EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61989CC0307

Conclusie van advocaat-generaal Van Gerven van 24 april 1991.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek.
Sociale zekerheid - Aanvullende uitkering van Fonds national de solidarité - In Frankrijk wonende gemeenschapsonderdanen.
Zaak C-307/89.

Jurisprudentie 1991 I-02903

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1991:167

61989C0307

Conclusie van advocaat-generaal Van Gerven van 24 april 1991. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - SOCIALE ZEKERHEID - AANVULLENDE UITKERING VAN HET FONDS NATIONAL DE SOLIDARITE - IN FRANKRIJK WONENDE GEMEENSCHAPSONDERDANEN. - ZAAK C-307/89.

Jurisprudentie 1991 bladzijde I-02903


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

Mijne heren Rechters,

1. In de onderhavige zaak vraagt de Commissie aan het Hof vast te stellen dat de Franse Republiek haar verplichtingen krachtens artikel 3, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (1), niet is nagekomen.

2. Ingevolge de regeling voorzien in artikel L 815 van de Franse Code de la sécurité sociale (hierna: CSS) kunnen rechthebbenden op een Frans invaliditeits-, ouderdoms- of weduwenpensioen die de nationaliteit van andere Lid-Staten hebben maar in Frankrijk wonen, enkel aanspraak maken op de aanvullende uitkering van het "Fonds national de solidarité" (hierna: FNS) wanneer is voldaan aan een dubbele voorwaarde, namelijk, ten eerste, dat er met de Lid-Staat waarvan de pensioengerechtigde de nationaliteit bezit een internationale overeenkomst is gesloten die voorziet in reciprociteit (artikel L 815-5 CSS) en, ten tweede, dat de pensioengerechtigde gedurende een bepaalde periode in Frankrijk heeft gewoond (artikel L 815-2 CSS zoals gewijzigd bij wet nr. 87-39 van 27 januari 1987). (2)

Artikel 3, lid 1, betreffende de "gelijkheid van behandeling", van de bovenvermelde verordening (EEG) nr. 1408/71 bepaalt nochtans dat:

"Personen die op het grondgebied van één der Lid-Staten wonen en op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, hebben de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke Lid-Staat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat, behoudens bijzondere bepalingen van deze verordening." (3)

3. Tijdens de precontentieuze fase van de onderhavige procedure van artikel 169 wierp de Franse regering op dat de aanvullende uitkering verstrekt door het FNS een sociale bijstand was waarop verordening (EEG) nr. 1408/71 met inbegrip van het hierboven aangehaalde artikel 3, lid 1, niet van toepassing was. (4) Het Hof heeft echter bij herhaling gesteld dat verordening (EEG) nr. 1408/71 ook van toepassing is op aanvullende uitkeringen (5) en heeft dit nog eens uitdrukkelijk bevestigd voor de door het FNS verstrekte aanvullende uitkeringen in zijn arrest van 12 juli 1990. (6) In het licht van deze rechtspraak betwist de Franse regering niet langer dat de betrokken Franse wetgeving inderdaad in strijd is met het gemeenschapsrecht en heeft ze stappen ondernomen om haar wetgeving aan te passen. In de herfst van 1990 werd daartoe een wetsontwerp bij het Franse parlement ingediend. (7) Die omstandigheid doet echter niet af aan de niet-nakoming.

4. Hoewel de onverenigbaarheid van de betrokken wetgeving met het gemeenschapsrecht niet langer wordt betwist, wijst de Franse regering er wel op dat die wetgeving in de praktijk niet (meer) wordt toegepast op onderdanen van andere Lid-Staten van de Gemeenschap en dat deze laatsten, zoals artikel 3, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1408/71 vereist, nu dezelfde rechten als Franse onderdanen hebben. Reeds in antwoord op het gemotiveerd advies van de Commissie deelde de Franse regering op 26 november 1987 mede dat het bestaan van een internationale overeenkomst die voorziet in reciprociteit, voor burgers van andere Lid-Staten niet langer vereist was voor de toekenning van een aanvullende uitkering en dat alle bevoegde instanties hiervan bij ministeriële omzendbrief nr. 1370 van 5 november 1987 op de hoogte waren gebracht. (8) Met betrekking tot het vereiste een bepaalde tijd in Frankrijk te hebben gewoond werd er door de Franse regering op gewezen dat de nodige uitvoeringsdecreten nooit werden aangenomen en dat dit vereiste derhalve dode letter was gebleven.

Het dient echter opgemerkt dat het feit dat een op zich discriminerende wetgeving ingevolge instructies aan de bevoegde administraties of wegens het ontbreken van uitvoeringsdecreten, in de praktijk niet tot discriminatie van onderdanen uit andere Lid-Staten leidt, niet van aard is om de betrokken wetgeving te verschonen. Het handhaven van de betrokken wetgeving kan tot onduidelijkheid en twijfel leiden ten aanzien van de bevoegde administraties van de eigen Lid-Staat en vooral van de belanghebbende onderdanen van andere Lid-Staten. (9) Dit wordt bevestigd door het feit dat de Commissie heeft vastgesteld dat de aanvullende uitkering in de praktijk soms toch geweigerd werd aan onderdanen van andere Lid-Staten. (10)

5. Derhalve geef ik het Hof in overweging vast te stellen dat de Franse Republiek haar verplichtingen krachtens verordening (EEG) nr. 1408/71 en in het bijzonder artikel 3, lid 1, daarvan, niet is nagekomen, en haar krachtens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering te verwijzen in de kosten van de procedure.

(*) Oorspronkelijke taal: Nederlands.

(1) Gewijzigd en bijgewerkt door verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 tot wijziging en bijwerking van verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB 1983, L 230, blz. 6).

(2) De modaliteiten van deze tweede vereiste zouden bij uitvoeringsdecreten worden vastgesteld.

(3) PB 1983, L 230, blz. 13.

(4) Zie artikel 4, lid 4, van verordening (EEG) nr. 1408/71. De Franse regering heeft dit argument evenwel slechts gebruikt in haar antwoord van 7 maart 1986 op de brief van de Commissie van 4 december 1985.

(5) Zie bijvoorbeeld: arrest van 9 oktober 1974, zaak 24/74, Biason, Jurispr. 1974, blz 999, r.o. 9 tot en met 12; arrest 24 februari 1987, gevoegde zaken 379/85, 380/85, 381/85 en 93/86, Giletti, Jurispr. 1987, blz. 971, r.o. 9 tot en met 12; en arrest van 17 december 1987, zaak 147/87, Zaoui, Jurispr. 1987, blz. 5511, r.o. 9.

(6) Arrest van 12 juli 1990, zaak C-236/88, Commissie/Frankrijk (Fonds national de solidarité), Jurispr. 1988, blz. I-3163. In deze zaak ging het om de toekenning van dezelfde aanvullende uitkering aan pensioengerechtigden die in een andere Lid-Staat van de Gemeenschap wonen of gaan wonen. Zie ook mijn conclusie van 12 juni 1990 in deze zaak.

(7) Zie bijlage bij de dupliek van de Franse regering. Het weze opgemerkt dat de Franse regering einde 1989/begin 1990 reeds een eerste poging tot wijziging van de betrokken wetgeving had ondernomen. Het wetsontwerp ter wijziging van artikel L 815-5 CSS werd toen echter door de Conseil constitutionnel ongeldig verklaard.

(8) Bijlage V bij het verzoekschrift van de Commissie.

(9) Zie bijv.: arrest van 4 april 1974, zaak 167/73, Commissie/Frankrijk, Jurispr. 1974, blz. 359, r.o. 41 en 42.

(10) Zie het rapport ter terechtzitting, blz. 6.

Top