Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0108

    Arrest van het Hof (Derde kamer) van 13 juli 1989.
    Juan Jaenicke Cendoya tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Beroep tot nietigverklaring - Weigering van toelating tot vergelijkend onderzoek.
    Zaak 108/88.

    Jurisprudentie 1989 -02711

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1989:325

    61988J0108

    ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 13 JULI 1989. - JUAN JAENICKE CENDOYA TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - AMBTENAREN - BEROEP TOT NIETIGVERKLARING - WEIGERING VAN TOELATING TOT VERGELIJKEND ONDERZOEK. - ZAAK 108/88.

    Jurisprudentie 1989 bladzijde 02711


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Ambtenaren - Bezwarend besluit - Motiveringsplicht - Doel

    ( Ambtenarenstatuut, artikel 25, tweede alinea )

    2 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken - Vereiste van universitaire diploma' s - Begrip universitair diploma - Beoordeling aan hand van wettelijke regeling van staat waar studie is volbracht

    3 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken - Vereiste van universitaire diploma' s - Voorwaarde niet vervuld - Uitoefening, als arbeidscontractant, van functie waarvoor opleiding op gelijkwaardig niveau vereist is - Irrelevant

    4 . Ambtenaren - Aanwerving - Vergelijkend onderzoek - Toelatingsvoorwaarden - Hogere eisen dan in Statuut voor indeling der ambten worden gesteld - Toelaatbaarheid

    ( Ambtenarenstatuut, artikelen 5 en 29; Bijlage III )

    Samenvatting


    1 . De verplichting om een bezwarend besluit te motiveren, heeft in de eerste plaats tot doel het Hof in staat te stellen toezicht uit te oefenen op de wettigheid van het besluit, en in de tweede plaats om de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om vast te stellen of het besluit al dan niet gegrond is .

    2 . Bij gebreke van enige andersluidende bepaling in een verordening of een richtlijn betreffende door de gemeenschapsinstellingen georganiseerde vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van personeel, dan wel in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, moet het vereiste, dat de sollicitant, om tot het vergelijkend onderzoek te worden toegelaten, in het bezit dient te zijn van een universitair diploma, noodzakelijkerwijs worden begrepen in de betekenis die aan dat begrip wordt gegeven in de wettelijke regeling van de Lid-Staat waar de sollicitant heeft gestudeerd .

    3 . Of een bepaalde opleiding of een diploma van universitaire aard is, wordt ad hoc beoordeeld, bij de toelating tot een vergelijkend onderzoek door de jury en bij de aanwerving van een arbeidscontractant door het tot aanstelling bevoegd gezag, rekening houdend met de bijzondere kenmerken en de voorwaarden van elk vergelijkend onderzoek of van elke betrokken post . Een sollicitant kan dus bij een weigering van toelating tot een vergelijkend onderzoek wegens het ontbreken van een diploma voor een opleiding op het in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek bedoelde niveau, niet als middel tot nietigverklaring aanvoeren, dat hij bij een gemeenschapsinstelling als arbeidscontractant een functie heeft bekleed die een opleiding van gelijkwaardig niveau onderstelt .

    4 . Artikel 5 van het Statuut beoogt in algemene zin het minimumniveau te omschrijven van ambtenaren in de verschillende categorieën naar gelang van de aard der te bekleden ambten, en betreft niet de aanwervingsvoorwaarden, die zijn geregeld in artikel 29 en in bijlage III bij het Statuut . Er is niets op tegen, dat in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek voor bepaalde ambten of categorieën van ambten strengere voorwaarden worden gesteld dan de minimumvoorwaarden die uit de indeling der ambten voortvloeien, ongeacht of het gaat om de vervulling van een bepaalde vacature dan wel om de vorming van een reserve met het oog op de bezetting van posten die tot een bepaalde categorie behoren .

    Partijen


    In zaak 108/88,

    Juan Jaenicke Cendoya, vertegenwoordigd door R . Allendesalazar Corcho, advocaat te Madrid, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van A . May, advocaat aldaar, 31, Grand-rue,

    verzoeker,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door R . Gosalbo Bono en D . Calleja Crespo, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verweerster,

    betreffende een beroep tot nietigverklaring van het op 25 januari 1988 door het hoofd van de afdeling Aanwerving van de Commissie ter kennis van verzoeker gebrachte besluit van de jury van vergelijkend onderzoek COM/A/584 houdende weigering om een van verzoekers diploma' s te erkennen als gelijkwaardig aan een universitair diploma, en, bijgevolg, om verzoeker tot het vergelijkend onderzoek toe te laten,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde kamer ),

    samengesteld als volgt : F . Grévisse, kamerpresident, J . C . Moitinho de Almeida en M . Zuleeg, rechters,

    advocaat-generaal : G . Tesauro

    griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

    gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 24 mei 1989,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 28 juni 1989,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 1 april 1988, heeft J . Jaenicke Cendoya het Hof verzocht :

    - te verklaren, dat de ter ondersteuning van zijn sollicitatie overgelegde schriftelijke bewijsstukken en aangetoonde beroepservaring voldoen aan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek COM/A/584 gestelde eisen;

    - nietig te verklaren, het hem op 25 januari 1988 door de directeur Personeelszaken van de Commissie ter kennis gebrachte besluit, waarbij de jury van vergelijkend onderzoek COM/A/584 heeft geweigerd een van zijn diploma' s als gelijkwaardig aan een universitair diploma aan te merken, en hem derhalve niet tot dat vergelijkend onderzoek heeft toegelaten;

    - ten slotte, nietig te verklaren elk later in de loop van dat vergelijkend onderzoek genomen besluit en de Commissie te gelasten een nieuw vergelijkend onderzoek te houden .

    2 De Commissie van de Europese Gemeenschappen organiseerde bij aankondiging in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 1 juli 1987 ( PB 1987, C 173, blz . 14 ) een algemeen vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken voor de vorming van een reserve van hoofdadministrateurs van de Spaanse nationaliteit ( loopbaan A 5-A 4 ). In punt III.B.2 van de aankondiging werd bepaald :

    " De sollicitanten moeten aantonen, dat zij op de uiterste datum voor de indiening van de sollicitaties :

    a ) in het bezit waren van een diploma waaruit blijkt dat zij een volledige universitaire studie van de tweede cyclus hebben voltooid . De jury zal daarbij rekening houden met de bijzondere structuur van het door de sollicitanten genoten onderwijs .

    b ) beschikten over een postuniversitaire beroepservaring van ten minste twaalf jaar, waaronder zes jaar in een functie die verband houdt met de door de sollicitant begeerde post, waarvan de taakomschrijving in de bijlage staat ."

    3 Verzoeker solliciteerde binnen de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek gestelde termijn . Bij brief van 28 oktober 1987 deelde de Commissie hem mee, dat zij hem tot het vergelijkend onderzoek zou toelaten, op voorwaarde dat hij vóór 20 november daaraanvolgende een bewijs zou overleggen van de homologatie van zijn licentiaatsdiploma economische en bedrijfswetenschappen, uitgereikt door het Instituto Católico de Administración y Dirección de Empresas ( hierna : ICADE ).

    4 Bij telegram van 19 december 1987 liet de Commissie verzoeker weten, dat de jury na zijn klacht zijn sollicitatie opnieuw had bestudeerd en had besloten hem tot het examen toe te laten, op voorwaarde dat hij bij het mondelinge onderhoud de hem in genoemde brief van 28 oktober gevraagde homologatie van zijn diploma zou overleggen .

    5 Bij het mondelinge onderhoud op 12 januari 1988 verstrekte verzoeker de jury slechts een verklaring van de "Letrado del Estado", hoofd van de juridische dienst van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, waarin stond, dat zijn dienst op verzoek van de Secretaría de Estado de Universidades e investigación ( Dirección General de Enseñanza Superior ) een advies voorbereidde met betrekking tot de gelijkwaardigheid van de door de Universidad Pontificia de Comillas, waartoe het ICADE behoort, uitgereikte diploma' s en de officiële diploma' s . Daarop besloot de jury, het onderhoud af te gelasten .

    6 Bij brief van 25 januari 1988 deelde het hoofd van de afdeling Aanwerving van de Commissie verzoeker mee, dat de jury had besloten hem van het vergelijkend onderzoek uit te sluiten, omdat hij het gevraagde bewijs van homologatie niet bij het mondelinge onderhoud had overgelegd .

    7 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het geding, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    De verklaringen voor recht

    8 Verzoeker verlangt van het Hof verschillende verklaringen voor recht over de geldigheid van de universitaire diploma' s en de beroepservaring waarvan hij in zijn sollicitatie had doen blijken, ten aanzien van de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek gestelde eisen . Deze conclusies strekken er toe, door het Hof de gegrondheid van sommige ter ondersteuning van het beroep tot nietigverklaring aangevoerde middelen te laten erkennen .

    9 Volgens vaste rechtspraak van het Hof, met name het arrest van 10 december 1969 ( zaak 12/69, Wonnerth, Jurispr . 1969, blz . 577, r.o . 6 ) zijn dergelijke conclusies niet ontvankelijk .

    Het verzoek om nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van de sollicitatie

    Het middel betreffende ontoereikende motivering van het bestreden besluit

    10 Volgens vaste rechtspraak van het Hof heeft de verplichting om een bezwarend besluit te motiveren, ten doel, het Hof in staat te stellen toezicht uit te oefenen op de wettigheid van het besluit, en de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om vast te stellen of het besluit gegrond is ( arrest van 9 juni 1983, zaak 225/82, Verzyck, Jurispr . 1983, blz . 1991 ).

    11 In deze zaak is het omstreden besluit aldus gemotiveerd :

    " Juan Jeanicke Cendoya is door de jury van vergelijkend onderzoek COM/A/584 opgeroepen voor een mondeling onderhoud op 12 januari 1988 om 18.00 uur , op voorwaarde dat hij de jury op de vastgestelde dag en overeenkomstig het verzoek in het convocatietelegram de homologatie van zijn diploma van het ICADE zou overleggen ten bewijze dat dit diploma overeenkomt met een diploma voor een officiële studie .

    Bij het mondelinge onderhoud heeft de sollicitant de gevraagde homologatie niet kunnen overleggen, waardoor zijn diploma zonder officiële erkenning bleef; daarom besloot de jury het mondelinge onderhoud met de sollicitant af te gelasten ."

    12 Uit het besluit blijkt dus duidelijk, dat het ontbreken van homologatie van het ICADE-diploma de rechtvaardigingsgrond voor de uitsluiting vormt . Dit middel is dus ongegrond .

    Het middel betreffende de documenten ten bewijze dat de studie die verzoeker aan het ICADE heeft volbracht, voldoet aan de in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek gestelde eisen .

    13 Jeanicke Cendoya stelt, dat het aan het ICADE verstrekte onderwijs, gezien de toelatingsvoorwaarden, de duur van de studie ( 5 jaar ) en de inhoud van het studieprogramma, dat in elk opzicht gelijkwaardig is aan dat van een staatsuniversiteit, moet worden aangemerkt als hoger onderwijs van de tweede cyclus dat wordt afgesloten met een diploma . Het Real Decreto nr . 1610/79 van 4 april 1979 ( BOE nr . 157 van 2.7.1979 ) zou trouwens aan de door de universiteit van Comillas uitgereikte diploma' s hetzelfde civiele effect hebben toegekend als aan de diploma' s van staatsuniversiteiten en geen bijzondere bepaling bevatten voor diploma' s die vóór de inwerkingtreding ervan werden behaald . Een dergelijke gelijkschakeling zou overigens ook in overeenstemming zijn met de communautaire definitie van hoger onderwijs voortvloeiend uit besluit 87/327 van de Raad van 15 juni 1987 tot vaststelling van het communautaire actieprogramma inzake de mobiliteit van studenten ( Erasmus ) ( PB 1987, L 166, blz . 20 ) en uit richtlijn 89/48 van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma' s ( PB 1989, L 19, blz . 16 ). Door de homologatie van het ICADE-diploma te eisen, zou de jury een voorwaarde hebben gesteld die in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek niet voorkomt .

    14 Bij gebreke van een andersluidende bepaling in een verordening of richtlijn betreffende door de gemeenschapsinstellingen georganiseerde vergelijkende onderzoeken voor de vorming van een aanwervingsreserve of in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, moet het vereiste van het bezit van een universitair diploma worden begrepen in de betekenis die daaraan wordt gegeven in de wettelijke regeling van de Lid-Staat waar de sollicitant heeft gestudeerd .

    15 Op de datum van het bestreden besluit was richtlijn 89/48 van de Raad van 21 december 1988 nog niet vastgesteld en zij was hoe dan ook niet van toepassing . Bovendien is het voornaamste doel van besluit 87/327 van de Raad van 15 juni 1987 tot vaststelling van het Erasmus-programma de bevordering van de mobiliteit van studenten binnen de Gemeenschap en niet het regelen van de voorwaarden voor toelating tot vergelijkende onderzoeken met het oog op aanwerving van ambtenaren van de Europese Gemeenschappen .

    16 De aankondiging van het vergelijkend onderzoek bevatte zelf geen enkele bepaling die kon worden uitgelegd als een grond om af te wijken van de definitie die van het begrip universitair diploma wordt gegeven in de wettelijke regeling van de Lid-Staat waar de studie is volbracht, in casu Spanje . Dat in de aankondiging werd vermeld, dat de jury rekening zou houden met de bijzondere structuur van het door de sollicitant genoten onderwijs, moet juist als een impliciete verwijzing naar die definitie worden gezien .

    17 Uit het voorgaande volgt, dat de toelating tot het vergelijkend onderzoek in het onderhavige geval afhankelijk was van de overlegging van een diploma van een universitaire studie van de tweede cyclus dat niet slechts een gewoon universitair diploma was, maar een diploma waaraan de Spaanse wettelijke regeling ten volle civiel effect toekende .

    18 Uit eensluidende verklaringen van het Spaanse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen ( verklaring van 9 februari 1988 ) en van het ICADE ( verklaring van 4.4.1989 ) blijkt, dat de aan deze instelling volbrachte studies tot aan de inwerkingtreding van het reeds genoemde Real Decreto nr . 1610/79 van 4 april 1979 geen civiel effect hadden . Dit decreet verleende aan deze studie "hetzelfde effect als aan studies aan openbare instellingen, met dien verstande dat de regeling van artikel 6 van de overeenkomst tussen de Heilige Stoel en de Spaanse staat erop van toepassing is ". Artikel 6 van de overeenkomst van 5 april 1962 waarnaar het decreet verwijst, verleent dat civiel effect evenwel niet van rechtswege, maar eist daarvoor dat de student slaagt voor een algemeen theoretisch en praktisch examen georganiseerd onder toezicht van het Ministerie van Onderwijs . Deze voorwaarde is niet nadien afgeschaft bij een toevoegsel bij de overeenkomst tussen de Heilige Stoel en de Spaanse staat of bij een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling .

    19 Verzoeker heeft voor de jury noch voor het Hof kunnen aantonen dat hij voor dit examen is geslaagd .

    20 Zelfs in de veronderstelling dat de aan de jury overgelegde schriftelijke stukken konden worden beschouwd als het bewijs dat verzoeker het ICADE-diploma had behaald, kon dit diploma door de jury niet worden aangemerkt als een diploma uitgereikt na voltooiing van een universitaire studie van de tweede cyclus in de zin van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, aangezien het in het onderhavige geval volgens de Spaanse wettelijke regeling geen civiel effect heeft . Het middel moet dus worden verworpen .

    Het middel dat de geldigheid van het ICADE-diploma reeds door de Commissie was erkend .

    21 Of een bepaalde studie of diploma van universitaire aard is, wordt door de jury of het tot aanstelling bevoegd gezag ad hoc beoordeeld, rekening houdend met de bijzondere kenmerken en de voorwaarden van het vergelijkend onderzoek of van de post waarop de arbeidscontractant wordt tewerkgesteld . Verzoeker kan zijn vordering tot nietigverklaring van de omstreden weigering van toelating tot het vergelijkend onderzoek derhalve niet baseren op het feit, dat bij het voorlichtingsbureau van de Commissie te Madrid werkzaam is geweest als arbeidscontractant op een post van studiefunctionaris, ook al zou een dergelijke functie een opleiding van universitair niveau onderstellen .

    Het middel dat de jury ook rekening had moeten houden met verzoekers overige universitaire diploma' s alsmede, overeenkomstig de aankondiging van het vergelijkend onderzoek uitgelegd tegen de achtergrond van de in artikel 5 Ambtenarenstatuut gegeven omschrijving van categorie A, met zijn latere beroepservaring .

    22 Volgens de aankondiging van het vergelijkend onderzoek moesten de sollicitanten aantonen te beschikken over een diploma van universitaire studie van de tweede cyclus alsmede over later opgedane beroepservaring .

    23 In de eerste plaats moet worden opgemerkt, dat de door verzoeker ter ondersteuning van zijn sollicitatie overgelegde diploma' s van postdoctorale studies niet kunnen worden gelijkgesteld aan het in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek geëiste diploma voor een universitaire studie van de tweede cyclus .

    24 Verder stelt verzoeker, dat deze aankondiging restrictiever is dan artikel 5 van het Statuut, dat voor categorie A "kennis op universitair niveau of een gelijkwaardige beroepservaring" vereist, doch volgens vaste rechtspraak van het Hof kan deze grief niet slagen . Artikel 5 van het Statuut beoogt in algemene zin het minimumniveau van een ambtenaar in deze categorie naar gelang van de aard der te bekleden ambten te omschrijven en betreft niet de aanwervingsvoorwaarden . Die zijn geregeld in artikel 29 en in bijlage III bij het Statuut, en er is niets op tegen, dat er in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek voor bepaalde ambten of categorieën van ambten strengere voorwaarden worden gesteld dan de minimumvoorwaarden die uit de indeling der ambten voortvloeien, ongeacht of het gaat om de vervulling van een bepaalde vacature dan wel om de vorming van een reserve met het oog op de bezetting van posten die tot een bepaalde categorie behoren ( arrest van 5 april 1979, zaak 117/78, Orlandi, Jurispr . 1979, blz . 1613; arrest van 2 oktober 1979, zaak 178/78, Szemerey, Jurispr . 1979, blz . 2855 ).

    25 In casu voldeed Jaenicke Cendoya niet aan de eerste voorwaarde, betreffende het bezit van een diploma van een universitaire studie van de tweede cyclus . Alleen al om deze reden mocht de jury hem van het vergelijkend onderzoek uitsluiten zonder rekening te houden met zijn overige titels en diploma' s en met zijn latere beroepservaring .

    26 Aangezien geen enkel van de tot staving van deze vordering aangevoerde middelen kan worden aanvaard, moet deze vordering worden afgewezen .

    Het verzoek aan het Hof om de na het bestreden besluit verrichte handelingen geheel of ten dele nietig te verklaren en de Commissie te gelasten een nieuw vergelijkend onderzoek te organiseren .

    27 Aangezien alle middelen die verzoeker heeft aangevoerd tegen het besluit om hem van het vergelijkend onderzoek uit te sluiten, ongegrond blijken te zijn, heeft hij geen enkel wettig belang bij nietigverklaring van de latere handelingen en met name van de benoemingen op grond van het vergelijkend onderzoek dat aan de oorsprong ligt van dit geschil . Bovendien zijn de conclusies die ertoe strekken dat het Hof de organisatie van een nieuw vergelijkend onderzoek gelast en die in feite neerkomen op een verzoek om een gemeenschapsinstelling een bevel te geven, niet-ontvankelijk .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    28 Ingevolge artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien verzoeker in het ongelijk is gesteld dient hij in de kosten te worden verwezen . Volgens artikel 70 van het Reglement voor de procesvoering blijven echter de kosten door de instellingen ter zake van beroepen van de in het Statuut bedoelde personeelsleden gemaakt, te haren laste .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE ( Derde kamer ),

    rechtdoende :

    1 ) Verwerpt het beroep .

    2 ) Verstaat dat elk der partijen de eigen kosten zal dragen .

    Top