Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989CJ0241

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 december 1990.
    SARPP - Société d'application et de recherches en pharmacologie et phytotherapie SARL tegen Chambre syndicale des raffineurs et conditionneurs de sucre de France e.a.
    Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal de grande instance de Paris - Frankrijk.
    Synthetische zoetstoffen - Ettikettering - Reclame.
    Zaak C-241/89.

    Jurisprudentie 1990 I-04695

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:459

    61989J0241

    ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 12 DECEMBER 1990. - SOCIETE D'APPLICATION ET DE RECHERCHES EN PHARMACOLOGIE ET PHYTOTHERAPIE (SARPP) SARL TEGEN CHAMBRE SYNDICALE DES RAFFINEURS ET CONDITIONNEURS DE SUCRE DE FRANCE EN ANDEREN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE DE PARIS - FRANKRIJK. - SYNTHETISCHE ZOETSTOFFEN - ETIKETTERING - RECLAME. - ZAAK C-241/89.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-04695


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Harmonisatie van wetgevingen - Etikettering en presentatie van levensmiddelen - Richtlijn 79/112 - Nationale wettelijke regeling die in etikettering van synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan "sucre" doet denken - Ontoelaatbaarheid

    ( Richtlijn 79/112 van de Raad )

    2 . Vrij verkeer van goederen - Kwantitatieve beperkingen - Maatregelen van gelijke werking - Nationale wettelijke regeling die in etikettering van synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan "sucre" doet denken - Ontoelaatbaarheid

    ( EEG-Verdrag, artikelen 30 en 36 )

    Samenvatting


    1 . De bepalingen van richtlijn 79/112/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, inzonderheid de artikelen 2 en 15 daarvan, moeten aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen toepassing op binnenlandse en ingevoerde produkten van een nationale wettelijke regeling die in de etikettering van synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische en chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker, die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten .

    2 . De artikelen 30 en 36 EEG-Verdrag moeten aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen toepassing op ingevoerde produkten van een nationale wettelijke regeling die in de reclame voor synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische en chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker, die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten .

    Partijen


    In zaak C-241/89,

    betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het tribunal de grande instance de Paris, in het aldaar aanhangig geding tussen

    SARPP, Société d' application et de recherches en pharmacologie et phytothérapie SARL,

    en

    Chambre syndicale des raffineurs et conditionneurs de sucre de France,

    Groupement d' achat Édouard Leclerc SA,

    Bayer France SA,

    Laboratoire Human Pharm,

    Pierre Fabre Industrie SA,

    Laboratoires Vendôme SA,

    Famar France,

    Searle Expansion SA,

    om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 30 EEG-Verdrag,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde Kamer ),

    samengesteld als volgt : G . F . Mancini, kamerpresident, T . F . O' Higgins, M . Díez de Velasco, C . N . Kakouris en P . J . G . Kapteyn, rechters,

    advocaat-generaal : G . Tesauro

    griffier : D . Louterman, hoofdadministrateur

    gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door :

    - SARPP, vertegenwoordigd door D . Menard en F . Marion-Menard, advocaten te Nantes,

    - Pierre Fabre Industrie, vertegenwoordigd door J.-Y . Dupeux, advocaat te Parijs,

    - Bayer France, vertegenwoordigd door M.-O . Vaissie, advocaat te Parijs,

    - Famar France, vertegenwoordigd door J.-B . Barennes, advocaat te Parijs,

    - Groupement d' achat Édouard Leclerc, vertegenwoordigd door G . Parleani, advocaat te Parijs,

    - Chambre syndicale des raffineurs et conditionneurs de sucre de France, vertegenwoordigd door F . Mollet Vieville, R . Collin en M.-C . Mitchell, advocaten te Parijs,

    - de Franse regering, vertegenwoordigd door E . Belliard, adjunct-directeur Juridische Zaken, als gemachtigde, en M . Giacomini, secretaris Buitenlandse Zaken, als plaatsvervangend gemachtigde,

    - de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur R . Wainwright en H . Lehman, ter beschikking van de juridische dienst van de Commissie gesteld Frans ambtenaar, als gemachtigden,

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van Famar France, vertegenwoordigd door C . Momege, advocaat, Groupement d' achat Édouard Leclerc, Chambre syndicale des raffineurs et conditionneurs de sucre de France, de Franse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen ter terechtzitting van 27 juni 1990,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 oktober 1990,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij vonnis van 5 juli 1989, ingekomen ten Hove op 1 augustus daaraanvolgend, heeft het tribunal de grande instance de Paris krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 30 EEG-Verdrag, ten einde te kunnen beoordelen of daarmee verenigbaar is de Franse wettelijke regeling inzake de etikettering en de presentatie van synthetische zoetstoffen en de reclame voor die produkten .

    2 De in geding zijnde regeling is neergelegd in artikel 10, lid 1, van wet nr . 88-14 van 5 januari 1988 betreffende de rechtsvorderingen van erkende consumentenverenigingen en de voorlichting van consumenten . Ingevolge deze bepaling zijn alle vermeldingen die aan de fysische en chemische eigenschappen of de voedingswaarde van suiker dan wel aan het woord "sucre" doen denken, verboden in de etikettering van zoetstoffen met een grotere zoetkracht dan suiker, doch die niet dezelfde voedingswaarde bezitten, en in de etikettering van voedingswaren waarin dergelijke stoffen zijn verwerkt, alsmede, bij de verkoop, in de wijze van aanbieding en bij de voorlichting van de consument ter zake van die stoffen of voedingswaren . De benamingen en fabrieksmerken van zoetstoffen die vóór 1 december 1987 door de medische en farmaceutische sector in de handel zijn gebracht, mogen evenwel worden gehandhaafd . Deze bepalingen zijn aangevuld door het besluit van 11 maart 1988 tot wijziging van het besluit van 20 juli 1977 betreffende dieetprodukten .

    3 De prejudiciële vraag van het tribunal de grande instance de Paris is gerezen in een geding tussen enerzijds Société d' application et de recherches en pharmacologie et phytothérapie ( hierna : "SARPP ") en anderzijds de Chambre sydicale des raffineurs et conditionneurs de sucre de France ( hierna : "Chambre syndicale ") en een aantal vennootschappen die synthetische zoetstoffen in Frankrijk invoeren of verhandelen .

    4 Bij beschikking van 5 januari 1989 gelastte de president van het tribunal de grande instance de Nantes ten verzoeke van de Chambre syndicale, alle door SARPP onder het merk "Sucrandel" verhandelde produkten, waarvan de verpakking niet beantwoordde aan artikel 10, lid 1, van de wet van 5 januari 1988, uit de handel te nemen . Daarop heeft SARPP de Chambre syndicale gedagvaard voor het tribunal de grande instance de Paris, ten einde te horen verklaren voor recht, dat de wet van 5 januari 1988 en het besluit van 11 maart 1988 in strijd zijn met artikel 30 EEG-Verdrag .

    5 Het tribunal de grande instance de Paris was van oordeel, dat de Franse wettelijke regeling - inzonderheid het verbod om in de etikettering van of in de reclame voor synthetische zoetstoffen te refereren aan het woord "sucre" of aan de fysische of chemische eigenschappen of de voedingswaarde van suiker - een maatregel van gelijke werking als een door artikel 30 van het Verdrag verboden kwantitatieve invoerbeperking kon opleveren . Het vroeg zich echter af, of die regeling gerechtvaardigd kon zijn uit hoofde van bescherming van de consument of van de volksgezondheid .

    6 In die omstandigheden heeft het tribunal de grande instance de Paris de behandeling van de zaak geschorst tot het Hof een prejudiciële beslissing zal hebben gegeven over de volgende vraag :

    "Zijn artikel 10, lid 1, van wet nr . 88-14 van 5 januari 1988 en het besluit van 11 maart 1988 met de bepalingen van artikel 30 EEG-Verdrag verenigbaar, voor zover zij elke vermelding in de etikettering van of in de reclame voor synthetische zoetstoffen verbieden, die aan de fysische of chemische eigenschappen of aan de voedingswaarde van suiker dan wel aan het woord 'sucre' doet denken?"

    7 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de schriftelijke opmerkingen van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    8 Vooraf zij opgemerkt, dat het niet aan het Hof staat, zich in het kader van artikel 177 EEG-Verdrag uit te spreken over de verenigbaarheid van een nationale wettelijke regeling met het Verdrag, doch dat het wel bevoegd is de nationale rechter alle uitleggingsgegevens met betrekking tot het gemeenschapsrecht te verschaffen, die deze in staat kunnen stellen die verenigbaarheid te beoordelen met het oog op een beslissing in de bij hem aanhangige zaak . Ook kan het Hof daarbij bepalingen van het gemeenschapsrecht in aanmerking nemen, waarnaar in de vraag van de nationale rechter niet wordt verwezen .

    9 Uit het dossier blijkt, dat de verwijzende rechter met zijn prejudiciële vraag wenst te vernemen, of het gemeenschapsrecht zich verzet tegen de toepassing op nationale en ingevoerde produkten van een nationale wettelijke regeling die in de etikettering van of de reclame voor synthetische zoetstoffen die voor de eindverbruiker zijn bestemd, elke vermelding verbiedt die naar het woord "sucre" of naar de fysische of chemische eigenschappen of de voedingswaarde van suiker verwijst .

    De toepasselijke gemeenschapsbepalingen

    10 Op 18 december 1978 heeft de Raad richtlijn nr . 79/112/EEG vastgesteld, betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame ( PB 1979, L 33, blz . 1 ).

    11 Blijkens haar considerans beoogt deze richtlijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten op het gebied van de etikettering onderling aan te passen om aldus het vrije verkeer van levensmiddelen te vergemakkelijken . Zij stelt daartoe een aantal voorschriften van algemene en horizontale aard vast, die van toepassing zijn op alle levensmiddelen die in de handel worden gebracht .

    12 In artikel 2 van de richtlijn zijn de beginselen neergelegd die aan elke wettelijke regeling op het gebied van etikettering en reclame ten grondslag moeten liggen . Ingevolge lid 1, sub a, van dat artikel mag de etikettering van levensmiddelen bestemd om als zodanig aan de eindverbruiker te worden geleverd, de koper niet kunnen misleiden, onder meer "ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel" of "door aan het levensmiddel effecten of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit", of "door hem te suggereren dat het levensmiddel bijzondere kenmerken vertoont, hoewel alle soortgelijke levensmiddelen dezelfde kenmerken bezitten ". Volgens artikel 2, lid 1, sub b, mogen in de etikettering geen geneeskrachtige eigenschappen aan levensmiddelen worden toegeschreven . Ingevolge artikel 2, lid 3, zijn deze verbodsbepalingen eveneens van toepassing op de presentatie van levensmiddelen en de ervoor gemaakte reclame .

    13 Ten einde de voorlichting en de bescherming van de consument te verzekeren, bevat artikel 3 van de richtlijn een lijst van de vermeldingen die in de etikettering van levensmiddelen moeten voorkomen . De wijze waarop dat dient te gebeuren, wordt gepreciseerd in de artikelen 4 tot en met 14, die tevens voorzien in een aantal afwijkingen van het bepaalde in artikel 3 .

    14 Artikel 15, lid 1, van de richtlijn bepaalt, dat de Lid-Staten de handel in levensmiddelen die beantwoorden aan de voorschriften van de richtlijn, niet mogen verbieden door de toepassing van niet-geharmoniseerde nationale bepalingen inzake etikettering en presentatie van bepaalde levensmiddelen of van levensmiddelen in het algemeen . Ingevolge artikel 15, lid 2, geldt dit verbod evenwel niet voor niet-geharmoniseerde nationale bepalingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van een van de in die bepaling limitatief opgesomde gronden, waaronder met name de bescherming van de volksgezondheid en het tegengaan van oneerlijke concurrentie .

    15 Opgemerkt zij, dat de bepalingen van de richtlijn inzake de etikettering op één punt wezenlijk verschillen van de bepalingen inzake de reclame . Blijkens de negende overweging van de considerans kunnen de Lid-Staten, wegens het algemene horizontale karakter van de richtlijn, naast de bepalingen van de richtlijn nationale voorschriften handhaven of vaststellen . Wat de etikettering betreft, zijn de grenzen van die bevoegdheid van de Lid-Staten door de richtlijn zelf bepaald, doordat zij in artikel 15, lid 2, een limitatieve opsomming geeft van de gronden waarop toepassing van niet-geharmoniseerde nationale bepalingen die de verhandeling van aan de de richtlijn conforme levensmiddelen verbieden, gerechtvaardigd kan zijn . Genoemd artikel is echter niet van toepassing op de reclame . De vraag of het gemeenschapsrecht zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling die, naast de bepalingen van de richtlijn, nog andere voorwaarden stelt aan de reclame, moet bijgevolg worden onderzocht in het licht van de verdragsbepalingen inzake het vrije goederenverkeer, in het bijzonder de artikelen 30 en 36 .

    16 Dat verschil heeft een belangrijke consequentie . Gelijk het Hof immers verklaarde in zijn arrest van 18 februari 1987 ( zaak 98/86, Mathot, Jurispr . 1987, blz . 809, r.o . 11 ), heeft richtlijn nr . 79/112 met betrekking tot de etikettering een aantal verplichtingen in het leven geroepen die voor in de gehele Gemeenschap verkochte levensmiddelen gelden, zonder dat daarbij onderscheid kan worden gemaakt naar gelang de herkomst van de levensmiddelen, met als enige uitzondering het bepaalde in artikel 3, lid 2 . Hieruit volgt, dat wanneer de bepalingen van de richtlijn in de weg staan aan toepassing van een nationale wettelijke regeling inzake de etikettering van levensmiddelen, deze regeling noch op ingevoerde noch op binnenlandse levensmiddelen mag worden toegepast . Wanneer daarentegen de nationale regeling inzake reclame in strijd is met de artikelen 30 en 36 van het Verdrag, is de toepassing ervan slechts verboden ten aanzien van ingevoerde, doch niet van binnenlandse produkten .

    17 Wegens dit verschil lijkt het noodzakelijk, bij het onderzoek van de in geding zijnde nationale wettelijke regeling onderscheid te maken naar gelang het gaat om de etikettering dan wel om de reclame .

    De etikettering

    18 Voor zover de nationale wettelijke regeling betrekking heeft op de etikettering, moet allereerst worden opgemerkt, dat het verbod van elke vermelding in de etikettering van synthetische zoetstoffen, die aan het woord "sucre" of aan de fysische of chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker doet denken, verder gaat dan wat volgens artikel 2, lid 1, van richtlijn 79/112 nodig is om te voorkomen dat de koper wordt misleid ten aanzien van de kenmerken, effecten en eigenschappen van levensmiddelen . Dit doel kan immers worden bereikt door elke vermelding te verbieden die aangeeft, suggereert of doet geloven dat synthetische zoetstoffen gelijksoortige eigenschappen bezitten als suiker, terwijl dit niet het geval is . Het streven om misleiding van de consument te voorkomen, kan daarentegen geen rechtvaardiging opleveren voor een algemeen verbod van vermeldingen die aan het woord "sucre" doen denken of aan eigenschappen van suiker die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten, zoals hun zoetkracht .

    19 De omstreden nationale verbodsbepaling moet worden aangemerkt als een "niet-geharmoniseerde" bepaling in de zin van artikel 15 van de richtlijn . Zij verbiedt de verhandeling van synthetische zoetstoffen waarvan de etikettering aan de voorschriften van de richtlijn beantwoordt, aangezien die produkten niet in de handel mogen worden gebracht wanneer op het etiket ook vermeldingen voorkomen die aan het woord "sucre" of aan de eigenschappen van dat produkt doen denken . Het verbod van elke vermelding in de etikettering van synthetische zoetstoffen die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische of chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten, kan op deze produkten - ingevoerd dan wel van binnenlandse oorsprong - dus slechts worden toegepast, indien dit gerechtvaardigd is op één van de in artikel 15, lid 2, van de richtlijn genoemde gronden .

    20 Dienaangaande voert de Chambre syndicale aan, dat bedoeld verbod oneerlijke mededinging tussen suiker en synthetische zoetstoffen moet voorkomen . Na een aantal reclamecampagnes van de fabrikanten van synthetische zoetstoffen, waarin denigrerend over suiker werd gesproken, zou elke verwijzing in de etikettering van synthetische zoetstoffen naar het woord "sucre" of naar de eigenschappen van suiker onrechtmatige mededinging opleveren .

    21 Dit argument kan niet worden aanvaard . Niet elke vermelding in de etikettering van synthetische zoetstoffen die aan het woord "sucre" of aan de eigenschappen van suiker doet denken, behoeft immers denigrerend voor suiker te zijn . Dit geldt met name voor merknamen van synthetische zoetstoffen, die de wortel "suc" bevatten . Voor zover het in geding zijnde verbod bedoeld is om oneerlijke mededinging tegen te gaan, is het dus kennelijk onevenredig aan het nagestreefde doel, dat even goed kan worden bereikt door toepassing van de algemene bepalingen die oneerlijke mededinging verbieden, of door enkel die vermeldingen in de etikettering van synthetische zoetstoffen te verbieden, die tot doel of tot gevolg hebben dat het "imago" van suiker wordt afgebroken .

    22 Bovendien heeft de Franse wetgever voorzien in een uitzondering op het verbod, namelijk door te bepalen dat de benamingen en fabrieksmerken van synthetische zoetstoffen die vóór 1 december 1987 door de medische en farmaceutische sector in de handel zijn gebracht, mogen worden gehandhaafd . Hieruit blijkt, dat de Franse wetgever er zelf niet van overtuigd is, dat het verbod van elke verwijzing naar het woord "sucre" in de etikettering van synthetische zoetstoffen noodzakelijk is om oneerlijke mededinging tussen suiker en synthetische zoetstoffen te beletten : een aantal synthetische zoetstoffen mag immers wel worden verhandeld onder een merknaam die aan het woord "sucre" doet denken, ofschoon de omstandigheid dat die zoetstoffen reeds eerder door de medische en farmaceutische sector in de handel zijn gebracht, toch geen waarborg tegen oneerlijke mededinging vormt .

    23 Een nationale maatregel als die welke thans in geding is, kan voorts evenmin worden gerechtvaardigd uit hoofde van bescherming van de volksgezondheid .

    24 Het onderwerpelijke verbod heeft immers niet tot doel, de kopers te informeren over mogelijke gevaren voor de gezondheid, die het gebruik van synthetische zoetstoffen zou kunnen opleveren .

    25 Mitsdien moet aan de nationale rechter worden geantwoord, dat de bepalingen van richtlijn 79/112, inzonderheid de artikelen 2 en 15 daarvan, aldus moeten worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen toepassing op binnenlandse en ingevoerde produkten van een nationale wettelijke regeling die in de etikettering van synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische en chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker, die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten .

    De reclame

    26 Voor zover de nationale wettelijke regeling betrekking heeft op de reclame, moet worden opgemerkt, dat deze regeling identiek is met die betreffende de etikettering, en dat ook de bepalingen betreffende de reclame van artikel 2, lid 1, van richtlijn 79/112 identiek zijn met die betreffende de etikettering . Gelet op het hiervóór overwogene ( r.o . 18 en 19 ), moet bijgevolg het verbod van elke vermelding in de reclame voor synthetische zoetstoffen die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische en chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker, die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten, als een "niet-geharmoniseerde" bepaling worden aangemerkt .

    27 Derhalve dient te worden onderzocht, of en in hoeverre artikel 30 van het Verdrag zich tegen de toepassing van dit verbod verzet .

    28 Volgens vaste rechtspraak van het Hof ( zie in de eerste plaats het arrest van 11 juli 1974, zaak 8/74, Dassonville, Jurispr . 1974, blz . 837 ) valt onder het in artikel 30 van het Verdrag neergelegde verbod van maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen elke handelsregeling van de Lid-Staten, die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren .

    29 Een wettelijke regeling als de onderwerpelijke, die bepaalde vormen van reclame beperkt of verbiedt, kan, ook zonder rechtstreeks voorwaarden voor de invoer te stellen, de omvang hiervan beperken, doordat zij de verhandelingsmogelijkheden van de ingevoerde produkten ongunstig beïnvloedt ( zie het arrest van 15 december 1982, zaak 286/81, Oosthoek' s Uitgeversmaatschappij, Jurispr . 1982, blz . 4575, r.o . 15 ). Ook indien een dergelijke regeling zonder onderscheid van toepassing is op nationale en ingevoerde produkten, is het immers niet uitgesloten, dat de omstandigheid dat de betrokken onderneming gedwongen is, in elk van de betrokken Lid-Staten een andere vorm en inhoud aan een reclamecampagne te geven of een door haar bijzonder doeltreffend geachte methode van verkoopbevordering op te geven, een belemmering vormt voor de invoer .

    30 Deze belemmering van het intracommunautaire verkeer is een gevolg van verschillen tussen de nationale wettelijke regelingen . Uit het procesdossier blijkt immers, dat terwijl de Franse wettelijke regeling elke verwijzing naar het woord "sucre" of naar de fysische en chemische eigenschappen of de voedingswaarde van suiker in de reclame voor synthetische zoetstoffen verbiedt, deze vermeldingen in de andere Lid-Staten wel zijn toegestaan .

    31 Volgens vaste rechtspraak van het Hof ( zie met name de arresten van 20 februari 1979, zaak 120/78, Rewe, Jurispr . 1979, blz . 649, 10 november 1982, zaak 261/81, Rau, Jurispr . 1982, blz . 3961, en 12 maart 1987, zaak 178/84, Commissie/Duitsland, Jurispr . 1987, blz . 1227 ) moeten, bij gebreke van een gemeenschappelijke regeling voor de verhandeling van de betrokken produkten, belemmeringen van het intracommunautaire verkeer als gevolg van dispariteiten van de nationale wettelijke regelingen worden aanvaard, voor zover de betrokken regeling zonder onderscheid van toepassing is op nationale en ingevoerde produkten en gerechtvaardigd is uit hoofde van in artikel 36 van het Verdrag genoemde redenen die het algemeen belang betreffen, zoals bij voorbeeld de bescherming van de volksgezondheid, of door dwingende vereisten verband houdende met, inzonderheid, de bescherming van de consumenten . De regeling moet echter ook evenredig zijn aan het beoogde doel . Heeft een Lid-Staat de keuze tussen verschillende middelen waarmee hetzelfde doel kan worden bereikt, dan moet hij het middel kiezen dat het vrije handelsverkeer het minst belemmert .

    32 Ter rechtvaardiging van de nationale bepalingen inzake de reclame zijn dezelfde redenen aangevoerd als voor die inzake de etikettering, namelijk het tegengaan van oneerlijke concurrentie en de bescherming van de gezondheid van personen . Om de hierboven vermelde redenen ( r.o . 20 tot en met 24 ) kunnen deze argumenten niet worden aanvaard .

    33 Mitsdien moet aan de nationale rechter worden geantwoord, dat de artikelen 30 en 36 EEG-Verdrag aldus moeten worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen toepassing op ingevoerde produkten van een nationale wettelijke regeling die in de reclame voor synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische en chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker, die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    34 De kosten door de Franse Republiek en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde Kamer ),

    uitspraak doende op de door het tribunal de grande instance de Paris bij vonnis van 5 juli 1989 gestelde vraag, verklaart voor recht :

    1 ) De bepalingen van richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, inzonderheid de artikelen 2 en 15 daarvan, moeten aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen toepassing op binnenlandse en ingevoerde produkten van een nationale wettelijke regeling die in de etikettering van synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische en chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker, die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten .

    2 ) De artikelen 30 en 36 EEG-Verdrag moeten aldus worden uitgelegd, dat zij zich verzetten tegen toepassing op ingevoerde produkten van een nationale wettelijke regeling die in de reclame voor synthetische zoetstoffen elke vermelding verbiedt die aan het woord "sucre" doet denken of aan de fysische en chemische eigenschappen dan wel de voedingswaarde van suiker, die synthetische zoetstoffen eveneens bezitten .

    Top