Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61988CJ0047

    Arrest van het Hof van 11 december 1990.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk Denemarken.
    Artikel 95 EEG-Verdrag - Registratiebelasting - Geen binnenlandse produktie.
    Zaak C-47/88.

    Jurisprudentie 1990 I-04509

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:449

    61988J0047

    ARREST VAN HET HOF VAN 11 DECEMBER 1990. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN KONINKRIJK DENEMARKEN. - ARTIKEL 95 EEG-VERDRAG - REGISTRATIEBELASTING - GEEN NATIONALE PRODUKTIE. - ZAAK 47/88.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-04509


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Fiscale bepalingen - Binnenlandse belastingen - Artikel 95 EEG-Verdrag - Werkingssfeer - Belasting op ingevoerde produkten bij gebreke van soortgelijke of concurrerende binnenlandse produktie - Daarvan uitgesloten - Extreem hoog belastingniveau - Irrelevant - Beoordeling op basis van artikelen 30 en volgende EEG-Verdrag

    ( EEG-Verdrag, artikelen 30 en 95 )

    2 . Fiscale bepalingen - Binnenlandse belastingen - Stelsel van registratiebelasting voor gebruikte auto' s - Geen binnenlandse autoproduktie - Modaliteiten waardoor ingevoerde auto' s te zwaar worden belast ten opzichte van op de binnenlandse markt verkochte auto' s - Onverenigbaarheid met artikel 95 EEG-Verdrag

    ( EEG-Verdrag, artikel 95 )

    Samenvatting


    1 . Op artikel 95 EEG-Verdrag kan geen beroep worden gedaan tegen op ingevoerde produkten geheven binnenlandse belastingen, wanneer een gelijksoortige of concurrerende binnenlandse produktie ontbreekt . Met name kan op grond van deze bepaling niet worden opgetreden tegen het extreem hoge belastingniveau dat de Lid-Staten eventueel voor bepaalde produkten vaststellen, wanneer die belasting geen discriminerende of beschermende werking heeft . De belemmeringen van het vrije verkeer van goederen, die een dergelijke belasting kan veroorzaken, moeten worden getoetst aan de algemene bepalingen van de artikelen 30 en volgende EEG-Verdrag .

    2 . Het feit dat er in een Lid-Staat geen auto' s worden gefabriceerd, sluit geenszins uit, dat er bij de belastingheffing op auto' s sprake kan zijn van een door artikel 95 EEG-Verdrag verboden discriminatie : voor zover het gebruikte motorvoertuigen betreft, zijn ingevoerde en ter plaatse gekochte motorvoertuigen op de binnenlandse markt namelijk te beschouwen als soortgelijke of concurrerende produkten . Van een dergelijke discriminatie is sprake, indien bij de berekening van de registratiebelasting op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen wordt uitgegaan van een vaste waarde, die in de regel hoger ligt dan de werkelijke waarde, waardoor deze motorvoertuigen zwaarder worden belast dan in het binnenland gekochte gebruikte motorvoertuigen . In de prijs van laatstgenoemde motorvoertuigen, bij de wederverkoop waarvan geen belasting wordt geheven en die, toen zij na invoer in ongebruikte staat voor het eerst in het verkeer werden gebracht, werden onderworpen aan een op niet meer dan hun werkelijke waarde gebaseerde registratiebelasting, is immers nog slechts een lagere restwaarde van die registratiebelasting begrepen .

    Partijen


    In zaak C-47/88,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J . F . Buhl, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Berardis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verzoekster,

    tegen

    Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door J . Molde, juridisch adviseur bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Deense ambassade bij de tijdelijk zaakgelastigde S . Rubow, 11 B, boulevard Joseph-II,

    verweerder,

    betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat het Koninkrijk Denemarken de krachtens artikel 95 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen door ingevolge wet nr . 13 van 16 januari 1985 inzake de registratiebelasting op motorvoertuigen, zoals gewijzigd, een dermate hoge registratiebelasting op auto' s en andere motorvoertuigen te heffen, dat het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Gemeenschap wordt belemmerd,

    en door met betrekking tot gebruikte motorvoertuigen de registratiebelasting voor ingevoerde motorvoertuigen in de meeste gevallen te baseren op een hogere dan de werkelijke waarde, waardoor ingevoerde gebruikte motorvoertuigen zwaarder worden belast dan in het binnenland verkochte gebruikte motorvoertuigen die aldaar reeds geregistreerd waren,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt : O . Due, president, G . F . Mancini, T . F . O' Higgins, J . C . Moitinho de Almeida, M . Díez de Velasco, kamerpresidenten, F . A . Schockweiler, F . Grévisse, M . Zuleeg en P . J . G . Kapteyn, rechters,

    advocaat-generaal : J . Mischo

    griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 10 juli 1990,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 18 september 1990,

    het navolgende

    Arrest Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 15 februari 1988, heeft de Commissie krachtens artikel 169 EEG-Verdrag beroep ingesteld tot vaststelling dat het Koninkrijk Denemarken de krachtens artikel 95 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen door ingevolge wet nr . 13 van 16 januari 1985 inzake de registratiebelasting op motorvoertuigen, zoals gewijzigd, een dermate hoge registratiebelasting op personenauto' s te heffen, dat het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Gemeenschap wordt belemmerd, en door met betrekking tot gebruikte motorvoertuigen de registratiebelasting voor ingevoerde gebruikte motorvoertuigen in de meeste gevallen te baseren op een hogere dan de werkelijke waarde, waardoor ingevoerde gebruikte motorvoertuigen zwaarder worden belast dan in het binnenland verkochte gebruikte motorvoertuigen die aldaar reeds geregistreerd waren .

    2 Blijkens het dossier wordt ingevolge voornoemde wet in Denemarken belasting geheven op motorvoertuigen die krachtens de Deense verkeerswet moeten worden geregistreerd . Die belasting is alleen verschuldigd bij de eerste registratie van het voertuig op Deens grondgebied . Voor personenauto' s bedraagt de belasting, die gerelateerd is aan de waarde van het voertuig inclusief BTW, 105 % over de eerste 19 750 DKR en 180 % over de rest van de prijs .

    3 De belastbare waarde van ingevoerde gebruikte motorvoertuigen is gelijk aan 100 % van de nieuwprijs wanneer het voertuig minder dan zes maanden gebruikt is geweest . Bij voertuigen die meer dan zes maanden gebruikt zijn geweest, wordt uitgegaan van 90 % van die prijs . Daarentegen is bij de verkoop van motorvoertuigen die al in Denemarken zijn geregistreerd, niet opnieuw registratiebelasting verschuldigd .

    4 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, het procesverloop en de middelen en argumenten van partijen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    De registratiebelasting op nieuwe motorvoertuigen

    5 De Commissie stelt, dat de Deense registratiebelasting op nieuwe motorvoertuigen onverenigbaar is met artikel 95 EEG-Verdrag, doordat zij wegens haar extreme hoogte - en bij gebreke van een binnenlandse produktie - het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap in gevaar brengt en buiten het kader van het algemene Deense belastingstelsel valt . De omstandigheid dat een bepaald produkt in een Lid-Staat niet wordt vervaardigd, zou niet in de weg staan aan toepassing van de in artikel 95 geformuleerde beginselen .

    6 De Deense regering is het met de Commissie eens, dat de Deense registratiebelasting een binnenlandse belasting in de zin van artikel 95 is . Hier eindigt echter de overeenstemming tussen partijen, want de Deense regering acht toepassing van artikel 95 uitgesloten indien er in de Lid-Staat van invoer geen gelijksoortige of concurrerende binnenlandse produktie bestaat .

    7 Mitsdien moet worden onderzocht, of het verbod van artikel 95 van toepassing kan zijn wanneer er geen gelijksoortige of concurrerende binnenlandse produktie bestaat .

    8 Ingevolge artikel 95 is het verboden, op produkten van de overige Lid-Staten hogere binnenlandse belastingen te heffen dan die welke op gelijksoortige nationale produkten worden geheven, of zodanige binnenlandse belastingen, dat daardoor andere produkties zijdelings worden beschermd .

    9 Volgens vaste rechtspraak van het Hof ( zie laatstelijk het arrest van 3 maart 1988, zaak 252/86, Bergandi, Jurispr . 1988, blz . 1343 ) heeft artikel 95 ten doel, het vrije verkeer van goederen tussen de Lid-Staten onder normale mededingingsvoorwaarden te verzekeren door elke vorm van bescherming uit te sluiten die het gevolg kan zijn van de toepassing van binnenlandse belastingen die discriminerend zijn ten opzichte van produkten uit andere Lid-Staten . Deze bepaling dient dus de volstrekte neutraliteit van de binnenlandse belastingen te waarborgen ten aanzien van de mededinging tussen nationale en ingevoerde produkten .

    10 Daarentegen kan op artikel 95 geen beroep worden gedaan tegen op ingevoerde produkten geheven binnenlandse belastingen, wanneer een gelijksoortige of concurrerende binnenlandse produktie ontbreekt . Met name kan op grond van deze bepaling niet worden opgekomen tegen het extreem hoge belastingniveau dat de Lid-Staten eventueel voor bepaalde produkten vaststellen, wanneer die belasting geen discriminerende of beschermende werking heeft .

    11 In Denemarken worden thans geen motorvoertuigen of produkten die daarmee kunnen concurreren, gefabriceerd . De Deense registratiebelasting op nieuwe motorvoertuigen valt derhalve niet onder de verbodsbepalingen van artikel 95 .

    12 In zijn arrest van 4 april 1968 ( zaak 31/67, Stier, Jurispr . 1968, blz . 348 ) heeft het Hof verklaard, dat de Lid-Staten op produkten die, bij gebreke van een vergelijkbare binnenlandse produktie, aan toepassing van de verbodsbepalingen van artikel 95 ontkomen, niet zo hoge belastingen mogen heffen, dat het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap ten aanzien van die produkten in gevaar wordt gebracht .

    13 In voorkomend geval moet een dergelijke inbreuk op het vrije verkeer van goederen evenwel worden getoetst aan de algemene bepalingen van de artikelen 30 en volgende EEG -Verdrag . Het beroep van de Commissie is echter uitsluitend op schending van artikel 95 gebaseerd .

    14 Mitsdien moet worden vastgesteld, dat de gestelde niet-nakoming, voor zover het de registratiebelasting op nieuwe motorvoertuigen betreft, niet is aangetoond .

    De registratiebelasting op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen

    15 De Commissie stelt, dat de Deense registratiebelasting verschilt al naar gelang er sprake is van ingevoerde dan wel in Denemarkten gekochte gebruikte auto' s . Terwijl voor gebruikte auto' s die in Denemarken worden ingevoerd, de registratiebelasting wordt berekend op de grondslag van een vaste waarde, die nooit lager ligt dan 90 % van de oorspronkelijke nieuwwaarde van het voertuig, wordt bij de verkoop van motorvoertuigen die reeds in Denemarken zijn geregistreerd, niet opnieuw registratiebelasting geheven . Als gevolg hiervan worden ingevoerde gebruikte voertuigen zwaarder belast dan gebruikte voertuigen die op de Deense markt worden gekocht .

    16 De Deense regering merkt om te beginnen op, dat de registratiebelasting naar haar aard enkel van toepassing is op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen, en niet op die welke op de Deense markt worden verkocht; voor deze laatste is immers reeds belasting betaald op het moment dat zij als nieuwe auto of als ingevoerde gebruikte auto werden geregistreerd . Bovendien is er geen sprake van echte discriminatie ten gunste van Deense produkten, aangezien er in Denemarken geen auto' s worden geproduceerd . Alle gebruikte auto' s zijn bijgevolg van buitenlandse oorsprong .

    17 Zoals de Commissie terecht heeft beklemtoond, betekent het feit dat er in Denemarken geen auto' s worden geproduceerd, nog niet, dat er in Denemarken geen markt voor gebruikte auto' s is . Een produkt krijgt het karakter van een nationaal produkt, zodra het is ingevoerd en in de handel gebracht . Ingevoerde en ter plaatse gekochte gebruikte motorvoertuigen zijn soortgelijke of concurrerende produkten . Bijgevolg is artikel 95 van toepassing op de registratiebelasting op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen .

    18 In zijn arrest van 22 maart 1977 ( zaak 74/76, Iannelli, Jurispr . 1977, blz . 557 ) heeft het Hof reeds verklaard, dat bij de toepassing van artikel 95 EEG-Verdrag niet slechts moet worden gelet op het tarief van de binnenlandse belasting die al dan niet rechtstreeks op nationale en ingevoerde produkten wordt geheven, doch ook op de grondslag en de heffingsmodaliteiten ervan .

    19 Vaststaat, dat de belastbare waarde van ingevoerde gebruikte motorvoertuigen 100 % van de nieuwprijs van het voertuig is wanneer het minder dan zes maanden gebruikt is geweest, en 90 % van die prijs wanneer het meer dan zes maanden gebruikt is geweest . Daarentegen wordt er bij de verkoop van voertuigen die al in Denemarken zijn geregistreerd, niet opnieuw registratiebelasting geheven .

    20 Het valt niet te ontkennen, dat de zeer hoge registratiebelasting op nieuwe motorvoertuigen tot gevolg heeft, dat het gedeelte van de belasting dat nog in de waarde van het motorvoertuig is begrepen, langzamer wordt afgeschreven dan in andere Lid-Staten, die een lagere belasting heffen . Dit neemt niet weg, dat de heffing van een registratiebelasting op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen, bij de berekening waarvan wordt uitgegaan van ten minste 90 % van de nieuwprijs van het voertuig, in het algemeen tot gevolg heeft, dat die belasting duidelijk hoger uitvalt dan de restwaarde van de registratiebelasting op in het binnenland gekochte en aldaar reeds geregistreerde motorvoertuigen, ongeacht hun ouderdom of de staat waarin zij verkeren .

    21 Mitsdien moet worden erkend, dat de regel volgens welke bij de berekening van de Deense registratiebelasting op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen wordt uitgegaan van ten minste 90 % van de nieuwprijs van het voertuig, tot een discriminerende belasting van dergelijke voertuigen leidt .

    22 Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld, dat het Koninkrijk Denemarken, door op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen een registratiebelasting te heffen die is gebaseerd op een hogere dan de werkelijke waarde, waardoor dergelijke voertuigen zwaarder worden belast dan in het binnenland verkochte gebruikte en aldaar reeds geregistreerde motorvoertuigen, de krachtens artikel 95 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    23 Ingevolge artikel 69, paragraaf 3, van het Reglement voor de procesvoering kan het Hof de proceskosten geheel of gedeeltelijk compenseren, indien partijen onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk zijn gesteld, of wegens bijzondere redenen . Aangezien elk der partijen gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld, moeten de proceskosten worden gecompenseerd .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE,

    rechtdoende, verstaat :

    1 ) Door op ingevoerde gebruikte motorvoertuigen een registratiebelasting te heffen die is gebaseerd op een hogere dan de werkelijke waarde, waardoor ingevoerde gebruikte motorvoertuigen zwaarder worden belast dan in het binnenland verkochte gebruikte en aldaar reeds geregistreerde motorvoertuigen, is het Koninkrijk Denemarken de krachtens artikel 95 EEG-Verdrag op hem rustende verplichtingen niet nagekomen .

    2 ) Het beroep wordt voor het overige verworpen .

    3 ) Elk der partijen zal de eigen kosten dragen .

    Top