomen. Elk lid heeft de SIL een lijst overgelegd van de postcodes van de dealergebieden van hun verschillende dealers en er bestaat slechts een samenstel van individuele overeenkomsten met de SIL. Volgens de bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen (PB 1968, C 75, blz. 3) hebben dergelijke praktijken ten doel noch tot gevolg de mededinging te belemmeren. Daaraan wordt niets afgedaan door de tussenkomst van de AEA, die slechts voortvloeit uit het feit dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk de formulieren V55 niet rechtstreeks aan de producenten of importeurs meedelen. Uit de nota van de AEA van 31 augustus 1979, waarop verweerster zich beroept, blijkt niet dat het ging om een afgesproken actie. Anders dan verweerster stelt, waren de leden van de Exchange er zich trouwens niet van bewust, dat het systeem bij de Commissie moest worden aangemeld. Op basis van het Zevende verslag over het mededingingsbeleid gingen de leden van de Exchange er overigens van uit, dat de Exchange niet in strijd was met artikel 85, lid 1, van het Verdrag.

    64 De Commissie betoogt, dat zij jegens de ondernemingen geen enkel bezwaar heeft geformuleerd dat niet op rechtvaardigingsgronden berust. In casu verwijt zij de leden van de Exchange, te hebben afgesproken, de verkoopgebieden van hun dealers af te bakenen aan de hand van de postcodes, omdat daardoor de gegevens van het formulier V55 het meest doeltreffend konden worden gebruikt. Gelijk in punt 49, vierde alinea, van de motivering van de beschikking wordt verklaard, zouden de verkregen gegevens niet vergelijkbaar en de analyse ervan niet zo nauwkeurig zijn geweest, indien de leden van de Exchange de dealergebieden op een andere basis zouden hebben afgebakend. Indien de leden van de Exchange niet waren overeengekomen de verkoopgebieden van hun dealers te organiseren op basis van de postzones, zou de SIL niet in staat zijn geweest rapporten als de door Case Europe Limited bestelde "analyse van de verkopen van de dealers" op te stellen.

    65 Verder is de Commissie van mening, dat de betrokken Exchange wel degelijk een overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag is, zulks overeenkomstig haar reeds genoemde bekendmaking inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen, waarin zij heeft verklaard, dat het soms moeilijk is de systemen inzake uitwisseling van informatie die neutraal zijn uit het oogpunt van de mededinging, te onderscheiden van de systemen die onder artikel 85 van het Verdrag kunnen vallen. Volgens de Commissie, die daarvoor verwijst naar een nota van de AEA van 31 augustus 1979, blijkt uit de instructie, dat de leden van de Exchange er zich vanaf dat ogenblik van bewust waren, dat het betrokken systeem van uitwisseling van informatie onder artikel 85 kon vallen, al is de aanmelding pas negen jaar later verricht na een onderzoek door de Commissie.

    Beoordeling rechtens

    66 Zoals reeds gezegd (zie hierboven r.o. 52), is het Gerecht van mening, dat de mededeling van bij de inschrijving van de voertuigen verkregen informatie een op zijn minst stilzwijgende overeenkomst tussen de betrokken marktdeelnemers om de dealergebieden volgens de postzones in het Verenigd Koninkrijk af te bakenen, onderstelt alsmede een institutioneel kader waarbinnen de marktdeelnemers via hun beroepsorganisatie informatie kunnen uitwisselen. Zonder een dergelijke overeenkomst zouden de adressaten immers niet op dezelfde wijze gebruik hebben kunnen maken van de verkregen informatie. Door dit overleg hebben de deelnemers aan het systeem van uitwisseling van informatie op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk hun beslissingsautonomie evenwel noodzakelijkerwijze dermate beperkt, dat de mededinging tussen deze marktdeelnemers erdoor kon worden beïnvloed. In die omstandigheden kan verzoekster niet op goede gronden stellen, dat de leden van de Exchange artikel 85, lid 1, van het Verdrag niet hebben geschonden door in onderling overleg de verkoopgebieden van hun dealers op die manier af te bakenen, zoals in punt 49 van de motivering van de beschikking wordt gezegd. Hetgeen in dat punt van de motivering van de beschikking wordt gezegd, is in ieder geval niet in tegenspraak met beginselen die zijn geformuleerd in de bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen, noch met de drie in het Zevende verslag over het mededingingsbeleid opgestelde criteria, waardoor de Commissie zich wel degelijk heeft laten leiden bij de beoordeling van de geoorloofdheid van het omstreden systeem van uitwisseling van informatie.

    67 Uit het voorgaande volgt, dat het middel inzake het ontbreken van een tussen de deelnemers aan het systeem van uitwisseling van informatie gesloten overeenkomst in de zin van artikel 85, lid 1, van het Verdrag moet worden afgewezen.

    Het tweede middel: het verspreiden van de gegevens over de verkopen van elke concurrent schaadt de mededinging niet

    68 Dit tweede middel bestaat uit drie onderdelen. Verzoekster stelt immers ten eerste, dat het gestelde "voorkomen van verdoken concurrentie" de mededinging niet beperkt, ten tweede dat het gestelde bemoeilijken van de toegang tot de markt voor concurrenten die geen lid van de Exchange zijn, de mededinging niet beperkt, en ten derde dat de vergaderingen van het comité van de AEA geen gevolgen hadden voor de mededinging.

    Het eerste onderdeel van het middel: het gestelde "voorkomen van verdoken concurrentie" levert geen beperking van de mededinging op

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    69 Verzoekster betoogt, dat de conclusie van de Commissie dat het in casu gaat om een markt met een zeer hoge concentratiegraad waar de mededinging is verzwakt, op dwaling omtrent de feiten berust en geen steun kan bieden voor de aan de beschikking ten grondslag liggende hypothese, dat het gaat om een ver doorgedreven oligopolie. De markt moet immers als een ruime oligopolie worden aangemerkt. Ook al bedroeg het gecumuleerde marktaandeel van vier producenten in 1990 ongeveer 75 %, deze producenten domineerden de markt niet. De enkele vaststelling van het bestaan van een aanzienlijk gecumuleerd marktaandeel is immers geen afdoende bewijs van het bestaan van een collectieve machtspositie, daar de rest van de markt is verdeeld over ongeveer 40 ondernemingen die ongeveer 500 verschillende modellen verkopen.

    70 Onjuist is ook de stelling van de Commissie, dat de leden van de Exchange "grote leveranciers" op de markten van de andere Lid-Staten zijn. Alle leden van de Exchange zijn weliswaar ook werkzaam in de andere Lid-Staten, doch het zijn niet allen "grote aanbieders".

    71 Bovendien is er geen groot verschil tussen het marktaandeel van de leden van de Exchange en het aandeel van de niet-leden. De stelling van de Commissie, dat de vier grootste producenten de markt domineren, verdraagt zich niet met de beschikking die de Commissie op 8 februari 1991 in het kader van de controle op de concentratie Fiat/Ford New Holland heeft gegeven krachtens verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (gewijzigde versie bekendgemaakt in PB 1990, L 257, blz. 13), daar in deze beschikking geen collectieve machtspositie wordt vastgesteld.

    72 Hoe dan ook, het bestaan van een ver doorgedreven oligopolie leidt niet noodzakelijk tot vermindering van de mededinging, gelijk de Commissie overigens heeft erkend in haar in 1986 gepubliceerde Vijftiende verslag over het mededingingsbeleid (blz. 231, punt 267). De toegang tot de markt is niet zeer moeilijk, zoals blijkt uit de aanwezigheid van nieuwkomers die een nagenoeg volledig gamma van produkten aanbieden. In het kader van de controle op concentraties van ondernemingen heeft de Commissie overigens herhaaldelijk erkend, dat zelfs een onderneming met een groot marktaandeel niet in staat is de markt te domineren wanneer mededinging waarschijnlijk is omdat er slechts lage of helemaal geen toegangsdrempels tot de markt bestaan. Bovendien wordt in de beschikking ten onrechte gesteld, dat de invoer uit derde landen te verwaarlozen is.

    73 Volgens verzoekster is de aard van de verstrekte gegevens van wezenlijk belang voor het antwoord op de vraag, of een systeem van uitwisseling van informatie in strijd is met artikel 85, lid 1, van het Verdrag. In het onderhavige geval betreft de informatie uitsluitend voorbije gedragingen en verstrekt zij geen enkele aanwijzing over toekomstig gedrag. Zij vermindert evenmin de onzekerheid omtrent het toekomstig gedrag. Uit de door de SIL verstrekte gegevens kan overigens rechtstreeks noch indirect enige informatie over de toegepaste prijzen worden afgeleid. De individualisering van de gegevens alleen volstaat niet om een systeem van uitwisseling van informatie onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag te laten vallen. Daarvoor is bovendien noodzakelijk, dat de verstrekte informatie betrekking heeft op zakengeheimen, zoals de Commissie in haar Zevende verslag over het mededingingsbeleid uitdrukkelijk heeft erkend. De gegevens waarop de door de SIL verstrekte informatie is gebaseerd, zijn evenwel geen handelsgeheimen.

    74 Ten slotte stelt verzoekster, dat een analyse van de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk niet alleen niet bevestigt, dat de verhoging van de transparantie van de markt de mededinging ongunstig heeft beïnvloed, maar bovendien aantoont, dat deze de mededinging heeft verscherpt. Dit wordt bevestigd door de ontwikkeling van zowel de marktaandelen als de prijzen, hetgeen over een bepaalde periode het bestaan van daadwerkelijke mededinging aantoont. Onjuist is ook de stelling van de Commissie, dat de transparantie van de markt gevolgen heeft voor het beleid inzake prijsafslag en kortingen. De kopers zijn machtig, georganiseerd, in staat druk uit te oefenen en zeer goed geïnformeerd. De merktrouw is slechts beperkt. De stelling dat de neveninvoer in het oog wordt gehouden, is onjuist, daar de SIL het formulier V55/5 niet meer aan de leden van de Exchange overmaakt. Kortom, de Commissie heeft de transparantie tussen de aanbieders overschat, terwijl die transparantie ook ten goede komt aan de kopers. Ten slotte kan het omstreden systeem van uitwisseling van informatie slechts uitlopen op samenspanning indien aan twee voorwaarden is voldaan, te weten wanneer het de identificatie van de concurrenten vergemakkelijkt en represailles bevordert. Welnu, door de onvolledigheid van de verstrekte informatie kan het systeem de "verdoken concurrentie" niet belemmeren; bovendien is er geen enkel bewijs, dat het represaillemaatregelen zou hebben bevorderd.

    75 Kortom, verzoekster is van mening, dat zij voldoende bewijselementen heeft aangedragen voor haar stelling, dat de Commissie bij de analyse van de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt. Op basis van het advies van professor Albach en op grond van haar eigen vaststellingen komt verzoekster tot de conclusie, dat de betrokken markt een ruime oligopolie van heterogene produkten is, waarop het gecumuleerde marktaandeel van de grootste leveranciers is afgenomen en waarop nieuwkomers zijn opgedaagd. Het gaat om een markt met een "meedogenloze" prijsconcurrentie, waarop de klanten een grote concurrentiedruk uitoefenen als gevolg van de toename van de uitvoer door niet-communautaire producenten. De Commissie heeft overigens een groot deel van verzoeksters conclusies dienaangaande niet weersproken.

    76 Volgens de Commissie kan transparantie tussen koper en verkoper weliswaar de mededinging bevorderen, doch dit is niet het geval voor het betrokken systeem van uitwisseling van informatie. In het onderhavige geval heeft het systeem van uitwisseling van informatie niet tot doel de transparantie in de betrekkingen tussen koper en verkoper te bevorderen, maar de transparantie in de betrekkingen tussen de verkopers te verhogen. Deze opvatting vindt niet alleen steun in de feiten van de zaak, maar ook in de juridische en economische leer en praktijk. De door verzoekster gemaakte analyse van de werking van de markt verschilt evenwel van de analyse van de Commissie, omdat verzoekster geen onderscheid maakt tussen de transparantie ten aanzien van de consumenten en de transparantie tussen de leveranciers. In feite is de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk geen grootschalige markt. Het gaat ook om een markt die stagneert of achteruitgaat en een hoge concentratiegraad heeft. Verzoekster heeft dienaangaande geenszins aangetoond, dat de Commissie een kennelijke fout heeft gemaakt bij haar beoordeling van de werking van de markt.

    77 Volgens de Commissie is genoegzaam bewezen dat de Exchange de mededinging beperkt zonder dat daartoe het bestaan van bewust gelijklopend gedrag aannemelijk behoefde te worden gemaakt. Kortom, de Commissie is van mening, dat verzoekster niet op goede gronden kan volhouden, dat de Exchange en het Data System op doeltreffender wijze een functie vervullen die partijen individueel zouden kunnen verrichten.

    Beoordeling rechtens

    78 Wat allereerst het oligopolistisch karakter van de referentiemarkt betreft, moet verzoeksters kritiek op de door de Commissie verrichte analyse, als zou de markt worden gedomineerd door vier ondernemingen die 75 à 80 % van de markt voor hun rekening nemen, van de hand worden gewezen, daar in de door verzoekster zelf als bijlage 17 bij het verzoekschrift overgelegde tabel 2 van het deskundigenverslag van professor Neumann betreffende de ontwikkeling van de marktaandelen van de verschillende marktdeelnemers wordt vermeld, dat in het voornaamste kenmerk van de markt, namelijk het sterk oligopolistisch karakter ervan, geen verandering is gekomen. Uit dit document blijkt immers, dat het gecumuleerde marktaandeel van de vier grootste aanbieders voor 1990 77,7 % bedroeg tegen 69,2 % voor 1975. Bij aandachtige lezing van dit document blijkt bovendien, dat, anders dan verzoekster stelt, de individuele positie van de voornaamste marktdeelnemers vrij stabiel is gebleven, met uitzondering van die van verzoekster zelf, wier marktaandeel in die periode is verdriedubbeld. Gelijk de Commissie evenwel terecht opmerkt, volstaat dit alleenstaande geval van marktpenetratie door een machtige Amerikaanse producent niet voor het ontkrachten van verweersters conclusie, dat de markt wordt gekenmerkt door een vrije stabiele positie van de concurrenten en door hoge toegangsdrempels.

    79 Deze drempels worden met name gecreëerd door het feit, dat een nieuwe concurrent over een vrij dicht distributienet moet beschikken. Dienaangaande blijkt uit de instructie, dat, gelijk met name in de punten 35, 38 en 51 van de motivering van de beschikking wordt gezegd, slechts een klein aantal landbouwtrekkers van meer dan 30 pk in het Verenigd Koninkrijk wordt ingevoerd. Dit wordt bevestigd door het rapport betreffende de sector landbouwmaterieel in de Europese Gemeenschap, dat de Commissie als antwoord op een schriftelijke vraag van het Gerecht heeft overgelegd. Ten slotte wordt deze analyse niet in het geding gebracht door het onderzoek van de structuur van de rest van het aanbod; de zeer grote versplintering daarvan versterkt immers, anders dan verzoekster stelt, de posities van de grootste ondernemingen.

    80 Kortom, het Gerecht is van mening, dat het oordeel van de Commissie die, gelet op het voldoende homogene karakter van de produkten, de referentiemarkt heeft omschreven als de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk met de bijzondere kenmerken van een gesloten oligopolie, geen kennelijke beoordelingsfout bevat, en dat verzoekster zich dienaangaande hoe dan ook niet met succes kan beroepen op het Vijftiende verslag over het mededingingsbeleid, waarin de Commissie niets anders heeft gedaan dan bij de analyse van de financiële verrichtingen uit de periode 1984-1985 vast te stellen, dat er geen automatisch verband bestaat tussen de concentratiegraad en de intensiteit van de mededinging.

    81 Wat vervolgens de aard van de verstrekte informatie betreft, is het Gerecht van oordeel, dat de betrokken informatie over met name de verkopen in het gebied van elke tot het distributienet behorende dealer wel degelijk, anders dan verzoekster stelt, de hoedanigheid van zakengeheim heeft, zoals de leden van de Exchange overigens zelf hebben erkend door strikte voorwaarden te stellen voor de mededeling van de verkregen informatie aan derden, inzonderheid aan de leden van hun distributienet. Verder herinnert het Gerecht eraan dat, gelijk hierboven (zie r.o. 51) is uiteengezet, de omstreden uitwisseling van gegevens, gezien de periodiciteit en het systematische karakter ervan en gelet op de bijzondere kenmerken van de referentiemarkt zoals die hierboven zijn geanalyseerd, het voor een marktdeelnemer veel gemakkelijker maakt de gedragingen van zijn concurrenten te voorzien en aldus de mate van onzekerheid over de werking van de markt, die er zonder een dergelijke uitwisseling van informatie nog zou hebben bestaan, vermindert of zelfs volledig wegneemt. Verzoekster kan zich dienaangaande ook niet met succes beroepen op de omstandigheid, dat de verstrekte informatie niet betrekking had op de prijs of betrekking had op verkopen uit een voorbije periode. Mitsdien moet het eerste onderdeel van het middel, dat het gestelde "voorkomen van verdoken concurrentie" de mededinging niet beperkt, worden afgewezen.

    Het tweede onderdeel van het middel: het gestelde bemoeilijken van de toegang tot de markt voor producenten die geen lid van de Exchange zijn, beperkt de mededinging niet

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    82 Volgens verzoekster stelt de Commissie ten onrechte, dat het betrokken systeem van uitwisseling van informatie ook de mededinging tussen de wel en de niet bij de Exchange aangesloten producenten beperkt, omdat het eerstgenoemden de mogelijkheid biedt, de laatstgenoemden de toegang tot de markt te versperren. Het systeem staat zonder discriminatie open voor elke producent of importeur die in het Verenigd Koninkrijk nieuwe landbouwtrekkers verkoopt. Uit de evolutie van het aantal marktdeelnemers en de door sommigen onder hen verworven marktpositie blijkt, dat het daadwerkelijk om een open markt gaat. Gedetailleerde informatie over de werking van de markt is overigens waardevol voor een nieuwkomer. De situatie van verzoekster zelf is het beste bewijs, dat, anders dan de Commissie stelt, een kleine marktdeelnemer zich kan meten met de grotere.

    83 Volgens de Commissie toont de analyse van professor Neumann aan, dat de toename van het aantal marktdeelnemers, waarop verzoekster zich beroept voor haar verweer tegen de door de Commissie verrichte analyse, dat de toegang tot de markt moeilijk is, op zichzelf niets bewijst. Waar het om gaat is, of de nieuwkomers zich op de markt kunnen handhaven of er een marktaandeel van enige betekenis kunnen verwerven. Dit is niet het geval.

    Beoordeling rechtens

    84 Het Gerecht is van oordeel, dat, anders dan verzoekster meent, de Commissie in de punten 44 tot en met 48 van de motivering van de beschikking terecht stelt, dat een marktdeelnemer die wil doordringen op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk, ongeacht of hij tot de Exchange toetreedt of niet, door die Exchange wordt benadeeld; daarbij maakt het geen verschil uit, dat het systeem van uitwisseling van informatie, gelet op de geringe kostprijs en de toetredingsregels ervan, in beginsel openstaat voor allen. Immers, ofwel treedt de betrokken marktdeelnemer niet tot de Exchange toe en beschikt hij, anders dan zijn concurrenten, niet over de verstrekte informatie en over die bijzonder betrouwbare bron van marktkennis, ofwel treedt hij wel toe en dan komt zijn marketingstrategie onmiddellijk ter kennis van al zijn concurrenten via de informatie die dezen ontvangen (zie hierboven r.o. 52). Het is dienaangaande van weinig belang, of het aantal marktdeelnemers groot is. In die omstandigheden moet het tweede onderdeel van het middel, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie niet discriminerend is voor nieuwe concurrenten die op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk willen doordringen, worden afgewezen.

    Het derde onderdeel van het middel: de vergaderingen van de AEA hebben geen ongunstige gevolgen voor de mededinging

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    85 Volgens verzoekster stelt de Commissie ten onrechte, dat de AEA haar leden een forum bood dat een beleid van hoge prijzen bevorderde. Dit is niet meer dan een bewering die op geen enkel aangetoond feit berust en in strijd is met de opvatting die de Commissie heeft geformuleerd in haar bekendmaking inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen. Enerzijds hadden de vergaderingen van de leden van de AEA enkel tot doel, te praten over technische en administratieve problemen in verband met de werking van het omstreden systeem van uitwisseling van informatie; anderzijds heeft de Commissie geen rekening gehouden met de omstandigheid, dat de leden van de AEA hebben besloten in de toekomst geen vergaderingen over het systeem van uitwisseling van informatie meer te houden, tenzij vergaderingen ad hoc om zuiver administratieve problemen in verband met de werking ervan op te lossen.

    86 De Commissie beperkt zich ertoe, het Gerecht voor de beoordeling van de gegrondheid van dit laatste onderdeel van het middel te verwijzen naar de historische ontwikkelingsgang van de Exchange alsmede naar de in punt 22 van de motivering van de beschikking genoemde documenten. Zij erkent, dat het Data System niet meer voorziet in vergaderingen op geregelde tijdstippen, maar in vergaderingen ad hoc om administratieve problemen in verband met de werking van het systeem op te lossen.

    Beoordeling rechtens

    87 Het Gerecht herinnert eraan, dat de Commissie in punt 35 van de motivering van de beschikking heeft verklaard, dat zij bij de toetsing van het omstreden systeem van uitwisseling van informatie aan artikel 85 van het Verdrag, rekening heeft gehouden met "het feit dat de leden geregeld bijeenkomen in het AEA-comité, hetgeen hun gelegenheid tot contact geeft", en in punt 52 van de motivering van de beschikking heeft gepreciseerd: "Door op een markt met een hoge concentratiegraad voor een grotere transparantie te zorgen en door bij wege van geregelde, geheime contacten de cohesie tussen de belangrijkste leveranciers te versterken, kan op die markt ° ondanks de prijsverschillen tussen de diverse aangeboden produkten ° een hoog algemeen prijsniveau worden gehandhaafd." Gelijk hierboven reeds is gezegd (zie r.o. 51 en 65), is het Gerecht van oordeel, dat het aan de aanbieders verstrekken van de bij de inschrijving van de voertuigen verkregen informatie een institutioneel kader onderstelt waarbinnen de marktdeelnemers via hun beroepsorganisatie informatie kunnen uitwisselen. Door aldus overleg te plegen hebben de deelnemers aan het systeem van uitwisseling van informatie op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk hun beslissingsautonomie noodzakelijkerwijs dermate beperkt, dat dit de mededinging tussen hen kan hebben beïnvloed. In die omstandigheden kan verzoekster niet op goede gronden volhouden, dat de leden van de Exchange binnen hun beroepsvereniging geen afspraken hebben gemaakt over bepaalde organisatorische aspecten van het omstreden systeem van uitwisseling van informatie, zonder dat die opvatting in ieder geval in tegenspraak is met de beginselen neergelegd in de reeds aangehaalde bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen. Opgemerkt zij evenwel, en de Commissie heeft nooit het tegengestelde beweerd, dat niet elk contact binnen de AEA noodzakelijkerwijs in strijd met artikel 85, lid 1, van het Verdrag moet worden geacht.

    88 Mitsdien moet het derde onderdeel van het middel, inzake het ontbreken van overleg binnen de AEA, worden afgewezen en moet ook het middel, dat het verspreiden van de gegevens over de verkopen van elke concurrent de mededinging niet schaadt, worden afgewezen.

    Het derde middel: het verspreiden van de gegevens over de verkopen van de dealers van elk lid schaadt de mededinging niet

    89 Dit derde middel bestaat uit twee onderdelen. In het eerste onderdeel stelt verzoekster, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie het niet mogelijk maakt de verkopen van een concurrent te achterhalen. In het tweede onderdeel voert zij aan, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie de activiteit van de dealers en de neveninvoer niet kan belemmeren.

    Het eerste onderdeel van het middel: er bestaat geen gevaar dat de verkopen van een concurrent worden achterhaald

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    90 Volgens verzoekster wordt in de beschikking verklaard, dat beneden een minimum van tien verkochte eenheden met een eenvoudige vergelijking van de verkopen in de betrokken geografische sector en de verkopen van de betrokken onderneming de omzet van de verschillende concurrenten kan worden achterhaald. Dit cijfer van tien eenheden is evenwel niet begrijpelijk en in de beschikking is niet aangetoond, in welk opzicht het betrokken systeem van uitwisseling van informatie onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag valt. Onder verwijzing naar het reeds aangehaalde arrest Société technique minière geeft verzoekster als haar mening te kennen, dat voor de toetsing van het systeem van uitwisseling van informatie op de markt voor landbouwtrekkers aan artikel 85, lid 1, van het Verdrag enkel rekening moet worden gehouden met de gevolgen die dat systeem daadwerkelijk voor de mededinging heeft, met uitsluiting van de zuiver potentiële gevolgen. In de beschikking wordt het bewijs van dergelijke daadwerkelijke gevolgen evenwel niet geleverd. Verzoekster voegt eraan toe, dat de Commissie ten onrechte stelt, dat de gegevens over de verkopen van de eigen dealers het mogelijk maken de verkopen van elke concurrent te achterhalen. Zij betoogt, dat verweerster blijk geeft van gebrek aan kennis van de handelsregels waar zij stelt, dat de informatie betreffende de verkopen van de dealers het mogelijk maakt druk uit te oefenen op deze laatsten.

    91 Volgens de Commissie tracht verzoekster met haar kritiek aan te tonen, dat het in punt 54 van de motivering van de beschikking gehanteerde criterium van tien verkochte eenheden onbegrijpelijk is. De Commissie betoogt, dat haar was opgevallen, dat de verstrekte informatie zeer gedetailleerd was, betrekking had op zeer korte perioden en op de detailhandel van de concurrenten per produkt en per geografische sector. In punt 61 van de motivering van de beschikking wordt, anders dan verzoekster stelt, niet verklaard, dat het enkele gevaar voor het identificeren van de verkochte voertuigen volstaat om de verspreiding van de gegevens betreffende de eigen verkopen van elk lid van de Exchange te verbieden, daar de gevolgen van de Exchange moeten worden beoordeeld tegen de achtergrond van de mededinging die zonder de Exchange zou hebben plaatsgevonden.

    Beoordeling rechtens

    92 Het Gerecht herinnert eraan, dat artikel 85 van het Verdrag mededingingsregelingen verbiedt die ertoe strekken of ten gevolge hebben, dat de mededinging wordt belemmerd. In het onderhavige geval is niet gesteld, dat de betrokken Exchange tot doel heeft, de mededinging te belemmeren. In die omstandigheden kan zij in voorkomend geval slechts worden gelaakt wegens de gevolgen die zij heeft voor de markt (zie a contrario het arrest van het Hof van 13 juli 1966, gevoegde zaken 56/64 en 58/64, Consten en Grundig, Jurispr. 1966, blz. 449). Volgens vaste rechtspraak moeten de mededingingsbelemmeringen die uit de overeenkomst zouden kunnen voortvloeien, in dat geval worden beoordeeld tegen de achtergrond van de mededinging zoals die zich "zonder de omstreden overeenkomst" zou afspelen (arrest Société technique minière, reeds aangehaald). De omstandigheid, dat verweerster niet kan aantonen, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie de mededinging op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk daadwerkelijk heeft belemmert, heeft geen gevolgen voor de beslechting van het geschil, daar artikel 85, lid 1, van het Verdrag niet alleen de reële, maar ook de zuiver potentiële mededingingsbelemmeringen verbiedt, mits deze laatste voldoende merkbaar zijn. Dit is in casu het geval, gelet op de bijzondere kenmerken van de markt zoals die hierboven (zie hierboven r.o. 78 en 80) zijn geanalyseerd, de aard van de verstrekte informatie (zie hierboven r.o. 81) en de omstandigheid, dat de informatie in sommige gevallen niet in de vorm van voldoende geglobaliseerde resultaten wordt verstrekt, zodat de verkopen kunnen worden achterhaald. Derhalve kan verzoekster niet op goede gronden stellen, dat de Commissie, die zonder kennelijke beoordelingsfout heeft kunnen bepalen dat beneden tien verkochte voertuigen in een bepaald dealergebied de verkopen van elk van de concurrenten kunnen worden achterhaald, niet rechtens genoegzaam heeft aangetoond, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie in zoverre onder het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag valt.

    93 Uit het voorgaande volgt, dat het eerste onderdeel van het middel, inzake het ontbreken van gevaar voor het achterhalen van de verkopen van elk van de concurrenten, moet worden afgewezen.

    Het tweede onderdeel van het middel: er bestaat geen gevaar dat de activiteit van de dealers en de neveninvoer wordt belemmerd

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    94 Volgens verzoekster wordt in de beschikking verklaard, dat de van de SIL verkregen informatie over de verkopen van elk lid van de Exchange de producenten in staat stelt, druk uit te oefenen op de dealers, en daardoor tot een vermindering van de mededinging binnen een zelfde merk kan leiden. Het betoog van de Commissie berust dus op de mogelijkheid, dat de door de SIL verspreide informatie over de verkopen van elke concurrent oneigenlijk wordt gebruikt. Er bestaat evenwel geen enkel bewijs van daadwerkelijk misbruik. In feite maken de verstrekte gegevens het mogelijk, de activiteit van de dealers te beoordelen, de dealers streefdoelen op te leggen en na te gaan in hoeverre die worden gehaald. Verder wordt in de beschikking ook ten onrechte verklaard, dat de verkregen informatie wordt gebruikt om de neveninvoer in het oog te houden. Aangezien de SIL de leden van de Exchange sedert 1 september 1988 evenwel geen exemplaar van het formulier V55/5 meer toestuurt, heeft de beoordeling van de Commissie dus betrekking op een voorbije periode. Door bij haar beoordeling van de geoorloofdheid van het systeem van uitwisseling van informatie evenwel rekening te houden met de gevolgen van de mededeling van het formulier V55/5, ofschoon dit formulier sedert 1 september 1988 niet meer wordt meegedeeld, heeft de Commissie haar bevoegdheid misbruikt.

    95 De Commissie antwoordt hierop met betrekking tot de mededinging tussen de merken, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie de identificatie van de verkopen van de concurrenten mogelijk maakte. Verder is met betrekking tot de mededinging binnen een zelfde merk tijdens de hoorzitting voor de Commissie gebleken, hoe het verkoopgebied van een dealer kon worden gerationaliseerd om de verkopen van andere dealers in dit gebied te verminderen. De Commissie voegt eraan toe, dat zij haar bevoegdheid niet heeft misbruikt en dat zij heeft geoordeeld, dat de informatie betreffende het chassisnummer en de datum van inschrijving van elke verkochte landbouwtrekker niet onmisbaar waren om garantie en de verzoeken om korting te verifiëren. Zij is van mening, dat die gegevens het daarentegen mede mogelijk maken de oorsprong en bestemming van elke landbouwtrekker te achterhalen.

    Beoordeling rechtens

    96 Met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het omstreden systeem van uitwisseling van informatie voor de mededinging binnen het merk is het Gerecht allereerst van oordeel, dat los van de vraag, of een of meer leden van de Exchange het omstreden systeem daadwerkelijk hebben gebruikt om de activiteiten van hun distributienet in het oog te houden, de Commissie zonder dwaling in rechte of kennelijk verkeerde beoordeling van de betrokken feiten heeft kunnen oordelen, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie, dat een dergelijke controle mogelijk maakt doordat het de producent op geregelde tijdstippen gedetailleerde informatie verstrekt over alle in de verkoopgebieden van zijn dealers verrichte verkopen, in die mate in strijd was met artikel 85, lid 1, van het Verdrag, daar dit systeem in de context van de gehele Exchange van dien aard was, dat het de producenten de mogelijkheid bood hun dealers een volstrekte territoriale bescherming te bieden.

    97 Met betrekking tot de beoordeling van de gevolgen van het omstreden systeem van uitwisseling van informatie voor de neveninvoer van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk, is het Gerecht van oordeel, dat de Commissie in de punten 55 en 56 van de motivering van de beschikking terecht stelt, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie het, althans tot 1 september 1988, de datum waarop de SIL de toezending van een exemplaar van het formulier V55/5 aan de ondernemingen heeft stopgezet, door middel van het door de producent vooraf op het formulier V55/5 vermelde chassisnummer van het voertuig mogelijk maakte, die invoer in het oog te houden. In die omstandigheden is, anders dan verzoekster stelt, geenszins aangetoond, dat de Commissie haar bevoegdheden heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze zijn toegekend, en moet de grief inzake misbruik van bevoegdheid worden verworpen.

    98 Mitsdien kan het argument inzake het ontbreken van gevaar voor belemmering van de activiteit van de dealers en van de neveninvoer niet slagen en moet ook het middel, dat de verspreiding van de gegevens over de verkopen van de dealers van elk lid de mededinging niet schaadt, worden afgewezen.

    Het vierde middel: het ontbreken van gevolgen voor de handel tussen Lid-Staten

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    99 Volgens verzoekster wordt in de beschikking ten onrechte verklaard, dat het omstreden systeem van uitwisseling van informatie de concurrentie vermindert en daardoor noodzakelijkerwijs de omvang van de invoer in het Verenigd Koninkrijk drukt. De Commissie is er namelijk aan voorbijgegaan, dat het ontbreken van neveninvoer zijn verklaring vindt in de omstandigheid dat de prijzen in het Verenigd Koninkrijk lager zijn dan op het continent. Daaruit volgt, dat de enkele mogelijkheid om zich met de activiteit van de dealers en met de neveninvoer te bemoeien, de intracommunautaire handel niet voldoende merkbaar ongunstig kan beïnvloeden. De niet-gestaafde beweringen van de Commissie over de gevolgen van een eventuele ongunstige beïnvloeding van de intracommunautaire handel, voldoen niet aan de eisen die de rechtspraak op dit punt stelt. Ten slotte mag verweerster uit het enkele feit dat verzoekster in het Verenigd Koninkrijk geen landbouwtrekkers produceert, ook niet concluderen, dat verzoeksters deelneming aan het systeem van uitwisseling van informatie de intracommunautaire handel ongunstig beïnvloedt.

    100 De Commissie verwijst het Gerecht naar de punten 57 en 58 van de motivering van de beschikking, waarin zij aantoont, dat John Deere Limited al haar op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk verkochte landbouwtrekkers invoert. Andere leden van de Exchange voeren ook een groot deel van de door hen verkochte trekkers in. Hieruit mocht de Commissie afleiden, dat een mededingingsbeperking die voortvloeit uit een systeem van uitwisseling van informatie over de inschrijvingen, noodzakelijkerwijs gevolgen heeft voor de handelsstromen tussen het Verenigd Koninkrijk en de rest van de gemeenschappelijke markt.

    Beoordeling rechtens

    101 Het Gerecht is van oordeel, dat gelet op de bijzondere kenmerken van de referentiemarkt zoals die hierboven (zie r.o. 78) zijn geanalyseerd, en op de omstandigheid, dat de grootste op deze markt aanwezige aanbieders werkzaam zijn op de gehele gemeenschappelijke markt, de Commissie in punt 57 van de motivering van de beschikking terecht heeft geoordeeld, dat "een uitwisseling van informatie (...) die tot in de kleinste bijzonderheden de exacte detailverkoopcijfers en marktaandelen van 88 % van de leveranciers op de nationale markt (...) aan het licht brengt (...) van dien aard is dat de handel tussen Lid-Staten daardoor in aanzienlijke mate ongunstig wordt beïnvloed, omdat de verzwakking van de concurrentie, die het gevolg van die uitwisseling is, onvermijdelijk een effect heeft op de omvang van de invoer in het Verenigd Koninkrijk" (zie arrest Gerecht van 28 april 1994, zaak T-38/92, AWS Benelux, Jurispr. 1994, blz. II-211). Verzoeksters argument, dat de geringe invoer van landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk wordt verklaard door de lagere prijzen op de binnenlandse markt, vindt geen enkele steun in de processtukken. Al heeft de instructie geen bewijzen opgeleverd voor de in de beschikking geformuleerde stelling, dat de omstreden praktijk hoge prijzen op de binnenlandse markt kan hebben bevorderd, uit de processtukken, inzonderheid uit de door verzoekster als bijlage 20 bij haar verzoekschrift gevoegde prijslijsten blijkt evenmin, dat de prijzen van landbouwtrekkers op de markt van het Verenigd Koninkrijk in feite lager zijn dan de op de continentale markten toegepaste prijzen.

    102 Uit het voorgaande volgt, dat het middel inzake het ontbreken van een merkbaar ongunstige beïnvloeding van de intracommunautaire handel moet worden afgewezen.

    Het vijfde middel: de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag is ten onrechte geweigerd

    Summiere uiteenzetting van de argumenten van partijen

    103 Verzoekster stelt dat, ook al neemt men aan dat de Exchange binnen de werkingssfeer van artikel 85, lid 1, van het Verdrag valt, in de beschikking de toepassing van artikel 85, lid 3, ten onrechte is geweigerd, daar het omstreden systeem van uitwisseling van informatie aanzienlijke voordelen heeft voor de mededinging. Zij betoogt dienaangaande het volgende: ten eerste, de Commissie heeft toegegeven dat het betrokken systeem van uitwisseling van informatie bijdraagt tot de verbetering van de produktie en de distributie; ten tweede, de consument krijgt een billijk aandeel in de voordelen van dit systeem; ten derde, het systeem brengt geen vermijdbare mededingingsbeperkingen mee, daar zonder een dergelijk systeem het inwinnen van die informatie veel meer geld zou kosten waardoor in feite alleen de grote ondernemingen over die informatie zouden kunnen beschikken; ten vierde en ten laatste, het omstreden systeem doet niet elke mededinging tussen de ondernemingen teniet. Kortom, volgens verzoekster voldoet het systeem van uitwisseling van informatie aan de voorwaarden voor ontheffing. Zij is derhalve van mening, dat de Commissie dienaangaande een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

    104 Volgens de Commissie is er niets waaruit kan worden geconcludeerd, dat haar oordeel, dat artikel 85, lid 3, van het Verdrag in casu niet kan worden toegepast, kennelijk onjuist is. Verzoeksters argument, dat de Commissie heeft toegeven dat de Exchange enkele voordelen heeft, berust op een verkeerde lezing van punt 60 van de motivering van de beschikking. De Commissie betoogt, dat het gelaakte systeem van uitwisseling van informatie, verre van de consument ten goede te komen, alleen de leveranciers voordelen oplevert. Zij wijst erop, dat in de beschikking wordt verklaard, dat de leden van de Exchange, door informatie over de marktaandelen van de verschillende producenten te verspreiden, de onzekerheid omtrent de werking van deze markt verminderen. Deze marktkennis biedt elk lid van de Exchange de mogelijkheid elk initiatief van een ander lid te neutraliseren. De Commissie heeft nooit erkend, dat de uitwisseling van recente en gedetailleerde informatie voor de leden van de Exchange onmisbaar is om hun commerciële doelstellingen te bereiken, noch dat een dergelijke uitwisseling, inzonderheid voor derden, voordelen heeft die de eruit voortvloeiende belemmeringen van de mededinging kunnen compenseren. In de beschikking wordt niet verklaard, dat de Exchange elke mededinging teniet doet, doch daarin wordt geoordeeld, dat de Exchange de onzekerheid omtrent het juiste doelwit, de kracht en de omvang van de aanvallen van de concurrenten vermindert. De gegevens die een op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk werkzame marktdeelnemer nodig heeft om zijn activiteiten te kunnen plannen, kunnen volgens de Commissie worden gehaald uit de informatie over de onderneming zelf en uit de globale informatie betreffende de bedrijfstak, die niet noodzakelijk zo gedetailleerd moeten zijn als de rapporten die in het kader van het Data System nog steeds worden overgelegd.

    Beoordeling rechtens

    105 Om te beginnen herinnert het Gerecht eraan, dat volgens vaste rechtspraak, de vier voorwaarden waaraan een regelmatig bij de Commissie aangemelde overeenkomst volgens artikel 85, lid 3, van het Verdrag moet voldoen om voor een individuele ontheffing in aanmerking te komen, cumulatief zijn, zodat de Commissie het verzoek wettig kan afwijzen, zodra een van die voorwaarden niet is vervuld. Verder herinnert het Gerecht eraan, dat het in de eerste plaats ligt bij de ondernemingen die met het oog op een individuele ontheffing een overeenkomst bij de Commissie aanmelden, om deze laatste het bewijs te leveren, dat de overeenkomst de voorwaarden van artikel 85, lid 3, van het Verdrag vervult (arrest Hof van 17 januari 1984, gevoegde zaken 43/82 en 63/82, VBVB en VBBB, Jurispr. 1984, blz. 19; arrest Gerecht van 9 juli 1992, zaak T-66/89, Publishers Association, Jurispr. 1992, blz. II-1995). In het onderhavige geval wordt in de beschikking geoordeeld, dat de uit de uitwisseling van informatie voortvloeiende mededingingsbeperkingen niet onmisbaar zijn, daar "gegevens over de eigen onderneming en globale gegevens over de bedrijfstak volstaan" om op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk te opereren. Deze in punt 62 van de motivering van de beschikking gedane vaststelling met betrekking tot de eerste aanmelding wordt in punt 65 herhaald voor de tweede aanmelding. Verzoekster toont niet aan, dat de uit het systeem van uitwisseling van informatie voortvloeiende mededingingsbeperkingen, zoals die hierboven (zie met name de r.o. 93, 97 en 98) zijn geanalyseerd, onmisbaar zijn, met name voor de doelstellingen van bijdrage aan de economische vooruitgang en billijke verdeling van de voordelen. Bovendien kan verzoekster niet op goede gronden stellen, dat zonder het omstreden systeem de op de markt voor landbouwtrekkers in het Verenigd Koninkrijk opererende handelaars uit studies ° waarvan de gegevens in de regel tardief en fragmentair zijn en niet op geregelde tijdstippen worden verstrekt, zoals in het kader van het omstreden systeem gebeurt ° gelijkwaardige informatie kunnen putten, zonder dat rekening behoeft te worden gehouden met de kostprijs van dergelijke informatie. Derhalve voldoet het systeem van uitwisseling van informatie niet aan artikel 85, lid 3, van het Verdrag, daar inzonderheid de derde en de vierde voorwaarde van dat artikel niet zijn vervuld.

    106 Mitsdien kan het middel, dat de Commissie het verzoek om individuele ontheffing ten onrechte heeft afgewezen, niet slagen en moet het beroep zelf derhalve worden verworpen.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    107 Ingevolge artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten van het geding te worden verwezen.

    Dictum


    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Tweede kamer),

    rechtdoende:

    1) Verwerpt het beroep.

    2) Verwijst verzoekster in de kosten van het geding.

    Top