EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61990CJ0057

Arrest van het Hof van 16 januari 1992.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek.
Sociale zekerheid - Bijdragen voor ziekteverzekering over aanvullende pensioenen en uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen - Personen die in een andere Lid-Staat dan Frankrijk wonen.
Zaak C-57/90.

Jurisprudentie 1992 I-00075

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1992:10

61990J0057

ARREST VAN HET HOF VAN 16 JANUARI 1992. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - SOCIALE ZEKERHEID - BIJDRAGEN VOOR ZIEKTEKOSTENVERZEKERING OVER AANVULLENDE PENSIOENEN EN UITKERINGEN UIT HOOFDE VAN VERVROEGDE PENSIOENEN - IN ANDERE LID-STAAT DAN FRANKRIJK WOONACHTIGE PERSONEN. - ZAAK C-57/90.

Jurisprudentie 1992 bladzijde I-00075


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1. Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Toepasselijke wetgeving - Beginsel dat slechts één wetgeving van toepassing is - Werkingssfeer - Niet-toepasselijkheid op rechthebbenden op een uitkering uit hoofde van vervroegd pensioen of een aanvullend pensioen

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 13, lid 2, en 14 tot en met 17)

2. Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gemeenschapsregeling - Materiële werkingssfeer - Contractuele bepalingen - Daarvan uitgesloten - Heffing door Lid-Staat, uit hoofde van voor rekening van andere Lid-Staat komend risico, van bijdragen over krachtens contractuele bepalingen toegekende uitkeringen - Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 1408/71 van de Raad, art. 1, sub j, en 33)

Samenvatting


1. Het beginsel dat op werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, slechts één wetgeving van toepassing is, geldt slechts voor de situaties bedoeld in de artikelen 13, lid 2, en 14 tot en met 17 van verordening nr. 1408/71, die de conflictregels bepalen die in iedere situatie moeten worden toegepast.

Aangezien de rechthebbenden op een uitkering uit hoofde van vervroegd pensioen of een aanvullend pensioen in geen van de in die artikelen bedoelde situaties verkeren, kan het beginsel dat slechts één wetgeving van toepassing is, niet in hun voordeel worden ingeroepen.

2. De nationale stelsels van sociale zekerheid, vastgesteld bij door de bevoegde autoriteiten met beroeps- of bedrijfstakorganisaties gesloten overeenkomsten, dan wel bij door de sociale partners ondertekende collectieve overeenkomsten ten aanzien waarvan niet een verklaring in de zin van artikel 1, sub j, tweede alinea, van verordening nr. 1408/71 is afgegeven, zijn geen wettelijke regelingen in de zin van de eerste alinea van dat artikel en de prestaties die zij verlenen, vallen niet binnen de materiële werkingssfeer van die verordening. Hieruit volgt, dat artikel 33 van bedoelde verordening, dat de Lid-Staten verbiedt inhoudingen op de wettelijke pensioenen van gemeenschapsonderdanen te verrichten wanneer de daartegenover staande prestaties niet voor rekening van een van hun organen komen, niet kan worden tegengeworpen aan een Lid-Staat die uit hoofde van de ziekte- en moederschapsverzekering een bijdrage inhouden op de aanvullende pensioenen en de uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen van contractuele oorsprong, betaald aan personen die in een andere Lid-Staat wonen en krachtens de wetgeving van die staat recht hebben op prestaties bij ziekte.

Partijen


In zaak C-57/90,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J.-C. Séché en door M. Patakia, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij R. Hayder, representant van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verzoekster,

tegen

Franse Republiek, vertegenwoordigd door P. Pouzoulet, onderdirecteur bij de directie Juridische zaken van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en C. Chavance, hoofdattaché bij de centrale administratie van dit ministerie, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, Boulevard du Prince Henri 9,

verweerster,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Franse Republiek, door een bijdrage voor de ziekteverzekering in te houden op de aanvullende pensioenen en de uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen die worden genoten door in een andere Lid-Staat dan Frankrijk woonachtige personen ten aanzien van wie de dekking van de risico' s bij ziekte en moederschap niet ten laste van een Frans stelsel komt, de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen en met name inbreuk heeft gemaakt op het bepaalde in de artikelen 13, lid 1, en 33 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie van verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB 1983, L 230, blz. 6),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt: O. Due, president, R. Joliet, F. Grévisse en P. J. G. Kapteyn, kamerpresidenten, C. N. Kakouris, G. C. Rodríguez Iglesias en M. Díez de Velasco, rechters,

advocaat-generaal: C. O. Lenz

griffier: D. Louterman, hoofdadministrateur

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de pleidooien van partijen ter terechtzitting van 2 juli 1991,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 september 1991,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 7 maart 1990, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EEG-Verdrag verzocht vast te stellen dat de Franse Republiek, door een bijdrage voor de ziekteverzekering in te houden op de aanvullende pensioenen en de uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen die worden genoten door in een andere Lid-Staat dan Frankrijk woonachtige personen ten aanzien van wie de dekking van de risico' s bij ziekte en moederschap niet ten laste van een Frans stelsel komt, de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen en met name inbreuk heeft gemaakt op het bepaalde in de artikelen 13, lid 1, en 33 van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie van verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB 1983, L 230, blz. 6).

2 Artikel 13, lid 1, van verordening nr. 1408/71 bepaalt, dat degenen op wie die verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele Lid-Staat onderworpen zijn. Volgens artikel 33 van diezelfde verordening is het orgaan van een Lid-Staat dat een pensioen of rente verschuldigd is en dat een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald, dat voor rekening van een pensioen- of rentetrekker bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de prestaties bij ziekte en moederschap te dekken, gemachtigd deze bedragen, berekend overeenkomstig de betrokken wettelijke regeling, in te houden op het pensioen of de rente welke dit orgaan verschuldigd is, voor zover de prestaties krachtens de artikelen 27, 28, 28 bis, 29, 31 en 32 voor rekening van een orgaan van bedoelde Lid-Staat komen.

3 Wet nr. 79-1129 van 28 december 1979 houdende diverse maatregelen voor de financiering van de sociale zekerheid (JORF nr. 302 van 29.12.1979, blz. 3279), aangevuld bij toepassingsdecreten nrs. 80-298 van 24 april 1980 (JORF nr. 99 van 26.4.1980, blz. 1080), 80-598 en 80-599 van 30 juli 1980 (JORF nr. 177 van 31.7.1980, blz. 1931), bepaalt, dat een bijdrage ter financiering van het algemene stelsel van sociale zekerheid wordt ingehouden op de aanvullende pensioenen en de uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen, zulks ongeacht de woonplaats van de rechthebbenden.

4 De bijzondere uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen worden betaald door het Fonds national de l' emploi. Ingevolge artikel L 322-4 van de Code du travail (beschikking nr. 86-948 van 11 augustus 1986) kunnen die uitkeringen aan bepaalde categorieën oudere werknemers worden toegekend bij wege van door de bevoegde autoriteiten met beroeps- of bedrijfstakorganisaties, vakorganisaties of ondernemingen gesloten overeenkomsten.

5 De toekenning van een aanvullend pensioen aan de werknemers die onder het algemene stelsel van ouderdomsverzekering en de landbouwverzekeringen vallen, is bij artikel L 731-5 van de Code de la sécurité sociale (wet van 29 december 1972) algemeen verbindend verklaard. Door de sociale partners gesloten collectieve overeenkomsten, die van toepassing zijn op werkgevers die zijn aangesloten bij een van de twee ondertekenende werkgeversorganisaties, preciseren de bepalingen inzake bijdragen en prestaties. Krachtens artikel L 731-2 van de Code de la sécurité sociale vastgestelde interministeriële besluiten verklaren die bepalingen ook van toepassing op werkgevers die niet zijn aangesloten bij een van die werkgeversorganisaties, en breiden de werkingssfeer ervan uit tot bedrijfstakken die niet in die organisaties vertegenwoordigd zijn, maar wel binnen de werkingssfeer van het algemene stelsel van ouderdomsverzekering vallen.

6 Voor een nadere uiteenzetting van de toepasselijke bepalingen, de voorgeschiedenis van het geding en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting. Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof.

7 De Commissie betoogt, dat de bijdrage die de Franse autoriteiten uit hoofde van de ziekte- en moederschapsverzekering inhouden op de aanvullende pensioenen en de uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen betaald aan personen die in een andere Lid-Staat wonen en krachtens de wetgeving van die staat recht hebben op prestaties bij ziekte, onverenigbaar is met artikel 13, lid 1, juncto artikel 33 van verordening nr. 1408/71.

8 Volgens de Commissie formuleert artikel 13, lid 1, het basisbeginsel dat slechts één wetgeving van toepassing is, en vormt artikel 33 een concretisering daarvan op het gebied van de bijdragen voor de ziekteverzekering die worden ingehouden op de onder verordening nr. 1408/71 vallende ouderdomsuitkeringen. Dat beginsel zou kunnen worden ingeroepen als een algemeen beginsel dat reeds vóór verordening nr. 1408/71 bestond, en zou in het onderhavige geval van toepassing zijn, ofschoon noch de regelingen inzake uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen, noch die inzake aanvullende pensioenen binnen de materiële werkingssfeer van die verordening vallen.

9 In dit verband voert de Commissie aan, dat het Hof in arresten betreffende situaties die van vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 1408/71 dateerden, de artikelen 48 en 51 EEG-Verdrag heeft uitgelegd in de zin van dit beginsel, dat tot doel heeft cumulatie van wettelijke regelingen of onnodige verstrengeling van de lasten en aansprakelijkheden die uit de toepassing van verschillende nationale wetgevingen zou voortvloeien, te vermijden. Volgens de Commissie heeft het Hof een parallel getrokken tussen het stelsel dat van toepassing is op de bijdrage, en het stelsel dat ter zake van het recht op prestaties van toepassing is.

10 De Franse Republiek betwist het bestaan van een algemeen beginsel volgens hetwelk slechts één wetgeving van toepassing is. Zij voert aan, dat verordening nr. 1408/71 tal van uitzonderingen op dit beginsel bevat, in het bijzonder in artikel 14 quater en bijlage VII. Bij de huidige stand van de communautaire regeling zouden op werknemers dus meerdere wetgevingen op het gebied van de sociale zekerheid tegelijkertijd van toepassing kunnen zijn.

11 In de eerste plaats moet worden vastgesteld, dat de rechthebbenden op een uitkering uit hoofde van vervroegd pensioen of een aanvullend pensioen werknemers in de zin van artikel 1, sub a, van verordening nr. 1408/71 zijn en binnen de in artikel 2 beschreven personele werkingssfeer van die verordening vallen.

12 Vervolgens dient te worden vastgesteld, dat volgens vaste rechtspraak van het Hof (zie met name arrest van 10 juli 1986, zaak 60/85, Luijten, Jurispr. 1986, blz. 2365, r.o. 12 en 13) het reeds onder vigeur van verordening nr. 3 van de Raad inzake de sociale zekerheid van migrerende werknemers toegepaste beginsel, dat op werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, slechts één wetgeving van toepassing is, is neergelegd in titel II ("Vaststelling van de toe te passen wetgeving") van verordening nr. 1408/71, waarvan artikel 13, lid 1, preciseert, dat de betrokkenen slechts aan de wetgeving van één enkele Lid-Staat zijn onderworpen en dat deze wetgeving "overeenkomstig de bepalingen van deze titel (wordt) vastgesteld".

13 Dit beginsel dat slechts één wetgeving van toepassing is, geldt evenwel slechts voor de situaties bedoeld in de artikelen 13, lid 2, en 14 tot en met 17 van de verordening, die de conflictregels bepalen die in iedere situatie moeten worden toegepast. Uit het arrest van 21 februari 1991 (zaak C-140/88, Noij, Jurispr. 1991, blz. I-387, r.o. 9 en 10) blijkt immers, dat personen - zoals werknemers die hun beroepsactiviteit voorgoed hebben gestaakt - die in geen van de in die artikelen bedoelde situaties verkeren, gelijktijdig aan de wetgeving van verschillende Lid-Staten onderworpen kunnen zijn.

14 Aangezien de rechthebbenden op een uitkering uit hoofde van vervroegd pensioen of een aanvullend pensioen in geen van de in de artikelen 13, lid 2, en 14 tot en met 17 van verordening nr. 1408/71 bedoelde situaties verkeren, kan het beginsel dat slechts één wetgeving van toepassing is, niet in hun voordeel worden ingeroepen.

15 Wat artikel 33 van verordening nr. 1408/71 betreft, zij eraan herinnerd, dat uit het arrest van 28 maart 1985 (zaak 275/83, Commissie/België, Jurispr. 1985, blz. 1097) blijkt, dat inhoudingen op de wettelijke ouderdoms-, rust-, anciënniteits- en overlevingspensioenen, zelfs bij ontbreken van een rechtstreeks verband tussen de bijdrage en het verzekerde risico, door een Lid-Staat niet mogen worden verricht wanneer de daartegenover staande prestaties bij ziekte en moederschap niet voor rekening van een orgaan van die Lid-Staat komen.

16 Afdeling 5 van hoofdstuk 1 van titel III van verordening nr. 1408/71, waarvan artikel 33 deel uitmaakt en die het opschrift "Pensioen- of rentetrekkers en hun gezinsleden" draagt, ziet evenwel slechts op de rechthebbenden op pensioenen of renten die krachtens de wettelijke regeling van een of meer Lid-Staten verschuldigd zijn. Moet dus worden geacht een pensioen of rente verschuldigd te zijn in de zin van artikel 33 iedere staat die een pensioen of rente krachtens zijn wettelijke regeling verschuldigd is.

17 Volgens artikel 1, sub j, eerste alinea, van verordening nr. 1408/71 worden echter ten aanzien van elke Lid-Staat onder "wetgeving" of "wettelijke regeling" verstaan de bestaande of toekomstige wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen, welke betrekking hebben op de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde takken en stelsels van sociale zekerheid.

18 In de tweede alinea van dit artikel wordt bepaald, dat onder deze term "wetgeving" of "wettelijke regeling" niet vallen de bestaande of toekomstige contractuele bepalingen, ongeacht of deze al dan niet bij een besluit van de overheid algemeen verbindend zijn verklaard dan wel een ruimere werkingssfeer hebben verkregen, voor zover deze beperking niet in de in die alinea bedoelde gevallen door een verklaring van de betrokken Lid-Staat is opgeheven.

19 De bepalingen van de Franse regelingen inzake uitkeringen uit hoofde van vervroegd pensioen en aanvullende pensioenen zijn vastgesteld bij door de bevoegde autoriteiten met beroeps- of bedrijfstakorganisaties, vakorganisaties of ondernemingen gesloten overeenkomsten dan wel bij door de sociale partners ondertekende collectieve overeenkomsten; ten aanzien van deze bepalingen is niet een verklaring in de zin van artikel 1, sub j, tweede alinea, van verordening nr. 1408/71 afgegeven.

20 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat die stelsels geen wettelijke regelingen in de zin van artikel 1, sub j, eerste alinea, van verordening nr. 1408/71 zijn. Bijgevolg is artikel 33 er niet op van toepassing.

21 Gelet op het voorgaande en zonder dat uitspraak behoeft te worden gedaan over de andere aangevoerde verweermiddelen, dient te worden vastgesteld, dat de Franse Republiek de krachtens het EEG-Verdrag op haar rustende verplichtingen niet heeft verzuimd en met name de artikelen 13, lid 1, en 33 van verordening nr. 1408/71 niet heeft geschonden.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

22 Ingevolge artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

rechtdoende:

1) Verwerpt het beroep.

2) Verwijst de Commissie in de kosten.

Top