EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61990CC0210

Conclusie van advocaat-generaal Tesauro van 13 december 1991.
Roquette Frères SA tegen Direction générale des impôts.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance de Paris - Frankrijk.
Gemeenschappelijke ordening der markten in de sectoren granen en suiker - Methode van vaststelling van isoglucoseproduktie - Opeenvolgende isomeraties.
Zaak C-210/90.

Jurisprudentie 1992 I-00731

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1991:482

61990C0210

Conclusie van advocaat-generaal Tesauro van 13 december 1991. - ROQUETTE FRERES SA TEGEN DIRECTION GENERALE DES IMPOTS. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE DE PARIS - FRANKRIJK. - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOREN GRAAN EN SUIKER - METHODE TOT VASTSTELLING VAN DE ISOGLUCOSEPRODUKTIE - OPEENVOLGENDE ISOMERISATIES. - ZAAK C-210/90.

Jurisprudentie 1992 bladzijde I-00731


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1. Het Tribunal de grande instance de Paris stelt drie prejudiciële vragen over de uitlegging van enkele bepalingen over de vaststelling van de isoglucoseproduktie. Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen de vennootschap Roquette frères, de enige Franse isoglucoseproducent, en de direction générale des impôts, waarin de nietigverklaring wordt gevorderd van het "bericht van bevinding" van laatstgenoemde waarbij betaling wordt geëist van 397 528 FF die als "produktieheffingen" op grond van de relevante gemeenschapsbepalingen op het gebied van de landbouw verschuldigd zouden zijn voor wél geproduceerde, maar niet-aangegeven hoeveelheden isoglucose.

A - De produktie van "verrijkte" isoglucose

2. Wat de feiten betreft, wil ik het volgende opmerken.

Isoglucose is een vervangingsprodukt voor suiker, dat wordt vervaardigd door middel van isomerisatie van glucosestroop uit zetmeel.

Isomerisatie is een proces (dat plaatsvindt in een isomerisatietoestel) waardoor de glucose kan worden omgezet in een oplossing die voor 52 tot 58 % uit glucose en voor 42 tot 48 % uit fructose bestaat. De op die wijze verkregen isoglocuse heeft een samenstelling en een zoetkracht die volledig gelijk zijn aan die van vloeibare suiker (die voor gelijke delen uit glucose en fructose bestaat).

De zojuist genoemde samenstelling is die van standaardisoglucose. Het is echter ook mogelijk om "verrijkte" isoglucose te produceren door middel van een volgend proces, waarbij het fructosepercentage wordt vergroot en dat van glucose in gelijke mate verkleind.

Dit proces voltrekt zich in twee fasen. Allereerst worden door middel van chromatografie de fructosemoleculen in de standaardisoglucose gescheiden van de glucosemoleculen. Vervolgens wordt de glucose opnieuw geïsomeriseerd. Op die wijze verkrijgt men opnieuw isoglucose die bestaat uit glucose en fructose in de hierboven aangegeven verhouding.

Dit proces kan natuurlijk worden herhaald. De isoglucose die na de tweede isomerisatie ontstaat, kan worden gescheiden in fructose en glucose. Deze glucose kan opnieuw worden geïsomeriseerd en dit proces kan zich meerdere malen herhalen.

In feite wordt door de herhaling van het proces van scheiding en hernieuwde isomerisatie van glucose, het fructoseaandeel dat is verkregen uit de oorspronkelijk gebruikte glucosestroop geleidelijk vergroot. Zo is het bij voorbeeld mogelijk om bij een aanvankelijke input van 100 ton glucose, na vier achtereenvolgende isomerisaties 100 ton isoglucose te verkrijgen waarvan het fructosegehalte niet langer rond de 50 % ligt, maar hoger is dan 90 % en met een glucosegehalte dat uiteraard is verminderd tot minder dan 10 %.

3. Het doel van het zojuist beschreven proces is een produkt te verkrijgen dat in vergelijking met standaardisoglucose een grotere zoetkracht heeft. Fructose is namelijk het bestanddeel dat zoetmakende eigenschappen bezit. Wanneer het fructosegehalte toeneemt, neemt daarmee dus ook het vervangingsvermogen van isoglucose voor suiker toe.

Terwijl dus 100 ton isoglucose na de eerste isomerisatie bijna dezelfde zoetende eigenschappen heeft als 100 ton suiker (omgezet in saccharose), heeft 100 ton "verrijkte" isoglucose met een fructosegehalte hoger dan 90 % een zoetkracht die gelijk is aan ongeveer 200 ton omgezette suiker. Met andere woorden, er is ongeveer 200 ton suiker nodig om een zelfde hoeveelheid zoetstof te verkrijgen als kan worden verkregen uit slechts 100 ton glucosestroop die meerdere malen achter elkaar wordt geïsomeriseerd. Dit betekent eveneens, dat 100 ton "verrijkte" isoglucose met een fructosegehalte van dicht bij de 100 %, kan worden vermengd met glucose om zo 200 ton isoglucose te verkrijgen met een fructosegehalte van bijna 50 %, en dus 200 ton van een produkt met dezelfde zoetkracht als suiker.

4. Ten slotte moet worden opgemerkt, dat verzoekster in het hoofdgeding nu juist gebruik maakt van de methode van achtereenvolgende isomerisaties.

B - De relevante communautaire regeling

5. Zoals gezegd, is isoglucose een rechtstreeks vervangingsprodukt voor suiker. Isoglucose is tegelijk een produkt dat wordt vervaardigd uit glucose, die op haar beurt weer wordt verkregen uit zetmeel. Wegens haar gebruiksdoel valt isoglucose derhalve onder de gemeenschappelijke marktordening voor suiker, terwijl het produkt, door zijn herkomst, binnen het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor granen valt.

De verschillende, in deze zaak van belang zijnde bepalingen zijn gedetailleerd en uitputtend beschreven in het rapport ter terechtzitting, waarnaar ik verwijs. Ik zal hier slechts enkele punten van de isoglucoseregeling in het kader van de twee hierboven genoemde sectoren aanstippen, die mij voor het vervolg van mijn conclusie belangrijk lijken.

a) De GMO in de sector granen

6. In zoverre wil ik slechts opmerken, dat artikel 11 van verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 (PB 1975, L 281, blz. 1), voorziet in de toekenning van produktierestituties voor, met name, maïs en zachte tarwe die worden gebruikt voor de vervaardiging van zetmeel, en voor gries en griesmeel van maïs die worden gebruikt voor de vervaardiging van glucose via rechtstreekse hydrolyse (artikel 11, lid 1, sub a en c, van verordening nr. 2727/75). Zoals blijkt uit de negende overweging van de considerans van deze verordening, wordt de betrokken restitutie verleend om de zetmeel-, de aardappelmeel-, en de glucose-industrie in staat te stellen hun basisprodukten tegen een lagere prijs aan te schaffen dan de prijs die anders uit de toepassing van de communautaire mechanismen (gemeenschappelijke prijzen en heffingen) zou voortvloeien, en aldus te voorkomen dat deze produkten worden vervangen door soortgelijke produkten die qua prijs concurrerender zijn.

Bij verordening (EEG) nr. 1665/77 van 20 juli 1977 (PB 1977, L 186, blz. 15), heeft de Raad de (tot dan toe bestaande) produktierestituties afgeschaft voor granen die zijn bestemd voor de vervaardiging van isoglucose (zie artikel 1 van verordening nr. 1665/77).

In datzelfde artikel wordt bovendien bepaald, dat onder isoglucose wordt verstaan, uit glucosestroop verkregen stroop die minstens 10 gewichtspercenten fructose bevat (en in totaal 1 gewichtspercent oligosacchariden en polysacchariden).

Ten slotte bepaalt de verordening dat de Lid-Staten, als gevolg van de afschaffing van de produktierestitutie voor de vervaardiging van isoglucose, van de isoglucosefabrikanten de bedragen terugvorderen die als restitutie zijn verleend voor granen waaruit glucose werd verkregen.

7. Voor de toepassing van deze bepaling heeft de Commissie bij verordening (EEG) nr. 1761/77 van 29 juli 1977 (PB 1977, L 191, blz. 90), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3609/84 van 20 december 1984 (PB 1984, L 333, blz. 38), bepaald, dat de terug te vorderen bedragen worden berekend door de geproduceerde hoeveelheid isoglucose te vermenigvuldigen met een bepaalde coëfficiënt, die verschilt naar gelang de gebruikte graansoort. Het is dus duidelijk, dat om te bepalen hoeveel produktierestitutie moet worden teruggevorderd, vooraf bekend moet zijn, hoeveel isoglucose de betrokken onderneming heeft geproduceerd. Verordening nr. 1761/77 geeft echter niet aan, hoe deze hoeveelheid moet worden vastgesteld.

b) De GMO in de sector suiker

8. Wat de regelgeving in de sector suiker betreft, moet er om te beginnen aan worden herinnerd, dat volgens de tweede overweging van de considerans van de basisverordening, verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad van 30 juni 1981 (PB 1981, L 177, blz. 4), isoglucose een rechtreeks vervangingsprodukt is voor suiker.

De situatie op deze twee markten wordt bovendien gekenmerkt door structurele overschotten, hetgeen voor de communautaire wetgever aanleiding is geweest om een quotaregeling in te voeren ten einde de produktie te beperken (zie de artikelen 23 e.v. van verordening nr. 1785/81).(1) Vanuit dezelfde optiek werd voorzien in een stelsel van "produktieheffingen" om te bewerkstelligen, dat de kosten van de afzet van overschotten volledig door de producenten zelf zouden worden gefinancierd (zie de elfde overweging en artikel 28 van verordening nr. 1785/81).(2)

9. Om ervoor te zorgen dat de quotaregeling en het stelsel van de produktieheffingen in de gehele Gemeenschap doeltreffend en evenwichtig worden toegepast, heeft de Commissie aangegeven, wat moet worden verstaan onder isoglucoseproduktie en hoe deze produktie moet worden berekend.

Met het oog hierop heeft zij in verordening (EEG) nr. 1443/82 van 8 juni 1982 (PB 1982, L 158, blz. 17) bepaald, dat onder isoglucoseproduktie in de zin van de artikelen 26 tot en met 29 van de basisverordening (die juist betrekking hebben op de quotaregeling en de produktieheffingen) moet worden verstaan, de totale hoeveelheid produkt vervaardigd uit glucose of polymeren hiervan met een gehalte in gewicht in droge toestand van ten minste 10 % (zie artikel 2 van verordening nr. 1443/82).

10. De zojuist genoemde regel werd later aangevuld bij verordening (EEG) nr. 434/84 van de Commissie van 9 februari 1984 (PB 1984, L 51, blz. 13). Bij deze verordening werd artikel 2 van de eerdere verordening nr. 1443/82 in die zin gewijzigd, dat de methode werd aangegeven om de geproduceerde hoeveelheid isoglucose vast te stellen.

Volgens artikel 2, lid 2, van verordening nr. 1443/82, zoals gewijzigd bij verordening nr. 434/84, moet de geproduceerde hoeveelheid isoglucose worden vastgesteld aan de hand van:

a) de fysische meting van het volume van het produkt tel quel

en

b) de bepaling van het gehalte aan droge stof volgens de refractiemethode,

onmiddellijk na afloop van het isomerisatieproces en vóór enigerlei bewerking tot scheiding van zijn componenten glucose en fructose of tot vermenging.

C - De prejuciciële vragen

11. Aan de hand van deze gegevens kunnen nu de vragen van de nationale rechter worden beantwoord.

a) De eerste vraag

De eerste vraag van de verwijzende rechter aan het Hof heeft in wezen betrekking op het verband tussen de regeling in de sector suiker en die in de sector granen, wat de berekeningswijze van de isoglucoseproduktie betreft.

Zoals gezegd, is de vaststelling van de geproduceerde hoeveelheid isoglucose, met name voor de toepassing van de regels inzake quota en produktieheffingen, voor de sector suiker, geregeld in artikel 2 van verordening nr. 1443/82, zoals gewijzigd bij verordening nr. 434/84.

De inhoud van deze regel is duidelijk: alle geproduceerde hoeveelheden isoglucose moeten worden geteld bij het verlaten van het isomerisatietoestel. Technisch gezien gebeurt dit, zoals blijkt uit het verwijzingsvonnis, door de installatie van een teller die na elke isomerisatie en vóór enigerlei bewerking tot scheiding van glucose en fructose precies de hoeveelheid isoglucose registreert.

Bij een onderneming als die van verzoekster in het hoofdgeding, die isoglucose met een hoog fructosegehalte produceert volgens de hierboven omschreven methode, moeten dus op grond van de door verordening nr. 434/84 ingevoerde regels de hoeveelheden isoglucose worden geteld die na elke nieuwe isomerisatie van glucose ontstaan. Hieruit volgt, dat hoe vaker de producent overgaat tot scheiding en hernieuwde isomerisatie om zo het fructosegehalte van de isoglucose te "verrijken", hoe groter de hoeveelheid isoglucose zal zijn die voor de toepassing van de relevante regeling in de sector suiker wordt geregistreerd en geteld.

Een voorbeeld kan de praktische gevolgen van verordening nr. 434/84 verduidelijken. In het rapport ter terechtzitting wordt het voorbeeld gegeven van een producent die door middel van isomerisatie 100 ton glucose heeft verwerkt tot 100 ton isoglucose, waarna hij de hierin aanwezige glucose recycleert en opnieuw isomeriseert, en dit proces nog eens vier keer achterelkaar herhaalt.

Aan het einde van het proces (dat bestaat uit één isomerisatie plus vier hernieuwde isomerisaties van gerecycleerde glucose) zal de output 100 ton isoglucose met een hoog fructosegehalte zijn, aangezien bij elke hernieuwde isomerisatie immers een deel van de glucose is omgezet in fructose. Rekenkundig gezien, zal echter in totaal 187,5 ton isoglucose zijn geregistreerd. Want ook al gaat het om een hergebruikt produkt, vindt telkens wanneer de glucose het isomerisatietoestel passeert, een isoglucoseproduktie plaats die bij het verlaten van het toestel zelf nauwkeurig wordt geregistreerd.

12. Ik wil eveneens opmerken, hoewel Roquette dit punt niet expliciet heeft bestreden, dat deze wijze van vaststelling van de isoglucoseproduktie, die is ingevoerd bij verordening nr. 434/84, noodzakelijk werd om te vermijden dat de fundamentele doelstellingen van de communautaire regeling in de sector suiker in gevaar werden gebracht.

In de basisverordening, verordening nr. 1785/81, wordt namelijk gezegd, dat isoglucose een rechtreeks vervangingsprodukt voor suiker is en dat de markten voor deze twee produkten derhalve nauw met elkaar verbonden zijn. In dezelfde verordening wordt bovendien verklaard, dat de situatie met betrekking tot zoetstoffen in de Gemeenschap door structurele overschotten wordt gekenmerkt en dat beslissingen met betrekking tot één van deze produkten noodzakelijkerwijs gevolgen hebben voor het andere produkt. Hieruit volgt, dat isoglucose en suiker in beginsel onder een gemeenschappelijke regeling moeten worden gebracht.

Gezien deze uitgangspunten kan mijns inziens worden gezegd, dat handhaving van het evenwicht tussen de beide markten door het voorkomen van verstoringen in de mededinging tussen isoglucose en suiker, één van de doelstellingen van de betrokken regeling is.

Welnu, zoals ik reeds heb gezegd, is dit nu juist de doelstelling van de in verordening nr. 434/84 vastgelegde wijze van vaststelling van de isoglucoseproduktie.

Deze verordening houdt rekening met het feit, dat de hernieuwde isomerisatie van isoglucose bedoeld is om het fructosegehalte van de verkregen isoglucose te verhogen. Dit proces leidt dus tot een toename van de zoetkracht van isoglucose en bijgevolg tot een hoger vervangingsvermogen voor suiker. Zoals reeds opgemerkt, heeft 100 ton isoglucose met een fructosegehalte van bijna 100 % een zoetkracht die gelijk is aan ongeveer 200 ton omgezette suiker, terwijl 100 ton niet-verrijkte isoglucose met een fructosegehalte van rond de 50 % een zoetkracht heeft gelijk aan circa 100 ton omgezette suiker.

De berekeningsmethode van verordening nr. 434/84 houdt er dus rekening mee, dat het totale fructosegehalte van isoglucose en dus ook haar vervangingsvermogen voor suiker bij elke nieuwe isomerisatie van glucose toeneemt.

Door deze methode, waarbij alle hoeveelheden isoglucose worden geteld die na elke volgende isomerisatie ontstaan, kan dus worden vermeden dat, met name voor de toepassing van de regels over de quota en de produktieheffingen, de "verrijkte" isoglucose op dezelfde wijze wordt geteld als "standaardisoglucose" met een fructosegehalte dat bijna gelijk is aan dat van suiker. Zo gezien lijkt verordening nr. 434/84 derhalve volledig in overeenstemming met de doelstelling, te zorgen voor een juiste toepassing van de door de communautaire wetgever ingevoerde maatregelen tot beperking van het aanbod, en voor evenwicht tussen de met elkaar verbonden markten voor suiker en isoglucose.

13. In de sector granen, waar andere regels gelden voor de vaststelling van de isoglucoseproduktie, is de situatie daarentegen geheel anders. Het verschillende fructosegehalte van isoglucose en bijgevolg haar meer of minder zoetende eigenschappen zijn voor de toepassing van het stelsel van terugvordering van de produktierestituties absoluut niet van belang. Voor de berekening van de terug te vorderen bedragen gaat het er slechts om, hoeveel graan is verwerkt tot zetmeel en, later, tot glucose en isoglucose. Deze hoeveelheid wordt berekend door de uit het basisgraan verkregen hoeveelheid eindprodukt (isoglucose) te vermenigvuldigen met een bepaalde coëfficiënt.

Voor dat doel behoeft slechts rekening te worden gehouden met de hoeveelheid isoglucose die is ontstaan na de eerste isomerisatie.

Dit gegeven is immers representatief voor de gebruikte hoeveelheid glucose en dus voor de hoeveelheid granen waaruit de glucose zelf werd verkregen.

Zou men ook rekening houden met de hoeveelheden isoglucose die bij opeenvolgende recycling van glucose ontstaan, dan zou de gebruikte hoeveelheid granen kunstmatig worden "opgeblazen". Door de recycling verandert immers slechts de samenstelling van de geproduceerde isoglucose, en wel het fructosegehalte. Het is echter duidelijk dat de gebruikte hoeveelheid tussenprodukt (glucose) en basisprodukt (granen) niet verandert, ongeacht het aantal malen dat recycling plaatsvindt.

Hieruit volgt, dat voor de toepassing van de regels van verordening nr. 1761/77, zoals gewijzigd bij verordening nr. 3609/84, uitsluitend moet worden uitgegaan van de isoglucoseproduktie die ontstaat na de eerste isomerisatie. In feite wil dit zeggen, dat de hoeveelheden isoglucose die ontstaan door hernieuwde isomerisatie van gerecycleerde glucose, in mindering moeten worden gebracht op de totale hoeveelheid, berekend volgens de door verordening nr. 434/84 vastgelegde methode.

b) De tweede vraag

Met de tweede vraag wil de verwijzende rechter in wezen van het Hof vernemen, of bij achtereenvolgende isomerisaties van een isoglucosestroop met iets meer dan 10 % fructose in plaats van onvermengde glucose, de hoeveelheden isoglucose die na elke isomerisatie ontstaan volgens verordening nr. 1443/82, zoals gewijzigd bij verordening nr. 434/84, moeten worden aangerekend.

Voor de beantwoording van deze vraag is eerst een korte toelichting noodzakelijk. Omdat verzoekster in het hoofdgeding op de hoogte was van het feit dat de Franse administratie op grond van de zojuist genoemde verordening de hoeveelheden glucose die na elke nieuwe isomerisatie ontstonden wilde meetellen, heeft zij haar produktieproces gewijzigd. In plaats van zuivere glucose (gescheiden door chromatografie) te isomeriseren, is zij daarvoor een isoglucose-oplossing met een zeer laag fructosegehalte (ongeveer 11 %) gaan gebruiken.

Volgens Roquette valt een dergelijk produkt niet onder verordening nr. 434/84. Deze verordening zou namelijk slechts betrekking hebben op isoglucose vervaardigd uit glucose of polymeren daarvan en niet op isoglucose die is vervaardigd uit andere isoglucose.

Ik wil meteen duidelijk maken, dat deze uitlegging mijns inziens moet worden afgewezen. Behalve dat zij uitgaat van een formalistische lezing van de regels, houdt zij geen rekening met de doelstellingen van de door de betrokken verordening ingevoerde berekeningsmethode.

Zoals de Commissie terecht heeft benadrukt, beantwoordt verordening nr. 434/84 precies aan de doelstelling, elke hoeveelheid isoglucose mee te tellen die wordt geproduceerd in het kader van een recyclingproces, dat is bedoeld om het fructosegehalte van de isoglucose zelf te verhogen. Dit proces vindt in beide gevallen plaats, of het gerecycleerde produkt nu zuivere glucose is of een isoglucose-oplossing met een hoog glucosegehalte. In beide gevallen is het proces hetzelfde, zoals ook het produkt dat daardoor ontstaat identiek is. In beide gevallen wordt immers door isomerisatie glucose (onvermengd of ten dele vermengd met fructose) omgezet in isoglucose.

De verhoudingen in de opnieuw te isomeriseren isoglucose-oplossing geven trouwens de indruk, dat de door de onderneming gebruikte methode slechts een poging is om op een handige manier te ontkomen aan de strikte toepassing van de regels over de vaststelling van de isoglucoseproduktie in de sector suiker.

Ik ben derhalve van mening, dat de berekeningsmethode voorzien in verordening nr. 1443/82, zoals gewijzigd bij verordening nr. 434/84, eveneens moet worden toegepast op een producent die, om isoglucose met een hoog fructosegehalte te verkrijgen, geen onvermengde glucose achtereenvolgens meerdere malen isomeriseert, maar isoglucose met een fructosegehalte hoger dan 10 %. De isoglucose die na elke nieuwe isomerisatie ontstaat, moet dus worden meegerekend voor de bij verordening nr. 1785/85 ingevoerde quotaregeling.

c) De derde vraag

Met de derde vraag wil de verwijzende rechter in feite weten, of isoglucose die als tussenprodukt wordt gebruikt voor de vervaardiging van andere produkten, onder de quotaregeling van verordening nr. 1785/81 valt.

In zoverre kan ik volstaan met op te merken, dat isoglucose én als eind- én als tussenprodukt een rechtstreeks vervangingsprodukt voor suiker vormt en dat de communautaire regeling juist met het oog op deze ruime vervangingsmogelijkheid heeft bepaald, dat in beginsel elke geproduceerde hoeveelheid suiker of isoglucose onder de quota valt, ongeacht de bestemming van deze produkten.

Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt, wordt dit a contrario bevestigd door artikel 31 van verordening nr. 1785/81, waarin is bepaald dat de Raad kan besluiten suiker of isoglucose, gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde produkten, voor de toepassing van de quotaregeling niet als produktie te beschouwen.

Ten slotte wil ik nog opmerken, dat het Hof in het arrest van 27 juni 1990 (zaak C-18/89, Maizena, Jurispr. 1990, blz. I-2587) heeft erkend, dat een aantasting van de gelijke behandeling van isoglucose en suiker als tussenprodukt onherroepelijk tot een verstoring van de mededinging leidt, omdat de beide produkten, zelfs als tussenprodukt, onderling verwisselbaar zijn.

Gezien het voorafgaande ben ik derhalve van mening, dat isoglucose die als tussenprodukt wordt gebruikt voor de vervaardiging van andere produkten, onder de quotaregeling van verordening nr. 1785/81 moet worden gebracht.

D - Conclusie

Ik geef het Hof derhalve in overweging, de vragen van de nationale rechter te beantwoorden als volgt:

"1) Voor de berekening van de volgens verordening (EEG) nr. 1761/77 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3609/84, bij de isoglucoseproducenten terug te vorderen produktierestituties, moet de isoglucoseproduktie worden vastgesteld door op de totale hoeveelheid, die is berekend volgens de methode voorzien in verordening (EEG) nr. 1443/82 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 434/84, de hoeveelheden isoglucose in mindering te brengen die na elke hernieuwde isomerisatie van gerecycleerde glucose ontstaan.

2) De hoeveelheden isoglucose verkregen door hernieuwde isomerisatie van een isoglucosestroop met een fructosegehalte van ten minste 10 %, moeten worden aangerekend overeenkomstig verordening (EEG) nr. 1443/82 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 434/84, en vallen derhalve onder de bij verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad ingevoerde quotaregeling.

3) Isoglucose die als tussenprodukt wordt gebruikt voor de vervaardiging van andere produkten, valt onder de quotaregeling van verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad."

(*) Oorspronkelijke taal: Italiaans.

(1) - Omdat Roquette de enige Franse isoglucoseproducent is, is haar quotum gelijk aan dat van (Europees) Frankrijk.

(2) - Bij verordening (EEG) nr. 934/86 van de Raad van 24 maart 1986 (PB 1986, L 87, blz. 1), en verordening (EEG) nr. 1914/87 van de Raad van 2 juli 1987 (PB 1987, L 183, blz. 5), werd nog een compensatieheffing respectievelijk een speciale compensatieheffing ingevoerd, bestemd om specifieke financieringsverplichtingen te dekken.

Top