Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989TJ0062

    Arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 27 maart 1990.
    Jose Manuel Pinto Teixeira tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Ambtenaar - Voormalig personeelslid van EAS - Indeling bij aanstelling als ambtenaar op proef - Portugees onderdaan.
    Zaak T-62/89.

    Jurisprudentie 1990 II-00121

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:1990:23

    61989A0062

    ARREST VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (VIERDE KAMER) VAN 27 MAART 1990. - JOSE MANUEL PINTO TEIXEIRA TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAREN - VOORMALIG PERSONEELSLID VAN EAS - INDELING BIJ AANSTELLING ALS AMBTENAAR OP PROEF - PORTUGEES ONDERDAAN. - ZAAK T-62/89.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde II-00121


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Ambtenaren - Aanwerving - Bijzondere regeling voor Spaanse en Portugese onderdanen - Bijzondere regeling voor overzeese personeelsleden van Europese Associatie voor samenwerking - Op zichzelf staande regelingen

    ( Verordeningen nrs . 3517/85 en 3018/87 van de Raad )

    2 . Ambtenaren - Aanwerving - Bijzondere regeling voor overzeese personeelsleden van Europese Associatie voor Samenwerking - Bevoegdheid van Commissie - Grenzen

    ( Verordening nr . 3018/87 van de Raad, artikel 3 )

    Samenvatting


    1 . De bijzondere tijdelijke maatregelen van de verordeningen nrs . 3517/85 en 3018/87 voor de aanwerving van Spaanse en Portugese onderdanen bij de toetreding van Spanje en Portugal respectievelijk van overzeese personeelsleden van de Europese Associatie voor samenwerking, hebben elk een eigen doel en vormen daarom op zichzelf staande regelingen .

    Een ambtenaar die op basis van de bijzondere tijdelijke maatregelen van een van die twee verordeningen is aangeworven, kan dan ook geen aanspraak maken op volledige of gedeeltelijke toepassing van de bijzondere tijdelijke aanwervingsregeling van de andere verordening .

    2 . De Europese Associatie voor samenwerking is een vereniging naar Belgisch recht en kan daarom niet als een administratieve eenheid van de Commissie worden beschouwd .

    Bij de aanwerving en aanstelling door de Commissie van een overzees personeelslid van de Associatie gaat het derhalve om aanwerving buiten de instellingen . De Commissie is derhalve niet gehouden, de indeling van het personeelslid bij de Associatie, die bepalend is voor de indeling van de betrokkene bij zijn aanwerving als gemeenschapsambtenaar, te controleren en in voorkomend geval te wijzigen .

    Partijen


    In zaak T-62/89,

    José M . Pinto Teixeira, ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, wonende te Mbabane ( Swaziland ), vertegenwoordigd door E . Lebrun, advocaat te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij T . Biever, advocaat aldaar, 83, boulevard Grande-Duchesse Charlotte,

    verzoeker,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door S . van Raepenbusch, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verweerster,

    betreffende een beroep tot nietigverklaring van de besluiten van de Commissie houdende aanstelling van verzoeker als ambtenaar op proef respectievelijk ambtenaar in vaste dienst, voor zover daarbij zijn rang en salaristrap zijn vastgesteld, en tot erkenning van zijn recht op aanstelling in de rang A 6, tweede salaristrap,

    wijst

    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

    samengesteld als volgt : D . A . O . Edward, kamerpresident, R . Schintgen en R . Garcia-Valdecasas, rechters,

    griffier : B . Pastor, administrateur

    gelet op de stukken en na de mondelinge behandeling op 7 maart 1990,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    De feiten

    1 Bij arbeidsovereenkomst van 11 december 1987 werd verzoeker, J.M . Pinto Teixeira, van Portugese nationaliteit, per 1 februari 1988 aangesteld als personeelslid van de Europese Associatie voor samenwerking ( hierna : "EAS "), een internationale vereniging zonder winstoogmerk, opgericht naar Belgisch recht en rechtspersoonlijkheid bezittend ingevolge Koninklijk Besluit van 15 september 1964 ( Belgisch Staatsblad van 3.10.1964, blz . 10536 ). Hij werd ter beschikking van de Europese Gemeenschappen gesteld en als adviseur civiele techniek toegevoegd aan een delegatie van de Commissie in ACS -, ZOM - en ALA-landen .

    In werkelijkheid is die overeenkomst nooit uitgevoerd . Bij brief van het hoofd van de afdeling Personeel van de Commissie van 7 januari 1988 werd verzoeker een aanstelling als ambtenaar van de Commissie aangeboden . Bij telexbericht van 13 januari 1988 aanvaardde verzoeker dit aanbod, waarna hij bij besluit van 10 mei 1988 per 1 februari 1988 werd aangesteld als ambtenaar op proef van de Commissie in de rang A 7 ( administrateur ), eerste salaristrap .

    Deze aanstelling geschiedde op grond van verordening ( Euratom, EGKS, EEG ) nr . 3018/87 van de Raad van 5 oktober 1987 tot invoering van bijzondere overgangsmaatregelen betreffende de aanwerving van overzee tewerkgestelde personeelsleden van de Europese Associatie voor samenwerking als ambtenaren van de Europese Gemeenschappen ( hierna : "verordening nr . 3018/87 ").

    2 Bij nota van 28 april 1988, ingeschreven op 16 mei 1988, diende verzoeker een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, Ambtenarenstatuut in tegen het indelingsbesluit van 10 mei 1988, daar hij recht meende te hebben op indeling in de rang A 6, tweede salaristrap, met een bonus van twaalf maanden .

    3 Deze klacht werd door de Commissie afgewezen bij besluit van 26 september 1988, dat bij nota van 13 oktober daaraanvolgend ter kennis van verzoeker werd gebracht .

    4 Verzoeker werd bij besluit van de Commissie van 20 januari 1989 aangesteld in vaste dienst met ingang van 1 november 1988 .

    Het procesverloop

    5 In deze omstandigheden heeft verzoeker bij op 30 januari 1989 ter griffie van het Hof van Justitie neergelegd verzoekschrift het onderhavige beroep tegen de Commissie ingesteld .

    6 Verzoeker concludeert dat het den Hove behage :

    1 ) het beroep gegrond en ontvankelijk te verklaren,

    2 ) bijgevolg

    2.1 ) nietig te verklaren de besluiten van verweerster houdende zijn aanstelling als ambtenaar op proef respectievelijk als ambtenaar in vaste dienst, voor zover daarbij zijn rang en salaristrap zijn vastgesteld;

    2.2 ) te verklaren voor recht, dat verzoeker bij die besluiten moet worden ingedeeld in de rang A 6, tweede salaristrap, met een anciënniteitsbonus van twaalf maanden in deze salaristrap;

    2.3 ) nietig te verklaren de afwijzing van de op 16 mei 1988 ingeschreven klacht;

    3 ) verweerster te verwijzen in de kosten van het geding .

    7 Verweerster concludeert dat het den Hove behage :

    1 ) het beroep te verwerpen,

    2 ) te beslissen over de kosten naar recht .

    8 De schriftelijke behandeling heeft geheel voor het Hof plaatsgevonden . Bij beschikking van 15 november 1989 heeft het Hof de zaak naar het Gerecht verwezen krachtens artikel 3, lid 1, van het besluit van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen .

    9 Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht besloten, zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan . Het heeft evenwel het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen verzocht om mededeling van eventuele opmerkingen in het proces-verbaal, betreffende de tweede overweging van de considerans van verordening nr . 3018/87 . Bij op 5 maart 1990 ter griffie neergelegde nota heeft de Raad daarop het Gerecht de tekst doen toekomen van een in het proces-verbaal van de Raad opgenomen verklaring van de Commissie, inhoudende dat deze zich verbond, al het mogelijke te zullen doen om personeel uit de nieuwe Lid-Staten aan te werven, "ten einde een wenselijk geografisch evenwicht te bereiken, met inachtneming van het belang van de dienst ".

    10 De mondelinge behandeling heeft op 7 maart 1990 plaatsgehad . De vertegenwoordigers zijn in hun pleidooien gehoord en hebben vragen van het Gerecht beantwoord .

    Ten gronde

    11 Tot staving van zijn beroep voert verzoeker een primair middel aan, bestaande uit twee onderdelen . Het eerste onderdeel is ontleend aan schending van het besluit van de Commissie van 13 december 1985 tot vaststelling van bijzondere tijdelijke maatregelen inzake de criteria voor de indeling in rang en salaristrap bij aanwerving van Spaanse en Portugese onderdanen uit hoofde van de toetreding van Spanje en Portugal; het tweede onderdeel is ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling, doordat onderdanen van Spanje en Portugal verschillend worden behandeld .

    12 Voorts voert verzoeker een subsidiair middel aan, in zijn eerste onderdeel ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling, neergelegd in artikel 5, lid 3, Ambtenarenstatuut, en in zijn tweede onderdeel aan het feit dat zijn indeling niet strookt met de ter zake relevante criteria .

    Het primaire middel

    13 Verzoeker verwijt de Commissie, zijn indeling in rang A 7, eerste salaristrap, te hebben besloten op basis van verordening nr . 3018/87 .

    14 Hij vordert nietigverklaring van dat besluit en indeling in rang A 6, tweede salaristrap, op basis van voornoemd besluit van de Commissie van 13 december 1985, vastgesteld krachtens verordening ( EGKS, EEG, Euratom ) nr . 3517/85 van de Raad van 12 december 1985 tot vaststelling van bijzondere tijdelijke maatregelen betreffende de aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in verband met de toetreding van Spanje en Portugal ( hierna : "verordening nr . 3517/85 ").

    15 Verzoeker wijst op de tweede overweging van de considerans van verordening nr . 3018/87, waar wordt verklaard, dat "de inwerkingtreding van deze verordening geen afbreuk doet aan de bijzondere tijdelijke maatregelen waarin bij verordening ( EGKS, EEG, Euratom ) nr . 3517/85 is voorzien voor de aanwerving van Spaanse en Portugese onderdanen als ambtenaren van de Europese Gemeeenschappen ".

    16 Verweerster betoogt, dat verzoeker geen aanspraak kan maken op de voordelen van aanwerving op grond van verordening nr . 3018/87 met gelijktijdige toepassing van de bijzondere bepalingen inzake de indeling van op grond van verordening nr . 3517/85 aangeworven Spaanse en Portugese onderdanen .

    17 Vastgesteld zij, dat wanneer in verordening nr . 3018/87 wordt beklemtoond dat haar inwerkingtreding geen afbreuk doet aan de in verordening nr . 3517/85 bepaalde bijzondere tijdelijke maatregelen, daarmee in het licht wordt gesteld, dat het bij de bijzondere tijdelijke maatregelen voor de aanwerving van overzees personeel van de EAS enerzijds en de bijzondere tijdelijke aanwervingsmaatregelen in verband met de toetreding van Spanje en Portugal anderzijds om twee op zichzelf staande regelingen gaat .

    18 Het is duidelijk, dat de bijzondere tijdelijke aanwervingsmaatregelen van die twee verordeningen elk een eigen doel hebben en uit dien hoofde op zichzelf staande regelingen vormen .

    19 Een ambtenaar die op basis van de bijzondere tijdelijke maatregelen van een van die twee verordeningen is aangeworven, kan dan ook geen aanspraak maken op volledige of gedeeltelijke toepassing van de bijzondere tijdelijke maatregelen van de andere verordening; het wezenlijke verschil tussen de aanwervingsregeling van de twee verordeningen is immers, dat aanstelling op grond van verordening nr . 3517/85 geschiedt na een vergelijkend onderzoek en aanstelling op grond van verordening nr . 3018/87 na advies van een comité ad hoc .

    20 Uit het dossier nu blijkt, dat verzoeker, toen hij het aanstellingsaanbod op 13 januari 1988 aanvaardde, zeer wel wist dat zijn aanwerving zou geschieden op basis van verordening nr . 3018/87, en dat hij vóór zijn feitelijke indiensttreding niet om toepassing van de aanwervingsmaatregelen van verordening nr . 3517/85 heeft verzocht .

    21 Het eerste onderdeel van het primaire middel faalt derhalve .

    22 Het tweede onderdeel van dit middel - schending van het beginsel van gelijke behandeling, doordat Spaanse en Portugese onderdanen verschillend zijn behandeld, al naar gelang zij zijn aangesteld op basis van verordening nr . 3517/85 dan wel van verordening nr . 3018/87 - kan evenmin slagen .

    23 De bijzonderheden van elk van beide aanwervingsregelingen vinden immers hun rechtvaardiging in de objectief verschillende situatie van enerzijds de ambtenaar die wordt aangeworven onder een regeling die beoogt een vaste aanstelling te verzekeren aan voormalige personeelsleden van de EAS, en die van toepassing is op alle ambtenaren met de nationaliteit van een van de Lid-Staten, en anderzijds de Spaanse of Portugese ambtenaar die wordt aangeworven onder de afwijkende regeling in verband met de toetreding van Spanje en Portugal tot de Europese Gemeenschappen .

    24 Het primaire middel moet derhalve worden afgewezen .

    Het subsidiaire middel

    25 Tot staving van het eerste onderdeel van dat middel - schending van artikel 5, lid 3, Ambtenarenstatuut - betoogt verzoeker, dat zijn indeling discriminerend is ten opzichte van die van zijn collega' s die eveneens op basis van verordening nr . 3018/87 ambtenaar zijn geworden en in rang A 7 zijn ingedeeld . In verband met het tweede onderdeel zet hij uiteen, dat zijn indeling niet met de toepasselijke criteria strookt wegens zijn leeftijd ( 35 jaar ), de duur van zijn beroepservaring ( 11 jaar ) en van zijn universitaire opleiding ( vijf jaar plus één jaar post-universitaire studie ). Ten slotte verwijt hij de Commissie eenvoudig van zijn basissalaris bij de EAS te zijn uitgegaan, zonder te controleren of dat salaris feitelijk en rechtens wel juist was .

    26 Verweerster wijst dit betoog van de hand onder verwijzing naar een overzicht met de gegevens van de begin 1988 op basis van verordening nr . 3018/87 aangestelde ambtenaren . Zij wijst er voorts op, dat de aanstelling van het overzees personeel van de EAS door de Commissie op één lijn staat met aanwerving buiten de instellingen en berust op een bijzondere afwijkende regeling, die de toepassing van elke andere bepaling uitsluit .

    27 Wat het eerste onderdeel van dit middel betreft, kan het Gerecht, wanneer het gaat om de vraag of verzoeker mogelijkerwijs is gediscrimineerd, slechts rekening houden met een situatie die met die van verzoeker vergelijkbaar is, te weten de indeling van de andere personeelsleden die in dezelfde tijd als hij op basis van verordening nr . 3018/87 zijn aangesteld .

    28 De gegevens die het Gerecht aan het door verweerster overgelegde overzicht kan ontlenen, laten niet de conclusie toe, dat verzoeker ongunstiger zou zijn behandeld dan zijn collega' s .

    29 Met betrekking tot het tweede onderdeel van het subsidiaire middel moet worden vastgesteld, dat volgens artikel 3 van verordening nr . 3018/87 de uit hoofde van deze verordening aangestelde ambtenaar wordt ingedeeld in de categorie, rang en salaristrap waarvan het basissalaris overeenkomt met het basissalaris dat hij bij de (( EAS )) ontving . Volgens dit criterium is verzoeker, die bij de EAS de rang III, derde salaristrap, had, bij de Commissie correct ingedeeld in rang 7, eerste salaristrap .

    30 Bij het onderzoek van het primaire middel is er hierboven op gewezen, dat op verzoeker uitsluitend de bepalingen van verordening nr . 3018/87 van toepassing zijn . Er bestaat derhalve geen enkel ander indelingscriterium dat door het besluit betreffende verzoekers indeling geschonden zou kunnen zijn .

    31 Wat ten slotte de gestelde verplichting van de Commissie betreft om de indeling van verzoeker bij de EAS te controleren, zij eraan herinnerd, dat het Hof in verscheidene zaken heeft geoordeeld, dat de EAS een vereniging naar Belgisch recht is en derhalve niet als een administratieve eenheid van de Commissie kan worden beschouwd ( zie arresten van 11 juli 1985, zaak 119/83, Appelbaum, Jurispr . 1985, blz . 2447,en gevoegde zaken 87/77 en 130/77, 22/83, 9/84 en 10/84, Salerno e.a ., Jurispr . 1985, blz . 2447 en 2523; arrest van 5 oktober 1988, gevoegde zaken 314/86 en 315/86, De Szy-Tarisse en Feyaerts, Jurispr . 1988, blz . 6013; arresten van 13 juli 1989, zaak 286/83, Alexis, Jurispr . 1989, blz.2445, en zaak 161/86, Jaeger, Jurispr . 1989, blz . 2467 ).

    32 Bij de aanwerving en aanstelling van verzoeker ging het dus om aanwerving buiten de instellingen en de Commissie behoefde derhalve verzoekers indeling bij de EAS niet te controleren en eventueel te wijzigen .

    33 Uit het voorgaande volgt, dat ook het subsidiaire middel faalt .

    34 Mitsdien moet het beroep worden verworpen .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    35 Volgens artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat ingevolge artikel 11 van het eerdergenoemde besluit van de Raad van 24 oktober 1988 van overeenkomstige toepassing is bij het Gerecht, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd . Volgens artikel 70 van dat Reglement blijven evenwel de kosten door de instellingen in beroepen van personeelsleden van de Gemeenschappen gemaakt, te hunnen laste .

    Dictum


    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG ( Vierde Kamer ),

    rechtdoende :

    1 ) Verwerpt het beroep .

    2 ) Verstaat dat elk der partijen de eigen kosten zal dragen .

    Top