EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989TO0050

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 11 oktober 1990.
Jürgen Sparr tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Verzuim om te beslissen.
Zaak T-50/89.

Jurisprudentie 1990 II-00539

ECLI identifier: ECLI:EU:T:1990:57

61989B0050

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 11/10/90. - JUERGEN SPARR TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - VERZUIM IN EEN ARREST TE BESLISSEN. - ZAAK T-50/89.

Jurisprudentie 1990 bladzijde II-00539


Partijen
Overwegingen van het arrest
Dictum

Trefwoorden


++++

Procedure - Verzoekschrift strekkende tot herstel van verzuim om te beslissen - Veroordeling in de kosten zonder onderscheid tussen procedure in kort geding en procedure in hoofdzaak - Geen verzuim om te beslissen - Niet-ontvankelijkheid

( Reglement voor de procesvoering, artikelen 67 en 69, paragraaf 2 )

Partijen


In zaak T-50/89,

J . Sparr, jurist, wonende te Hamburg ( Bondsrepubliek Duitsland ), vertegenwoordigd door L . Schulze en G . Meyer, advocaten te Hamburg, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van G . Recht, c/o Fulton Prebon SA, 25, rue Notre-Dame,

verzoeker,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H . Étienne, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door R . Wagner, ter beschikking van de juridische dienst van de Commissie ter beschikking gestelde Duitse rechter, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Berardis, lid van de juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek COM/A/621 houdende weigering om verzoeker tot dat vergelijkend onderzoek toe te laten, op welk beroep het Gerecht op 22 mei 1990 een arrest heeft gewezen,

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

samengesteld als volgt : R . Schintgen, president, D . A . O . Edward en R . García-Valdecasas, rechters,

griffier : H . Jung

de navolgende

Beschikking

Overwegingen van het arrest


1 Bij arrest van 22 mei 1990 heeft de Vierde Kamer van het Gerecht het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek COM/A/621 houdende weigering om verzoeker tot dat vergelijkend onderzoek toe te laten, nietig verklaard en de Commissie in de kosten verwezen .

2 Bij beschikking in kort geding van 13 december 1988 tussen dezelfde partijen, had de voorzitter van de Derde Kamer van het Hof het door verzoeker ingediende verzoek om voorlopige maatregelen afgewezen en de beslissing omtrent de kosten aangehouden .

3 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Gerecht op 10 augustus 1990, heeft de Commissie de Vierde Kamer van het Gerecht verzocht, te beslissen omtrent de op de procedure in kort geding gevallen kosten . Zij voert aan, dat het Gerecht in zijn arrest van 22 mei 1990 alleen over de op de procedure in de hoofdzaak gevallen kosten heeft beslist .

4 In zijn op 14 september 1990 ingediende opmerkingen betoogt verzoeker, dat het Gerecht in zijn arrest van 22 mei 1990 uitdrukkelijk melding heeft gemaakt van de procedure in kort geding en derhalve in werkelijkheid heeft beslist, dat verweerster de op beide procedures gevallen kosten moest dragen . Ook zo die beslissing niet uitdrukkelijk uit het dictum van het arrest mocht voortvloeien, zou verweerster niettemin de litigieuze kosten moeten dragen .

5 Nu de Commissie generlei aanwijzing heeft verschaft voor de kwalificatie van haar verzoek in het licht van de bepalingen inzake de bevoegdheden van en de procedure voor het Gerecht, moet het Gerecht dat verzoek procesrechtelijk kwalificeren in het kader van het stelsel van het Verdrag, 's Hofs Statuut-EEG en het Reglement voor de procesvoering ( zie beschikking van 11 januari 1977, zaak 4/73, Nold, Jurispr . 1977, blz . 1 ).

6 Het Gerecht stelt vast, dat het verzoek van de Commissie moet worden gekwalificeerd in het kader van artikel 67 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat ingevolge artikel 11, derde alinea, van het besluit van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van overeenkomstige toepassing is op het Gerecht . Artikel 67, eerste alinea, bepaalt, dat "indien het Hof verzuimd heeft te beslissen, hetzij op een afzonderlijk punt van de conclusies, hetzij ten aanzien van de proceskosten, ... de partij, die ter zake wenst te klagen, zich binnen een maand na de betekening van het arrest met een verzoekschrift tot het Hof ( wendt )".

7 De ontvankelijkheid van een op grond van dit artikel ingediend verzoekschrift is afhankelijk van twee voorwaarden, te weten een verzuim om te beslissen en de indiening van een verzoekschrift binnen een maand na de betekening van het arrest .

8 In casu is aan geen van die twee voorwaarden voldaan .

9 In de eerste plaats heeft het Gerecht omtrent de litigieuze kosten beslist in het arrest van 22 mei 1990 . De daarin uitgesproken veroordeling strekt zich uit tot alle kosten . Indien de Commissie zich ertegen had willen verzetten, dat zij in de op het kort geding gevallen kosten zou worden verwezen, had zij zulks moeten vorderen . In de procedure voor het Gerecht heeft weliswaar elk der partijen geconcludeerd tot verwijzing van de andere partij in de kosten, maar geen van beide heeft het probleem van de verdeling van de kosten over de procedure in kort geding en de procedure in de hoofdzaak opgeworpen . Het Gerecht heeft dan ook toepassing gegeven aan artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat het volgende bepaalt : "Voor zover zulks is gevorderd, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen ."

10 De voorwaarde dat het verzoekschrift binnen een termijn van een maand moet worden ingediend, is evenmin vervuld . Het arrest is partijen nog op de dag van de uitspraak, dat wil zeggen op 22 mei 1990, betekend, terwijl het verzoekschrift eerst op 10 augustus 1990 is ingediend .

11 Bijgevolg moet het verzoek van de Commissie niet-ontvankelijk worden verklaard .

12 Overeenkomstig artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de Commissie in de op het onderhavige verzoek gevallen kosten worden veroordeeld .

Dictum


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

rechtdoende :

1 ) Verklaart het verzoek van de Commissie niet-ontvankelijk .

2 ) Verwijst de Commissie in de kosten .

Luxemburg, 11 oktober 1990 .

Top