Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0263

    Arrest van het Hof van 12 december 1990.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek.
    Vestiging en dienstverrichting - Arts, ziekenverpleger, verloskundige, beoefenaar der tandheelkunde, dierenarts - Landen en gebieden overzee.
    Zaak C-263/88.

    Jurisprudentie 1990 I-04611

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:454

    61988J0263

    ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1990. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN FRANSE REPUBLIEK. - VESTIGING EN DIENSTVERRICHTING - ARTS, VERPLEEGKUNDIGE, VROEDVROUW, TANDARTS, DIERENARTS - LANDEN EN GEBIEDEN OVERZEE. - ZAAK 263/88.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-04611


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Lid-Staten - Verplichtingen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid

    ( EEG-Verdrag, artikel 169 )

    2 . Beroep wegens niet-nakoming - Voorwerp van geding - Bepaling door met redenen omkleed advies - Aan Lid-Staat gestelde termijn - Latere opheffing van niet-nakoming - Belang bij voortzetting van actie - Eventuele aansprakelijkheid van Lid-Staat

    ( EEG-Verdrag, artikel 169 )

    Samenvatting


    1 . Een Lid-Staat kan zich niet beroepen op nationale bepalingen, praktijken of situaties, ter rechtvaardiging van de niet-eerbiediging van verplichtingen en termijnen die in communautaire rechtsnormen besloten liggen .

    2 . Het voorwerp van een op grond van artikel 169 EEG-Verdrag ingesteld beroep wordt bepaald door het met redenen omkleed advies van de Commissie . Ook wanneer de niet-nakoming na ommekomst van de ingevolge de tweede alinea van genoemd artikel vastgestelde termijn ongedaan zou zijn gemaakt, behoudt de Commissie een belang bij voortzetting van haar actie, met het oog op de bepaling van een grondslag voor eventuele aansprakelijkheid van de Lid-Staat wegens de niet-nakoming tegenover andere Lid-Staten, de Gemeenschap of particulieren .

    Partijen


    In zaak C-263/88,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur E . Lasnet als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Berardis, Centre Wagner, Kirchberg,

    verzoekster,

    tegen

    Franse Republiek, vertegenwoordigd door E . Belliard, onderdirecteur bij de juridische dienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde, en door M . Giacomini, secretaris Buitenlandse Zaken bij genoemd ministerie, als plaatsvervangend gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Franse ambassade, 9, boulevard Prince-Henri,

    verweerster,

    betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet de nodige maatregelen te treffen om onderdanen van een andere Lid-Staat, die in het bezit zijn van het ter zake vereiste Franse diploma, in staat te stellen zich als arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, verloskundige, beoefenaar der tandheelkunde en dierenarts in Frans Polynesië respectievelijk als dierenarts in Nieuw-Caledonië en onderhorigheden te vestigen of er diensten te verrichten, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 137 van besluit 80/1186/EEG van de Raad van 16 december 1980 en artikel 176 van besluit 86/283/EEG van de Raad van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap ( respectievelijk PB 1980, L 361, blz . 1, en PB 1986, L 175, blz . 1 ),

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt : G . F . Mancini, kamerpresident, waarnemend voor de president, T . F . O' Higgins, J . C . Moitinho de Almeida en G . C . Rodríguez Iglesias, kamerpresidenten, Sir Gordon Slynn, R . Joliet en F . Grévisse, rechters,

    advocaat-generaal : J . Mischo

    griffier : D . Louterman, hoofdadministrateur

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 3 april 1990,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 mei 1990,

    het navolgende

    Arrest Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 23 september 1988, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EEG-Verdrag verzocht vast te stellen dat de Franse Republiek, door niet de nodige maatregelen te treffen om onderdanen van een andere Lid-Staat, die in het bezit zijn van het ter zake vereiste Franse diploma, in staat te stellen zich als arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, verloskundige, beoefenaar der tandheelkunde en dierenarts in Frans Polynesië respectievelijk als dierenarts in Nieuw-Caledonië en onderhorigheden te vestigen of er diensten te verrichten, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 137 van besluit 80/1186/EEG van de Raad van 16 december 1980 en artikel 176 van besluit 86/283/EEG van de Raad van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap ( respectievelijk PB 1980, L 361, blz . 1, en PB 1986, L 175, blz . 1 ).

    2 In deze besluiten wordt in gelijke bewoordingen het volgende bepaald :

    "Wat de regeling inzake vestiging en dienstverlening betreft, behandelen de bevoegde autoriteiten van de landen en gebieden de onderdanen en vennootschappen uit de Lid-Staten op voet van gelijkheid . Indien een Lid-Staat evenwel voor een bepaalde activiteit niet in staat is aan onderdanen of vennootschappen van de Franse Republiek, het Koninkrijk Denemarken, het Koninkrijk der Nederlanden of het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland die in een land of gebied zijn gevestigd, alsmede aan de vennootschappen die onder de wetgeving van het betrokken land of gebied vallen en die aldaar zijn gevestigd, een behandeling van dezelfde aard te waarborgen, is de bevoegde autoriteit van dat land of gebied niet verplicht een dergelijke behandeling toe te kennen ."

    3 De Commissie was van oordeel, dat de wettelijke regeling van deze beroepen in de Franse gebieden overzee onverenigbaar was met bovengenoemde besluiten van de Raad; na een briefwisseling, waarin de Franse regering de gestelde niet-nakoming niet betwistte, bracht zij op 27 mei 1987 een met redenen omkleed advies uit .

    4 Bij brieven van 3 augustus 1987 en 22 januari 1988 brachten de Franse autoriteiten de Commissie op de hoogte van de ontwikkeling van de wettelijke regelingen in de gebieden overzee . Hieruit bleek dat deze in Nieuw-Caledonië met betrekking tot dierenartsen en in Frans Polynesië met betrekking tot de vijf beroepen nog steeds niet waren gewijzigd . Vervolgens ontving de Commissie geen verdere inlichtingen meer over de stand van zaken . Daarop heeft zij het onderhavige beroep ingesteld, dat alleen betrekking heeft op de twee bovengenoemde gebieden .

    5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hieronder slechts weergegeven voor zover dit voor de redenering van het Hof noodzakelijk is .

    6 De Franse regering betwist de niet-nakoming niet, doch betoogt dat de bij de aanpassing van het nationale recht aan het gemeenschapsrecht opgelopen vertraging te wijten is aan het specifieke karakter van de territoriale organisatie in de gebieden overzee en aan het feit dat deze materie de bevoegdheden van zowel de centrale als van de plaatselijke autoriteiten raakt .

    7 Dienaangaande is het vaste rechtspraak van het Hof, dat een Lid-Staat zich niet ten exceptieve op nationale bepalingen, praktijken of toestanden kan beroepen ter rechtvaardiging van de niet-eerbiediging van verplichtingen en termijnen die in communautaire rechtsnormen besloten liggen ( arrest van 3 oktober 1984, zaak 254/83, Commissie/Italiaanse Republiek, Jurispr . 1984, blz . 3395 ).

    8 De Franse regering merkt voorts op, dat in Nieuw-Caledonië een besluit van het Congres van Nieuw-Caledonië en onderhorigheden tot stand is gekomen, waarbij de mogelijkheid om zich als arts en dierenarts te vestigen of diensten te verrichten is uitgebreid tot alle onderdanen van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, die in het bezit zijn van het ter zake vereiste Franse diploma .

    9 Dat neemt niet weg, dat deze maatregel werd getroffen na de indiening van het verzoekschrift . Dienaangaande dient eraan te worden herinnerd, dat het voorwerp van een op grond van artikel 169 EEG-Verdrag ingesteld beroep wordt bepaald door het met redenen omkleed advies van de Commissie . Ook wanneer de niet-nakoming na ommekomst van de ingevolge de tweede alinea van genoemd artikel vastgestelde termijn ongedaan zou zijn gemaakt, behoudt de Commissie een belang bij voortzetting van haar actie, met het oog op de bepaling van een grondslag voor eventuele aansprakelijkheid van de Lid-Staat wegens de niet-nakoming tegenover andere Lid-Staten, de Gemeenschap of particulieren .

    10 Uit het voorgaande volgt dat de Franse Republiek, door niet de nodige maatregelen te treffen om onderdanen van een andere Lid-Staat, die in het bezit zijn van het ter zake vereiste Franse diploma, in staat te stellen zich als arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, verloskundige, beoefenaar der tandheelkunde en dierenarts in Frans Polynesië te vestigen of er diensten te verrichten, en door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen vast te stellen met betrekking tot het beroep van dierenarts in Nieuw-Caledonië en onderhorigheden, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 137 van besluit 80/1186/EEG van de Raad van 16 december 1980 en artikel 176 van besluit 86/283/EEG van de Raad van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    11 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien de Franse Republiek op de voornaamste punten in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    rechtdoende, verstaat :

    1 ) Door niet de nodige maatregelen te treffen om onderdanen van een andere Lid-Staat, die in het bezit zijn van het ter zake vereiste Franse diploma, in staat te stellen zich als arts, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, verloskundige, beoefenaar der tandheelkunde en dierenarts in Frans Polynesië te vestigen en er diensten te verrichten en door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen vast te stellen met betrekking tot het beroep van dierenarts in Nieuw-Caledonië en onderhorigheden, is de Franse Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 137 van besluit 80/1186/EEG van de Raad van 16 december 1980 en artikel 176 van besluit 86/283/EEG van de Raad van 30 juni 1986 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap .

    2 ) De Franse Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure .

    Top