Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0228

Arrest van het Hof van 22 februari 1990.
Giovanni Bronzino tegen Kindergeldkasse.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Bayerisches Landessozialgericht - Duitsland.
Sociale - Recht op gezinsbijlagen wanneer het recht van het land van tewerkstelling vereist dat aan de gestelde voorwaarden op het nationale grondgebied is voldaan.
Zaak C-228/88.

Jurisprudentie 1990 I-00531

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:85

61988J0228

ARREST VAN HET HOF VAN 22 FEBRUARI 1990. - GIOVANNI BRONZINO TEGEN KINDERGELDKASSE NUERNBERG. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: BAYERISCHES LANDESSOZIALGERICHT - DUITSLAND. - SOCIALE ZEKERHEID - RECHT OP GEZINSBIJSLAGEN WANNEER HET RECHT VAN HET LAND VAN TEWERKSTELLING VEREIST DAT AAN DE DAARTOE GESTELDE VOORWAARDEN OP HET NATIONALE GRONDGEBIED IS VOLDAAN. - ZAAK 228/88.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-00531
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00339
Finse bijz. uitgave bladzijde 00357


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gezinsbijslagen - Begrip - Steun aan gezinnen met werkloze kinderen van 16 tot en met 20 jaar - Daaronder begrepen

( Verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad, artikel 1, sub u, i )

2 . Sociale zekerheid van migrerende werknemers - Gezinsbijslagen - Werknemer onderworpen aan wettelijke regeling van een Lid-Staat - Gezinsleden woonachtig in een andere Lid-Staat - Recht op gezinsbijslagen, voorzien in wettelijke regeling waaraan werknemer is onderworpen - Voorwaarden voor ontstaan van recht op gezinsbijslagen gelijkwaardig aan vereiste dat kinderen in uitkerende Lid-Staat wonen - Niet tegen te werpen aan werknemer wiens kinderen in Lid-Staat van hun woonplaats een gelijkwaardige voorwaarde vervullen

( Verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad, artikel 73 )

Samenvatting


1 . Uitkeringen die ertoe strekken, gezinnen te helpen bij de bestrijding van de onderhoudskosten voor kinderen die de zestienjarige maar nog niet de eenentwintigjarige leeftijd hebben bereikt en die werkloos zijn, vallen onder de definitie van "gezinsbijslagen" in artikel 1, sub u,i, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 .

2 . Artikel 73 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 strekt ertoe te verhinderen, dat een Lid-Staat gezinsbijslagen kan weigeren op grond dat de gezinsleden van de werknemer in een andere Lid-Staat wonen dan de uitkerende Lid-Staat . Die weigering zou de communautaire werknemer er immers van kunnen weerhouden, zijn recht op vrij verkeer uit te oefenen, en daarmee een belemmering van die vrijheid kunnen opleveren . Hieruit volgt, dat een voorwaarde volgens welke het kind van een werknemer voor het ontstaan van het recht op bepaalde gezinsbijslagen als werkloze ter beschikking moet staan van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de uitkerende Lid-Staat, aan welke voorwaarde slechts kan worden voldaan wanneer het kind op het grondgebied van die Lid-Staat woont, onder het toepassingsgebied van artikel 73 valt . Zij moet dan ook worden geacht te zijn vervuld wanneer het kind ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de Lid-Staat waar het woont .

Partijen


In zaak C-228/88,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bayerische Landessozialgericht, in het aldaar aanhangig geding tussen

G . Bronzino, wonende te Augsburg ( Bondsrepubliek Duitsland ),

en

Kindergeldkasse, te Neurenberg ( Bondsrepubliek Duitsland ),

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de artikelen 3, lid 1, en 73, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt door verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 ( PB 1983, L 230, blz . 6, bijlage I ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE,

samengesteld als volgt : O . Due, president, F . A . Schockweiler en M . Zuleeg, kamerpresidenten, T . Koopmans, G . F . Mancini, J . C . Moitinho de Almeida en G . C . Rodríguez Iglesias, rechters,

advocaat-generaal : F . G . Jacobs

griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier

gelet op de opmerkingen ingediend door :

- G . Bronzino, verzoeker in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door L . Fazi, Sozialsekretaer;

- de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door M . Seidel en M . Hilf als gemachtigden;

- de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door H . J . Heinemann, plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde;

- de Portugese regering, vertegenwoordigd door L . Inez Fernandes en S . Pizarro, respectievelijk hoofd van de juridische dienst van het Directoraat-generaal Europese Gemeenschappen en plaatsvervangend hoofd van de afdeling Internationale Betrekkingen en verdragen inzake sociale zekerheid, als gemachtigden;

- de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door L . Ferrari Bravo, hoofd van de dienst Diplomatieke Geschillen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde, bijgestaan door P . Giorgio Ferri, avvocato dello stato;

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J . Gruenwald, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gelet op het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 19 september 1989,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 oktober 1989,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 21 juli 1988, ingekomen bij het Hof op 8 augustus daaraanvolgend, heeft het Bayerische Landessozialgericht krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de artikelen 3, lid 1, en 73, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zoals gewijzigd en bijgewerkt door verordening ( EEG ) nr . 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 ( PB 1983, L 230, blz . 6, bijlage I ).

2 Deze vraag is gerezen in een geschil over de weigering van de Duitse Kindergeldkasse om verzoeker in het hoofdgeding ( hierna : verzoeker ), een Italiaans onderdaan die in de Bondsrepubliek Duitsland in loondienst werkzaam is, krachtens paragraaf 2, lid 4, Bundeskindergeldgesetz ( hierna : BKGG ) Kindergeld uit te keren voor zijn kinderen Rosa, Nunzia en Vincenzo, wonende te Ercolano ( Italië ), waar zij bij het arbeidsbureau als werkzoekende staan ingeschreven .

3 De weigering van de Kindergeldkasse berust op de overweging, dat verzoekers kinderen niet op het grondgebied waar het BKGG van toepassing is als werkloze ter beschikking staan van de dienst voor de arbeidsbemiddeling, een voorwaarde voor toekenning van Kindergeld voor werkloze kinderen ten laste die de 16-jarige maar nog niet de 21-jarige leeftijd hebben bereikt .

4 Het Sozialgericht Augsburg veroordeelde de Kindergeldkasse, verzoeker de gevraagde uitkeringen te betalen . Het Bayerische Landessozialgericht, waar hoger beroep werd ingesteld, is van oordeel dat het geding de vraag opwerpt of het BKGG verenigbaar is met het gemeenschapsrecht en heeft de behandeling van de zaak geschorst ten einde het Hof de volgende prejudiciële vraag voor te leggen :

"Moeten de artikelen 73, lid 1, en 3, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71/EEG of andere bepalingen van gemeenschapsrecht aldus worden uitgelegd, dat een migrerend werknemer in het land van tewerkstelling ook dan recht heeft op gezinsbijslagen, wanneer het gezinslid enkel in het land van woonplaats en volgens de aldaar geldende bepalingen geen beroepsopleiding kan aanvatten of voortzetten bij gebreke van opleidingsplaatsen dan wel als werkloze ter beschikking staat van de diensten voor arbeidsbemiddeling, maar het nationale recht van het land van tewerkstelling vereist dat aldaar aan die voorwaarden is voldaan?"

5 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

6 Gelet op de door de verwijzende rechter uiteengezette feiten van het hoofdgeding moet worden vastgesteld, dat de prejudiciële vraag hoofdzakelijk ertoe strekt te vernemen, of de artikelen 3, lid 1, en 73, lid 1, van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 aldus moeten worden uitgelegd, dat wanneer de wetgeving van de Lid-Staat die bepaalde gezinsbijslagen verschuldigd is, als voorwaarde voor toekenning van die bijslagen vereist, dat het gezinslid van de werknemer als werkloze ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied waar die wetgeving van toepassing is, die voorwaarde moet worden geacht te zijn vervuld wanneer het gezinslid als werkloze ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de Lid-Staat waar hij woont .

7 Artikel 73 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71, zoals gewijzigd bij verordening ( EEG ) nr . 3427/89 van de Raad van 30 oktober 1989 ( PB 1989, L 331, blz . 1 ), die de ten tijde van de verwijzing geldende versie vervangt en enkel wijzigingen heeft aangebracht met betrekking tot de toepassing van het onderhavige artikel op zelfstandigen en de afschaffing van de bijzondere regeling voor Frankrijk, luidt als volgt : "Onder voorbehoud van het bepaalde in bijlage VI heeft de werknemer of de zelfstandige op wie de wettelijke regeling van een Lid-Staat van toepassing is, voor zijn gezinsleden die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, recht op de gezinsbijslagen waarin de wettelijke regeling van de eerste staat voorziet, alsof die gezinsleden op het grondgebied van deze staat woonden ." Onder "gezinsbijslagen" moeten ingevolge artikel 1, sub u, i, van de verordening worden verstaan "alle verstrekkingen of uitkeringen ter bestrijding van de gezinslasten in het kader van een in artikel 4, lid 1, sub h, bedoelde wettelijke regeling, met uitzondering van de in bijlage II vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte ". Volgens artikel 4, lid 1, sub h, is de verordening van toepassing op alle wettelijke regelingen betreffende gezinsbijslagen; uit dien hoofde heeft de Bondsrepubliek Duitsland ter uitvoering van de krachtens artikel 5 van de verordening op de Lid-Staten rustende verplichting, de in artikel 4, lid 1, bedoelde wettelijke regelingen en stelsels te vermelden, kennis gegeven van het BKGG ( PB 1980, C 139, blz . 1 ).

8 De regering van de Bondsrepubliek Duitsland geeft toe, dat de litigieuze uitkering ertoe strekt, gezinnen te helpen bij de bestrijding van de onderhoudskosten voor kinderen die de 16-jarige maar nog niet de 21-jarige leeftijd hebben bereikt en werkloos zijn . Artikel 73 zou echter alleen gelden voor typische gezinsbijslagen, dat wil zeggen bijslagen die worden toegekend onder voorwaarden die in de regel een sociale belasting van het gezin van de werknemer tot gevolg hebben, zonder, zoals ook met de litigieuze bijslag het geval is, verband te houden met een bijzondere situatie in de uitkerende Lid-Staat .

9 Bij de in paragraaf 2, lid 4, BKGG voorziene uitkering zou het gaan om een maatregel ter bestrijding van de kritieke situatie op de arbeidsmarkt in de Bondsrepubliek Duitsland . Dit zou het vereiste rechtvaardigen, dat de werkzoekende in dit land ter beschikking staat van de dienst voor de arbeidsbemiddeling .

10 Voor het overige, aldus de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, heft artikel 73 enkel ten aanzien van de woonplaatsclausules de verwijzing naar het binnenland af en laat het andere objectief gerechtvaardigde voorwaarden, zoals de hiervoor genoemde, onaangetast .

11 Dienaangaande moet eraan worden herinnerd, dat artikel 73 van toepassing is op de in artikel 1, sub u, i, gedefinieerde gezinsbijslagen . Het onderhavige Kindergeld valt onder deze definitie, daar het bedoeld is om gezinnen te helpen, de financiële lasten van het onderhoud van werkloze kinderen te dragen . De Bondsrepubliek Duitsland heeft de betrokken uitkeringen zowel in haar wettelijke regeling als in de door haar regering aan de Commissie afgelegde verklaringen als gezinsbijslagen gekwalificeerd .

12 Artikel 73 strekt ertoe te verhinderen, dat een Lid-Staat gezinsbijslagen kan weigeren op grond dat de gezinsleden van de werknemer in een andere Lid-Staat wonen dan de uitkerende Lid-Staat . Die weigering zou de communautaire werknemer er immers van kunnen weerhouden, zijn recht op vrij verkeer uit te oefenen, en daarmee een belemmering van die vrijheid kunnen opleveren . Hieruit volgt, dat een voorwaarde volgens welke het kind van een werknemer voor het ontstaan van het recht op bepaalde gezinsbijslagen ter beschikking moet staan van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de uitkerende Lid-Staat, aan welke voorwaarde slechts kan worden voldaan wanneer het kind op het grondgebied van die Lid-Staat woont, onder het toepassingsgebied van artikel 73 valt . Zij moet dan ook worden geacht te zijn vervuld wanneer het kind ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de Lid-Staat waar het woont .

13 Tegen deze uitlegging van artikel 73 voert de Duitse regering aan, dat wanneer deze bepaling in casu van toepassing was, de Duitse dienst voor de arbeidsbemiddeling niet de mogelijkheid zou hebben, zich door toewijzing van een arbeidsplaats aan het betrokken gezinslid van zijn uitkeringsplicht jegens de rechthebbende te bevrijden .

14 Dit argument, dat wellicht gegrond is op het gebied van werkloosheidsuitkeringen, kan niet worden aangevoerd om de toekenning te weigeren van een gezinsbijslag voor ouders van een werkloos kind . Voor het overige kunnen de door de Duitse regering aangevoerde nadelige gevolgen van de toepassing van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 niet afdoen aan de uit bewoordingen en doelstelling van een bepaling van die verordening voortvloeiende uitlegging .

15 Zonder dat rekening behoeft te worden gehouden met andere bepalingen van gemeenschapsrecht, moet op de door de verwijzende rechter gestelde vraag derhalve worden geantwoord dat artikel 73 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, aldus moet worden uitgelegd, dat wanneer de wetgeving van de Lid-Staat die bepaalde gezinsbijslagen uitkeert, als voorwaarde voor toekenning van die bijslagen vereist, dat het gezinslid van de werknemer als werkloze ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied waar die wetgeving van toepassing is, die voorwaarde moet worden geacht te zijn vervuld wanneer het gezinslid als werkloze ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de Lid-Staat waar het woont .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

16 De kosten door de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, de Italiaanse regering, de Portugese regering, de Nederlandse regering en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE,

uitspraak doende op de door het Bayerische Landessozialgericht bij beschikking van 21 juli 1988 gestelde vragen, verklaart voor recht :

Artikel 73 van verordening ( EEG ) nr . 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, moet aldus worden uitgelegd, dat wanneer de wetgeving van de Lid-Staat die bepaalde gezinsbijslagen uitkeert, als voorwaarde voor toekenning van die bijslagen vereist, dat het gezinslid van de werknemer als werkloze ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied waar die wetgeving van toepassing is, die voorwaarde moet worden geacht te zijn vervuld wanneer het gezinslid als werkloze ter beschikking staat van de dienst voor arbeidsbemiddeling van de Lid-Staat waar het woont .

Top