Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61985CC0261

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 24 november 1987.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Beroep wegens niet-nakoming - Algeheel invoerverbod voor gepasteuriseerde melk en niet-bevroren gepasteuriseerde room.
Zaak 261/85.

Jurisprudentie 1988 -00547

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1987:503

61985C0261

Conclusie van advocaat-generaal Mischo van 24 november 1987. - COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TEGEN VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND. - NIET-NAKOMING - ALGE HEEL INVOERVERBOD VOOR GEPASTEURISEERDE MELK EN NIET-BEVROREN GEPASTEURISEERDE ROOM. - ZAAK 261/85.

Jurisprudentie 1988 bladzijde 00547


Conclusie van de advocaat generaal


++++

Mijnheer de President,

mijne heren Rechters,

1 . Met het beroep wegens niet-nakoming waarop mijn conclusie betrekking heeft, wenste de Commissie oorspronkelijk vastgesteld te zien dat het Verenigd Koninkrijk

1 ) door de invoer van voor menselijke consumptie bestemde, gepasteuriseerde melk en niet-bevroren gepasteuriseerde room te verbieden, en

2 ) door voor te schrijven dat thermisch behandelde room en dranken op basis van melk in Groot-Brittannië enkel uit aldaar geproduceerde melk mogen worden bereid, en in Noord-Ierland enkel uit aldaar geproduceerde melk,

de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 30 EEG-Verdrag en verordening nr . 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten . ( 1 )

2 . In de loop van de procedure heeft de Commissie echter afstand van instantie gedaan voor het tweede onderdeel van het beroep, nadat het Verenigd Koninkrijk de desbetreffende wetsbepalingen had ingetrokken .

3 . Om er straks niet op terug te moeten komen, wil ik nu reeds vaststellen dat krachtens artikel 69, paragraaf 4, van het Reglement voor de procesvoering het Verenigd Koninkrijk voor dit onderdeel van het beroep in de kosten moet worden verwezen, omdat de afstand van instantie door de Commissie door de houding van dit land is gerechtvaardigd .

4 . Met betrekking tot het eerste onderdeel van het beroep constateer ik, dat het Verenigd Koninkrijk erkent dat de omstreden regeling - in detail beschreven in het rapport ter terechtzitting - in strijd is met artikel 30 van het Verdrag . ( 2 ) Wij dienen dus enkel nog te onderzoeken of, zoals deze Lid-Staat stelt, de regeling op grond van artikel 36 gerechtvaardigd is uit hoofde van bescherming van de gezondheid en het leven van personen .

5 . Alvorens deze vraag aan te vatten, zal ik eerst moeten ingaan op de bewering van het Verenigd Koninkrijk, dat de Commissie in de loop van het geding het voorwerp van het beroep heeft gewijzigd . Feit is dat op 5 augustus 1985, dus vijftien dagen voordat de Commissie haar verzoekschrift indiende, richtlijn 85/397/EEG inzake hygiënische en veterinairrechtelijke problemen bij het intracommunautaire handelsverkeer in warmtebehandelde melk ( 3 ) (( dat wil zeggen gepasteuriseerde, gesteriliseerde of met ultra hoge temperatuur ( UHT-procédé ) behandelde melk )) door de Raad werd vastgesteld . Doel van deze richtlijn is de wetgevingen van de Lid-Staten op dat gebied nader tot elkaar te brengen door invoering van gemeenschappelijke normen voor de produktie, de behandeling en het vervoer en van een systeem van communautaire controle . Luidens artikel 16 moeten de Lid-Staten de richtlijn uiterlijk op 1 januari 1989 in nationaal recht hebben omgezet .

6 . In het met redenen omkleed advies werd deze richtlijn uiteraard nog niet vermeld en in dupliek verwijt het Verenigd Koninkrijk de Commissie, het voorwerp van het beroep te hebben gewijzigd door te stellen dat het Verenigd Koninkrijk vóór genoemde datum al niet meer het recht had de invoer te verbieden van gepasteuriseerde melk die aan de normen van die richtlijn voldoet . Volgens het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie zich daardoor niet gehouden aan de regels van het beroep wegens niet-nakoming, die vereisen dat het voorwerp van het beroep al in de precontentieuze fase wordt vastgelegd en dat het met redenen omkleed advies en het beroep beide op dezelfde overwegingen en middelen berusten . ( 4 )

7 . Ik geloof niet, dat dit argument kan worden aanvaard . In de eerste plaats heeft juist het Verenigd Koninkrijk het bestaan van deze richtlijn trachten te benutten door in zijn verweerschrift de aandacht te vestigen op de verschillen tussen de nationale regelingen en op de noodzaak van een communautair controlesysteem; de Commissie heeft in repliek alleen maar op dit argument geantwoord en beklemtoond dat het op zijn minst paradoxaal is, dat produkten die nu reeds voldoen aan de voorschriften van de richtlijn, nog steeds gevaarlijk worden geacht voor de volksgezondheid en niet in het Verenigd Koninkrijk worden toegelaten, terwijl ze na 1 januari 1989 niet meer geweigerd kunnen worden .

8 . In de tweede plaats heeft de gestelde niet-nakoming ( dat wil zeggen het voorwerp van het beroep ) vanaf de ingebrekestelling tot en met de repliek van de Commissie steeds dezelfde inhoud gehad, namelijk het door het Verenigd Koninkrijk ingestelde invoerverbod voor gepasteuriseerde melk en niet-bevroren gepasteuriseerde room .

9 . Wij kunnen dus overgaan tot de grond van de zaak, en daarover is de rechtspraak van het Hof duidelijk :

" Het staat aan de Lid-Staten om, bij ontbreken van harmonisatie, te beslissen over de mate waarin zij de bescherming van de gezondheid en het leven van personen willen waarborgen ."

Maar zij mogen dit enkel doen wanneer zij

" rekening houden met de vereisten van het vrije goederenverkeer" ( 5 ), dat wil zeggen "binnen de door het Verdrag gestelde grenzen ." ( 6 )

10 . En : "Artikel 36 EEG-Verdrag heeft niet ten doel bepaalde onderwerpen voor te behouden aan de uitsluitende bevoegdheid van de Lid-Staten ." Als afwijking van het fundamentele beginsel van het vrije verkeer van goederen staat dit artikel slechts beperkingen toe "voor zover zij zijn 'gerechtvaardigd' , dat wil zeggen onder meer noodzakelijk zijn ter bescherming van de gezondheid en het leven van personen ". ( 7 )

11 . Dit is echter niet het geval "wanneer de gezondheid en het leven van personen even doeltreffend kunnen worden beschermd door maatregelen die minder beperkend zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer ". ( 8 )

12 . Een algeheel invoerverbod nu is duidelijk de meest ingrijpende beperking van het handelsverkeer . De vraag is dus of dat verbod, gelet op de aard van het betrokken produkt, het doeltreffendste middel was om de volksgezondheid te beschermen .

13 . Een interessant precedent wordt in dit verband gevormd door het arrest van het Hof van 8 februari 1983 ( zaak 124/81, Commissie/Verenigd Koninkrijk, Jurispr . 1983, blz . 203 ), betreffende de Britse regeling voor de invoer en het in de handel brengen van melk en room die volgens het UHT-procédé is behandeld .

14 . Reeds in die zaak betoogde het Verenigd Koninkrijk, dat het algehele invoerverbod, dat in feite voortvloeide uit de verplichting om de in het Verenigd Koninkrijk ingevoerde UHT-melk daar opnieuw te behandelen en te verpakken, de enige methode was om de gezondheid van de consument doeltreffend te beschermen en dus gerechtvaardigd was op grond van artikel 36 van het Verdrag .

15 . Dat standpunt berustte in wezen op dezelfde argumenten als in casu worden aangevoerd, te weten "de verschillen tussen de wettelijke regelingen van de Lid-Staten inzake de produktie en de behandeling van UHT-melk ..., de uiteenlopende toepassing van deze op zichzelf reeds onderling verschillende wettelijke regelingen ..., het feit dat het ( voor de Britse autoriteiten ) onmogelijk is de volledige cyclus van UHT-melk in de andere Lid-Staten te controleren ... vanaf de inzameling bij de boerderij tot aan de verpakking en distributie ". Ook verklaarde het Verenigd Koninkrijk, dat "een dergelijke controle echter onmisbaar (( was )) om er zeker van te kunnen zijn dat de verkregen melk geheel vrij is van bacteriële of virale infecties" ( r.o . 24 ).

16 . In de onderhavige zaak, zo meent het Verenigd Koninkrijk, geldt dat alles nog sterker, omdat pasteurisatie van melk veel minder waarborgen biedt dan UHT-behandeling; dit deficit zou daarom gedurende het gehele produktieproces - vanaf de boerderij tot de eindverbruiker - door extra voorzorgsmaatregelen moeten worden goedgemaakt . Grenscontroles zouden daarvoor onvoldoende waarborgen bieden en zouden bovendien een oponthoud veroorzaken dat de ingevoerde melk ongeschikt maakt voor consumptie .

17 . Het is juist, dat het Hof in het aangehaalde arrest in zaak 124/81 de argumenten van het Verenigd Koninkrijk heeft verworpen om redenen die merendeels verband hielden met de bijzondere wijze van produktie en verpakking van UHT-melk ( zie r.o . 25-27 ).

18 . Niettemin stelde het Hof vast, dat het Verenigd Koninkrijk, bij zijn streven naar bescherming van de menselijke gezondheid, gelijkwaardige waarborgen als voor zijn binnenlandse produktie van UHT-melk kon verkrijgen zonder zijn toevlucht te moeten nemen tot een algeheel invoerverbod ( r.o . 28 ).

19 . Dit lijkt mij ook hier het geval te zijn .

20 . Het Verenigd Koninkrijk zou ten minste de invoer moeten toelaten van gepasteuriseerde melk en niet-bevroren gepasteuriseerde room uit andere Lid-Staten, die geproduceerd zijn en verhandeld worden onder voorwaarden die objectief gelijk zijn aan die welke het Verenigd Koninkrijk voor zichzelf stelt . Met andere woorden, de producenten uit andere Lid-Staten zouden de mogelijkheid moeten hebben om te bewijzen dat de door hen geproduceerde gepasteuriseerde melk aan de Britse wettelijke voorwaarden voldoet . Deze mogelijkheid hebben zij echter niet, omdat zij, ongeacht de kwaliteit van de door hen verkochte melk, op een algeheel invoerverbod stuiten .

21 . Om er zeker van te zijn dat de in de Britse wet gestelde voorwaarden daadwerkelijk in acht zijn genomen, is het geenszins noodzakelijk dat het Verenigd Koninkrijk zelf alle produktiefasen in de andere Lid-Staten controleert .

22 . Zoals het Hof nog opmerkte in de rechtsoverwegingen 30 en 31 van zijn arrest van 8 februari 1983, zou in het kader van een samenwerking tussen de autoriteiten van de Lid-Staten kunnen worden voorgeschreven, dat door middel van bewijsstukken of certificaten, die daartoe zijn afgegeven door de bevoegde instanties in de Lid-Staat van uitvoer, wordt aangetoond dat de betrokken produkten aan de Britse normen voldoen . Doordat zij aldus een vermoeden scheppen dat de ingevoerde goederen aan de wettelijke vereisten voldoen, zouden die bewijsstukken een vereenvoudiging van de grenscontroles mogelijk maken, wat echter niet uitsluit, dat "de Britse instanties steekproefsgewijze controles kunnen verrichten ten einde zich ervan te vergewissen dat de door hen vastgestelde normen in acht zijn genomen, noch dat zij zich kunnen verzetten tegen de binnenkomst van niet-conform bevonden partijen ".

23 . In aansluiting op het arrest van het Hof in de zaak van de UHT-melk heeft het Verenigd Koninkrijk dat gedaan door in overleg met de Commissie en verscheidene Lid-Staten een model op te stellen voor een officieel, door de bevoegde instanties van de Lid-Staat van uitvoer te ondertekenen gezondheidscertificaat, dat de in het Verenigd Koninkrijk ingevoerde melk dient te vergezellen ( zie bijlage 9 bij het verweerschrift ). Op het eerste gezicht is niet duidelijk, waarom een dergelijk systeem ook niet zou kunnen worden toegepast voor gepasteuriseerde melk en niet-bevroren gepasteuriseerde room . Het zou voldoende zijn om punt IV van het certificaat, luidende "Guarantees as to the heat treatment process", enigszins aan te passen .

24 . Overigens moet wel worden opgemerkt, dat het merendeel van de Britse wettelijke en pseudo-wettelijke maatregelen die voor de verschillende produktiestadia gelden, niet specifiek op de produktie van gepasteuriseerde melk is gericht . De controles op de gezondheid van de veestapel, de toestand van de landbouwbedrijven en de omstandigheden waaronder de rauwe melk wordt bewaard, vervoerd en gedistribueerd, houden geen direct verband met het soort thermische behandeling ( sterilisatie, pasteurisatie, UHT-behandeling ) die de melk later zal ondergaan .

25 . Het lijkt mij, dat zuivelfabrieken die thans reeds onder dekking van bedoeld certificaat UHT-melk naar het Verenigd Koninkrijk uitvoeren, na een eenvoudige controle van hun pasteurisatiemethode en de daarvoor gebruikte installaties vergunning zouden moeten kunnen krijgen om gepasteuriseerde melk naar dat land te exporteren .

26 . Bovendien is er ook een systeem van gezondheidscertificaten en conformiteitscontroles ingevoerd bij de richtlijn van de Raad van 5 augustus 1985, die juist bedoeld is om het intracommunautaire handelsverkeer te vergemakkelijken van thermisch behandelde melk die voldoet aan de normen van de richtlijn inzake produktie, inzameling, behandeling en vervoer . Ik moet zeggen dat ik veel voel voor de opvatting van de Commissie, dat gepasteuriseerde melk die nu reeds aan die normen voldoet - ook al is de termijn voor de tenuitvoerlegging van de richtlijn nog niet verstreken -, op dit moment al in het Verenigd Koninkrijk moet kunnen worden ingevoerd . Wanneer immers iets op 1 januari 1989 geacht zal worden niet schadelijk te zijn voor de gezondheid, dan kan het dat ook thans niet zijn .

27 . Het gaat er dus niet om, de betrokken richtlijn al vóór het voor haar tenuitvoerlegging vastgestelde tijdstip toe te passen, maar eenvoudig om te accepteren dat gepasteuriseerde melk die voldoet aan de overeengekomen gemeenschappelijke normen, voldoende waarborgen biedt voor een doeltreffende bescherming van de menselijke gezondheid .

28 . Over de mogelijkheid om bepaalde analyses snel genoeg aan de grens te verrichten ( met name het vaststellen van het gehalte aan eventuele kiemen in de melk, waarvoor blijkbaar één tot drie dagen nodig zijn ), wil ik het volgende opmerken . Vanaf 1 januari 1989 zal artikel 7, lid 3, van de richtlijn van toepassing zijn; dit bepaalt : "De verificaties en inspecties worden normaliter uitgevoerd op de plaats van bestemming van de goederen of op elke andere geschikte plaats, op voorwaarde dat de gekozen plaats zo wenig mogelijk hinder meebrengt voor de aan - en afvoer van de goederen . De in de leden 1 en 2 genoemde verificaties en inspecties mogen geen overdreven vertraging meebrengen bij de aan - en afvoer en het in de handel brengen van de goederen, noch enige vertraging waardoor de kwaliteit van de melk kan worden aangetast ."

29 . Het Verenigd Koninkrijk zet in punt 3.14 van zijn verweerschrift uiteen, dat bij de binnenlandse produktie reeds thans "de bemonstering van de thermisch behandelde melk wordt verricht in de zuivelfabrieken of bij de detailhandelaren door inspecteurs voor de volksgezondheid of controleurs van de economische controledienst ".

30 . Het zou dus voldoende zijn wanneer die ambtenaren hun bemoeienissen tot ingevoerde gepasteuriseerde melk zouden uitstrekken . Deze melk zou in het land van herkomst ook al gecontroleerd zijn ( vanaf de boerderij tot het bottelen ) en zou vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat .

31 . Dat ingevoerde melk die niet aan de normen voldoet, al bij de consument op tafel staat op het moment dat men de uitslag kent van de bij de detailhandelaar verrichte controles, is dus een tamelijk theoretisch risico .

32 . Wij moeten namelijk niet vergeten, dat het hier niet gaat om de invoer van een produkt waarin chemische stoffen zouden zitten waarvan het effect op het menselijk organisme nog niet grondig genoeg door de wetenschap bestudeerd is . Integendeel, het gaat om een produkt dat speciaal is behandeld om ervoor te zorgen, dat het niet schadelijk is voor de gezondheid . In zijn verweerschrift verwijst het Verenigd Koninkrijk zelf naar de definitie op bladzijde 33 van het Bulletin 1981 van de Fédération internationale de laiterie, volgens welke "pasteurisatie een techniek is die op een bepaald produkt wordt toegepast ter vermindering van eventuele gezondheidsrisico' s als gevolg van het binnendringen in de melk van ziekteverwekkende micro-organismen, door een thermische behandeling die de minste chemische, fysische en organoleptische veranderingen in het produkt teweeg brengt ".

33 . De vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk heeft echter gesteld, dat de Commissie niet heeft weten aan te tonen, dat thans ook maar één andere Lid-Staat kan garanderen dat zijn gepasteuriseerde melk nu reeds voldoet aan de Britse normen of aan de normen van de richtlijn .

34 . In dit verband moet ik allereerst opmerken, dat het Verenigd Koninkrijk concreet had moeten aangeven, op welke punten het de in de andere Lid-Staten geboden waarborgen en verrichte controles onvoldoende acht ( 9 ), in plaats van alleen maar de verschillen te beklemtonen die er in dit opzicht tussen de andere Lid-Staten en tussen het Verenigd Koninkrijk en de andere Lid-Staten bestaan . Dat de desbetreffende nationale regelingen onderling verschillen, wil nog niet zeggen dat zij niet gelijkwaardig kunnen zijn .

35 . In antwoord op datzelfde argument heeft de Commissie er ter terechtzitting op gewezen, dat 80 % van de in de Ierse provincie Leinster geproduceerde gepasteuriseerde melk kan worden ingedeeld in de categorieën A en B van het door de Milk Marketing Boards gehanteerde systeem ter vaststelling van het gehalte aan kiemen, maar toch niet naar het Verenigd Koninkrijk kan worden geëxporteerd, en dat een Luxemburgse zuivelfabriek voldoet aan de bijzonder strenge kwaliteitsnormen van de Verenigde Staten en daarom als enige melk en zuivelprodukten mag leveren aan de in Duitsland gelegerde Amerikaanse troepen .

36 . Deze verklaringen, die niet door schriftelijk bewijs zijn gestaafd, kunnen uiteraard niet de doorslag geven . Maar aan de andere kant heeft kennelijk noch de Commissie noch het Verenigd Koninkrijk een systematisch onderzoek ingesteld bij de elf andere Lid-Staten of bij de zuivelfabrieken in die landen, en men kan dus niet met zekerheid zeggen, dat geen enkele van die fabrieken aan de Britse normen of aan die van de richtlijn kan voldoen .

37 . Zoals ik reeds opmerkte, voldoen de continentale zuivelfabrieken die vergunning hebben om UHT-melk naar het Verenigd Koninkrijk uit te voeren, ten aanzien van de kwaliteit van de melk vóór behandeling aan voorwaarden die de Britse autoriteiten bevredigend vinden ( zie hiervoor punt V van het model-certificaat in bijlage 9 van het verweerschrift ). Het valt dan ook niet uit te sluiten, dat die zuivelfabrieken, na een controle van de door hen toegepaste pasteurisatiemethoden, ook geacht kunnen worden aan de daarvoor geldende Britse normen te voldoen .

38 . Maar waarop het vooral aankomt, is de volgende principiële vraag : Indien feitelijk zou komen vast te staan dat geen enkele andere Lid-Staat in staat is de door het Verenigd Koninkrijk verlangde waarborgen te bieden, mag dat land het algehele invoerverbod dan handhaven?

39 . In dit verband merk ik allereerst op, dat dat algehele verbod eenieder ervan zal weerhouden een leveringsvergunning aan te vragen, omdat de aanvrager, welke argumenten hij ter ondersteuning van zijn verzoek ook aanvoert, toch op een weigering moet rekenen .

40 . Vervolgens legt een niet in de tijd beperkt algeheel verbod, dat gerechtvaardigd is op grond van de op een bepaald moment bestaande feitelijke situatie, de zaak eens en voor altijd vast, en het maakt voor onbepaalde tijd de verwezenlijking onmogelijk van één van de voornaamste doelstellingen van het Verdrag, namelijk het vrije verkeer van goederen .

41 . Ten slotte volgt uit vaste rechtspraak van het Hof, dat het verbod van artikel 30 van het Verdrag ook geldt voor regelingen die het intracommunautaire handelsverkeer potentieel kunnen belemmeren . Het is niet nodig dat een onderneming uit een andere Lid-Staat eerst werkelijk laat blijken geïnteresseerd te zijn in de uitvoer van de betrokken goederen en dat zij ook tot die uitvoer in staat is .

42 . Samenvattend ben ik dus van mening, dat een Lid-Staat het door een wettelijke of bestuursrechtelijke maatregel voor een exporteur van een andere Lid-Staat niet onmogelijk mag maken, het bewijs te leveren dat zijn produkt aan de regeling van het land van invoer voldoet .

43 . In zijn arrest van 28 januari 1986 ( zaak 188/84, Commissie/Frankrijk, Jurispr . 1986, blz . 419 ) overwoog het Hof overigens al, dat een Lid-Staat niet mag beletten

" dat een uit een andere Lid-Staat afkomstig produkt, dat qua niveau van bescherming van de gezondheid en het leven van personen gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat de nationale regeling beoogt te waarborgen of te vestigen, in de handel wordt gebracht . Het ware dan ook in strijd met het evenredigheidsbeginsel, indien de ingevoerde produkten op grond van een nationale regeling letterlijk en exact aan dezelfde bepalingen of technische kenmerken zouden moeten voldoen als voor de in de betrokken Lid-Staat gefabriceerde produkten zijn voorgeschreven, wanneer deze ingevoerde produkten hetzelfde beschermingsniveau voor de gebruiker waarborgen ."

44 . Het is dus moeilijk voorstelbaar, dat het in de Britse wettelijke regeling opgenomen algehele invoerverbod voor gepasteuriseerde melk gerechtvaardigd kan zijn op grond van artikel 36 .

45 . Men zou evenwel kunnen tegenwerpen, dat in redelijkheid niet kan worden verlangd dat het Verenigd Koninkrijk enkele maanden vóór het van toepassing worden van een richtlijn strekkende tot harmonisatie van de wetgeving op dit gebied, een nieuw systeem opzet op basis van bilaterale samenwerking met de Lid-Staten die bereid zijn de gevraagde waarborgen te bieden .

46 . Op dit punt moet ik echter constateren, dat de Commissie het Verenigd Koninkrijk op 2 februari 1984 in gebreke heeft gesteld en dat die Lid-Staat de situatie nog in dat zelfde jaar had kunnen rechtzetten .

47 . Verder dient men niet te vergeten dat

" volgens 's Hofs vaste rechtspraak ( zie met name het arrest van 7 februari 1973, zaak 39/72, Commissie/Italië, Jurispr . 1973, blz . 111 ) bij een beroep ex artikel 169 het onderwerp van geschil door het met redenen omkleed advies van de Commissie wordt bepaald en dat voortzetting der actie ook wanneer het verzuim na ommekomst van de krachtens de tweede alinea van dat artikel vastgestelde termijn mocht zijn opgeheven, van belang blijft, met name ter vaststelling van de grondslag van de aansprakelijkheid die een Lid-Staat te dragen kan krijgen jegens hen die aan die niet-nakoming rechten ontlenen ". ( 10 )

48 . Ten slotte en vooral is het toch zo, dat het Verenigd Koninkrijk richtlijn 85/397/EEG op elk willekeurig moment vóór 1 januari 1989 in nationaal recht kan omzetten . Daarmee zou het een einde maken aan zijn niet-nakoming ( het algehele verbod ) zonder een overgangsregeling te moeten invoeren, terwijl het er toch zeker van kan zijn, dat enkel gepasteuriseerde melk die aan de normen van de richtlijn voldoet, het land binnenkomt .

Conclusie

49 . Ik geef derhalve in overweging, de in repliek door de Commissie geformuleerde vordering toe te wijzen en het Verenigd Koninkrijk in de kosten te verwijzen .

(*) Vertaald uit het Frans .

( 1 ) PB 1968, L 148, blz . 13 .

( 2 ) Voor de goede orde verwijs ik naar het arrest van het Hof van 14 december 1979, zaak 34/79, Henn en Darby, Jurispr . 1979, blz . 3795, waarin wordt gezegd dat artikel 30 "ook doelt op invoerverboden, als uiterste vorm van beperking . De in artikel 30 gebezigde formule moet daarom worden begrepen als een equivalent voor de uitdrukking 'verboden of beperkingen van invoer' in artikel 36" ( r.o . 12 ).

( 3 ) PB 1985, L 226, blz . 13 .

( 4 ) Zie bij voorbeeld het arrest van 15 december 1982, zaak 211/81, Commissie/Denemarken, Jurispr . 1982, blz . 4547, r.o . 14 .

( 5 ) Zie bij voorbeeld het arrest van 6 juni 1984, zaak 97/83, Melkunie, Jurispr . 1984, blz . 2367, r.o . 18, en meer recent het arrest van 12 maart 1987, zaak 178/84, Commissie/Duitsland, Jurispr . 1987, blz . 1227, r.o . 41 .

( 6 ) Zie het arrest van 20 mei 1976, zaak 104/75, De Peijper, Jurispr . 1976, blz . 613, r.o . 15 . Zie ook het arrest van 16 juli 1982, zaak 40/82, Commissie/Verenigd Koninkrijk, Jurispr . 1982, blz . 2793 : "... dat de gevolgen van een sanitair beleid voor de invoer uit andere Lid-Staten de door het gemeenschapsrecht gestelde grenzen dienen te respecteren" ( r.o . 34 ).

( 7 ) Zie bij voorbeeld het arrest van 12 juli 1979, zaak 153/78, Commissie/Duitsland, Jurispr . 1979, blz . 2555, r.o . 5 .

( 8 ) Zie bij voorbeeld de arresten Melkunie en De Peijper, reeds aangehaald, r.o . 12, respectievelijk r.o . 17 .

( 9 ) Zie het arrest van 8 november 1979, zaak 251/78, Denkavit Futtermittel, Jurispr . 1979, blz . 3369, r.o . 24 en 28 .

( 10 ) Arresten van 17 juni 1987, zaak 154/85, Commissie/Italië, Jurispr . 1987, blz . 2717, r.o . 6; 5 juni 1986, zaak 103/84, Commissie/Italië, Jurispr . 1986, blz . 1759, r.o . 8 en 9; 20 februari 1986, zaak 309/84, Commissie/Italië, Jurispr . 1986, blz . 599, r.o . 18 .

Top