EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0171

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 13 juli 1989.
Ingrid Rinner-Kühn tegen FWW Spezial-Gebäudereinigung GmbH & Co. KG.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Arbeitsgericht Oldenburg - Duitsland.
Doorbetaling van loon bij ziekte - Uitsluiting van deeltijdwerknemers - Artikel 119 EEG-Verdrag.
Zaak 171/88.

Jurisprudentie 1989 -02743

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1989:328

61988J0171

ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 13 JULI 1989. - INGRID RINNER-KUEHN TEGEN FWW SPEZIAL-GEBAEUDEREINIGUNG GMBH & CO KG. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: ARBEITSGERICHT OLDENBURG - DUITSLAND. - GELIJKE BELONING VAN MANNEN EN VROUWEN - BEHOUD VAN LOON BIJ ZIEKTE - GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN - UITSLUITING VAN DEELTIJDWERKNEMERS - ARTIKEL 119 VAN HET EEG-VERDRAG. - ZAAK 171/88.

Jurisprudentie 1989 bladzijde 02743


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

Sociale politiek - Mannelijke en vrouwelijke werknemers - Gelijke beloning - Nationale wettelijke regeling die bepaalde deeltijdwerknemers van doorbetaling van loon bij ziekte uitsluit - Uitsluiting die hoofdzakelijk vrouwelijke werknemers treft - Ontoelaatbaarheid bij gebreke van objectieve rechtvaardiging

( EEG-Verdrag, artikel 119 )

Samenvatting


Artikel 119 EEG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd, dat het in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling die de werkgevers toestaat om die werknemers uit te sluiten van de doorbetaling van loon bij ziekte, wier normale werktijd tien uur per week of 45 uur per maand niet te boven gaat, wanneer die maatregel een veel groter aantal vrouwen dan mannen treft, tenzij de Lid-Staat aantoont dat bedoelde wettelijke regeling haar rechtvaardiging vindt in objectieve factoren die niets van doen hebben met discriminatie op grond van geslacht en die aan een wezenlijke doelstelling van zijn sociaal beleid beantwoorden .

Partijen


In zaak 171/88,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Arbeitsgericht Oldenburg, in het aldaar aanhangig geding tussen

I . Rinner-Kuehn

en

FWW Spezial-Gebaeudereinigung GmbH & Co . KG,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 119 EEG-Verdrag en richtlijn 75/117 van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers ( PB 1975, L 45, blz . 19 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde kamer ),

samengesteld als volgt : T . Koopmans, kamerpresident, T . F . O' Higgins, G . F . Mancini, C . N . Kakouris en F . A . Schockweiler, rechters,

advocaat-generaal : M . Darmon

griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier

gelet op de opmerkingen ingediend door :

- I . Rinner-Kuehn, verzoekster in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door U . Heiser-Jesky, juridisch secretaris bij de Deutsche Gewerkschaftsbund,

- de Deense regering, enkel bij de schriftelijke behandeling, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur K . Wermuth als gemachtigde,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J . Grunwald als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 2 maart 1989,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 19 april 1989,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 5 mei 1988, ingekomen ten Hove op 22 juni daaraanvolgend, heeft het Arbeitsgericht Oldenburg krachtens artikel 177 EEG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van artikel 119 EEG-Verdrag en van richtlijn 75/117 van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers ( PB 1975, L 45, blz . 19 ).

2 Die vraag is gerezen in een geding dat I . Rinner-Kuehn ( hierna : verzoekster ) tegen haar werkgever, FWW Spezial-Gebaeudereinigung GmbH & Co . KG, heeft aangespannen naar aanleiding van de weigering van laatstgenoemde om verzoekster tijdens een afwezigheid wegens ziekte loon door te betalen .

3 Ingevolge het Duitse Lohnfortzahlungsgesetz ( wet op de doorbetaling van loon bij ziekte ) van 27 juli 1969 moet de werkgever de werknemer die na zijn indiensttreding, buiten zijn schuld, ten gevolge van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, gedurende de arbeidsongeschiktheid tot maximaal zes weken het loon doorbetalen . Deze regeling geldt echter niet voor werknemers wier normale werktijd tien uur per week of 45 uur per maand niet te boven gaat .

4 Op basis van die bepaling en omdat de normale werktijd van verzoekster tien uur per week bedroeg, weigerde haar werkgever om haar loon door te betalen voor een afwezigheid van acht uur wegens ziekte .

5 Verzoekster kwam tegen die weigering op voor het Arbeitsgericht Oldenburg, waar zij doorbetaling van haar loon vorderde voor de tijd dat zij afwezig was geweest wegens ziekte . Van oordeel dat de vordering een probleem van uitlegging van artikel 119 EEG-Verdrag en van richtlijn 75/117 deed rijzen, heeft het verwijzende gerecht de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende vraag ter prejudiciële beslissing voorgelegd :

" Is het verenigbaar met artikel 119 EEG-Verdrag en met richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, dat een wettelijke regeling op het beginsel van doorbetaling van loon door de werkgever bij ziekte een uitzondering maakt voor werknemers wier contractueel bepaalde normale werktijd tien uur per week of 45 uur per maand niet te boven gaat, hoewel het percentage vrouwen dat van deze uitzondering de nadelige gevolgen ondervindt, aanmerkelijk groter is dan het percentage mannen?"

6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop en de schriftelijke opmerkingen van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

7 Het verwijzende gerecht is terecht van oordeel, dat het bij ziekte doorbetaalde werknemersloon een beloning vormt in de zin van artikel 119 EEG-Verdrag .

8 Blijkens de prejudiciële vraag en de motivering van de verwijzingsbeschikking wenst het verwijzende gerecht in wezen te vernemen, of artikel 119 EEG-Verdrag en richtlijn 75/117 van de Raad in de weg staan aan een nationale wettelijke regeling die de werkgevers toestaat om die werknemers uit te sluiten van de doorbetaling van loon bij ziekte, wier normale werktijd tien uur per week of 45 uur per maand niet te boven gaat, wanneer deze categorie werknemers overwegend uit vrouwen bestaat .

9 Ingevolge artikel 119, eerste alinea, EEG-Verdrag moesten de Lid-Staten gedurende de eerste etappe de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke arbeid verzekeren . Daaruit volgt, dat artikel 119 de Lid-Staten een resultaatsverbintenis oplegde, die dwingend binnen een bepaalde termijn moest worden nagekomen ( arrest van 8 april 1976, zaak 43/75, Defrenne, Jurispr . 1976, blz . 455 ).

10 Blijkens het dossier hebben onder de betrokken Duitse wettelijke bepaling alleen werknemers in een arbeidsverhouding waarbij de normale werktijd meer dan tien uur per week of 45 uur per maand bedraagt, bij ziekte recht op doorbetaling van het loon door de werkgever . Aangezien die betaling onder het begrip beloning in de zin van artikel 119, tweede alinea, EEG-Verdrag valt, staat de betrokken Duitse wettelijke bepaling de werkgevers toe, ten aanzien van de hoogte van de totale beloning onderscheid te maken tussen twee categorieën werknemers, namelijk tussen degenen die het minimumaantal uren per week of per maand werken, en degenen die wel dezelfde arbeid verrichten, doch minder dan het minimumaantal uren werken .

11 Uit de verwijzingsbeschikking blijkt voorts, dat een aanzienlijk lager percentage vrouwen dan mannen het minimumaantal uren per week of per maand werken dat vereist is voor het behoud van het loon bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte .

12 In die omstandigheden dient te worden vastgesteld, dat een wettelijke bepaling als de in geding zijnde in feite de vrouwelijke werknemers discrimineert ten opzichte van de mannelijke en in beginsel onverenigbaar is met het doel van artikel 119 EEG-Verdrag . Dit zou alleen dan anders zijn, indien de verschillende behandeling van de twee categorieën werknemers haar verklaring zou vinden in factoren die objectief gerechtvaardigd zijn en niets van doen hebben met discriminatie op grond van geslacht ( arrest van 13 mei 1986, zaak 170/84, Bilka, Jurispr . 1986, blz . 1607 ).

13 In de loop van de procedure heeft de Duitse regering in antwoord op een vraag van het Hof verklaard, dat werknemers die minder dan tien uur per week of 45 uur per maand werken, niet in dezelfde mate in het bedrijf zijn geïntegreerd en van het bedrijf afhankelijk zijn als andere werknemers .

14 Deze overwegingen zijn evenwel niet meer dan generaliserende uitspraken ten aanzien van bepaalde categorieën werknemers . Er kunnen geen objectieve criteria uit worden afgeleid die geen verband houden met discriminatie op grond van geslacht . Indien de Lid-Staat daarentegen kan aantonen, dat de gekozen middelen beantwoorden aan een noodzakelijke doelstelling van zijn sociaal beleid en ter bereiking van dat doel geschikt en noodzakelijk zijn, dan kan in het enkele feit dat de wettelijke bepaling een veel groter aantal vrouwelijke dan mannelijke werknemers treft, geen schending van artikel 119 EEG-Verdrag worden gezien .

15 Het staat aan de nationale rechter, die bij uitsluiting bevoegd is om de feiten te beoordelen en de nationale wetgeving uit te leggen, om uit te maken, of en in hoeverre een wettelijke regeling die weliswaar ongeacht het geslacht van de werknemer van toepassing is, doch die feitelijk vrouwen in sterkere mate dan mannen treft, haar rechtvaardiging vindt in objectieve factoren die niets van doen hebben met discriminatie op grond van geslacht .

16 Mitsdien moet op de vraag van het verwijzende gerecht worden geantwoord, dat artikel 119 EEG-Verdrag aldus moet worden uitgelegd, dat het in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling die de werkgevers toestaat om die werknemers uit te sluiten van de doorbetaling van loon bij ziekte, wier normale werktijd tien uur per week of 45 uur per maand niet te boven gaat, wanneer die maatregel een veel groter aantal vrouwen dan mannen treft, tenzij de Lid-Staat aantoont dat bedoelde wettelijke regeling haar rechtvaardiging vindt in objectieve factoren die niets van doen hebben met discriminatie op grond van geslacht .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

17 De kosten door de Deense regering en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening hunner opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde kamer ),

uitspraak doende op de door het Arbeitsgericht Oldenburg bij beschikking van 5 mei 1988 gestelde vraag, verklaart voor recht :

Artikel 119 EEG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd, dat het in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling die de werkgevers toestaat om die werknemers uit te sluiten van de doorbetaling van loon bij ziekte, wier normale werktijd tien uur per week of 45 uur per maand niet te boven gaat, wanneer die maatregel een veel groter aantal vrouwen dan mannen treft, tenzij de Lid-Staat aantoont dat bedoelde wettelijke regeling haar rechtvaardiging vindt in objectieve factoren die niets van doen hebben met discriminatie op grond van geslacht .

Top