EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61986CC0188

Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 10 maart 1987.
Strafzaak tegen Régis Lefèvre.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Cour d'appel de Paris - Frankrijk.
Maximumhandelsmarge voor de detailhandel in rundvlees.
Zaak 188/86.

Jurisprudentie 1987 -02963

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:118

61986C0188

Conclusie van advocaat-generaal Darmon van 10 maart 1987. - REGIS LEFEVRE TEGEN MINISTERE PUBLIC. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE COUR D'APPEL, PARIS. - MAXIMUM HANDELSMARGE VOOR DE KLEINHANDEL IN RUNDVLEES. - ZAAK 188/86.

Jurisprudentie 1987 bladzijde 02963


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

I - 1 . De formulering van de door de cour d' appel te Parijs gestelde vraag geeft aanleiding tot enkele voorafgaande opmerkingen .

2 . In de procedure van artikel*177 EEG-Verdrag kan het Hof zich niet uitspreken over de verenigbaarheid van nationale rechtsvoorschriften met bepalingen van gemeenschapsrecht . De door de Franse rechter gestelde prejudiciële vraag moet dus worden onderzocht met het oog op de uitlegging van de relevante gemeenschapsregels, ten einde de nationale rechter in staat te stellen zelf de verenigbaarheid te beoordelen.(1 )

3 . In deze zaak gaat het erom, te bepalen of de door de cour d' appel bedoelde voorschriften van de artikelen*30*en*85 EEG-Verdrag zich ertegen verzetten, dat een Lid-Staat bepaalde elementen van de detailhandelsprijzen voor rund - en kalfsvlees forfaitair vaststelt .

4 . Om de verwijzende rechter "alle nuttige uitleggingsgegevens" te kunnen verschaffen, is het gewenst de vraag in een breder verband te plaatsen door de grenzen aan te geven die in soortgelijke gevallen worden getrokken door verordening nr.*805/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees . Zoals het Hof al eens heeft opgemerkt,

"dienen nationale prijsbeheersingsmaatregelen, wanneer het gaat om produkten vallend onder de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten, met name aan die ordening te worden getoetst ." ( 2 )

5 . De vraag is dus, of de reeds aangehaalde gemeenschapsregels het de nationale overheid verbieden, aan detailhandelaren een maximumverkoopprijs voor de detailhandel in rundvlees op te leggen, berekend op basis van de inkoopprijs in het groothandelsstadium, vermeerderd met de forfaitair geschatte transportkosten naar de slagerij, met een vaste handelsmarge en met enkele limitatief opgesomde heffingen .

II - 6 . Wat in de eerste plaats de strekking betreft die op dit gebied moet worden toegekend aan de bepalingen van artikel*85 EEG-Verdrag, die de doelstelling van artikel*3, sub*f, beogen te verwezenlijken, moet worden opgemerkt dat, gelijk het Hof reeds overwoog in het arrest Cullet, een wettelijke regeling als thans in geding niet op grond van deze bepalingen kan worden beoordeeld, daar zij

"niet dwingt tot overeenkomsten tussen leveranciers en detailhandelaren of tot andere gedragingen, zoals die waarop artikel*85, lid*1 EEG-Verdrag doelt",

maar integendeel

"de verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de prijzen bij de overheid legt ." ( 3 )

III - 7 . Het ingrijpen van de nationale overheid in de detailhandelsprijzen van produkten die onder een gemeenschappelijke marktordening vallen, kan daarentegen onder bepaalde, door de nationale rechter te beoordelen omstandigheden de normale afzet van deze produkten belemmeren en bijgevolg zowel het in de artikelen*30 EEG-Verdrag en*22 van verordening nr.*805/68 gewaarborgde vrije verkeer van deze goederen als de doelstellingen en de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening voor rundvlees in gevaar brengen .

8 . 's*Hofs rechtspraak heeft in dit opzicht de Lid-Staten duidelijke grenzen gesteld . In het algemeen doet de vaststelling door de overheid van een maximumhandelsmarge die de detailhandelaar op zijn verkoopprijs mag leggen, afbreuk aan de toepassing van de voornoemde gemeenschapsvoorschriften

"wanneer bij de in aanmerking genomen inkoopprijzen geen rekening wordt gehouden met de handels - en invoerkosten die de detailhandelaar zowel bij zijn bevoorrading als bij de verkoop aan de verbruiker daadwerkelijk heeft gemaakt, of wanneer de handelsmarge zelf wordt bepaald op een peil dat, gelet op alle berekeningsmodaliteiten van de inkoopprijzen, niet geschikt is om de detailhandelaar een billijke beloning voor zijn inspanningen te verzekeren ." ( 4 )

9 . In dit geval moet allereerst worden onderzocht of de in het geding zijnde regeling, die detailhandelaren dwingt zich aan een vaste marge te houden, erin voorziet dat in de inkoopprijs van de betrokken produkten rekening wordt gehouden met de werkelijke transportkosten -*hetzij de gewone kosten bij binnenlandse bevoorrading, hetzij de invoerkosten *-, of dat zij integendeel forfaitair in de maximumhandelsmarge zijn inbegrepen .

IV - 10 . Met betrekking tot invoerkosten werd in het arrest Roelstraete van 5*juni*1985 overwogen dat, indien deze marge

"aldus is vastgesteld dat de door de detailhandelaar eventueel gemaakte invoerkosten daarin zijn begrepen" ( 5 ),

de nationale prijsbeheersingsregeling kan neerkomen op een door artikel*30 EEG-Verdrag verboden maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking .

11 . Dit is met name het geval wanneer een vaste marge wordt toegepast, ongeacht of de bevoorrading plaatsvindt op de binnenlandse markt of in een andere Lid-Staat . In tegenstelling tot detailhandelaren die hun voorraad, met inbegrip van uit de Gemeenschap ingevoerd vlees, bij een binnenlandse grossier betrekken, zal de detailhandelaar die zijn produkten rechtstreeks uit een andere Lid-Staat invoert, zijn nettowinst zien verminderen met het bedrag van zijn invoerkosten, hetgeen uiteindelijk ertoe kan leiden, dat men maar van transacties afziet.(6 )

12 . Wanneer de kosten van bevoorrading op de binnenlandse markt in de marge zijn inbegrepen, bestaat eveneens het "op zijn minst potentiële gevaar van een weerslag" op de bij verordening nr.*805/68 ingestelde prijsregeling, omdat de kosten

"kunnen variëren met name naargelang van de afstand tussen de bevoorradingscentra en de plaats waar de respectieve detailhandelaren hun bedrijf uitoefenen ."

Met andere woorden, opneming van deze kosten in de marge kan ertoe leiden dat deze zo gering wordt, dat het distributienet van produkten "in streken die het verst verwijderd zijn van de bevoorradingscentra", ongunstig wordt beïnvloed.(7 )

13 . In dit geval is wel specifiek rekening gehouden met de transportkosten, maar op zich is dit geen garantie voor overeenstemming met het gemeenschapsrecht, wanneer de berekening, zoals in casu, berust op een forfaitaire raming . Blijkens het dossier dekt het vastgestelde bedrag slechts de kosten van de detailhandelaar die zich uitsluitend op de binnenlandse markt bevoorraadt . Dit bedrag blijkt in het algemeen veel lager dan de kosten die kleine slagers doorgaans hebben . Uiteindelijk drukt dus het verschil tussen de werkelijke en de geraamde transportkosten op de dwingend opgelegde maximumhandelsmarge .

14 . Zo gezien, lijkt een stelsel als waarom het hier gaat, in strijd met de bepalingen van de artikelen*30 EEG-Verdrag en 22 van verordening nr.*805/68, voor zover het de invoer kan ontmoedigen . Het is ook onverenigbaar met deze verordening wanneer in bepaalde streken het distributienet voor de betrokken produkten ongunstig wordt beïnvloed, doordat de maximumhandelsmarge bevoorradingskosten omvat die in werkelijkheid hoger zijn dan de geraamde kosten . De nationale regeling is trouwens later in dier voege gewijzigd, dat het de detailhandelaren thans is toegestaan hun werkelijke kosten aan te tonen .

15 . Met betrekking tot de door hen betaalde belastingen, die zij slechts ten laste van de handelsmarge kunnen doorberekenen, zal de rechter moeten nagaan, of dit verplichte stelsel de belanghebbenden de mogelijkheid laat een billijke beloning voor hun inspanning te verwerven.(8 )

V - 16 . De door de cour d' appel te Parijs gestelde vraag dient derhalve te worden beantwoord als volgt :

1 ) De artikelen*3, sub*f, en 85*EEG-Verdrag verzetten zich er niet tegen, dat een Lid-Staat een maximumverkoopprijs voor de detailhandel in rundvlees vaststelt .

2 ) Een nationale regeling voor het toezicht op de detailhandelsprijzen van rundvlees, ingevolge welke het de detailhandelaren verboden is hun produkten aan de verbruikers te verkopen tegen een prijs die hoger is dan de gemiddelde inkoopprijs vermeerderd met een vaste handelsmarge en een transportkostenforfait,

- vormt een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking en is in strijd met artikel*30 EEG-Verdrag en artikel*22 van verordening nr.*805/68 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, wanneer in deze marge onder meer de werkelijke door de detailhandelaren gemaakte invoerkosten zijn inbegrepen boven het forfaitair geraamde bedrag;

- is onverenigbaar met verordening nr.*805/68, van de Raad wanneer in bepaalde streken het distributienet voor produkten, vallende onder de gemeenschappelijke marktordening, ongunstig wordt beïnvloed, doordat de marge bevoorradingskosten omvat die in werkelijkheid hoger zijn dan de geraamde kosten;

- heeft een ongunstige invloed op die ordening, wanneer de maximumhandelsmarge, als gevolg van het feit dat er bepaalde belastingen op drukken, de detailhandelaren geen billijke beloning voor hun inspanning meer kan verzekeren .

(*) Vertaald uit het Frans .

( 1)*Gevoegde zaken*95 en 96/79, Kefer en Delmelle, Jurispr.*1980, blz.*103, r.o.*5 .

( 2)*Gevoegde zaken*16 tot en met 20/79, Danis, Jurispr.*1979, blz.*3327, r.o.*8 .

( 3)*Zaak*231/83, Cullet, Jurispr.*1985, blz.*305, r.o.*17 .

( 4)*Gevoegde zaken 95 en 96/79, reeds aangehaald, r.o.*10 .

( 5)*Zaak 116/84, Jurispr.*1985, blz.*1713, r.o.*21 .

( 6 ) Zaak 116/84, reeds aangehaald, r.o.*21*en*22 .

( 7 ) Zaak 116/84, reeds aangehaald, r.o.*24 .

( 8)*Gevoegde zaken 95 en 96/79, reeds aangehaald, r.o . 10 .

Top