This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61985CJ0424
Judgment of the Court of 17 June 1987. # Coöperatieve Melkproducentenbedrijven Noord-Nederland BA ("Frico") and others v Voedselvoorzienings In- en Verkoopbureau. # References for a preliminary ruling: College van Beroep voor het Bedrijfsleven - Netherlands. # Validity of a system setting different rates in respect of aid for the private storage of butter. # Joined cases 424/85 and 425/85.
Arrest van het Hof van 17 juni 1987.
Coöperatieve Melkproducentenbedrijven Noord-Nederland BA ("Frico") en anderen tegen Voedselvoorzienings In- en Verkoopbureau.
Verzoeken om een prejudiciële beslissing: College van Beroep voor het Bedrijfsleven - Nederland.
Geldigheid van gedifferentieerde rentevergoeding bij de steun voor de particuliere opslag van boter.
Gevoegde zaken 424/85 en 425/85.
Arrest van het Hof van 17 juni 1987.
Coöperatieve Melkproducentenbedrijven Noord-Nederland BA ("Frico") en anderen tegen Voedselvoorzienings In- en Verkoopbureau.
Verzoeken om een prejudiciële beslissing: College van Beroep voor het Bedrijfsleven - Nederland.
Geldigheid van gedifferentieerde rentevergoeding bij de steun voor de particuliere opslag van boter.
Gevoegde zaken 424/85 en 425/85.
Jurisprudentie 1987 -02755
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:296
ARREST VAN HET HOF VAN 17 JUNI 1987. - NOORD-NEDERLAND BA (FRICO) EN AN BOARD BAINNE LTD. EN J. WIJFFELS BV TEGEN VOEDSELVOORZIENINGS IN- EN VERKOOPBUREAU. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN. - GELDIGHEID VAN GEDIFFERENTIEERDE RENTEVERGOEDING BIJ DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER. - GEVOEGDE ZAKEN 424/85 EN 425/85.
Jurisprudentie 1987 bladzijde 02755
Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
1 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - MELK EN ZUIVELPRODUKTEN - STEUN VOOR PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER - TERUGBETALING VAN FINANCIERINGSKOSTEN - INAANMERKINGNEMING VAN VERSCHILLENDE RENTEVOETEN NAAR GELANG VAN LID-STAAT VAN OPSLAG - WETTIGHEID
( VERORDENING NR.*985/68 VAN DE RAAD, ARTIKEL*10, LID*1; VERORDENING NR.*685/69 VAN DE COMMISSIE, ARTIKEL*24, LID*3, SUB*C, ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR.*1746/84 )
2 . LANDBOUW - GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - DISCRIMINATIE TUSSEN PRODUCENTEN OF CONSUMENTEN - VERBOD - DRAAGWIJDTE
( EEG-VERDRAG, ARTIKEL*40, LID*3, TWEEDE ALINEA )
3 . GEMEENSCHAPSRECHT - BEGINSELEN - BESCHERMING VAN GEWETTIGD VERTROUWEN - GRENZEN - WIJZIGING VAN REGELING INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN - BEOORDELINGSBEVOEGDHEID VAN GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN
1 . ARTIKEL*10, LID*1, VAN VERORDENING NR.*985/68 HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE INTERVENTIEMAATREGELEN OP DE MARKT VOOR BOTER VERZET ZICH ER, GEZIEN DE CONSIDERANS VAN DIE VERORDENING, NIET TEGEN DAT, ZOALS VERORDENING NR.*1746/84 VOORSCHRIJFT, DE RENTEVOET DIE UIT HOOFDE VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN WORDT GEHANTEERD TER BEREKENING VAN HET BEDRAG VAN DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG VERSCHILT NAAR GELANG VAN DE LID-STAAT WAAR DE OPSLAG PLAATSVINDT, AANGEZIEN HET EENVORMIGE STELSEL VAN PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER IN DE GEMEENSCHAP WELISWAAR EEN UNIFORME METHODE VOOR DE BEREKENING VAN HET BEDRAG VAN DE STEUN OP BASIS VAN DE OPSLAGKOSTEN EN VAN DE MARKTONTWIKKELING VEREIST, DOCH NIET MEEBRENGT DAT HET STEUNBEDRAG ZELF VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP HETZELFDE IS .
DOOR DE DIFFERENTIATIE VAN HET BEDRAG VAN DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG KAN DE DOELSTELLING VAN EEN ZO RATIONEEL MOGELIJKE OPSLAG WORDEN BEREIKT EN AANGEZIEN DE DIFFERENTIATIE GEEN AFBREUK DOET AAN HET EENVORMIGE KARAKTER VAN DE INTERVENTIEPRIJS EN GEEN GEVOLGEN HEEFT VOOR HET BEDRAG VAN DE EENVORMIGE RICHTPRIJS, DOET ZIJ DUS GEEN AFBREUK AAN DE EENHEID VAN DE BOTERMARKT .
2 . HET DISCRIMINATIEVERBOD VAN ARTIKEL*40, LID*3, TWEEDE ALINEA, EEG-VERDRAG VERZET ZICH ER, ALS BIJZONDERE UITDRUKKING VAN HET ALGEMENE GELIJKHEIDSBEGINSEL, NIET TEGEN, DAT VERGELIJKBARE SITUATIES VERSCHILLEND WORDEN BEHANDELD WANNEER DIT OBJECTIEF GERECHTVAARDIGD IS .
3 . DE ONDERNEMERS KUNNEN GEEN GEWETTIGD VERTROUWEN HEBBEN IN HET VOORTBESTAAN VAN EEN SITUATIE WAARIN DOOR DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN IN HET KADER VAN HUN BEOORDELINGSBEVOEGDHEID WIJZIGING KAN WORDEN GEBRACHT . DIT GELDT IN HET BIJZONDER OP EEN GEBIED ALS DAT VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENINGEN, WAARVAN DE DOELSTELLING MEEBRENGT DAT ZIJ VOORTDUREND WORDEN AANGEPAST AAN WIJZIGINGEN IN DE ECONOMISCHE SITUATIE .
IN DE GEVOEGDE ZAKEN 424 EN 425/85,
BETREFFENDE VERZOEKEN AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, IN DE ALDAAR AANHANGIGE GEDINGEN TUSSEN
COOEPERATIEVE MELKPRODUCENTENBEDRIJVEN NOORD-NEDERLAND BA (" FRICO ") EN AN BOARD BAINNE LTD EN J.*WIJFFELS BV
EN
VOEDSELVOORZIENINGS IN - EN VERKOOPBUREAU,
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE GELDIGHEID VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*1746/84 VAN DE COMMISSIE VAN 21 JUNI 1984 TOT WIJZIGING VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*685/69 BETREFFENDE DE UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DE INTERVENTIEMAATREGELEN OP DE MARKT VOOR BOTER EN ROOM ( PB 1984, L*164, BLZ.*32 ), MET BETREKKING TOT DE GEDIFFERENTIEERDE RENTEVERGOEDING DIE IN BEPAALDE LID-STATEN WORDT TOEGEKEND IN HET KADER VAN DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER,
WIJST
HET HOF VAN JUSTITIE,
ADVOCAAT-GENERAAL : J.*MISCHO
GRIFFIER : P.*HEIM
GELET OP DE OPMERKINGEN INGEDIEND DOOR :
- NOORD-NEDERLAND BA ( FRICO ), AN BOARD BAINNE LTD EN J . WIJFFELS BV, VERTEGENWOORDIGD DOOR H.*J.*BRONKHORST, ADVOCAAT TE 'S-GRAVENHAGE,
- DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR JURIDISCH ADVISEUR R.*C.*FISCHER ALS GEMACHTIGDE,
GEZIEN HET RAPPORT TER TERECHTZITTING ZOALS AANGEVULD NA DE MONDELINGE BEHANDELING OP 25 FEBRUARI 1987,
GEHOORD DE CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL TER TERECHTZITTING VAN 26*MAART 1987,
HET NAVOLGENDE
ARREST
1 BIJ UITSPRAKEN VAN 13 DECEMBER 1985, INGEKOMEN TEN HOVE OP 18*DECEMBER DAARAANVOLGEND, HEEFT HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN KRACHTENS ARTIKEL*177 EEG-VERDRAG ENKELE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE GELDIGHEID VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*1746/84 VAN DE COMMISSIE VAN 21*JUNI 1984, HOUDENDE WIJZIGING VAN ARTIKEL*24, LID*3, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*685/69 VAN 14*APRIL 1969 BETREFFENDE DE UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DE INTERVENTIEMAATREGELEN OP DE MARKT VOOR BOTER EN ROOM ( PB*1984, L*164, BLZ.*32 ). DIE VRAGEN HEBBEN MET NAME BETREKKING OP DE DAARBIJ INGEVOERDE DIFFERENTIATIE VAN DE ALS STEUN VOOR DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG TOEGEKENDE VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN .
2 DE PREJUDICIELE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN HET KADER VAN BEROEPEN, BIJ DE NEDERLANDSE RECHTERLIJKE INSTANTIE AANHANGIG GEMAAKT DOOR COOEPERATIEVE MELKPRODUCENTENBEDRIJVEN NOORD-NEDERLAND BA (" FRICO ") IN DE ENE ZAAK EN DOOR AN BOARD BAINNE LTD EN J . WIJFFELS BV IN DE ANDERE ZAAK . DEZE ONDERNEMINGEN ( HIERNA : VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING ), DIE ZICH ONDER MEER BEZIGHOUDEN MET DE FABRICAGE, DE VERHANDELING, DE INVOER EN DE UITVOER VAN BOTER, HADDEN OPSLAGCONTRACTEN GESLOTEN MET HET VOEDSELVOORZIENINGS IN - EN VERKOOPBUREAU ( HIERNA VIB ), HET INTERVENTIEBUREAU DAT BELAST IS MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPSREGELING INZAKE BOTEROPSLAG IN NEDERLAND . OP GROND VAN DE TOEPASSELIJKE GEMEENSCHAPSREGELING VROEGEN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING HET VIB OM EEN VOORSCHOT OP DE HUN TOEKOMENDE STEUN TER ZAKE VAN DIE OPSLAG . BIJ BESLUITEN VAN 14 EN 28*SEPTEMBER 1984 KENDE HET VIB HUN DEZE VOORSCHOTTEN TOE, DOCH BIJ DE BEREKENING ERVAN GING HET UIT VAN DE BIJ VERORDENING ( EEG ) NR.*1746/84 BEPAALDE RENTEVOET VAN 7 %. VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING WENDDEN ZICH DAAROP TOT HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN, STELLENDE DAT DEZE VERORDENING IN STRIJD WAS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT .
3 ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN HEEFT HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN BIJ UITSPRAKEN VAN 13 DECEMBER 1985 DE BEHANDELING VAN DE ZAKEN GESCHORST EN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VERZOCHT OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE VOLGENDE - IN DE TWEE ZAKEN VRIJWEL GELIJKLUIDEND GEFORMULEERDE - VRAAG :
"IS DE VERORDENING ( EEG ) NR . 685/69 VAN DE COMMISSIE VAN 14 APRIL 1969, GEWIJZIGD BIJ VERORDENING ( EEG ) NR.*1746/84 VAN DE COMMISSIE VAN 21*JUNI 1984, VOOR ZOVER ARTIKEL*24, LID*3, LAATSTE ZIN, NA GENOEMDE WIJZIGING INHIELD DAT VOOR BOTER OPGESLAGEN IN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN IN NEDERLAND EEN RENTEVOET WERD VASTGESTELD OP 7% PER JAAR EN VOOR BOTER OPGESLAGEN IN HET VERENIGD KONINKRIJK OP 9,5% PER JAAR ONGELDIG, IN HET BIJZONDER
A ) WEGENS STRIJD MET ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 VAN DE RAAD EN/OF
B ) WEGENS STRIJD MET ARTIKEL 40, LID 3, EEG-VERDRAG EN/OF
C ) ( ALLEEN IN ZAAK 424/85 ) WEGENS STRIJD MET ARTIKEL*30 EEG-VERDRAG EN/OF
D ) WEGENS STRIJD MET AAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING VOOR ZUIVELPRODUKTEN TEN GRONDSLAG LIGGENDE BEGINSELEN VAN DE EENHEID VAN DE MARKT EN DE EENHEID VAN PRIJZEN EN/OF
E ) WEGENS ONVOLDOENDE C.Q . ONJUISTE MOTIVERING EN/OF
F ) WEGENS STRIJD MET DE BEGINSELEN VAN DE RECHTSZEKERHEID EN/OF
G ) WEGENS STRIJD ANDERSZINS MET EEN OF MEER BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG, DAN WEL EEN OF MEER AAN DAT VERDRAG TEN GRONDSLAG LIGGENDE BEGINSELEN?"
4 VOOR DE TER ZAKE GELDENDE GEMEENSCHAPSREGELING EN DE DOOR VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING EN DE COMMISSIE INGEDIENDE OPMERKINGEN WORDT VERWEZEN NAAR HET RAPPORT TER TERECHTZITTING . DEZE ELEMENTEN VAN HET DOSSIER WORDEN HIERONDER SLECHTS WEERGEGEVEN VOOR ZOVER DIT NOODZAKELIJK IS VOOR DE REDENERING VAN HET HOF .
DE VERENIGBAARHEID VAN DE BESTREDEN VERORDENING MET ARTIKEL*10, LID*1, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 EN DE BEGINSELEN VAN EENHEID VAN PRIJZEN EN EENHEID VAN DE MARKT VOOR BOTER
5 VOLGENS VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING VOLGT UIT ARTIKEL 10, LID 1, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 VAN DE RAAD VAN 15 JULI 1968 ( PB*1968, L*169, BLZ.*1 ) EN UIT DE BEGINSELEN VAN EENHEID VAN PRIJZEN EN EENHEID VAN DE MARKT, DAT HET BEDRAG VAN DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG IN ALLE LID-STATEN VAN DE GEMEENSCHAP HETZELFDE MOET ZIJN .
6 IN DE EERSTE PLAATS MOET EROP WORDEN GEWEZEN, DAT VOLGENS ARTIKEL 10, LID*1, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 "HET BEDRAG VAN DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG VOOR DE GEMEENSCHAP WORDT VASTGESTELD MET INACHTNEMING VAN DE OPSLAGKOSTEN EN VAN DE TE VERWACHTEN ONTWIKKELING VAN DE PRIJZEN VOOR VERSE BOTER EN VOOR KOELHUISBOTER ". BIJ DE UITLEGGING VAN DEZE BEPALING MOET REKENING WORDEN GEHOUDEN ZOWEL MET HETGEEN IN DE CONSIDERANS VAN DE VERORDENING WORDT OVERWOGEN, ALS MET DE DOELSTELLINGEN VAN HET STELSEL VAN STEUN VOOR DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG .
7 IN DE NEGENDE OVERWEGING VAN DE CONSIDERANS VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 WORDT ENKEL GEWEZEN OP DE NOODZAAK VAN EEN EENVORMIG STELSEL VAN PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER IN DE GEMEENSCHAP EN OP HET VEREISTE VAN EEN UNIFORME METHODE VOOR DE BEREKENING VAN HET BEDRAG VAN DE STEUN OP BASIS VAN DE OPSLAGKOSTEN EN VAN DE MARKTONTWIKKELING . MAAR NOCH ARTIKEL*10, LID*1, NOCH GENOEMDE OVERWEGING VERLANGT, DAT DEZE EENVORMIGE BEREKENINGSWIJZE LEIDT TOT VASTSTELLING VAN EEN STEUNBEDRAG VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG, DAT VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP HETZELFDE IS .
8 VERDER MOET VOLGENS DE CONSIDERANS VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 DE PARTICULIERE OPSLAG "BIJDRAGEN TOT DE TOTSTANDKOMING VAN HET EVENWICHT OP DE MARKT" EN MOETEN DE COMMUNAUTAIRE BEPALINGEN "EEN ZO RATIONEEL MOGELIJKE OPSLAG MOGELIJK MAKEN ". DEZE DOELSTELLINGEN KUNNEN ECHTER SLECHTS WORDEN BEREIKT WANNEER HET BEDRAG VAN DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG DUSDANIG WORDT AANGEPAST AAN DE WERKELIJKE BEHOEFTEN VAN DE BOTERBEZITTERS, DAT DEZEN ER GEEN ONGERECHTVAARDIGD NADEEL OF VOORDEEL UIT TREKKEN .
9 IN DE TWEEDE PLAATS MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT DE DIFFERENTIATIE VAN HET BEDRAG VAN DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG GEEN AFBREUK DOET AAN HET EENVORMIGE KARAKTER VAN DE INTERVENTIEPRIJS, DIE DE GRONDSLAG BLIJFT VOOR DE BEREKENING VAN DE OPSLAGKOSTEN . DIE DIFFERENTIATIE HEEFT EVENMIN GEVOLGEN VOOR HET BEDRAG VAN DE EENVORMIGE RICHTPRIJS OF VOOR DE MOGELIJKHEID OM HET DOEL HIERVAN TE BEREIKEN . DE EENHEID VAN DE BOTERMARKT DIE UIT DEZE EENHEID VAN PRIJZEN VOORTVLOEIT, BLIJFT DUS ZELF OOK BEHOUDEN .
10 MITSDIEN MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT DE BESTREDEN VERORDENING NOCH IN STRIJD IS MET ARTIKEL*10, LID*1, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 VAN DE RAAD VAN 15 JULI 1968, NOCH MET DE BEGINSELEN VAN EENHEID VAN PRIJZEN EN EENHEID VAN DE MARKT .
DE VERENIGBAARHEID VAN DE BESTREDEN VERORDENING MET HET IN ARTIKEL*40, LID*3, TWEEDE ALINEA, EEG-VERDRAG NEERGELEGDE BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING
11 HET IS VASTE RECHTSPRAAK VAN HET HOF, DAT HET DISCRIMINATIEVERBOD VAN ARTIKEL*40, LID*3, TWEEDE ALINEA, EEG-VERDRAG ALS BIJZONDERE UITDRUKKING VAN HET ALGEMENE GELIJKHEIDSBEGINSEL ZICH ER NIET TEGEN VERZET, DAT VERGELIJKBARE SITUATIES VERSCHILLEND WORDEN BEHANDELD WANNEER DIT OBJECTIEF GERECHTVAARDIGD IS .
12 HOEWEL DE BIJ DE BESTREDEN VERORDENING INGEVOERDE DIFFERENTIATIE GEBASEERD IS OP EEN OBJECTIEF ELEMENT, TE WETEN DE EFFECTIEVE RENTEVOET OP DE KAPITAALMARKT VAN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN, STELLEN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING, DAT DIT ELEMENT NIET DOORSLAGGEVEND IS EN DAT DE GEWRAAKTE MAATREGEL IN WERKELIJKHEID LEIDT TOT EEN ONGERECHTVAARDIGD VERSCHIL IN BEHANDELING TUSSEN DE BETROKKEN ONDERNEMERS .
13 IN DE EERSTE PLAATS BETOGEN ZIJ, DAT IEDERE ONDERNEMER VRIJ IS IN DE KEUZE VAN DE VALUTA WAARIN HIJ DE OPSLAG WENST TE FINANCIEREN, EN ALDUS ZIJN VOORDEEL KAN DOEN MET DE LAGE RENTEVOETEN, ONGEACHT IN WELK LAND HIJ ZIJN PRODUKT OPSLAAT .
14 DIT ARGUMENT KAN NIET WORDEN AANVAARD . WELISWAAR KUNNEN ONDERNEMERS DIE BOTER OPSLAAN IN LID-STATEN MET EEN HOGE RENTEVOET, DEZE OPSLAG FINANCIEREN MET LENINGEN IN DE VALUTA VAN LID-STATEN MET EEN LAGE RENTEVOET, DOCH DIT VOORDEEL VALT WEG TEGEN HET RISICO DAT ZIJ DAN LOPEN, DAT DE WISSELKOERS VAN DIE VALUTA IN HUN NADEEL VERANDERT .
15 VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING BETOGEN IN DE TWEEDE PLAATS, DAT WEGENS DE DOOR HET NATIONALE INTERVENTIEBUREAU AANGEHOUDEN BETALINGSTERMIJN DE MARKTPRIJS VOOR BOTER IN ELKE LID-STAAT LAGER KOMT TE LIGGEN NAARMATE DE RENTE ER HOGER IS . EEN UNIFORME VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN ZOU DUS HET CONCURRENTIENADEEL KUNNEN OPHEFFEN VAN DE ONDERNEMERS DIE BOTER OPSLAAN IN LANDEN MET DE LAAGSTE RENTEVOET, WAAR DE MARKTPRIJS BIJGEVOLG HET HOOGST IS .
16 OOK DIT ARGUMENT KAN NIET WORDEN AANVAARD . MET DE STEUN VOOR DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG WORDT IMMERS UITSLUITEND BEOOGD, DE KOSTEN DIE DE ONDERNEMERS DAARBIJ NORMAAL MOETEN MAKEN, IN DE MATE VAN HET MOGELIJKE TE COMPENSEREN, EN NIET OM SOMMIGEN HUNNER IN EEN BETERE MEDEDINGINGSPOSITIE TE BRENGEN TEN OPZICHTE VAN CONCURRENTEN DIE IN ANDERE LID-STATEN OPEREREN .
17 TEN SLOTTE MENEN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING, DAT DE DIFFERENTIATIE VAN DE RENTEVOET DIE BIJ DE FINANCIERING VAN DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG IN AANMERKING WORDT GENOMEN, LEIDT TOT DISCRIMINATIE TUSSEN ENERZIJDS DE BOTERPRODUCENTEN EN ANDERZIJDS DE PRODUCENTEN VAN ANDERE LANDBOUWPRODUKTEN, WAARVOOR EEN DERGELIJKE DIFFERENTIATIE NIET BESTAAT .
18 DIT ARGUMENT MOET EVENEENS WORDEN AFGEWEZEN . IEDERE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING HEEFT HAAR EIGEN KENMERKEN; IN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING VOOR BOTER SPEELT DE OPSLAG EEN BIJZONDERE ROL EN ZIJN MAATREGELEN NOODZAKELIJK DIE NIET VERGELIJKBAAR ZIJN MET DIE WELKE VOOR ANDERE LANDBOUWPRODUKTEN GELDEN . HET IS VASTE RECHTSPRAAK VAN HET HOF, DAT EEN VERSCHILLENDE BEHANDELING VAN VERSCHILLENDE SITUATIES GEEN MET HET GELIJKHEIDSBEGINSEL STRIJDIGE DISCRIMINATIE OPLEVERT .
19 MITSDIEN MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT DE BESTREDEN VERORDENING NIET IN STRIJD IS MET HET IN ARTIKEL*40, LID*3, TWEEDE ALINEA, EEG-VERDRAG NEERGELEGDE BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING .
DE VERENIGBAARHEID VAN DE BESTREDEN VERORDENING MET ARTIKEL*30 EEG-VERDRAG
20 VOLGENS VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING COMPENSEERDE DE UNIFORME VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN VROEGER HET CONCURRENTIENADEEL VAN DE ONDERNEMERS IN DE LID-STATEN WAAR DE RENTEVOET HET LAAGST EN DE MARKTPRIJS HET HOOGST IS . DOORDAT DEZE COMPENSATIE NU WEGVALT, ZOU DE DIFFERENTIATIE IN DE VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN ARTIFICIELE HANDELSSTROMEN VEROORZAKEN EN, DOOR DE UITVOER VAN BOTER NAAR BEPAALDE LID-STATEN TE BEMOEILIJKEN, EEN BIJ ARTIKEL*30 EEG-VERDRAG VERBODEN MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING VORMEN .
21 ZOALS HIERVOOR OPGEMERKT, WORDT MET DE STEUN AAN DE PARTICULIERE BOTEROPSLAG UITSLUITEND BEOOGD DE KOSTEN DIE DE ONDERNEMERS NORMAAL VOOR DIE OPSLAG MOETEN MAKEN, IN DE MATE VAN HET MOGELIJKE TE COMPENSEREN . DE DIFFERENTIATIE IN DE VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN OP GROND VAN DE WERKELIJK BETAALDE RENTEVOET DRAAGT ERTOE BIJ, DAT DIT DOEL WORDT BEREIKT EN VEROORZAAKT GEEN ARTIFICIELE HANDELSSTROMEN . ZIJ KAN DUS IN GEEN GEVAL EEN BIJ ARTIKEL*30 EEG-VERDRAG VERBODEN MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING VORMEN .
22 MITSDIEN MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT DE BESTREDEN VERORDENING NIET IN STRIJD IS MET ARTIKEL*30 EEG-VERDRAG .
DE MOTIVERING VAN DE BESTREDEN VERORDENING
23 VOOR HUN STELLING DAT BIJ DE VASTSTELLING VAN DE BESTREDEN VERORDENING ARTIKEL*190 EEG-VERDRAG IS GESCHONDEN, VOEREN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING AAN, DAT DE MOTIVERING VAN DE VERORDENING VIER ONJUISTHEDEN BEVAT .
24 IN DE EERSTE PLAATS ZOU IN DE TWEEDE OVERWEGING VAN DE CONSIDERANS VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*1746/84 TEN ONRECHTE WORDEN GEZEGD, DAT DE AAN DE OPSLAG VERBONDEN FINANCIERINGSKOSTEN WORDEN BETAALD "DOOR" ELKE LID-STAAT, TERWIJL DEZE KOSTEN IN WERKELIJKHEID DOOR DE BETROKKEN HANDELAREN WORDEN GEDRAGEN .
25 DEZE DOOR VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING TERECHT GESIGNALEERDE VERGISSING KOMT ALLEEN IN DE NEDERLANDSE TEKST VAN DE VERORDENING VOOR EN IS HET GEVOLG VAN EEN ONJUISTE VERTALING . ZIJ IS DUS NIET VAN INVLOED OP DE INHOUD VAN DE VERORDENING EN KAN DERHALVE DE GELDIGHEID DAARVAN NIET AANTASTEN .
26 IN DE TWEEDE PLAATS BETWISTEN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING DE JUISTHEID VAN HET GESTELDE IN DE TWEEDE OVERWEGING VAN DE CONSIDERANS VAN DE BESTREDEN VERORDENING, NAMELIJK DAT DOOR EEN UNIFORME RAMING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN VAN DE OPSLAGHOUDERS DE OPSLAG IN BEPAALDE LID-STATEN EXTRA ZOU WORDEN GESTIMULEERD .
27 OFSCHOON BIJ DE BESLISSING OM BEPAALDE HOEVEELHEDEN BOTER IN PARTICULIERE OPSLAG TE BRENGEN, TAL VAN ECONOMISCHE OVERWEGINGEN VAN ALGEMENE EN PLAATSELIJKE AARD EEN ROL SPELEN, VALT NIET TE ONTKENNEN DAT WANNEER IN EEN LID-STAAT DE WERKELIJKE RENTE AANZIENLIJK LAGER WAS DAN DE UNIFORME RENTEVOET DIE VROEGER DOOR DE GEMEENSCHAPSAUTORITEITEN VOOR DE RAMING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN VAN DE OPSLAG IN AANMERKING WERD GENOMEN, DIT VOOR DE BETROKKEN ONDERNEMERS EEN EXTRA STIMULANS TOT OPSLAG VORMDE .
28 IN DE DERDE PLAATS HEEFT DE COMMISSIE, ANDERS DAN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING BETOGEN, GEEN FOUT BEGAAN DOOR IN DE DERDE OVERWEGING VAN DE CONSIDERANS VAN DE BESTREDEN VERORDENING UITDRUKKING TE GEVEN AAN HAAR STREVEN TE VOORKOMEN DAT "HANDELAREN ZICH TEN ONRECHTE VERRIJKEN ". DE RAMING VAN DE IN VERBAND MET DE OPSLAG GEMAAKTE FINANCIERINGSKOSTEN OP BASIS VAN EEN UNIFORME RENTEVOET HAD IMMERS TEN GEVOLGE, DAT ONDERNEMERS DIE HUN BOTER OPSLOEGEN IN EEN LAND WAAR DE WERKELIJKE RENTE LAGER WAS DAN DIE UNIFORME RENTEVOET, EEN VERGOEDING ONTVINGEN DIE HOGER WAS DAN HUN FEITELIJKE FINANCIERINGSKOSTEN . VOOR DE BEOORDELING VAN DE JUISTHEID VAN DE REDENERING VAN DE COMMISSIE IS NIET VAN BELANG, OF DIE OVERCOMPENSATIE DOOR DE ONDERNEMER WERD GEBRUIKT OM ZIJN WINST TE VERGROTEN OF OM DOOR VERLAGING VAN ZIJN VERKOOPPRIJS ZIJN CONCURRENTIEPOSITIE TE VERBETEREN .
29 TEN SLOTTE BETOGEN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING, DAT IN DE MOTIVERING VAN DE BESTREDEN VERORDENING BUITEN BESCHOUWING WORDT GELATEN, DAT ONDERNEMINGEN DIE BOTER OPSLAAN IN LID-STATEN MET EEN HOGE RENTEVOET, DE MOGELIJKHEID BEHOUDEN HUN OPSLAGKOSTEN TE FINANCIEREN IN DE VALUTA VAN LID-STATEN MET EEN LAGE RENTEVOET .
30 ZOALS HIERVOOR IS OPGEMERKT, VALT HET VOORDEEL VAN EEN DERGELIJKE HANDELWIJZE VOOR DE BETROKKEN ONDERNEMERS WEG TEGEN HET RISICO VAN EEN WIJZIGING VAN DE WISSELKOERSEN IN HUN NADEEL . BIJ DE VASTSTELLING VAN DE REGELING VOOR DE VERGOEDING VAN DE OPSLAGKOSTEN MOCHT DE COMMISSIE DEZE MOGELIJKHEID DUS BUITEN BESCHOUWING LATEN .
31 AL MET AL BLIJKT, DAT DE MOTIVERING VAN DE BESTREDEN VERORDENING GEEN MATERIELE ONJUISTHEDEN BEVAT .
DE VERENIGBAARHEID VAN DE BESTREDEN VERORDENING MET HET BEGINSEL VAN DE RECHTSZEKERHEID
32 VOLGENS VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING IS HET BEGINSEL VAN DE RECHTSZEKERHEID IN TWEEERLEI OPZICHT GESCHONDEN : IN DE EERSTE PLAATS ZOU DE COMMISSIE OP EEN SCHRIFTELIJKE VRAAG VAN EEN LID VAN HET EUROPEES PARLEMENT HEBBEN VERKLAARD, DAT ZIJ "NIET VOORNEMENS (( WAS )) OVER TE GAAN TOT DIFFERENTIATIE VAN DE STEUN NAAR GELANG VAN HET RENTEPEIL IN DE ONDERSCHEIDEN LID-STATEN"; IN DE TWEEDE PLAATS HAD ZIJ OVERGANGSMAATREGELEN MOETEN TREFFEN VOOR DE AAN - EN VERKOOPCONTRACTEN DIE VOOR DE INWERKINGTREDING VAN DE VERORDENING WAREN GESLOTEN .
33 MET BETREKKING TOT HET EERSTE PUNT MOET WORDEN OPGEMERKT, DAT DE COMMISSIE INGEVOLGE ARTIKEL*10, LID*2, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*985/68 VAN DE RAAD HET STEUNBEDRAG VOOR DE PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER KAN VERHOGEN "INDIEN DE MARKTSITUATIE ZULKS VEREIST ". DE VASTSTELLING DAT IN LID-STATEN MET EEN LAGE RENTEVOET GROTE HOEVEELHEDEN BOTER IN PARTICULIERE OPSLAG WERDEN GEBRACHT, GAF DE COMMISSIE HET RECHT DE FEITELIJKE SITUATIE ANDERS TE BEOORDELEN DAN ENKELE MAANDEN TEVOREN . HET IS VASTE RECHTSPRAAK VAN HET HOF ( ZIE MET NAME DE ARRESTEN VAN 15 JULI 1982, ZAAK 245/81, EDEKA, JURISPR.*1982, BLZ.*2745, EN 28 OKTOBER 1982, ZAAK 52/81, FAUST, IBID ., BLZ.*3745 ), DAT ONDERNEMERS GEEN GEWETTIGD VERTROUWEN KUNNEN HEBBEN IN HET VOORTBESTAAN VAN EEN SITUATIE DIE DOOR BESLUITEN VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN IN HET KADER VAN HUN BEOORDELINGSBEVOEGDHEID KAN WORDEN GEWIJZIGD . EEN VERLAGING VAN DE UNIFORME RENTEVOET WAARVAN WERD UITGEGAAN BIJ DE VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN VAN DE OPSLAG, WAS DUS EEN MOGELIJKHEID WAARMEE EEN ZORGVULDIG EN VOORZICHTIG ONDERNEMER REKENING HAD TE HOUDEN, IN HET BIJZONDER OP EEN GEBIED ALS DAT VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENINGEN, WAARVAN DE DOELSTELLING MEEBRENGT DAT ZIJ VOORTDUREND WORDEN AANGEPAST AAN WIJZINGEN IN DE ECONOMISCHE SITUATIE .
34 MET BETREKKING TOT HET TWEEDE PUNT ZIJ EROP GEWEZEN, DAT DE BESTREDEN VERORDENING INGEVOLGE HAAR ARTIKEL 2 ENKEL VAN TOEPASSING IS OP BOTER DIE MET INGANG VAN DE DATUM VAN INWERKINGTREDING VAN DE VERORDENING IS INGESLAGEN . DE VERORDENING HEEFT DUS GEEN TERUGWERKENDE KRACHT . ALS VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING BETOGEN, DAT ZIJ VOOR DE PUBLIKATIE VAN DE VERORDENING OVEREENKOMSTEN INZAKE KOOP EN VERKOOP VAN BOTER HEBBEN GESLOTEN OP BASIS VAN DE VOORDIEN IN AANMERKING GENOMEN UNIFORME RENTEVOET, DAN HEBBEN ZIJ HET - ZOALS HIERVOOR OPGEMERKT - ENKEL AAN ZICHZELF TE WIJTEN WANNEER ZIJ GEEN REKENING HEBBEN GEHOUDEN MET EEN MOGELIJKE VERLAGING VAN DIE RENTEVOET .
35 MITSDIEN MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT HET BEGINSEL VAN DE RECHTSZEKERHEID DOOR DE BESTREDEN VERORDENING NIET IS GESCHONDEN .
DE VERENIGBAARHEID VAN DE BESTREDEN VERORDENING MET ANDERE VERDRAGSBEPALINGEN
36 IN DIT VERBAND BEPERKEN VERZOEKSTERS IN HET HOOFDGEDING ZICH ERTOE TE STELLEN, DAT DE BESTREDEN VERORDENING INBREUK MAAKT OP HET RECHT VAN DE ONDERNEMERS OM GELD TE LENEN IN DE VALUTA VAN HUN KEUZE, EN DAARMEE HET IN ARTIKEL*67, LID*1, EEG-VERDRAG NEERGELEGDE BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER VAN KAPITAAL MISKENT .
37 OP DIT PUNT KAN WORDEN VOLSTAAN MET DE OPMERKING, DAT DE DIFFERENTIATIE VAN DE RENTEVOET DIE IN AANMERKING WORDT GENOMEN BIJ DE VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN VERBONDEN AAN DE PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER, GEEN ENKELE BEPERKING MEEBRENGT VAN DE KEUZEVRIJHEID VAN DE ONDERNEMERS TEN AANZIEN VAN DE VALUTA WAARIN ZIJ DE OPSLAG WENSEN TE FINANCIEREN .
38 MITSDIEN MOET WORDEN VASTGESTELD, DAT DE BESTREDEN VERORDENING GEEN INBREUK MAAKT OP HET BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER VAN KAPITAAL OF OP ARTIKEL*67, LID*1, EEG-VERDRAG .
39 BIJ ONDERZOEK VAN DE DOOR HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN GESTELDE VRAGEN IS AL MET AL DUS NIET GEBLEKEN VAN FEITEN OF OMSTANDIGHEDEN DIE DE GELDIGHEID VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*1746/84 VAN DE COMMISSIE VAN 21 JUNI 1984, HOUDENDE WIJZIGING VAN ARTIKEL*24, LID*3, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*685/69 VAN 14 APRIL 1969, KUNNEN AANTASTEN .
KOSTEN
40 DE KOSTEN DOOR DE COMMISSIE WEGENS INDIENING VAN HAAR OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT, KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN, ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN BIJ UITSPRAKEN VAN 13 DECEMBER 1985 GESTELDE VRAGEN, VERKLAART VOOR RECHT :
BIJ ONDERZOEK VAN DE DOOR HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN GESTELDE VRAGEN IS NIET GEBLEKEN VAN FEITEN OF OMSTANDIGHEDEN DIE DE GELDIGHEID VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*1746/84 VAN DE COMMISSIE VAN 21*JUNI 1984 ( PB*1984, L*164, BLZ.*32 ), HOUDENDE WIJZIGING VAN ARTIKEL*24, LID*3, VAN VERORDENING ( EEG ) NR.*685/69 VAN 14 APRIL 1969, KUNNEN AANTASTEN .