EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0206

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 28 maart 1990.
Strafzaken tegen G. Vessoso en G. Zanetti.
Verzoeken om een prejudiciële beslissing: Prétura di Asti - Italië.
Afvalstoffen - Begrip.
Gevoegde zaken C-206/88 en C-207/88.

Jurisprudentie 1990 I-01461

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:145

61988J0206

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 28 MAART 1990. - STRAFZAAK TEGEN GIOVANNI VESSOSO EN GIORGIO ZANETTI. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: PRETURA DI ASTI - ITALIE. - HARMONISATIE VAN WETGEVINGEN - AFVALSTOFFEN - BEGRIP. - GEVOEGDE ZAKEN 206/88 EN 207/88.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-01461


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Harmonisatie van wetgevingen - Afvalstoffen - Richtlijnen 75/442 en 78/319 - Begrip - Voor economisch hergebruik geschikte voorwerpen - Daaronder begrepen

( Richtlijnen van de Raad 75/442, artikel 1, en 78/319, artikel 1 )

Samenvatting


Het begrip afvalstoffen in de zin van artikel 1 van de richtlijnen 75/442 en 78/319 moet niet aldus worden opgevat, dat daaronder niet vallen stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn . Dat begrip onderstelt niet, dat de houder die zich van een stof of een voorwerp ontdoet, het oogmerk heeft ieder economisch hergebruik van die stof of dat voorwerp door anderen onmogelijk te maken .

Partijen


In de gevoegde zaken C-206/88 en C-207/88,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Pretura di Asti, in de aldaar dienende strafzaken tegen

G . Vessoso, wonende te Asti, en

G . Zanetti, wonende te Asti,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 1 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( PB 1975, L 194, blz . 47 ), en van artikel 1 van richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen ( PB 1978, L 84, blz . 43 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

samengesteld als volgt : Sir Gordon Slynn, kamerpresident, R . Joliet en G . C . Rodríguez Iglesias, rechters,

advocaat-generaal : F . G . Jacobs

griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

gelet op de opmerkingen ingediend door :

- de regering van de Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door P . G . Ferri, avvocato dello Stato,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door S . Fabro, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 21 november 1989,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 13 december 1989,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij twee beschikkingen van 18 december 1987, bij het Hof ingekomen op 28 juli 1988, heeft de Pretura di Asti krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 1 van richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( PB 1975, L 194, blz . 47 ), en van artikel 1 van richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen ( PB 1978, L 84, blz . 43 ).

2 Deze vraag is gerezen in twee strafzaken tegen een aantal transportondernemingen die ervan werden verdacht, zonder voorafgaande vergunning stoffen ten behoeve van derden te hebben vervoerd en daardoor het decreet nr . 915 van de president van de Italiaanse Republiek van 10 september 1982 ( GURI nr . 343 van 15.12.1982, blz . 9071, hierna : het presidentiële decreet ) te hebben geschonden . Dat decreet, dat is vastgesteld om de twee genoemde richtlijnen in nationaal recht om te zetten, voorziet in strafsancties voor degene die zich bezighoudt met het ten behoeve van derden verwijderen - daaronder begrepen het vervoeren - van afvalstoffen zonder in het bezit te zijn van een vergunning van de bevoegde Italiaanse regio .

3 Ter verweer voerden verdachten aan, dat de door hen vervoerde stoffen geen afvalstoffen waren in de zin van het presidentiële decreet, dat het begrip afvalstoffen in artikel 2 omschrijft als "elke stof of elk voorwerp dat door menselijk handelen of door natuurlijke processen ontstaat en wordt weggeworpen of bestemd is om te worden weggeworpen ". In het onderhavige geval ging het om het vervoer van stoffen die zich voor nieuw economisch gebruik leenden, en derhalve niet waren weggeworpen of bestemd waren om te worden weggeworpen . Aangezien de telastgelegde handelingen dus niet binnen de werkingssfeer van het presidentiële decreet vielen, zouden de daarin genoemde strafsancties niet kunnen worden opgelegd .

4 Op grond van de overweging dat het presidentiële decreet ten doel had, de twee genoemde richtlijnen in nationaal recht om te zetten, meende de Pretura, dat de in artikel 2 van dat decreet gegeven definitie moest worden uitlegd in overeenstemming met artikel 1 van de twee richtlijnen, volgens hetwelk onder afvalstoffen moet worden verstaan "elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet of zich moet ontdoen krachtens de geldende nationale bepalingen ".

5 Om die reden heeft de Pretura di Asti de behandeling van de twee zaken geschorst en het Hof van Justitie de navolgende prejudiciële vraag gesteld :

"Moeten artikel 1 van richtlijn 75/442 van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen en artikel 1 van richtlijn 78/319 van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen aldus worden begrepen, dat het juridisch begrip afvalstoffen mede omvat zaken waarvan de houder zich heeft ontdaan, doch die nog een andere economische bestemming kunnen krijgen, en dat dit begrip het bestaan van een 'animus derelinquendi' ( de wil om afstand te doen van de zaak ) bij de houder van de stof of van het voorwerp als voorwaarde stelt?"

6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van de hoofdgedingen, de toepasselijke bepalingen en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

7 Met het eerste deel van de vraag wenst de Pretura di Asti te vernemen, of het begrip afvalstoffen in de zin van artikel 1 van de richtlijnen 75/442 en 78/319 van de Raad aldus moet worden opgevat, dat daaronder niet vallen stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn .

8 Zowel in de vierde overweging van de considerans van richtlijn 75/442 als in de vijfde overweging van de considerans van richtlijn 78/319 wordt erop gewezen, dat het van belang is, de terugwinning van afvalstoffen en het gebruik van teruggewonnen materialen te bevorderen ten einde de natuurlijke hulpbronnen te beschermen . Artikel 1, sub b, tweede streepje, van richtlijn 75/442 en artikel 1, sub c, tweede streepje, van richtlijn 78/319 bepalen trouwens, dat onder verwijdering van afvalstoffen moet worden verstaan de verwerking, noodzakelijk voor hergebruik, terugwinning of recycling van de afvalstoffen . Ten slotte zijn de Lid-Staten ingevolge de artikelen 3, lid 1, van richtlijn 75/442 en 4 van richtlijn 78/319 verplicht, passende maatregelen te nemen ter bevordering van het voorkomen van afvalvorming, de recycling en het verwerken van afvalstoffen, het winnen van grondstoffen en eventueel energie uit afvalstoffen, alsmede van alle andere methoden voor het opnieuw gebruiken van afvalstoffen . Uit deze verschillende bepalingen blijkt, dat een stof waarvan de houder zich ontdoet, ook een afvalstof in de zin van de richtlijnen 75/442 en 78/319 kan zijn wanneer zij voor economisch hergebruik geschikt is .

9 Mitsdien moet op het eerste deel van de vraag worden geantwoord, dat het begrip afvalstoffen in de zin van artikel 1 van de richtlijnen 75/442 en 78/319 van de Raad niet aldus moet worden opgevat, dat daaronder niet vallen stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn .

10 Met het tweede deel van de vraag wenst de Pretura di Asti te vernemen, of het begrip afvalstoffen in de zin van artikel 1 van de richtlijnen 75/442 en 78/319 van de Raad onderstelt, dat de houder die zich van een stof of voorwerp ontdoet, het oogmerk heeft ieder economisch hergebruik van die stof of dat voorwerp door anderen onmogelijk te maken .

11 Artikel 1 van de twee richtlijnen heeft het in algemene bewoordingen over elke stof en elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, en maakt geen onderscheid naargelang van het oogmerk van de houder die zich van de zaak ontdoet . Voorts wordt in dat artikel gepreciseerd, dat ook stoffen of voorwerpen waarvan de houder zich "moet ontdoen krachtens de geldende nationale bepalingen", afvalstoffen zijn . De houder kan immers krachtens een nationale bepaling verplicht zijn zich van een zaak te ontdoen, en toch niet het oogmerk hebben ieder economisch hergebruik van die zaak door anderen onmogelijk te maken .

12 Het hoofddoel van de richtlijnen 75/442 en 78/319 zoals dit in de derde respectievelijk in de vierde overweging van hun considerans is geformuleerd, namelijk de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu, zou in gevaar worden gebracht, wanneer de toepasselijkheid van de twee richtlijnen afhing van de vraag, of de houder het oogmerk heeft, economisch hergebruik door anderen van de stoffen en voorwerpen waarvan hij zich ontdoet, onmogelijk te maken .

13 Mitsdien moet op het tweede deel van de vraag worden geantwoord, dat het begrip afvalstoffen in de zin van artikel 1 van de richtlijnen 75/442 en 78/319 van de Raad niet onderstelt, dat de houder die zich van een stof of een voorwerp ontdoet, het oogmerk heeft ieder economisch hergebruik van die stof of dat voorwerp door anderen onmogelijk te maken .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

14 De kosten door de Italiaanse regering en de Commissie en de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

uitspraak doende op de door de Pretura di Asti bij beschikkingen van 18 december 1987 gestelde vraag, verklaart voor recht :

Het begrip afvalstoffen in de zin van artikel 1 van de richtlijnen 75/442EEG en 78/319/EEG van de Raad moet niet aldus worden opgevat, dat daaronder niet vallen stoffen en voorwerpen die voor economisch hergebruik geschikt zijn . Dat begrip onderstelt niet, dat de houder die zich van een stof of een voorwerp ontdoet, het oogmerk heeft ieder economisch hergebruik van die stof of dat voorwerp door anderen onmogelijk te maken .

Top