Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61990TJ0051

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 28 februari 1992.
    Laura Moretti tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Ambtenaren - Nietigverklaring van aanstellingsbesluit - Procesbelang.
    Zaak T-51/90.

    Jurisprudentie 1992 II-00487

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:1992:30

    61990A0051

    ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 28 FEBRUARI 1992. - LAURA MORETTI TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAAR - NIETIGVERKLARING VAN BENOEMINGSBESLUIT - PROCESBELANG. - ZAAK T-51/90.

    Jurisprudentie 1992 bladzijde II-00487


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Ambtenaren - Beroep - Procesbelang - Beroep tot nietigverklaring van aanstelling van andere ambtenaar - Verzoeker niet benoembaar - Niet-ontvankelijkheid

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

    Samenvatting


    Een ambtenaar kan slechts krachtens de artikelen 90 en 91 van het Statuut tegen de aanstelling van een andere ambtenaar opkomen, wanneer hij persoonlijk belang heeft bij de nietigverklaring daarvan.

    Dit is niet het geval wanneer de ambtenaar niet heeft gesolliciteerd, noch voldoet aan de in de kennisgeving van vacature gestelde vereisten, en dus geen aanspraak kan maken op de post waarop die aanstelling is geschied.

    Partijen


    In zaak T-51/90,

    L. Moretti, ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, wonende te Wezembeek-Oppem (België), vertegenwoordigd door J.-N. Louis, Th. Demaseure en V. Leclerq, advocaten te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van de SARL Fiduciaire Myson, Rue Glesener 1,

    verzoekster,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door S. van Raepenbusch, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door C. Verbraeken en D. Waelbroeck, advocaten te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij R. Hayder, vertegenwoordiger van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verweerster,

    betreffende een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 1 januari 1988 houdende aanstelling van A. in het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt,

    wijst

    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

    samengesteld als volgt: R. García-Valdecasas, kamerpresident, D. A. O. Edward en C. P. Briët, rechters,

    griffier: H. Jung

    gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 5 december 1991,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    De feiten en het procesverloop

    1 Verzoekster, ambtenaar van de Commissie, trad op 1 augustus 1972 als vertaalster in dienst bij de Europese Gemeenschappen. Zij is thans hoofdvertaalster in de rang LA 4 bij het directoraat-generaal vertalingen. Ter terechtzitting heeft haar vertegenwoordiger op een desbetreffende vraag van het Gerecht geantwoord, dat zij een universitair diploma in de politieke wetenschappen bezit.

    2 Op 12 december 1986 publiceerde de Commissie de interne kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 voor het ambt van een Italiaanstalig jurist-reviseur (LA 5/LA 4) bij de juridische dienst. Onder het hoofd "Vereiste kwalificaties" stond in de kennisgeving vermeld, dat sollicitanten moesten beschikken over "een volledige universitaire opleiding op juridisch gebied, afgesloten met een diploma". Op deze kennisgeving werden geen sollicitaties op basis van artikel 29, lid 1, sub a, Ambtenarenstatuut ingediend. Het vacant verklaarde ambt werd daarop achtereenvolgens door twee tijdelijke functionarissen bezet.

    3 Op 19 oktober 1987 ging de Commissie over tot een interinstitutionele bekendmaking van kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86, met dezelfde taakomschrijving en kwalificatievereisten als in de eerdere bekendmaking. Het ambt was ditmaal echter ingedeeld in loopbaan LA 7/LA 6. Er werd één sollicitatie ontvangen op basis van artikel 29, lid 1, sub a, van het Statuut en twee sollicitaties op basis van artikel 29, lid 1, sub c, van het Statuut.

    4 A., ambtenaar in de rang LA 6 bij het Hof van Justitie, die op grond van zijn opleiding en beroepservaring werd beschouwd als de kandidaat die het best beantwoordde aan de vereisten voor de te vervullen functie, werd op 1 januari 1988 overgeplaatst naar de Commissie, waar hij werd aangesteld in het ambt van jurist-reviseur waarop kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 betrekking had.

    5 Intussen had de juridische dienst wegens een algemeen tekort aan juridisch geschoold personeel verzocht om de organisatie van een algemeen vergelijkend onderzoek ter vorming van een aanwervingsreserve van jurist-reviseurs (LA 5/LA 4). Op 15 juli 1987 werd de aankondiging gepubliceerd van algemeen vergelijkend onderzoek COM/LA/563 (PB 1987, C 185, blz. 13), ten einde te voorzien in vier vacatures van jurist-reviseurs met respectievelijk Duits, Frans, Italiaans en Nederlands als moedertaal. Op het punt van de vereiste getuigschriften of diploma' s vermeldde de aankondiging, dat de kandidaten "een volledige universitaire opleiding op juridisch gebied" moesten hebben genoten. Verzoekster meldde zich voor dit vergelijkend onderzoek aan en op 19 april 1988 werd zij geplaatst op de door de jury na afloop van de examens opgestelde lijst van geschikte kandidaten.

    6 Op 28 augustus 1988 publiceerde de Commissie kennisgeving van vacature COM/LA/1793/88, betreffende een ambt van Italiaanstalig jurist-reviseur bij de juridische dienst. Verzoekster diende op 16 september 1988 haar sollicitatie in. Toen zij in het ongewisse werd gelaten over het verdere verloop van de sollicitatie, diende zij op 1 september 1989 een verzoek in als bedoeld in artikel 90, lid 1, van het Statuut, waarbij zij het tot aanstelling bevoegd gezag uitnodigde ter zake een beslissing te nemen.

    7 Omdat naar het oordeel van de Commissie geen van de sollicitanten naar de post aan de vereisten voldeed, besloot zij kennisgeving van vacature COM/LA/1793/88 in te trekken. Dat besluit werd op 23 oktober 1989 bekendgemaakt en aan verzoekster bij nota van 30 oktober 1989 persoonlijk medegedeeld. Een tijdelijk functionaris bleef de post bezetten.

    8 Op 10 november 1989 wees de Commissie het verzoek dat verzoekster op 1 september 1989 had ingediend, uitdrukkelijk af. Op 24 november 1989 diende verzoekster uit hoofde van artikel 90, lid 2, van het Statuut een klacht in tegen het besluit tot intrekking van kennisgeving van vacature COM/LA/1793/88 en tegen het besluit tot aanstelling van A. als Italiaanstalig jurist-reviseur bij de juridische dienst, waarvan zij de bijzonderheden of de datum naar haar zeggen niet kende. Deze klacht werd ingeschreven op 1 december 1989. Tijdens de vergadering van de groep "inter-services" van 14 februari 1990, waarop verzoeksters klacht werd onderzocht, vernam verzoekster dat kennisgeving van vacature COM/LA/1793/88 was ingetrokken wegens gewijzigde omstandigheden in de dienst en om redenen van goed bestuur, en dat de aanstelling van A. niet was geschied ter voorziening in het onder nummer COM/LA/1793/88, maar in het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt. Bij nota van 19 april 1990 stelde de directeur-generaal Personeelszaken en algemeen beheer verzoekster in kennis van het uitdrukkelijke besluit van de Commissie tot afwijzing van haar klacht van 24 november 1989.

    9 Op 9 mei 1990 diende verzoekster een tweede klacht in, waarin zij verlangde:

    - dat het besluit van 1 januari 1988 tot aanstelling van A. in het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt zou worden ingetrokken;

    - dat in het ambt van Italiaanstalig jurist-reviseur zou worden voorzien door aanstelling van een van de geslaagden voor vergelijkend onderzoek COM/LA/563, dat ter voorziening in dat ambt was georganiseerd.

    De Commissie heeft op deze tweede klacht niet gereageerd.

    10 Daarop heeft verzoekster bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Gerecht op 11 december 1990, het onderhavige beroep ingesteld.

    11 De schriftelijke procedure is normaal verlopen.

    12 Het Gerecht (Vierde kamer) heeft, op rapport van de rechter-rapporteur, besloten zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan. Op verzoek van het Gerecht heeft verweerster het besluit tot aanstelling van A. bij de juridische dienst overgelegd.

    13 Ter terechtzitting van 5 december 1991 hebben partijen hun opmerkingen gemaakt en vragen van het Gerecht beantwoord.

    14 Ter terechtzitting heeft het Gerecht de Commissie verzocht, de tekst over te leggen van kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86, zoals deze op 12 december 1986 was gepubliceerd. Op 11 december 1991 heeft de Commissie het gevraagde document overgelegd, samen met een fotokopie van het schriftelijke verzoek van 28 november 1986 van haar juridische dienst aan het directoraat-generaal Personeelszaken en algemeen beheer om publikatie van die kennisgeving. Op 17 december 1991 heeft verzoekster schriftelijk haar opmerkingen over de tekst van de door de Commissie overgelegde kennisgeving kenbaar gemaakt.

    15 Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

    - nietig te verklaren het besluit van de Commissie van 1 januari 1988 om A. aan te stellen in het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt, zonder de uitslag van vergelijkend onderzoek COM/LA/563 af te wachten;

    - de Commissie in de kosten te verwijzen.

    16 De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

    - het beroep te verwerpen;

    - te beslissen over de kosten naar recht.

    17 In dupliek heeft de Commissie een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen op grond dat het beroep te laat zou zijn ingesteld, en geconcludeerd dat het het Gerecht behage:

    - het beroep niet-ontvankelijk althans ongegrond te verklaren,

    - kosten rechtens.

    De ontvankelijkheid

    18 Vooraf stelt het Gerecht vast, dat blijkens de conclusies van verzoekster het geding alleen strekt tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 1 januari 1988 tot benoeming van A. in het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt.

    19 In dupliek betwist de Commissie de ontvankelijkheid van het beroep. Zij brengt onder de aandacht, dat verzoekster op 24 november 1989 een eerste klacht heeft ingediend tegen het besluit tot intrekking van kennisgeving van vacature COM/LA/1793/88 alsmede tegen het besluit tot aanstelling van A., welke klacht op 19 april 1989 is afgewezen. Ook herinnert de Commissie eraan, dat verzoekster op 9 mei 1990 een tweede klacht heeft ingediend, waarin zij zich keerde tegen de aanstelling van A. in het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt en verlangde, dat in het ambt van Italiaanstalig jurist-reviseur zou worden voorzien door aanstelling van een geslaagde voor vergelijkend onderzoek COM/LA/563, welke tweede klacht niet is beantwoord. Aangezien het onderhavige beroep acht maanden na de afwijzing van de eerste klacht is ingesteld, is het, aldus de Commissie, niet-ontvankelijk.

    De Commissie geeft toe, dat verzoekster ten tijde van de indiening van haar eerste klacht niet wist, dat A. niet was aangesteld in het ambt dat in kennisgeving COM/LA/1793/88 vacant was verklaard, maar in dat waarop kennisgeving COM/LA/2036/86 betrekking had, op welke omstandigheid de afwijzing van die klacht was gebaseerd. Volgens de Commissie gaat het hier echter niet om een belangrijk nieuw feit dat de beroepstermijn opnieuw zou kunnen doen ingaan, aangezien zowel de eerste als de tweede klacht was gericht tegen de aanstelling van A. in een ambt van Italiaanstalig jurist-reviseur. Dat A. was aangesteld in post COM/LA/2036/86 en niet in post COM/LA/1793/88, had verzoekster derhalve geen aanleiding gegeven om in haar tweede klacht andere argumenten aan te voeren.

    20 Ter terechtzitting heeft verzoekster op deze exceptie van niet-ontvankelijkheid geantwoord, dat een ambtenaar over een termijn van drie maanden beschikt vanaf het moment waarop hij van het hem bezwarende besluit in kennis wordt gesteld, en dat, wanneer het besluit hem niet rechtstreeks raakt, de termijn van drie maanden begint te lopen op de dag waarop hij er kennis van krijgt. Totdat zij op 14 februari 1990 de vergadering van de groep "inter-services" bijwoonde, mocht verzoekster op goede gronden aannemen, dat er een vacature bestond en dat voor de vervulling daarvan een vergelijkend onderzoek was uitgeschreven. Pas tijdens die vergadering had zij vernomen dat A. was aangesteld in een ambt dat vacant was verklaard toen het vergelijkend onderzoek gaande was. Verzoekster stelt, dat zij tijdens voornoemde vergadering kennis heeft gekregen van de haar bezwarende handeling en dat zij, door binnen drie maanden daarna een klacht in te dienen, de in de artikelen 90 en 91 van het Statuut voorziene procedure in acht heeft genomen.

    21 Alvorens de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid te onderzoeken, moet naar het oordeel van het Gerecht worden nagegaan of verzoekster belang heeft bij nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 1 januari 1988 houdende aanstelling van A. in het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt.

    22 Het Gerecht herinnert eraan, dat een ambtenaar slechts krachtens de artikelen 90 en 91 van het Statuut kan opkomen tegen een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag, wanneer hij bij nietigverklaring van de bestreden handeling persoonlijk belang heeft (arrest van 30 mei 1984, zaak 111/83, Picciolo, Jurispr. 1984, blz. 2323). Een ambtenaar die geen aanspraak kan maken op een vacante post, heeft geen wettig belang bij nietigverklaring van de aanstelling van een andere kandidaat op die post.

    23 Het Gerecht herinnert er voorts aan, dat in kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 onder het kopje "vereiste kwalificaties" een "volledige universitaire opleiding op juridisch gebied" werd verlangd, en dat verzoekster niet heeft gesolliciteerd naar de onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde post. Ter terechtzitting heeft verzoekster uitdrukkelijk erkend, dat zij geen specifieke juridische opleiding heeft genoten en niet als juriste is afgestudeerd, maar een universitair diploma in de politieke wetenschappen bezit, hetgeen niet kan worden beschouwd als een "volledige universitaire opleiding op juridisch gebied, afgesloten met een diploma", zoals kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 verlangde. Onder die omstandigheden is het Gerecht van oordeel, dat nu verzoekster niet heeft gesolliciteerd naar het onder nummer COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt, noch voldoet aan de in kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 gestelde vereisten, zij geen aanspraak kon maken op de onder dat nummer vacant verklaarde post en dus geen persoonlijk belang heeft bij nietigverklaring van het besluit waarbij A. op die post is aangesteld.

    24 Verzoekster heeft tot staving van haar beroep evenwel betoogd, dat de Commissie na de eerste publikatie van kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 heeft besloten, de voorwaarden voor de bezetting van het vacant verklaarde ambt te wijzigen door de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek COM/LA/563. Verzoekster stelt, dat dit vergelijkend onderzoek onder meer werd georganiseerd om te voorzien in de eerder onder nummer COM/LA/2036/86 bekendgemaakte vacature, en dat de Commissie gehouden was in die post te voorzien door aanstelling van geslaagden voor dat vergelijkend onderzoek, waartoe ook zij behoort. Zij wijst erop, dat vergelijkend onderzoek COM/LA/563 in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is aangekondigd als een vergelijkend onderzoek ter voorziening in concrete vacatures, en niet ter vorming van een reservelijst. Gelet op de langdurige, specifieke procedure die aan de aankondiging van vergelijkend onderzoek COM/LA/563 is voorafgegaan, kan er, aldus verzoekster, geen sprake zijn van een administratieve vergissing. De uitzonderlijke situatie waarin een algemeen vergelijkend onderzoek wordt georganiseerd ter voorziening in concrete vacatures, zonder dat eerst de verschillende in artikel 29 van het Statuut voorziene procedures zijn gevolgd, kan haars inziens worden verklaard door het chronisch gebrek aan interne kandidaten.

    25 Dienaangaande merkt de Commissie op, dat het aan een administratieve vergissing te wijten is dat vergelijkend onderzoek COM/LA/563 is aangekondigd als een vergelijkend onderzoek ter voorziening in ambten en niet ter vorming van een reservelijst, zoals de juridische dienst had gevraagd. Zij was, zo vervolgt de Commissie, niet bevoegd een dergelijk algemeen vergelijkend onderzoek uit te schrijven om bepaalde, nader genoemde posten te bezetten, zonder eerst de mogelijkheden van artikel 29, lid 1, sub a, b en c, van het Statuut te hebben uitgeput.

    26 Het Gerecht is van oordeel, dat geen der in deze procedure aangevoerde feiten erop wijst, dat de procedure ter bezetting van het onder COM/LA/2036/86 vacant verklaarde ambt onregelmatig is verlopen. Nadat zij deze vacature in december 1986 bekend had gemaakt overeenkomstig artikel 29, lid 1, sub a, van het Statuut, is de Commissie, bij gebreke van sollicitaties, in oktober 1987 overgegaan tot een interinstitutionele bekendmaking als bedoeld in artikel 29, lid 1, sub c, van het Statuut. Vervolgens is de keuze gevallen op A., die naar aanleiding van deze laatste bekendmaking had gesolliciteerd.

    27 De omstandigheid dat vergelijkend onderzoek COM/LA/563 is bekendgemaakt als een vergelijkend onderzoek ter voorziening in vier ambten van jurist-reviseur met Duits, Frans, Italiaans of Nederlands als moedertaal, vormt naar het oordeel van het Gerecht geen bewijs, dat dit vergelijkend onderzoek was bedoeld om te voorzien in het in kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 bedoelde ambt. Integendeel, de Commissie heeft bewezen dat de procedure ter bezetting van dat ambt is verlopen overeenkomstig de voorschriften van het Statuut, in het bijzonder in de in artikel 29 voorgeschreven volgorde.

    28 Naar het oordeel van het Gerecht is niet komen vast te staan, dat er een verband bestond tussen kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 en algemeen vergelijkend onderzoek COM/LA/563, en was de Commissie derhalve niet verplicht, de procedure ter voorziening in het in kennisgeving van vacature COM/LA/2036/86 bedoelde ambt op te schorten nadat zij aankondiging van vergelijkend onderzoek COM/LA/563 had bekendgemaakt.

    29 Uit het voorgaande volgt, dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, zonder dat de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid en verzoeksters overige argumenten ten gronde behoeven te worden onderzocht.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    30 Ingevolge artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, wanneer dit is gevorderd. Ingevolge artikel 88 van dat Reglement evenwel blijven de kosten door de instellingen ter zake van beroepen van personeelsleden van de Gemeenschappen gemaakt, te hunnen laste.

    Dictum


    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

    rechtdoende:

    1) Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

    2) Verstaat dat elk der partijen de eigen kosten zal dragen.

    Top