Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61992CJ0093

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 oktober 1993.
    CMC Motorradcenter GmbH tegen Pelin Baskiciogullari.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Landgericht Augsburg - Duitsland.
    Informatieplicht - Maatregel van gelijke werking.
    Zaak C-93/92.

    Jurisprudentie 1993 I-05009

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1993:838

    61992J0093

    ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 13 OKTOBER 1993. - CMC MOTORRADCENTER GMBH TEGEN PELIN BASKICIOGULLARI. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: LANDGERICHT AUGSBURG - DUITSLAND. - INFORMATIEPLICHT - MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING. - ZAAK C-93/92.

    Jurisprudentie 1993 bladzijde I-05009


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Jurisprudentieregel op grond waarvan parallelimporteur van merkprodukt kopers behoort te informeren over houding van bepaalde dealers ten aanzien van garantie-aanspraken - Toelaatbaarheid

    (EEG-Verdrag, art. 30)

    Samenvatting


    Artikel 30 van het Verdrag verzet zich niet tegen een door de rechtspraak van een Lid-Staat opgestelde regel die een informatieplicht voorschrijft in precontractuele verhoudingen, op grond waarvan een parallelimporteur de kopers van een produkt van een bepaald merk behoort mede te delen dat sommige dealers van dit merk weigeren garantie-aanspraken te honoreren met betrekking tot parallel geïmporteerde produkten.

    Een dergelijke verplichting is immers enerzijds zonder onderscheid van toepassing op alle contractuele verhoudingen en heeft niet tot doel het handelsverkeer te regelen, en anderzijds is het niet die verplichting, maar de houding van de dealers, waaruit een belemmering van het vrije goederenverkeer zou kunnen voortvloeien, zodat de beperkende werking die zij zou kunnen hebben, zo onzeker en indirect is, dat men niet kan zeggen dat zij de handel tussen de Lid-Staten belemmert.

    Partijen


    In zaak C-93/92,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landgericht Augsburg, in het aldaar aanhangig geding tussen

    CMC Motorradcenter GmbH

    en

    P. Baskiciogullari,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 30 EEG-Verdrag,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE

    (Zesde kamer),

    samengesteld als volgt: M. Diez de Velasco, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Zesde kamer, C. N. Kakouris, F. A. Schockweiler, P. J. G. Kapteyn en J. L. Murray, rechters,

    advocaat-generaal: W. Van Gerven

    griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

    - CMC Motorradcenter GmbH, vertegenwoordigd door B. Klebau, advocaat bij het Landgericht Augsburg en het Oberlandesgericht München,

    - de Duitse regering, vertegenwoordigd door A. Dittrich, Regierungsdirektor bij het Bondsministerie van Justitie, en C.-D. Quassowski, Regierungsdirektor bij het Bondministerie van Economische zaken, als gemachtigden,

    - de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur R. Wainwright en A. Bardenhewer, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van de Commissie ter terechtzitting van 13 mei 1993,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 8 juni 1993,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij beschikking van 10 maart 1992, ingekomen bij het Hof op 23 maart daaraanvolgend, heeft het Landgericht Augsburg krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 30 EEG-Verdrag.

    2 De vraag is gerezen in een geding tussen CMC Motorradcenter GmbH (hierna: "Motorradcenter"), gevestigd in de Bondsrepubliek Duitsland, en P. Baskiciogullari.

    3 Motorradcenter, een onderneming die in motorfietsen handelt, doch geen officiële dealer van een bepaald merk is, verkreeg een motorfiets van het merk Yamaha van een Duitse importeur die de motorfiets op zijn beurt weer bij een Franse officiële dealer had gekocht. De Duitse importeur had bij de aankoop van de motorfiets in Frankrijk de toezegging gekregen, dat de koper zich voor garantieaanspraken tot iedere officiële Yamaha-dealer zou kunnen wenden.

    4 Motorradcenter verkocht een van deze motorfietsen aan Baskiciogullari. Volgens de algemene voorwaarden die deel uitmaakten van het verkoopcontract, zou de koper garantieaanspraken geldend kunnen maken tegen de verkoper of de door de fabrikant/importeur erkende bedrijven. Motorradcenter liet evenwel na, de koper in te lichten over de haar bekende praktijk van de Duitse officiële dealers, die in de regel weigeren om onder de garantie vallende reparaties uit te voeren aan via parallelimport ingevoerde motorfietsen. Zij menen namelijk, dat dit soort import een ongerechtvaardigd concurrentievoordeel verschaft, aangezien de nettoprijzen in Frankrijk lager zijn dan in Duitsland.

    5 Baskiciogullari weigerde de motorfiets af te nemen, toen zij een en ander vernam. Daarop heeft Motorradcenter een vordering ingesteld bij het Amtsgericht Nördlingen dat deze afwees. Van dit vonnis is Motorradcenter in hoger beroep gekomen bij het Landgericht Augsburg. Naar zijn oordeel had Motorradcenter de koper op de houding van de Duitse officiële dealers attent moeten maken. Aangezien het echter twijfelt, of deze verplichting geen maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking oplevert, heeft het Landgericht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de navolgende prejudiciële vraag voorgelegd:

    "Is het met artikel 30 EEG-Verdrag verenigbaar, dat een Duitse importeur de verplichting wordt opgelegd, de koper van een motorfiets van het merk Yamaha erop attent te maken dat Duitse dealers van dat merk dikwijls weigeren onder de garantie vallende reparaties te verrichten, wanneer de voertuigen via het grijze circuit zijn ingevoerd?"

    6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de bij het Hof ingediende opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven, voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

    7 Vooraf dient te worden opgemerkt, dat blijkens het dossier naar Duits recht vanaf het begin van contractuele onderhandelingen een vertrouwensrelatie tussen partijen wordt aangenomen. Volgens vaste rechtspraak vloeit uit deze vertrouwensrelatie een informatieplicht voort in die zin, dat elke partij verplicht is de andere partij attent te maken op haar bekende omstandigheden die doorslaggevend zijn voor de beslissing van de andere partij, ook al houden die omstandigheden geen verband met het voorwerp van de koop of de hoedanigheden ervan. Volgens Duitse rechtspraak leidt een toerekenbare tekortkoming bij de contractuele onderhandelingen (culpa in contrahendo) waardoor de andere partij schade lijdt, tot een schadevergoedingsplicht.

    8 Met zijn prejudiciële vraag wenst de nationale rechter in feite te vernemen, of een dergelijke informatieplicht is te beschouwen als een maatregel van gelijke werking in de zin van artikel 30 EEG-Verdrag.

    9 Volgens vaste rechtspraak van het Hof (zie arrest van 11 juli 1974, zaak 8/74, Dassonville, Jurispr. 1974, blz. 837) vormt iedere regeling die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren, een maatregel van gelijke werking.

    10 In casu moet in de eerste plaats erop worden gewezen, dat de door het Duitse verbintenissenrecht opgelegde precontractuele informatieplicht, althans ten aanzien van uit de Gemeenschap afkomstige produkten, zonder onderscheid van toepassing is op alle door dat recht beheerste contractuele verhoudingen en niet tot doel heeft, het handelsverkeer te regelen.

    11 Wat betreft de vraag, of het vrije verkeer van goederen gevaar loopt te worden belemmerd, is het in ieder geval niet de informatieplicht die dit gevaar zou doen ontstaan, maar veeleer de weigering van bepaalde dealers van het betrokken merk om onder de garantie vallende reparaties aan parallel geïmporteerde motorfietsen uit te voeren.

    12 De beperkende werking die de betrokken informatieplicht op het vrije verkeer van goederen zou kunnen hebben, is derhalve zo onzeker en indirect, dat men van deze verplichting niet kan zeggen dat zij de handel tussen de Lid-Staten belemmert (zie arrest van 7 maart 1990, zaak C-69/88, Krantz, Jurispr. 1990, blz. I-583).

    13 Op de prejudiciële vraag moet mitsdien worden geantwoord, dat artikel 30 EEG-Verdrag aldus moet worden uitgelegd, dat het zich niet verzet tegen een door de rechtspraak van een Lid-Staat geformuleerde regel die een informatieplicht in precontractuele verhoudingen voorschrijft.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    14 De kosten door de Duitse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

    uitspraak doende op de door het Landgericht Augsburg bij beschikking van 10 maart 1992 gestelde vraag, verklaart voor recht:

    Artikel 30 EEG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd, dat het zich niet verzet tegen een door de rechtspraak van een Lid-Staat geformuleerde regel die een informatieplicht in precontractuele verhoudingen voorschrijft.

    Top