Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61986CJ0122

    Arrest van het Hof van 28 november 1989.
    Anonymos Etaireia Epichirisseon Metalleftikon Viomichanikon kai Naftiliakon AE en anderen tegen Commissie en Raad van de Europese Gemeenschappen.
    Aansprakelijkheid - Beëindiging van anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van doodgebrand natuurlijk magnesiet.
    Zaak C-122/86.

    Jurisprudentie 1989 -03959

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1989:597

    61986J0122

    ARREST VAN HET HOF VAN 28 NOVEMBER 1989. - EPICHEIRISEON METALLEFTIKON VIOMICHANIKON KAI NAFTILIAKON AE EN ANDEREN TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - BEROEP TOT SCHADEVERGOEDING - BEEINDIGING VAN ANTI-DUMPINGPROCEDURE BETREFFENDE INVOER VAN DOODGEBRAND NATUURLIJK MAGNESIET. - ZAAK 122/86.

    Jurisprudentie 1989 bladzijde 03959
    Pub.RJ bladzijde Pub somm


    Samenvatting
    Partijen
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    1 . Niet-contractuele aansprakelijkheid - Voorwaarden - Onwettigheid - Schade - Oorzakelijk verband

    ( EEG-Verdrag, artikel 215, tweede alinea )

    2 . Niet-contractuele aansprakelijkheid - Voorwaarden - Normatieve handeling die economische beleidskeuzen impliceert - Handelingen in kader van anti-dumpingprocedure - Voldoende gekwalificeerde schending van hogere rechtsregel

    ( EEG-Verdrag, artikel 215, tweede alinea )

    3 . Gemeenschappelijke handelspolitiek - Verdediging tegen dumpingpraktijken - Verloop van procedure - Duur van meer dan een jaar - Toelaatbaarheid - Voorwaarde - Redelijke duur

    ( Verordening nr . 2176/84 van de Raad, artikel 7, lid 9 )

    4 . Gemeenschappelijke handelspolitiek - Verdediging tegen dumpingpraktijken - Instelling van anti-dumpingrechten - Voorstel van Commissie - Beslissingsbevoegdheid van Raad - Omvang

    Samenvatting


    1 . Krachtens artikel 215, tweede alinea, EEG-Verdrag en de algemene beginselen waarnaar in deze bepaling wordt verwezen, is de Gemeenschap slechts aansprakelijk indien een aantal voorwaarden zijn vervuld betreffende de onrechtmatigheid van de aan de instellingen verweten gedraging, de werkelijk geleden schade en een oorzakelijk verband tussen die gedraging en de gestelde schade ( vaste rechtspraak, zie arresten van 28 april 1971, zaak 4/69, Luetticke, Jurispr . 1971, blz . 325; 2 juli 1974, zaak 153/73, Holz & Willemsen, Jurispr . 1974, blz . 675, en 17 december 1981, gevoegde zaken 197 tot en met 200, 243, 245 en 247/80, Ludwigshafener Walzmuehle, Jurispr . 1981, blz . 3211 ).

    2 . De handelingen van de Raad en de Commissie die verband houden met een procedure voor de eventuele vaststelling van anti-dumpingmaatregelen, zijn normatieve handelingen die economische beleidskeuzen impliceren . Volgens vaste rechtspraak kan de Gemeenschap in verband met zulke handelingen slechts aansprakelijk worden gesteld, wanneer sprake is van een voldoende gekwalificeerde schending van een ter bescherming van particulieren gegeven hogere rechtsregel ( zie arrest van 2 december 1971, zaak 5/71, Zuckerfabrik Schoeppenstedt, Jurispr . 1971, blz . 975 ).

    3 . De in artikel 7, lid 9, van verordening nr . 2176/84 genoemde termijn van een jaar voor de afwikkeling van een anti-dumpingprocedure heeft een indicatief karakter en is niet dwingend . Dit volgt zowel uit de letter van die bepaling als uit de aard van de anti-dumpingprocedure, waarvan het verloop niet enkel afhangt van de voortvarendheid van de gemeenschapsautoriteiten . Uit deze bepaling volgt evenwel, dat de anti-dumpingprocedure niet meer dan een redelijke tijd in beslag mag nemen, wat moet worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval ( zie arrest van dezelfde datum : 28 november 1989, zaak C-121/86, Epicheiriseon Metalleftikon Viomichanikon kai Naftiliakon e.a ., Jurispr . 1989, blz . 3919 ).

    4 . Uit artikel 12 van verordening nr . 2176/84 volgt, dat de Raad bevoegd is te beslissen over alle voorwaarden die moeten zijn vervuld voordat een anti-dumpingrecht kan worden ingesteld, en niet verplicht is ieder daartoe strekkend voorstel van de Commissie over te nemen ( zie arrest van dezelfde datum : 28 november 1989, zaak C-121/86, Epicheiriseon Metalleftikon Viomichanikon kai Naftiliakon e.a ., Jurispr . 1989, blz . 3919 ).

    Partijen


    in zaak C-122/86,

    1 ) Anonymos Etaireia Epicheiriseon Metalleftikon Viomichanikon kai Naftiliakon AE,

    2 ) Makedonikoi Lefkolithoi, Metalleftiki Viomichaniki kai Naftiliaki Etaireia AE,

    3 ) Ellinikoi Lefkolithoi Metalleftiki, Viomichaniki, Naftiliaki kai Emporiki Etaireia AE,

    4 ) Magnomin Geniki Metalleftiki Etaireia AE, Metalleftiki Emporiki kai Metapoiitiki,

    vennootschappen naar Grieks recht, alle gevestigd te Athene, vertegenwoordigd door P . Bernitsas, advocaat te Athene, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij A . May, advocaat aldaar, 31, Grand-rue,

    verzoeksters,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseurs D . Gouloussis en J . Temple Lang en Th . Christoforou, lid van haar juridische dienst, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij G . Kremlis, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    en

    Raad van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door zijn juridisch adviseur E . Stein en Chr . Mavrakos, lid van zijn juridische dienst, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij J . Kaeser, directeur van de juridische dienst van de Europese Investeringsbank, 100, boulevard Konrad-Adenauer,

    verweerders,

    betreffende een beroep krachtens de artikelen 178 en 215, tweede alinea, EEG-Verdrag strekkende tot vergoeding van de schade, veroorzaakt door besluit 86/59 van de Raad van 6 maart 1986 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van doodgebrand ( gesinterd ) natuurlijk magnesiet, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Noord-Korea ( PB 1986, L 70, blz . 41 ), en door het besluit van de Raad om het voorstel voor een verordening tot instelling van een definitief anti-dumpingrecht op genoemde invoer COM ( 83 ) 341 niet aan te nemen .

    HET HOF VAN JUSTITIE,

    samengesteld als volgt : O . Due, president, Sir Gordon Slynn en C . N . Kakouris, kamerpresidenten, T . Koopmans, R . Joliet, J . C . Moitinho de Almeida, G . C . Rodríguez Iglesias, F . Grévisse en M . Díez de Velasco, rechters,

    ( rechtsoverwegingen niet opgenomen )

    rechtdoende :

    Dictum


    1 ) Verwerpt het beroep .

    2 ) Verwijst verzoeksters in de kosten .

    Top