EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989TO0030

Beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 4 april 1990.
Hilti Aktiengesellschaft tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Vertrouwelijkheid.
Zaak T-30/89.

Jurisprudentie 1990 II-00163

ECLI identifier: ECLI:EU:T:1990:27

61989B0030

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (TWEEDE KAMER) VAN 4 APRIL 1990. - HILTI AG TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - VERTROUWELIJK KARAKTER - MEDEDINGING. - ZAAK T-30/89.

Jurisprudentie 1990 bladzijde II-00163
Pub.RJ bladzijde Pub ext


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Procedure - Interventie - Toezending van processtukken aan interveniënten - Afwijking - Vertrouwelijke behandeling - Voorwaarden

( Reglement voor de procesvoering, artikel 93, paragraaf 4 )

2 . Procedure - Interventie - Toezending van processtukken aan interveniënten - Afwijking - Vertrouwelijke behandeling - Toepassingsgebied - Briefwisseling tussen advocaat en cliënt - Interne nota' s waarin die briefwisseling is weergegeven

( Reglement voor de procesvoering, artikel 93, paragraaf 4; verordening nr . 17 van de Raad )

3 . Procedure - Interventie - Verzoek van partij om interveniënten te verbieden de processtukken voor ander doel dan de procedure te gebruiken - Ontbreken van toepasselijke bepalingen - Afwijzing van verzoek

( Reglement voor de procesvoering, artikel 93 )

Samenvatting


1 . Ingevolge artikel 93, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering worden in beginsel alle aan de partijen betekende processtukken toegezonden aan de interveniënten . Enkel als afwijking van dit beginsel maakt de tweede zin van die bepaling het mogelijk bepaalde processtukken vertrouwelijk te behandelen, waardoor de verplichting tot toezending aan de interveniënten ten aanzien van die stukken vervalt .

Om te kunnen beoordelen, onder welke voorwaarden deze afwijking toepasselijk is, moet voor elk processtuk waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, het rechtmatig belang van de verzoeker bij vrijwaring van zijn commerciële belangen worden afgewogen tegen het even rechtmatig belang van de interveniënten om over alle informatie te beschikken die zij nodig hebben om hun rechten ten volle te doen gelden en hun standpunt voor het Gerecht uiteen te zetten . Bij die afweging moet ten slotte ook rekening worden gehouden met bepaalde algemene rechtsbeginselen of bepaalde wezenlijke beginselen, zoals dat inzake de bescherming van de vertrouwelijkheid van de briefwisseling tussen advocaat en cliënt .

2 . Verordening nr . 17 moet aldus worden uitgelegd, dat zij het vertrouwelijk karakter van de briefwisseling tussen advocaten en cliënten beschermt, voor zover het gaat om briefwisseling in het kader en ten behoeve van de verdediging van de cliënt en zij afkomstig is van een onafhankelijke advocaat, dat wil zeggen een advocaat die niet in dienstbetrekking is bij zijn cliënt . In een administratieve procedure voor de Commissie strekt die bescherming zich van rechtswege uit tot alle briefwisseling van na het begin van een administratieve procedure die kan leiden tot een beschikking waarmee de artikelen 85 en 86 worden toegepast, of tot een beschikking waarbij de onderneming een geldboete wordt opgelegd . Die bescherming moet worden uitgebreid tot vroegere briefwisseling die verband houdt met het voorwerp van een dergelijke procedure .

Een brief die door een onafhankelijk advocaat na de inleiding van de administratieve procedure voor de Commissie aan een onderneming is geschreven in het kader en ten behoeve van de verdediging van die onderneming, voldoet aan genoemde criteria en moet derhalve als vertrouwelijk worden beschouwd in de zin van artikel 93, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering .

Gelet op de doelstelling ervan, moet de bescherming van de briefwisseling tussen advocaat en cliënt worden geacht zich ook uit te strekken tot interne nota' s die enkel de tekst of de inhoud van die briefwisseling weergeven en die onder het leidinggevend personeel van de onderneming ter overdenking zijn verspreid .

3 . Een verzoek van een partij aan het Gerecht om de interveniënten erop te wijzen, dat de processtukken hun enkel voor gebruik in de procedure worden toegezonden, kan niet worden ingewilligd, daar de bij het Gerecht toepasselijke procesregeling geen enkele bepaling bevat die als grondslag voor een dergelijke aanwijzing zou kunnen dienen .

Partijen


In zaak T-30/89,

Hilti Aktiengesellschaft, gevestigd te Schaan ( Liechtenstein ), vertegenwoordigd door O . Axster, advocaat te Duesseldorf, en J . Pheasant, solicitor van het kantoor Lovell, White & Durrant, te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij E . Loesch, advocaat aldaar, 8, rue Zithe

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K . Banks, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door N . Forwood, QC bij de balie van Engeland en Wales, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van beschikking 88/138/EEG van de Commissie van 22 december 1987 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag ( IV/30.787 en 31.488 - Eurofix-Bauco/Hilti ) ( PB 1988, L 65, blz . 19 ),

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Tweede Kamer ),

samengesteld als volgt : D . Barrington, kamerpresident, A . Saggio, C . Yeraris, C . P . Briët en B . Vesterdorf, rechters,

griffier : H . Jung

de navolgende

Beschikking

Overwegingen van het arrest


1 Bij op 21 maart 1988 ter griffie van het Hof van Justitie neergelegd verzoekschrift heeft Hilti AG krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 22 december 1987 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag ( IV/30.787 en 31.488 - Eurofix-Bauco/Hilti ) ( PB 1988, L 65, blz . 19 ).

2 Bij op 2 respectievelijk 12 augustus 1988 ter griffie van het Hof neergelegde verzoekschriften hebben Bauco ( UK ) Limited en Profix Distribution Limited verzocht om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie .

3 Bij de indiening van haar opmerkingen over die verzoeken, op 14 september 1988, heeft verzoekster verzocht om vertrouwelijke behandeling, ten opzichte van interveniënten, van bepaalde gedeelten van de aanvullende memorie bij haar verzoekschrift en van de bijlagen hiervan, om redenen verband houdend met de eerbiediging van het zakengeheim . Voorts heeft verzoekster het Gerecht verzocht, iedere interveniërende partij erop te wijzen, dat de haar toegezonden processtukken voor geen ander doel dan de procedure in de onderhavige zaak mogen worden gebruikt .

4 Bij beschikking van 4 december 1989 heeft het Gerecht Bauco en Profix toegelaten tot interventie . Bij dezelfde beschikking heeft het Gerecht de beslissing op het verzoek om vertrouwelijke behandeling aangehouden, op grond dat verzoekster geen gelegenheid had gehad de draagwijdte van haar verzoek te preciseren voor de andere processtukken dan het verzoekschrift en de bijlagen daarvan . Het Gerecht heeft bijgevolg gelast, dat de processtukken voorshands niet aan de interveniënten zouden worden gezonden . Evenzo heeft het Gerecht zijn beslissing aangehouden op het verzoek om iedere interveniënt erop te wijzen, dat de processtukken voor geen ander doel dan de procedure in de onderhavige zaak mochten worden gebruikt .

5 Na de beschikking van 4 december 1989 heeft verzoekster in een op 20 december 1989 ter griffie van het Gerecht ingekomen brief gepreciseerd, welke passages van de processtukken - buiten het verzoekschrift en de bijlagen daarvan - vertrouwelijk zouden moeten worden behandeld . In die brief heeft verzoekster voorts opnieuw verzocht, de interveniënten erop te wijzen, dat de processtukken hun enkel voor gebruik in de onderhavige procedure worden toegezonden .

6 Bij brief van 5 februari 1990 heeft de Commissie erop gewezen, dat de door verzoekster tot staving van haar verzoek om geheimhouding genoemde redenen op het eerste gezicht niet leken op te gaan voor sommige van de in dat verzoek vermelde passages .

7 In die omstandigheden heeft het Gerecht verzoekster uitgenodigd, haar verzoek ten aanzien van elk van de gegevens waarvoor zij vertrouwelijkheid verlangt, nauwkeurig te motiveren .

8 Bij op 28 februari 1990 ter griffie van het Gerecht neergelegde brief heeft verzoekster overeenkomstig die uitnodiging die drie voornaamste categorieën documenten aangegeven waarvan een vertrouwelijke behandeling haars inziens op zijn plaats is, te weten :

1 ) de documenten waarvoor de wettelijke bescherming voor de briefwisseling tussen advocaten en hun cliënten geldt (" legal professional privilege ");

2 ) bedrijfsinterne mededelingen, die de inhoud weergeven van juridische adviezen van zelfstandige rechtskundig adviseurs, waarvoor bedoelde bescherming dus eveneens geldt;

3 ) documenten die bedrijfsgeheimen bevatten .

Deze laatste categorie wordt door verzoekster verder onderverdeeld, namelijk in : bedrijfsgeheimen betreffende rentabiliteit, omzet, klantenkring, handelspraktijken, kosten, prijzen, marktaandeel en andere gevoelige gegevens van commerciële aard .

9 Volgens artikel 93, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat in de procedure voor het Gerecht van toepassing is, ontvangt de interveniënt, indien het Gerecht de interventie toestaat, een afschrift van alle aan de partijen betekende processtukken . Op verzoek van een partij kan het Gerecht evenwel de toezending van geheime of vertrouwelijke stukken weigeren .

10 Ingevolge voornoemde bepaling van het Reglement voor de procesvoering worden in beginsel dus alle aan de partijen betekende processtukken toegezonden aan de interveniënten . Enkel als afwijking van dit beginsel maakt de tweede zin van artikel 93, paragraaf 4, het mogelijk bepaalde processtukken vertrouwelijk te behandelen, waardoor de verplichting tot toezending aan de interveniënten ten aanzien van die stukken vervalt .

11 Om te kunnen beoordelen, onder welke voorwaarden deze afwijking toepasselijk is, moet voor elk processtuk waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, het rechtmatig belang van de verzoeker bij vrijwaring van zijn commerciële belangen worden afgewogen tegen het even rechtmatig belang van de interveniënten om over alle informatie te beschikken die zij nodig hebben om hun rechten ten volle te doen gelden en hun standpunt voor het Gerecht uiteen te zetten . Bij die afweging moet ten slotte ook rekening worden gehouden met bepaalde algemene rechtsbeginselen of bepaalde wezenlijke beginselen, zoals dat inzake de bescherming van de vertrouwelijkheid van de briefwisseling tussen advocaat en cliënt .

12 Tot de eerste van de onder 8 hiervóór genoemde categorieën behoort slechts één document . Verzoekster betoogt, dat dit stuk een vertrouwelijk karakter heeft, omdat het valt onder de wettelijke bescherming voor de briefwisseling tussen advocaten en hun cliënten . Zij merkt hierbij op, dat zij tijdens de administratieve procedure voor de Commissie voor bepaalde documenten - waaronder het hier bedoelde - geen beroep op die bescherming heeft gedaan, teneinde bepaalde andere in het dossier van de Commissie opgenomen stukken in hun juiste context te kunnen plaatsen . Maar ofschoon zij ervan had afgezien, zich tegenover de Commissie op die bescherming te beroepen, had zij wel een uitdrukkelijk voorbehoud gemaakt met betrekking tot het vertrouwelijk karakter van het betrokken document . Volgens verzoekster zou het in strijd zijn met de openbare orde om wettelijk beschermde documenten zoals briefwisseling tussen advocaten en hun cliënten, aan de interveniënten mee te delen, ook al heeft zij voor de Commissie, zonder het vertrouwelijk karakter van die documenten prijs te geven, van die bescherming afgezien .

13 Volgens de rechtspraak van het Hof ( arrest van 18 mei 1982, zaak 155/79, AM & S, Jurispr . 1982, blz . 1575 ) moet verordening nr . 17 van de Raad van 6 februari 1972, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag ( PB 1962, blz . 204 ), aldus worden uitgelegd, dat zij het vertrouwelijk karakter van de briefwisseling tussen een advocaat en een cliënt beschermt, voor zover het gaat om briefwisseling in het kader en ten behoeve van de verdediging van de cliënt en zij afkomstig is van een onafhankelijke advocaat, dat wil zeggen een advocaat die niet in dienstbetrekking is bij zijn cliënt . In hetzelfde arrest oordeelde het Hof, dat in het geval van een administratieve procedure voor de Commissie die bescherming zich van rechtswege uitstrekt tot alle briefwisseling van na het begin van een administratieve procedure die kan leiden tot een beschikking waarmee de artikelen 85 en 86 worden toegepast, of tot een beschikking waarbij de onderneming een geldboete wordt opgelegd . Verder oordeelde het Hof, dat die bescherming moest worden uitgebreid tot vroegere briefwisseling die verband houdt met het voorwerp van een dergelijke procedure .

14 In casu gaat het om een brief, door een onafhankelijk advocaat na de inleiding van de administratieve procedure voor de Commissie aan verzoekster geschreven in het kader en ten behoeve van de verdediging van verzoekster . Daar zij dus voldoet aan de in voornoemd arrest van het Hof vermelde criteria, moet die brief als vertrouwelijk worden beschouwd in de zin van artikel 93, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering . Bijgevolg dient in het verzoek van verzoekster te worden bewilligd .

15 De tweede categorie waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt verlangd, omvat twee documenten, waarvan uittreksels in het verweerschrift zijn opgenomen . Volgens verzoekster bevatten deze documenten uiteenzettingen betreffende aan haar verstrekte rechtskundige adviezen, die zelf onder de bescherming van de briefwisseling tussen advocaat en cliënt vallen . Verzoekster stelt, dat dergelijke uiteenzettingen naar hun aard vertrouwelijk zijn en niet ter kennis van de interveniënten behoren te komen .

16 Opgemerkt zij dat het bij die documenten in wezen blijkt te gaan om bedrijfsinterne nota' s, waarin de van zelfstandige, dus niet aan de onderneming verbonden rechtskundig adviseurs ontvangen adviezen worden weergegeven .

17 Voor dergelijke rechtskundige adviezen zou het door het Hof erkende vertrouwelijkheidsbeginsel gelden indien zij per brief van onafhankelijke rechtskundig adviseurs waren verkregen .

18 In casu blijken die adviezen te zijn weergegeven in interne nota' s die onder het leidinggevend personeel van de onderneming ter overdenking zijn verspreid . Hoewel die adviezen niet per brief zijn ontvangen, dient in een dergelijk geval te worden geoordeeld, dat van het beginsel inzake de bescherming van de briefwisseling tussen advocaat en cliënt niet kan worden afgeweken op de enkele grond dat de inhoud van die briefwisseling en die adviezen in bedrijfsinterne stukken is weergegeven . Gelet op zijn doelstelling, moet derhalve het beginsel inzake de bescherming van de briefwisseling tussen advocaat en cliënt worden geacht zich ook uit te strekken tot interne nota' s die enkel de tekst of de inhoud van die briefwisseling weergeven . Mitsdien moet in het verzoek van verzoekster om vertrouwelijke behandeling te worden bewilligd voor zover het deze documenten betreft .

19 De derde hiervóór genoemde categorie omvat een vrij groot aantal documenten of uittreksels uit documenten en gegevens van allerlei aard . Volgens verzoekster is in normale omstandigheden de mededeling van dergelijke informatie aan een concurrent verboden bij artikel 85, lid 1, EEG-Verdrag . Daar bedrijfsgeheimen in de administratieve procedure voor de Commissie ingevolge artikel 20 van verordening nr . 17 vertrouwelijk moeten worden behandeld, dienen, aldus verzoekster, alle gegevens en documenten van die aard ook ten aanzien van de interveniënten een vertrouwelijke behandeling te genieten . Uit de aard van de gegevens en documenten waarop haar verzoek betrekking heeft, zou blijken dat zij er belang bij heeft, dat die gegevens en documenten niet worden meegedeeld aan derden die haar concurrenten zijn . De mededeling ervan aan interveniënten zou derhalve inbreuk maken op dat belang, ook al is verzoekster niet meteen in staat haar eventuele schade te becijferen .

20 Het Gerecht heeft elk van de documenten of uittreksels van documenten van de derde categorie waarvoor vertrouwelijkheid wordt verlangd, zorgvuldig bestudeerd . Daarbij is gebleken, dat een groot aantal van die documenten of uittreksels naar hun aard inderdaad zijn te beschouwen als "geheime of vertrouwelijke stukken" in de zin van artikel 93, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering . Dat onderzoek, waarbij rekening is gehouden met de onder 10 en 11 hiervóór vermelde criteria, laat de conclusie toe, dat ook voor het merendeel van deze documenten en uittreksels van documenten toepassing van genoemd artikel gerechtvaardigd is .

21 De onder 14, 18 en 20 hiervóór bedoelde documenten en uittreksels van documenten zijn wegens hun aantal omschreven in bijlage I van deze beschikking, welke bijlage deel uitmaakt van de beschikking .

22 Gelet op dezelfde criteria, lijkt echter toepassing van artikel 93, paragraaf 4, tweede zin, van het Reglement voor de procesvoering niet gerechtvaardigd ten aanzien van de gegevens in de navolgende documenten :

( omissis )

23 Met betrekking tot het verzoek om de interveniënten erop te wijzen, dat de processtukken hun enkel voor gebruik in de onderhavige procedure worden toegezonden, moet worden opgemerkt, dat de bij het Gerecht toepasselijke procedureregeling geen enkele bepaling bevat die als grondslag voor een dergelijke aanwijzing zou kunnen dienen . Dit verzoek dient derhalve te worden afgewezen .

Dictum


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Tweede Kamer )

beschikt :

1 ) In het verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt bewilligd voor alle gegevens en documenten genoemd in bijlage I bij deze beschikking .

2 ) Het verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt afgewezen voor de navolgende gegevens en documenten :

( omissis )

3 ) De griffie zal de interveniënten een niet-vertrouwelijke versie van alle processtukken toezenden .

4 ) Er zal een termijn worden bepaald waarbinnen de interveniënten de middelen tot staving van hun conclusies schriftelijk uiteen kunnen zetten .

5 ) Het verzoek om de interveniënten erop te wijzen, dat de processtukken uitsluitend voor de onderhavige procedure mogen worden gebruikt, wordt afgewezen .

6 ) De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden .

Luxemburg, 4 april 1990 .

Top