Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61992CJ0128

    Arrest van het Hof van 13 april 1994.
    H. J. Banks & Co. Ltd tegen British Coal Corporation.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: High Court of Justice, Queen's Bench Division - Verenigd Koninkrijk.
    EGKS-Verdrag - Vergunningen voor winning van kolen - Toepassing van de artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag - Rechtstreekse werking - Uitsluiting - Vergoeding van de uit schending van deze bepalingen voortvloeide schade - Respectieve bevoegdheden van Commissie en nationale rechter.
    Zaak C-128/92.

    Jurisprudentie 1994 I-01209

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1994:130

    61992J0128

    ARREST VAN HET HOF VAN 13 APRIL 1994. - H. J. BANKS & CO. LTD TEGEN BRITISH COAL CORPORATION. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: HIGH COURT OF JUSTICE, QUEEN'S BENCH DIVISION - VERENIGD KONINKRIJK. - EGKS-VERDRAG - VERGUNNINGEN VOOR WINNING VAN KOLEN - TOEPASSING VAN DE ARTIKELEN 4, SUB D, 65 EN 66, LID 7, EGKS-VERDRAG - RECHTSTREEKSE WERKING - UITSLUITING - VERGOEDING VAN DE UIT SCHENDING VAN DEZE BEPALINGEN VOORTVLOEIENDE SCHADE - RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN VAN COMMISSIE EN NATIONALE RECHTER. - ZAAK C-128/92.

    Jurisprudentie 1994 bladzijde I-01209


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1. EGKS - Werkingssfeer van Verdrag - Vergunningen voor winning van kolen - Toepassing van bepalingen inzake mededingingsregelingen en misbruik van machtspositie, doch niet van bepalingen inzake praktijken op gebied van prijzen

    (EGKS-Verdrag, art. 4, sub d, 60, 65 en 66, lid 7)

    2. EGKS - Bepalingen inzake mededingingsregelingen en misbruik van machtspositie - Artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7 - Rechtstreekse werking - Afwezigheid

    (EGKS-Verdrag, art. 4, sub d, 65 en 66, lid 7)

    3. EGKS - Bepalingen inzake mededingingsregelingen en misbruik van machtspositie - Gestelde schending - Vordering tot schadevergoeding ingesteld voor nationale rechter zonder beschikking van de Commissie - Ontoelaatbaarheid

    (EGKS-Verdrag, art. 65 en 66, lid 7)

    4. EGKS - Bepalingen inzake mededingingsregelingen en misbruik van machtspositie - Bindende kracht van door Commissie vastgestelde individuele beschikkingen - Verplichtingen van nationale rechter - Toetsingsbevoegdheid van gemeenschapsrechter

    (EGKS-Verdrag, art. 14, 41, 65 en 66, lid 7)

    Samenvatting


    1. Aangezien zowel de winning van kolen als de ondernemingen die zich bezighouden met de produktie van kolen binnen het toepassingsgebied vallen van het EGKS-Verdrag, vormen de bepalingen van dat Verdrag, in het bijzonder artikel 4, sub d, dat beperkende praktijken, strekkende tot verdeling of uitbuiting van markten, verbiedt, alsmede de artikelen 65 en 66, lid 7, inzake overeenkomsten en misbruik van machtspositie, het juridisch kader voor de beoordeling van winningsvergunningen voor kolen en de daaraan verbonden voorwaarden inzake royalty' s en betalingen, waarbij artikel 60 evenwel geen toepassing kan vinden, zolang de prijzen van de produkten niet in het geding zijn.

    De voorschriften van artikel 4 vinden evenwel alleen autonoom toepassing bij gebreke van meer specifieke bepalingen. Wanneer dergelijke bepalingen bestaan, zoals die van de artikelen 65 en 66, lid 7, met betrekking tot artikel 4, sub d, moeten beide groepen bepalingen als een geheel worden beschouwd en in onderling verband worden toegepast.

    2. De omstandigheid dat artikel 4, sub d, EGKS-Verdrag niet autonoom toepasselijk is, sluit rechtstreekse werking van deze bepaling uit. Gelet op de exclusieve bevoegdheid die de Commissie heeft uit hoofde van de artikelen 65, lid 4, en 66, lid 7, EGKS-Verdrag om uitspraak te doen over de eventuele strijdigheid met dit artikel van de bij het lid 1 van artikel 65 verboden overeenkomsten, respectievelijk om te controleren, of ondernemingen met een overheersende positie deze positie gebruiken voor doeleinden, strijdig met de doelstellingen van het Verdrag, doen deze bepalingen evenmin rechten ontstaan waarop particulieren zich voor de nationale rechter rechtstreeks kunnen beroepen.

    3. Waar de Commissie bij uitsluiting bevoegd is tot het vaststellen van inbreuken op de artikelen 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag op het gebied van overeenkomsten en misbruik van machtspositie, kan zonder een door de Commissie krachtens die bevoegdheid gegeven beschikking geen vordering tot schadevergoeding worden ingesteld bij de nationale rechter.

    4. Gelet op de exclusieve bevoegdheid van de Commissie om, onder de controle van het Gerecht en het Hof, beschikkingen te geven op grond van de artikelen 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag, zijn zulke beschikkingen, die ingevolge artikel 14 EGKS-Verdrag verbindend zijn in al hun onderdelen, bindend voor de nationale rechter, die evenwel het Hof van Justitie kan verzoeken om een uitspraak over de geldigheid of uitlegging ervan.

    Partijen


    In zaak C-128/92,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 41 EGKS-Verdrag en artikel 177 EEG-Verdrag van de High Court of Justice of England and Wales (Queen' s Bench Division), in het aldaar aanhangig geding tussen

    H. J. Banks & Company Limited

    en

    British Coal Corporation,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 4, sub d, 60, 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag en van de artikelen 85, 86 en 232, lid 1, EEG-Verdrag,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt: O. Due, president, G. F. Mancini (rapporteur), J. C. Moitinho de Almeida, M. Diez de Velasco, kamerpresidenten, C. N. Kakouris, R. Joliet, F. A. Schockweiler, G. C. Rodríguez Iglesias, F. Grévisse, M. Zuleeg, en P. J. G. Kapteyn, rechters,

    advocaat-generaal: W. Van Gerven

    griffier: L. Hewlett, administrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    - H. J. Banks & Company Ltd, vertegenwoordigd door J. Hirst, QC, en N. Green, Barrister, geïnstrueerd door I. Botterell, Solicitors,

    - British Coal Corporation, vertegenwoordigd door D. Vaughan, QC, en D. L. Jones, Barrister, geïnstrueerd door P. Sigler en R. Gershuny, Solicitors,

    - de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins van het Treasury Solicitor' s Department, als gemachtigde, bijgestaan door R. Plender, QC,

    - de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur G. Marenco en J. Currall, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, bijgestaan door S. Kon, Solicitor,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van H. J. Banks & Company Ltd, British Coal Corporation, de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S. Richards, Barrister, en van de Commissie ter terechtzitting van 14 juli 1993,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 27 oktober 1993,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beschikking van 25 februari 1992, ingekomen bij het Hof op 17 april daaraanvolgend, heeft de High Court of Justice of England and Wales (Queen' s Bench Division) krachtens artikel 41 EGKS-Verdrag en artikel 177 EEG-Verdrag prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van de artikelen 4, sub d, 60, 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag en van de artikelen 85, 86 en 232, lid 1, EEG-Verdrag.

    2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap H. J. Banks & Company Ltd (hierna: "Banks") en British Coal Corporation (hierna: "British Coal") ter zake van een schadevordering van Banks.

    3 Banks is een particuliere onderneming die kolen produceert op grond van winningsvergunningen, verleend door British Coal (voorheen: "National Coal Board"), een bij de Coal Industry Nationalisation Act 1946 (hierna: "CINA 1946") opgerichte overheidsonderneming die eigenaar is van nagenoeg alle kolenvoorkomens in het Verenigd Koninkrijk. Krachtens de CINA heeft zij het exclusieve recht op de bewerking en winning van kolen alsmede het recht om daartoe vergunningen te verlenen aan derden in de vorm van hetzij "royalty licences", waarbij de vergunninghouder een vergoeding per ton geproduceerde kolen betaalt en deze kolen vrij aan derden mag verkopen, hetzij "delivered licences", waarbij de vergunninghouder verplicht is de kolen tegen een in de overeenkomst bepaalde prijs aan British Coal te verkopen.

    4 Met de belangrijkste elektriciteitsproducenten in Engeland en Wales, National Power plc en PowerGen plc (hierna: "National Power" respectievelijk "PowerGen"), heeft British Coal contracten afgesloten waarin zij de levering van kolen tegen een vaste prijs voor een aantal jaren garandeert.

    5 In maart 1990 werd door de National Association of Licensed Opencast Operators (hierna: "NALOO"), waarbij Banks is aangesloten, bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen een klacht ingediend op grond van de artikelen 85 en 86 EEG-Verdrag en 4, 60, 63, 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag. De klacht richtte zich enerzijds tegen de voormelde contracten en anderzijds tegen het stelsel van de winningsvergunningen, zowel op het punt van de gehanteerde verleningscriteria voor de verschillende producenten, als op dat van de hoogte van de royalty' s. Nadat de Commissie op 23 mei 1991 de klacht van NALOO had afgewezen, stelde deze laatste tegen die beschikking een beroep tot nietigverklaring in bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (zaak T-57/91, NALOO/Commissie). Bij beschikking van 14 juli 1993 heeft het Gerecht de procedure geschorst in afwachting van de uitspraak in de onderhavige zaak.

    6 Nog hangende de door NALOO ingediende klacht heeft Banks voor de High Court of Justice een schadevergoedingsactie tegen British Coal ingesteld. Zij stelde daarbij schending van de artikelen 4, sub d, 60, 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag en, subsidiair, van de artikelen 85, 86 en 232, lid 1, EEG-Verdrag. British Coal zou enerzijds in de vergunningen buitensporig hoge royalty' s hebben bedongen waardoor Banks niet in staat was een redelijke winst te maken, en anderzijds voor de krachtens "delivered licences" geproduceerde kolen een onredelijk lage prijs hebben betaald.

    7 De High Court of Justice heeft de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen voorgelegd:

    "1) Zijn de artikelen 4, sub d, 60, 65 en/of 66, lid 7, EGKS-Verdrag van toepassing op vergunningen om onontgonnen kolen te winnen en op de in die vergunningen opgenomen voorwaarden inzake royalty' s en betalingen?

    2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

    i) Zijn de artikelen 85 en 86 EEG-Verdrag van toepassing op de in vraag 1 uiteengezette omstandigheden;

    ii) Wordt het antwoord op i) beïnvloed door artikel 232, lid 1, EEG-Verdrag?

    3) Hebben de artikelen 4, sub d, 60, 65 en/of 66, lid 7, EGKS-Verdrag rechtstreekse werking, en wel in die zin dat zij voor particulieren afdwingbare rechten in het leven roepen die door de nationale rechterlijke instanties moeten worden beschermd?

    4) Is de nationale rechter op grond van het gemeenschapsrecht bevoegd en/of verplicht voor schending van de genoemde artikelen van het EGKS-Verdrag en het EEG-Verdrag een schadevergoeding toe te kennen voor ten gevolge van die schending geleden schade?

    5) Zijn de antwoorden op de vragen 3 en 4 afhankelijk van (en zo ja in hoeverre):

    i) een voorafgaande beslissing van de Commissie; en/of

    ii) de uitputting van (eventuele) rechtsmiddelen die daarvoor op grond van het EGKS-Verdrag beschikbaar zijn; en/of,

    iii) de voltooiing van de in de relevante bepalingen aangegeven stappen of procedures?

    6) Indien de Commissie een beschikking heeft gegeven naar aanleiding van een klacht, zoals zij heeft gedaan in de beschikking van 23 mei 1991, in hoeverre is een nationale rechter dan aan die beschikking gebonden:

    i) ten aanzien van de feitelijke geschilpunten waarover de Commissie heeft beslist; en,

    ii) ten aanzien van de door de Commissie gegeven uitlegging van artikelen van het EGKS-Verdrag?"

    De eerste en de tweede vraag

    8 Met de eerste twee vragen wenst de High Court in wezen te vernemen, aan de hand van welke bepalingen van het EGKS- dan wel het EEG-Verdrag het aan hem voorgelegde geschil moet worden beslecht.

    9 Dienaangaande moet worden vastgesteld, dat zowel de winning van kolen als de betrokken ondernemingen zelf binnen het toepassingsgebied vallen van het EGKS-Verdrag. Bijlage I bij het EGKS-Verdrag, waarnaar artikel 81 van dat Verdrag voor de definitie van de term "kolen" verwijst, vermeldt uitdrukkelijk steenkool, het soort kolen waar het in het hoofdgeding om gaat. Voorts zijn volgens artikel 80 EGKS-Verdrag ondernemingen in de zin van het Verdrag ondernemingen die zich binnen het Europese grondgebied van de Lid-Staten bezighouden met de produktie van kolen. Dit is bij Banks en British Coal het geval; hun activiteit, de winning van kolen, vormt de eerste fase van de fabricagecyclus van een meer ontwikkeld produkt en vindt plaats op het grondgebied van een Lid-Staat.

    10 Hieruit volgt, dat het hoofdgeding in het kader van het EGKS-Verdrag moet worden gesitueerd.

    11 Wat de vraag betreft, welke bepalingen op de gedragingen van de betrokken ondernemingen van toepassing zijn, zij eraan herinnerd, dat de voorschriften van artikel 4 alleen autonoom toepassing vinden bij gebreke van meer specifieke bepalingen; wanneer die voorschriften elders in het Verdrag nader zijn uitgewerkt of geregeld, moeten de teksten welke op een bepaald voorschrift betrekking hebben als een geheel worden beschouwd en in onderling verband worden toegepast (zie onder meer arresten van 23 april 1956, gevoegde zaken 7/54 en 9/54, Groupement des Industries Sidérurgiques Luxembourgeoises, Jurispr. 1956, blz. 55, en 21 juni 1958, zaak 13/57, Wirtschaftsvereinigung Eisen- und Stahlindustrie e.a., Jurispr. 1958, blz. 279).

    12 De artikelen 65 en 66, lid 7, zijn een nadere uitwerking van artikel 4, sub d, in zoverre zij een verbod stellen op enerzijds alle overeenkomsten tussen ondernemingen welke er met name toe strekken, de prijzen vast te leggen of te bepalen, de produktie, de technische ontwikkeling of de investeringen te beperken of te beheersen dan wel de markten, produkten, afnemers of voorzieningsbronnen te verdelen, en op anderzijds het gebruik van machtsposities voor doeleinden die strijdig zijn met de doelstellingen van het Verdrag. Het in het hoofdgeding aan de orde zijnde vergunningenstelsel moet dus worden getoetst aan de artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag.

    13 Artikel 60 EGKS-Verdrag daarentegen is niet van toepassing op winningsvergunningen van het soort als in het hoofdgeding aan de orde is. De plaatsing van dit artikel in hoofdstuk V van het Verdrag geeft aan, dat het alleen betrekking heeft op oneerlijke en discriminerende praktijken op het gebied van de produktprijzen. Aangezien British Coal de winningsvergunningen verleent, kan zij niet als verkoper van produkten worden aangemerkt.

    14 Op grond van deze overwegingen moet op de eerste twee vragen worden geantwoord, dat de bepalingen van het EGKS-Verdrag, in het bijzonder de artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7, met uitsluiting evenwel van artikel 60, het juridisch kader vormen voor de beoordeling van winningsvergunningen voor kolen en de daaraan verbonden voorwaarden inzake royalty' s en betalingen.

    De derde vraag

    15 Voor een antwoord op de derde vraag moet worden onderzocht, of de artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7, duidelijke en onvoorwaardelijke bepalingen zijn die aan particulieren rechtstreeks rechten verlenen, die door de nationale rechter moeten worden beschermd.

    16 Wat artikel 4, sub d, betreft: de omstandigheid dat deze bepaling, zoals gezegd in rechtsoverweging 11, niet autonoom toepasselijk is, sluit rechtstreekse werking uit.

    17 Ten aanzien van artikel 65 moet worden vastgesteld, dat krachtens lid 4, tweede alinea, alleen de Commissie de bevoegdheid heeft om, onder de controle van het Gerecht en het Hof, uitspraak te doen over de eventuele strijdigheid met dit artikel van de bij het eerste lid ervan verboden overeenkomsten. Particulieren kunnen derhalve niet de onverenigbaarheid van een overeenkomst met artikel 65 voor de nationale rechter inroepen, zolang de Commissie zelf deze onverenigbaarheid niet heeft vastgesteld.

    18 Evenzo behoudt artikel 66, lid 7, aan de Commissie het recht voor om te controleren, of ondernemingen van publiekrechtelijke lichamen of van particulieren in rechte of in feite op de markt van een der produkten welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, een overheersende positie innemen of verkrijgen, welke hen aan een daadwerkelijke mededinging op een belangrijk gedeelte van de gemeenschappelijke markt onttrekt, en deze positie gebruiken voor doeleinden, strijdig met de doelstellingen van het Verdrag. Een dergelijke toedeling van exclusieve bevoegdheid laat particulieren niet de mogelijkheid om zich voor de nationale rechter rechtstreeks op deze bepaling te beroepen.

    19 Op de derde vraag moet derhalve worden geantwoord, dat de artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7, geen rechten doen ontstaan waarop particulieren zich voor de nationale rechter rechtstreeks kunnen beroepen.

    De vierde en de vijfde vraag

    20 Met de vierde en de vijfde vraag wenst de verwijzende rechter door het Hof te zien beslist, in de eerste plaats of de nationale rechter op grond van het gemeenschapsrecht bevoegd en/of verplicht is om in geval van schending van eerdergenoemde artikelen van het EGKS-Verdrag door een onderneming schadevergoeding toe te kennen, en in de tweede plaats of die bevoegdheid of verplichting afhankelijk is van een voorafgaande beslissing van de Commissie, de uitputting van de door het EGKS-Verdrag geboden rechtsmiddelen en/of de voltooiing van de in de relevante bepalingen aangegeven stappen of procedures.

    21 Uit het antwoord op de derde vraag vloeit voort, dat waar de Commissie bij uitsluiting bevoegd is tot het vaststellen van inbreuken op de artikelen 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag, zonder een door de Commissie krachtens die bevoegdheid gegeven beschikking geen vordering tot schadevergoeding kan worden ingesteld bij de nationale rechter.

    De zesde vraag

    22 Met deze vraag wil de nationale rechter weten, of hij is gebonden aan de juridische of feitelijke inhoud van een door de Commissie naar aanleiding van een klacht gegeven beschikking op grond van de artikelen 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag.

    23 Gelet op de exclusieve bevoegdheid van de Commissie om, onder de controle van het Gerecht en het Hof, beschikkingen te geven op grond van de artikelen 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag, zijn zulke beschikkingen, die ingevolge artikel 14 EGKS-Verdrag verbindend zijn in al hun onderdelen, voor de nationale rechter bindend. Deze blijft evenwel bevoegd, het Hof van Justitie om een uitspraak over de geldigheid of uitlegging ervan te verzoeken.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    24 De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk en door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    uitspraak doende op de door de High Court of Justice of England and Wales (Queen' s Bench Division) bij beschikking van 25 februari 1992 gestelde vragen, verklaart voor recht:

    1) De bepalingen van het EGKS-Verdrag, in het bijzonder de artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7, met uitsluiting evenwel van artikel 60, vormen het juridisch kader voor de beoordeling van winningsvergunningen voor kolen en de daaraan verbonden voorwaarden inzake royalty' s en betalingen.

    2) De artikelen 4, sub d, 65 en 66, lid 7, doen geen rechten ontstaan waarop particulieren zich voor de nationale rechter rechtstreeks kunnen beroepen.

    3) Waar de Commissie bij uitsluiting bevoegd is tot het vaststellen van inbreuken op de artikelen 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag, kan zonder een door de Commissie krachtens die bevoegdheid gegeven beschikking geen vordering tot schadevergoeding worden ingesteld bij de nationale rechter.

    4) Gelet op de exclusieve bevoegdheid van de Commissie om, onder de controle van het Gerecht en het Hof, beschikkingen te geven op grond van de artikelen 65 en 66, lid 7, EGKS-Verdrag, zijn zulke beschikkingen, die ingevolge artikel 14 EGKS-Verdrag verbindend zijn in al hun onderdelen, voor de nationale rechter bindend. Deze blijft evenwel bevoegd, het Hof van Justitie om een uitspraak over de geldigheid of uitlegging ervan te verzoeken.

    Top