EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61986CC0324

Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 9 december 1987.
Foreningen af Arbejdsledere i Danmark tegen Daddy's Dance Hall A/S.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Højesteret - Denemarken.
Behoud van rechten van werknemers bij overgang van ondernemingen.
Zaak 324/86.

Jurisprudentie 1988 -00739

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:537

61986C0324

Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 9 december 1987. - FORENINGEN AF ARBEJSLEDERE I DANMARK TEGEN DADDY'S DANCE HALL A/S. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE DEENSE HOEJESTERET. - BEHOUD VAN RECHTEN VAN WERKNEMERS BIJ OVERGANG VAN ONDERNEMINGEN. - ZAAK 324/86.

Jurisprudentie 1988 bladzijde 00739
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00357
Finse bijz. uitgave bladzijde 00361


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

Mijne heren Rechters,

1 . De twee vragen van het Deense Hoejesteret betreffende de uitlegging van richtlijn 77/187 van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan ( 1 ), zouden voor het Hof aanleiding kunnen zijn zich uit te spreken over twee punten die in de richtlijn niet uitdrukkelijk ter sprake komen . Met de eerste vraag, betreffende artikel 1, lid 1, wenst de verwijzende rechter te vernemen wat de werkingssfeer van de richtlijn is, en meer in het bijzonder of zij ook van toepassing is wanneer de overgang van een onderneming in twee opeenvolgende fasen verloopt . Met de tweede vraag, waarin niet naar enige bepaling in het bijzonder wordt verwezen, wenst hij van het Hof te vernemen, in hoeverre een werknemer afstand kan doen van een recht dat hem krachtens die richtlijn is toegekend .

2 . De feiten van het hoofdgeding dat de achtergrond vormt voor deze vragen, zijn uiteengezet in het rapport ter terechtzitting, zodat ik daarop thans niet behoef terug te komen . Wel is het voor het antwoord op de eerste vraag van belang eraan te herinneren, dat Tellerup door Daddy' s Dance Hall in dienst was genomen als chef van het restaurant dat eerder door de eigenares, de vennootschap Palads Teatret, aan de vennootschap Irma Catering was verpacht . Na de ontbinding van de eerste pachtovereenkomst heeft de nieuwe verkrijger de werknemers van zijn voorganger, waaronder Tellerup, overgenomen . Irma Catering had die werknemers ontslag aangezegd met de wettelijke opzeggingstermijn, maar zij waren gedurende die hele periode voor rekening van die vennootschap blijven werken .

3 . De vraag over de toepasselijkheid van de betrokken richtlijn heeft te maken met het feit dat de pachtovereenkomst tussen de eigenaar en de eerste verkrijger niet overdraagbaar was . Er is dus geen rechtstreekse overgang of rechtsbetrekking geweest tussen Irma Catering en Daddy' s Dance Hall . Bij de hele operatie waren drie partijen betrokken : nadat Irma Catering haar pachtovereenkomst had moeten opgeven, werd een nieuwe overeenkomst gesloten tussen Palads Teatret en Daddy' s Dance Hall . Van belang is echter, dat Irma Catering na de ontbinding van haar overeenkomst de feitelijke exploitatie van het restaurant niet heeft onderbroken, maar heeft voortgezet tot het tijdstip waarop de overdracht aan Daddy' s Dance Hall inging .

4 . De Britse regering en de Commissie, die als enigen in deze zaak opmerkingen hebben ingediend, zijn - zij het om enigszins verschillende redenen - van mening dat de richtlijn in een geval als het onderhavige van toepassing is . Ook al is dat slechts een juridische fictie, toch moet de operatie volgens de Britse regering worden gezien als een "overgang in twee stappen ": eerst van de oorspronkelijke verkrijger op de eigenaar, vervolgens van de eigenaar op de nieuwe verkrijger . Wel legt de Britse regering er de klemtoon op, dat die oplossing alleen gerechtvaardigd is wanneer de exploitatie van de overgedragen onderneming niet onderbroken is geweest . De Commissie van haar kant baseert zich op de rechtspraak van het Hof, met name het arrest Spijkers ( 2 ), waarin werd overwogen dat :

" voor het antwoord op de vraag, of er sprake is van een overgang in de zin van de richtlijn, het beslissende criterium dus is, of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft ." ( 3 )

Van mening dat elke andere oplossing tot het omzeilen van de richtlijn zou leiden, stelt de Commissie zich op het standpunt dat de werknemers, wanneer de activiteit van de onderneming zonder onderbreking wordt voortgezet, in dezelfde situatie verkeren als bij rechtstreekse overgang .

5 . Ik sluit mij aan bij de door de Britse regering en de Commissie verdedigde oplossing . Zij vindt namelijk haar grondslag in de opzet en de geest van de richtlijn . Zoals het Hof in het arrest Spijkers 2 overwoog, heeft de richtlijn namelijk ten doel

" ook bij verandering van ondernemer de continuïteit van de in het kader van een bedrijf bestaande arbeidsverhoudingen te waarborgen ." 3

De richtlijn ( 4 ) heeft tot doel, de vastheid van betrekking te waarborgen en de werknemers het behoud van hun rechten in geval van overgang van de onderneming te garanderen . Vandaar de afwijking van de regel van de relatieve werking van overeenkomsten . Indien men de toepasselijkheid van de richtlijn beperkte tot het geval van rechtstreekse overgang, zonder rekening te houden met de omstandigheid dat de overgedragen onderneming geen ogenblik heeft stilgelegen, dan zou men ook de werkingssfeer, en dus de doeltreffendheid, van de richtlijn aanzienlijk beperken .

6 . Met de tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of een werknemer tegenover zijn nieuwe werkgever afstand kan doen van rechten die de richtlijn hem toekent, wanneer de voordelen die deze wijziging hem oplevert, van dien aard zijn dat hij er globaal gezien niet op achteruit gaat . Volgens de Britse regering en de Commissie gaat het hier in wezen om de uitlegging van artikel 3, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn . Deze bepaling luidt :

" De rechten en verplichtingen welke voor de vervreemder voortvloeien uit de op het tijdstip van de overgang in de zin van artikel 1, lid 1, bestaande arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding, gaan door deze overgang op de verkrijger over ."

7 . Volgens de Britse regering zou de werknemer inderdaad afstand van bepaalde rechten moeten kunnen doen, althans wanneer hij die mogelijkheid ook tegenover zijn vorige werkgever had . Volgens de Commissie kan een werknemer alleen afstand doen van rechten die de richtlijn hem toekent, voor zover het gaat om bepalingen zonder dwingend karakter, anders gezegd bepalingen die niet van openbare orde zijn . Bovendien, aldus nog steeds de Commissie, mag een dergelijke afstand de werknemer nooit in een globaal gezien minder gunstige positie brengen .

8 . De Commissie herinnert eraan, dat de bepalingen van de richtlijn, met name die van artikel 3, lid 1, eerste alinea, van openbare orde zijn . Dit betekent, dat een werknemer niet kan willen dat de rechten die hij tegenover de vorige werkgever had, niet op de nieuwe overgaan . Dit betekent echter niet, dat de aldus gehandhaafde rechten alle onaantastbaar zijn . Wat dit laatste punt betreft, dienen wij te rade te gaan bij het nationale recht om uit te maken of, en zo ja onder welke voorwaarden, de werknemer afstand kan doen van sommige van die rechten . Zoals bekend, kunnen de Lid-Staten ingevolge artikel 7 van de richtlijn bepalingen invoeren "die gunstiger zijn voor de werknemers ". In het licht van deze bepaling zou men moeten nagaan of, "globaal gezien", het afstand doen van sommige rechten in ruil voor nieuwe door de werkgever toegekende voordelen de werknemer niet in een minder gunstige positie plaatst . Anders gezegd, de overgang van rechten en verplichtingen bij een overdracht krachtens overeenkomst is ingevolge artikel 3, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn neutraal ten aanzien van de inhoud van die rechten en verplichtingen . Deze neutraliteit geldt ook voor de mogelijkheid om wijzigingen in het arbeidscontract aan te brengen, en die mogelijkheid - aldus de Britse regering - dient ten aanzien van de nieuwe werkgever even goed te bestaan als ten aanzien van de vroegere .

9 . Mitsdien geef ik het Hof in overweging voor recht te verklaren :

1 ) Uit artikel 1, lid 1, van richtlijn nr . 77/187 van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan, volgt dat deze richtlijn van toepassing is wanneer een eerste pacht van een onderneming eindigt en deze onderneming - zonder dat de exploitatie onderbroken is geweest - wordt verpacht aan een nieuwe pachter en het personeel van de onderneming in dienst van de nieuwe pachter blijft .

2 ) Een werknemer kan in zijn betrekkingen met zijn nieuwe werkgever geen afstand doen van de rechten van openbare orde, die hij ontleent aan richtlijn 77/187, en meer in het bijzonder aan artikel 3, lid 1, derde alinea, daarvan . Het staat aan de nationale rechter om uit te maken, of en onder welke voorwaarden afstand kan worden gedaan van rechten die niet van openbare orde zijn, en meer in het bijzonder in hoeverre de situatie van de werknemer globaal moet worden beoordeeld .

(*) Vertaald uit het Frans .

( 1 ) Richtlijn van 14 februari 1977, PB 1977, L 61, blz . 26 .

( 2 ) Arrest van 18 maart 1986, zaak 24/85, Jurispr . 1986, blz . 1119 .

( 3 ) Ibid ., punt 11 .

( 4 ) Deze richtlijn was aangekondigd in de resolutie van de Raad van 21 januari 1974 betreffende een sociaal actieprogramma ( PB 1974, C 13, blz . 1 ).

Top