Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0200

    Arrest van het Hof van 27 november 1990.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek.
    Verplichting tot het verstrekken van visserijgegevens.
    Zaak C-200/88.

    Jurisprudentie 1990 I-04299

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:422

    61988J0200

    ARREST VAN HET HOF VAN 27 NOVEMBER 1990. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN HELLEENSE REPUBLIEK. - VERPLICHTING TOT HET VERSTREKKEN VAN INLICHTINGEN MET BETREKKING TOT DE VISSERIJ. - ZAAK 200/88.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-04299


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Beroep wegens niet-nakoming - Recht van beroep van Commissie - Discretionaire uitoefening

    ( EEG-Verdrag, artikel 169 )

    2 . Lid-Staten - Verplichtingen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid

    ( EEG-Verdrag, artikel 169 )

    3 . Beroep wegens niet-nakoming - Beoordeling van gegrondheid door Hof - In aanmerking te nemen situatie - Situatie aan het eind van in met redenen omkleed advies gestelde termijn

    ( EEG-Verdrag, artikel 169 )

    Samenvatting


    1 . In het systeem van artikel 169 EEG-Verdrag beschikt de Commissie over een discretionaire bevoegdheid om een beroep wegens niet-nakoming in te stellen en staat het niet aan het Hof om de opportuniteit van de uitoefening ervan te toetsen .

    2 . Een Lid-Staat kan zich, ter rechtvaardiging van de niet-eerbiediging van verplichtingen en termijnen die in gemeenschapsnormen besloten liggen, niet op nationale situaties beroepen .

    3 . In het kader van een beroep krachtens artikel 169 EEG-Verdrag moet de vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen, worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de Lid-Staat zich aan het eind van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn bevond, en kan het Hof geen rekening houden met sedertdien opgetreden wijzigingen .

    Partijen


    In zaak C-200/88,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door D . Gouloussis, juridisch adviseur, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Berardis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verzoekster,

    tegen

    Helleense Republiek, vertegenwoordigd door N . Frangakis, juridisch adviseur van haar Permanente vertegenwoordiging bij de Europese Gemeenschappen, I . Galanis-Marangoudakis, juridisch medewerkster van de dienst Communautaire geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken en I . Laïos, juridisch adviseur van het Ministerie van Landbouw, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Griekse ambassade, 117, Val Sainte-Croix,

    verweerster,

    betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijnen mededeling te doen van bepaalde gegevens inzake de markt van visserijprodukten, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens een aantal bepalingen van verordening ( EEG ) nr . 3796/81 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten en de uitvoeringsverordeningen ( EEG ) nr . 3191/82 en ( EEG ) nr . 3598/83 van de Commissie,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt : O . Due, president, G . F . Mancini, T . F . O' Higgins, G . C . Rodríguez Iglesias en M . Díez de Velasco, kamerpresidenten, C . N . Kakouris, R . Joliet, F . A . Schockweiler en P . J . G . Kapteyn, rechters,

    advocaat-generaal : J . Mischo

    griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

    gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 19 september 1990,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 oktober 1990,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 20 juli 1988, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EEG-Verdrag het Hof verzocht vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijnen mededeling te doen van bepaalde gegevens inzake de markt van visserijprodukten, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 11, leden 1 en 3, 15, lid 2, en 21, lid 3, van verordening ( EEG ) nr . 3796/81 van de Raad van 29 december 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten ( PB 1981, L 379, blz . 1 ), artikel 2 van verordening ( EEG ) nr . 3191/82 van de Commissie van 29 november 1982 houdende nadere voorschriften voor de toepassing van het stelsel van referentieprijzen voor visserijprodukten ( PB 1982, L 338, blz . 13 ) en de artikelen 1 tot en met 3 van verordening ( EEG ) nr . 3598/83 van de Commissie van 20 december 1983 betreffende de mededeling van de geconstateerde prijzen en de vaststelling van de lijst van voor visserijprodukten representatieve markten en havens ( PB 1983, L 357, blz . 17 ).

    2 De Commissie voert tegen de Helleense Republiek vier grieven aan .

    3 De eerste grief betreft artikel 11, lid 1, van verordening nr . 3796/81, zoals nader uitgewerkt in artikel 1 van verordening nr . 3598/83 . Met het oog op de vaststelling van de oriëntatieprijs van de in bijlage I, sub A en D, bedoelde produkten, moeten de Lid-Staten ingevolge artikel 11, lid 1, van verordening nr . 3796/81 de Commissie de prijzen meedelen die op de representatieve groothandelsmarkten of in representatieve havens voor deze categorie produkten worden geconstateerd . Volgens artikel 1 van verordening nr . 3598/83 moeten deze mededelingen de gemiddelde prijs van de marktdag omvatten en twee keer per maand worden toegezonden .

    4 De tweede grief heeft betrekking op artikel 11, lid 3, van verordening nr . 3796/81 van de Raad en op artikel 2 van verordening nr . 3598/83 van de Commissie . Artikel 11, lid 3, van verordening nr . 3796/81 verplicht de Lid-Staten, de Commissie elk kwartaal in kennis te stellen van de verkoopprijzen die in de loop van het voorafgaande kwartaal bij de groothandel gelden voor de in bijlage IV, sub B, bedoelde produkten die aan boord en aan de wal zijn ingevroren . Ingevolge artikel 2 van verordening nr . 3598/83 moeten deze mededelingen uiterlijk aan het einde van de zesde week volgende op het betrokken kwartaal per telexbericht worden opgestuurd . In antwoord op een vraag van het Hof heeft de Commissie verklaard, dat deze prijsgegevens moesten dienen om overeenkomstig artikel 21 van verordening nr . 3796/81 de referentieprijs vast te stellen voor uit derde landen ingevoerde produkten . Nadat de Commissie had geconstateerd, dat in Griekenland geen groothandel bestond voor produkten die aan wal zijn ingevroren, heeft zij het beroep, wat artikel 11, lid 3, van verordening nr . 3796/81 betreft, in haar verzoekschrift beperkt tot produkten die aan boord zijn ingevroren .

    5 De derde grief van de Commissie tegen de Helleense Republiek heeft betrekking op artikel 15, lid 2, van verordening nr . 3796/81 en op artikel 3 van verordening nr . 3598/83 . Ten einde de Commissie in staat te stellen om voor elk der in bijlage II genoemde produkten een oriëntatieprijs vast te stellen, verplicht artikel 15, lid 2, van verordening nr . 3796/81 de Lid-Staten, de Commissie de prijzen mee te delen die op groothandelsmarkten of in representatieve havens voor deze produkten worden geconstateerd . Artikel 3 van verordening nr . 3598/83 bepaalt bovendien, dat deze mededelingen betrekking moeten hebben op de gemiddelde prijs, berekend voor een bepaalde periode van twee weken, en dat zij per telexbericht aan de Commissie moeten worden gezonden op de eerste werkdag van de week volgende op die waarvoor de gegevens zijn verzameld .

    6 In de vierde plaats verwijt de Commissie de Helleense Republiek, dat zij niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 21, lid 3, van verordening nr . 3796/81 en artikel 2 van verordening nr . 3191/82 . Volgens deze bepalingen moeten de Lid-Staten voor elke marktdag de prijs franco-grens van de uit derde landen ingevoerde produkten onverwijld per telex aan de Commissie meedelen .

    7 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van de zaak, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven, voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    8 De Griekse regering erkent, dat zij de zojuist omschreven verplichtingen niet is nagekomen . Zij betwijfelt echter of het nog wel opportuun is om deze procedure voort te zetten die, omdat zij haars inziens geen enkel juridisch belang meer heeft en enkel feitelijke vragen betreft, het Hof slechts onnodig werk bezorgt .

    9 Wat dit punt betreft, is het voldoende erop te wijzen, dat de Commissie in het systeem van artikel 169 EEG-Verdrag over een discretionaire bevoegdheid beschikt om een beroep wegens niet-nakoming in te stellen en dat het niet aan het Hof staat, de uitoefening van deze bevoegdheid te toetsen .

    10 De Griekse regering stelt bovendien, dat zij bij de uitvoering van deze regeling te kampen heeft gehad met technische problemen, met nalatigheden van de producenten en met structurele moeilijkheden in verband met de organisatie van haar diensten . Met betrekking tot de mededeling van de prijzen franco-grens beroept zij zich in het bijzonder op technische problemen met de computer die de gegevens moest verzamelen, verwerken en meedelen .

    11 Volgens vaste rechtspraak van het Hof kan een Lid-Staat zich, ter rechtvaardiging van de niet-eerbiediging van verplichtingen en termijnen die in gemeenschapsnormen besloten liggen, niet ten exceptieve op nationale toestanden beroepen ( zie bij voorbeeld het arrest van 3 oktober 1984, zaak 254/83, Commissie/Italië, Jurispr . 1984, blz . 3395 ).

    12 Ten slotte wijst de Griekse regering met klem op de pogingen die sedert de indiening van het verzoekschrift door haar diensten in het werk zijn gesteld om aan haar communautaire verplichtingen te voldoen en verklaart zich eveneens bereid om de nog noodzakelijke maatregelen te treffen .

    13 De vraag of verplichtingen niet zijn nagekomen, moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de Lid-Staat zich aan het eind van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn bevond, en met sedertdien opgetreden wijzigingen kan het Hof geen rekening houden .

    14 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijnen mededeling te doen van bepaalde gegevens inzake de markt van visserijprodukten, de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 11, leden 1 en 3, 15, lid 2, en 21, lid 3, van verordening ( EEG ) nr . 3796/81, artikel 2 van verordening ( EEG ) nr . 3191/82 en de artikelen 1 tot en met 3 van verordening ( EEG ) nr . 3598/83 .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    15 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien de Helleense Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    rechtdoende, verklaart :

    1 ) Door niet binnen de gestelde termijnen mededeling te doen van bepaalde gegevens inzake de markt van visserijprodukten, is de Helleense Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens de artikelen 11, leden 1 en 3, 15, lid 2, en 21, lid 3, van verordening ( EEG ) nr . 3796/81 van de Raad van 29 december 1981 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten, artikel 2 van verordening ( EEG ) nr . 3191/82 van de Commissie van 29 november 1982 houdende nadere voorschriften voor de toepassing van het stelsel van referentieprijzen voor visserijprodukten, en de artikelen 1 tot en met 3 van verordening ( EEG ) nr . 3598/83 van de Commissie van 20 december 1983 betreffende de mededeling van de geconstateerde prijzen en de vaststelling van de lijst van voor visserijprodukten representatieve markten en havens .

    2 ) De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure .

    Top