Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989CJ0061

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 3 oktober 1990.
Strafzaak tegen Marc Gaston Bouchoucha.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour d'appel d'Aix-en-Provence - Frankrijk.
Vrijheid van vestiging : uitoefening van paramedische beroepen (ostheopathie).
Zaak C-61/89.

Jurisprudentie 1990 I-03551

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:343

61989J0061

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 3 OKTOBER 1990. - STRAFZAAK TEGEN MARC GASTON BOUCHOUCHA. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: COUR D'APPEL D'AIX-EN-PROVENCE - FRANKRIJK. - VRIJHEID VAN VESTIGING: UITOEFENING VAN PARAMEDISCHE BEROEPEN (OSTEOPATHIE). - ZAAK C-61/89.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-03551


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Vrij verkeer van personen - Vrijheid van vestiging - Verdragsbepalingen - Personele werkingssfeer - Omvang - Grenzen

( EEG-Verdrag, artikel 52 )

2 . Vrij verkeer van personen - Vrijheid van vestiging - Artsen - Voorbehouden werkzaamheden - Ontbreken van communautaire harmonisatie - Bepaling door Lid-Staten - Osteopathie onder voorbehouden werkzaamheden begrepen - Toelaatbaarheid

( EEG-Verdrag, artikel 52 )

Samenvatting


1 . Artikel 52 EEG-Verdrag mag niet aldus worden uitgelegd, dat eigen onderdanen van een bepaalde Lid-Staat van de toepassing van het gemeenschapsrecht worden uitgesloten wanneer zij zich, doordat zij rechtmatig op het grondgebied van een andere Lid-Staat hebben verbleven en daar een kwalificatie hebben verworven die door het gemeenschapsrecht wordt erkend, ten opzichte van hun staat van herkomst in een overeenkomstige positie bevinden als alle andere personen die de door het Verdrag gewaarborgde rechten en vrijheden genieten .

Evenwel mag niet worden miskend dat een Lid-Staat er een gerechtvaardigd belang bij kan hebben, te verhinderen dat sommige van zijn onderdanen de krachtens het Verdrag geschapen mogelijkheden misbruiken om zich te onttrekken aan de werkingssfeer van hun nationale wetgeving met betrekking tot de vereiste beroepsopleiding . Dit zou met name het geval zijn, wanneer het feit dat een onderdaan van een Lid-Staat in een andere Lid-Staat een diploma heeft verkregen waarvan de draagwijdte en de waarde op gemeenschapsniveau niet worden erkend, de Lid-Staat van oorsprong van die onderdaan ertoe kon verplichten, hem toestemming te geven de door dat diploma bestreken werkzaamheden op zijn grondgebied te verrichten, terwijl in die Lid-Staat de toegang tot de betrokken werkzaamheden is voorbehouden aan de houders van een hogere, voor onderlinge erkenning binnen de Gemeenschap in aanmerking komende kwalificatie, en dit voorbehoud niet kennelijk willekeurig is .

2 . Bij gebreke van communautaire harmonisatie van werkzaamheden die uitsluitend onder de uitoefening van medische functies vallen, verzet artikel 52 EEG-Verdrag zich er niet tegen, dat een Lid-Staat een paramedische werkzaamheid, zoals met name osteopathie, voorbehoudt aan de houders van een diploma van doctor in de geneeskunde .

Partijen


In zaak C-61/89,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de cour d' appel d' Aix-en-Provence, in de aldaar dienende strafzaak tegen

M . G . Bouchoucha,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 52 en volgende EEG-Verdrag,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

samengesteld als volgt : Sir Gordon Slynn, kamerpresident, R . Joliet en G . C . Rodríguez Iglesias, rechters,

advocaat-generaal : M . Darmon

griffier : D . Louterman, hoofdadministrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door :

- M . Bouchoucha, vertegenwoordigd door G . M . Bureau en S . Deniniolle, advocaten te Parijs,

- SNMOF en SNMSRRF ( civiele partijen ), vertegenwoordigd door M.-M . Picard, advocaat te Lyon,

- de Franse Republiek, vertegenwoordigd door E . Belliard, onderdirecteur economisch recht bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, bijgestaan door S . Grassi, secretaris Buitenlandse Zaken, als gemachtigden,

- de Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door O . Fiumara, avvocato dello Stato, als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door E . Lasnet, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de opmerkingen van M . Bouchoucha, SNMOF en SNMSRRF, de Franse regering, vertegenwoordigd door G . de Bergues als gemachtigde, de Italiaanse regering en de Commissie ter terechtzitting van 6 februari 1990,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 maart 1990,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij arrest van 23 januari 1989, ingekomen ten Hove op 1 maart daaraanvolgend, heeft de cour d' appel d' Aix-en-Provence krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de artikelen 52 en volgende EEG-Verdrag, ten einde de verenigbaarheid met het gemeenschapsrecht te kunnen beoordelen van een Franse wet die de onbevoegde uitoefening van de geneeskunde verbiedt .

2 Deze vraag is gerezen in het kader van een strafvervolging tegen M . G . Bouchoucha ( hierna : "verdachte in het hoofdgeding "), van Franse nationaliteit en houder van een Frans staatsdiploma van masseur-kinesitherapeut en van een diploma van osteopaat, op 1 oktober 1979 afgegeven door de Europese School voor osteopathie te Maidstone in Groot-Brittannië ( hierna : EEO ); hij bezit tevens het diploma en de titel van "Doctor of Naturopathy" van het London College of Applied Science . Daarentegen beschikt hij niet over een diploma, certificaat of andere titel op grond waarvan hij krachtens artikel L 356-2 van de Franse code de la santé publique de geneeskunde zou mogen uitoefenen .

3 Na op 24 november 1987 ten verzoeke van het Openbaar Ministerie te zijn gedagvaard, stond verdachte in het hoofdgeding voor het tribunal correctionnel te Nice terecht ter zake van het sedert april 1981 te Nice onbevoegd uitoefenen van de geneeskunde, doordat hij als osteopaat werkzaam was geweest zonder in het bezit van een artsendiploma te zijn . Ingevolge een besluit van de minister van Volksgezondheid van 6 januari 1962 ( JORF van 1.2.1962, blz . 1111 ) worden beschouwd als beroepshandelingen voor de uitoefening waarvan toelating tot het beroep van arts is vereist, "de geforceerde mobilisering van gewrichten en de handelingen waarbij verplaatste beenderen weer in de oorspronkelijke stand worden gebracht, alsmede manipulaties van de wervelkolom en, in het algemeen, alle zogeheten 'osteopatische' behandelingen ".

4 Bij vonnis van 29 april 1988 verklaarde het tribunal correctionnel verdachte in het hoofdgeding schuldig aan het hem ten laste gelegde misdrijf, legde het hem een voorwaardelijke boete op en veroordeelde het hem tot betaling van een symbolische schadevergoeding van één frank aan elk van de civiele partijen, te weten het Syndicat national des médecins ostéothérapeutes français ( hierna : "SNMOF "), het Syndicat national des médecins spécialisés en rééducation et réadaptation fonctionnelle ( hierna : "SNMSRRF ") en de Conseil départemental de l' ordre des médecins des Alpes-Maritimes . Het SNMOF, het SNMSRRF en het Openbaar Ministerie hebben bij de cour d' appel d' Aix-en-Provence hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis .

5 In hoger beroep verzochten de civiele partijen en het Openbaar Ministerie om bevestiging van het vonnis voor zover het de verdachte schuldig verklaart . De civiele partijen verzochten bovendien om toekenning van schadevergoeding en om publikatie van het arrest in twee plaatselijke dagbladen . Verdachte in het hoofdgeding betoogde daarentegen, dat hij op grond van het hem door de EEO afgegeven diploma van osteopaat gerechtigd is in Groot-Brittannië als osteopaat werkzaam te zijn, en dat het in strijd zou zijn met de in de artikelen 52 en volgende EEG-Verdrag neergelegde bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging, hem de uitoefening van de osteopathie in Frankrijk te verbieden op grond dat hij geen doctor in geneeskunde is .

6 Mitsdien heeft de cour d' appel d' Aix-en-Provence de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd :

"Staat het EEG-Verdrag, inzonderheid de artikelen 52 en volgende betreffende de vrijheid van vestiging, eraan in de weg, dat aan een Frans onderdaan die houder is van een staatsdiploma van masseur-kinesitherapeut alsook van een op 1 oktober 1979 door de Europese School voor osteopathie te Maidstone ( Groot-Brittannië ) afgegeven diploma van osteopaat, verbod wordt opgelegd om in Frankrijk als osteopaat werkzaam te zijn, op grond dat hij het daartoe door het ministerieel besluit van 6 januari 1962 vereiste diploma van doctor in de geneeskunde niet bezit?"

7 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, de toepasselijke communautaire en nationale bepalingen, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dit noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

8 Vooraf moet worden vastgesteld, dat zowel richtlijn 75/362/EEG van de Raad van 16 juni 1975 inzake de onderlinge erkenning van de diploma' s, certificaten en andere titels van de arts, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten ( PB 1975, L 167, blz . 1 ), als de op dezelfde datum vastgestelde richtlijn 75/363/EEG van de Raad inzake de cooerdinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de arts ( PB 1975, L 167, blz . 14 ), slechts bepalingen bevat met betrekking tot het beroep van "arts ". Voor de uitoefening van paramedische beroepen, waaronder dat van osteopaat, is er op gemeenschapsniveau niets geregeld . Verder bevatten genoemde richtlijnen geen communautaire definitie van "medische werkzaamheden ".

9 Volgens verdachte in het hoofdgeding vloeit de toepasselijkheid van het gemeenschapsrecht voort uit het feit, dat het hem als houder van een in een andere Lid-Staat afgegeven diploma onmogelijk wordt gemaakt, de werkzaamheid waarop dat diploma betrekking heeft, in zijn eigen land te verrichten . Hij voert in de eerste plaats aan, dat het argument, dat de onderhavige zaak geheel binnen de interne sfeer van de betrokken Lid-Staat valt, reeds met een verwijzing naar het arrest van 7 februari 1979 ( zaak 115/78, Knoors, Jurispr . 1979, blz . 399 ) kan worden weerlegd, en in de tweede plaats, dat de bepalingen van het Franse besluit van 6 januari 1962, krachtens welke de zogeheten "osteopathische" behandelingen worden gerekend tot de beroepshandelingen waarvoor toelating tot het beroep van arts is vereist, schending van het communautaire evenredigheidsbeginsel opleveren .

10 Daartegenover betoogt de Franse regering, dat op het gebied van de geneeskunde aan het beginsel van vrijheid van vestiging gestalte wordt gegeven door de onderlinge erkenning van diploma' s, waartoe op basis van de daarvoor vastgestelde richtlijnen van geval tot geval wordt besloten . Waar een nauwkeurige communautaire definitie van "medische werkzaamheden" ontbreekt, zou het de Lid-Staten echter vrijstaan, osteopathische behandelingen en manipulaties van de wervelkolom aan artsen voor te behouden . Het arrest van 7 februari 1979 ( reeds aangehaald ) zou slechts in aanmerking moeten worden genomen indien de door de betrokkene in een andere Lid-Staat verworven beroepsbekwaamheid "door het gemeenschapsrecht erkend" werd .

11 In de eerste plaats zij erop gewezen, dat de onderhavige situatie in zoverre verschilt van die in de strafzaken tegen E . Nino e.a . ( arrest van deze datum in de gevoegde zaken C-54/88, C-91/88 en C-14/89 ) dat verdachte, een in Frankrijk werkzaam Frans onderdaan, in het bezit is van een in een andere Lid-Staat behaald diploma van beroepsbekwaamheid . De onderhavige zaak ligt dus niet binnen een zuiver nationaal kader en daarom moet worden nagegaan, of de bepalingen van het EEG-Verdrag betreffende de vrijheid van vestiging van toepassing zijn .

12 In de tweede plaats moet worden vastgesteld, dat waar een communautaire definitie van "medische werkzaamheden" ontbreekt, de omschrijving van de handelingen die uitsluitend door leden van de medische stand mogen worden verricht, in beginsel tot de bevoegdheid van de Lid-Staten behoort . Bij gebreke van een communautaire regeling van de beroepswerkzaamheid van osteopaat is elke Lid-Staat dus vrij, de uitoefening van die werkzaamheid op zijn grondgebied te reglementeren, mits hij daarbij niet discrimineert tussen eigen onderdanen en onderdanen van andere Lid-Staten .

13 Blijkens het arrest van 7 februari 1979 ( zaak 115/78, reeds aangehaald ) mag artikel 52 EEG-Verdrag niet aldus worden uitgelegd, dat eigen onderdanen van een bepaalde Lid-Staat van de toepassing van het gemeenschapsrecht worden uitgesloten wanneer zij zich, doordat zij rechtmatig op het grondgebied van een andere Lid-Staat hebben verbleven en daar een kwalificatie hebben verworven die door het gemeenschapsrecht wordt erkend, ten opzichte van hun staat van herkomst in een overeenkomstige positie bevinden als alle andere personen die de door het Verdrag gewaarborgde rechten en vrijheden genieten ( r.o . 24 ).

14 Zoals de Franse regering, het SNMOF en het SNMSRRF evenwel terecht hebben opgemerkt, komt het diploma dat verdachte in het hoofdgeding aan de EEO heeft verworven, thans niet in aanmerking voor onderlinge erkenning binnen de Gemeenschap . Dit diploma kan derhalve niet als een door het gemeenschapsrecht erkende kwalificatie worden aangemerkt . Bovendien, aldus het arrest van 7 februari 1979, mag niet worden miskend, dat een Lid-Staat er een gerechtvaardigd belang bij kan hebben, te verhinderen dat sommige van zijn onderdanen de krachtens het Verdrag geschapen mogelijkheden misbruiken om zich te onttrekken aan de werkingssfeer van hun nationale wetgeving met betrekking tot de vereiste beroepsopleiding ( r.o . 25 ).

15 Dit zou met name het geval zijn, wanneer het feit dat een onderdaan van een Lid-Staat in een andere Lid-Staat een diploma heeft verkregen waarvan de draagwijdte en de waarde op gemeenschapsniveau niet worden erkend, de Lid-Staat van oorsprong van die onderdaan ertoe zou verplichten, hem toestemming te geven de door dat diploma bestreken werkzaamheden op zijn grondgebied te verrichten, terwijl in die Lid-Staat de toegang tot de betrokken werkzaamheden is voorbehouden aan de houders van een hogere, voor onderlinge erkenning binnen de Gemeenschap in aanmerking komende kwalificatie, en dit voorbehoud niet kennelijk willekeurig is .

16 Mitsdien moet op de prejudiciële vraag van de cour d' appel d' Aix-en-Provence worden geantwoord, dat bij gebreke van communautaire harmonisatie van werkzaamheden die uitsluitend onder de uitoefening van medische functies vallen, artikel 52 EEG-Verdrag zich er niet tegen verzet, dat een Lid-Staat een paramedische werkzaamheid, zoals met name osteopathie, voorbehoudt aan de houders van een diploma van doctor in de geneeskunde .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

17 De kosten door de Franse en de Italiaanse regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

uitspraak doende op de door de cour d' appel d' Aix-en-Provence bij arrest van 23 februari 1989 gestelde vraag, verklaart voor recht :

Bij gebreke van communautaire harmonisatie van werkzaamheden die uitsluitend onder de uitoefening van medische functies vallen, verzet artikel 52 EEG-Verdrag zich er niet tegen, dat een Lid-Staat een paramedische werkzaamheid, zoals met name osteopathie, voorbehoudt aan de houders van een diploma van doctor in de geneeskunde .

Top