Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61984CJ0169(01)

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 12 juli 1990.
    Société CdF Chimie azote et fertilisants SA en Société chimique de la Grande Paroisse SA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
    Steunmaatregelen van staten - Nederlands tariefstelsel voor levering van aardgas.
    Zaak C-169/84.

    Jurisprudentie 1990 I-03083

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:1990:301

    61984J0169(01)

    ARREST VAN HET HOF (ZESDE KAMER) VAN 12 JULI 1990. - SOCIETE CDF CHIMIE AZOTE ET FERTILISANTS SA EN SOCIETE CHIMIQUE DE LA GRANDE PAROISSE SA TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - STEUNMAATREGELEN VAN DE STATEN - NEDERLANDS STELSEL VAN TARIEVEN VOOR LEVERING VAN AARDGAS. - ZAAK 169/84.

    Jurisprudentie 1990 bladzijde I-03083


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    ++++

    Steunmaatregelen van de staten - Begrip - Economisch niet gerechtvaardigd preferentieel aardgastarief, in wezen ten gunste van één categorie ondernemingen

    ( EEG-Verdrag, artikel 92 )

    Samenvatting


    Een preferentieel tariefstelsel voor de levering van aardgas, dat door een Lid-Staat wordt toegepast ten behoeve van industriële grootverbruikers die op één na alle tot een bepaalde produktiesector behoren, is een steunmaatregel van de staat, voor zover de toegekende kortingen kennelijk niet overeenkomen met de leveringsbesparingen . Dat één onderneming niet tot de betrokken sector behoort, neemt niet weg dat dit tarief voornamelijk voor die sector bedoeld is .

    Partijen


    In zaak C-169/84,

    Société CdF Chimie azote et fertilisants SA, vennootschap naar Frans recht, te Toulouse ( Frankrijk ),

    en

    Société chimique de la Grande Paroisse ( SCGP ) SA, vennootschap naar Frans recht, te Parijs,

    vertegenwoordigd door D . Voillemot, advocaat te Parijs, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van J . Loesch, 8, rue Zithe,

    verzoeksters,

    tegen

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M.-J . Jonczy, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, bijgestaan door N . Coutrelis, advocaat, domicilie gekozen hebbende te

    Luxemburg bij M . Beschel, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verweerster,

    betreffende een verzoek tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 17 april 1984, gegeven in het kader van de procedure van artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag inzake een in Nederland toegepast tariefstelsel voor de levering van aardgas aan de Nederlandse ammoniakproducenten, en ter kennis van verzoeksters gebracht bij brief van de Commissie van 24 april 1984,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde Kamer ),

    samengesteld als volgt : C . N . Kakouris, kamerpresident, F . A . Schockweiler, G . F . Mancini, T . F . O' Higgins en M . Díez de Velasco, rechters,

    advocaat-generaal : J . Mischo

    griffier : J . A . Pompe, adjunct-griffier

    gezien het rapport ter terechtzitting,

    gehoord de mondelinge opmerkingen van partijen ter terechtzitting van 29 maart 1990,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 17 mei 1990,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 2 juli 1984, hebben Compagnie française de l' azote ( Cofaz ) SA, Société CdF Chimie azote et fertilisants SA en Société chimique de la Grande Paroisse SA krachtens artikel 173, tweede alinea, EEG-Verdrag beroep ingesteld tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 17 april 1984 tot beëindiging van de procedure die zij krachtens artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag bij brief van 4 november 1983 aan de Nederlandse regering had ingeleid ter zake van het Nederlandse tariefstelsel voor aardgas .

    2 Op 25 oktober 1983 besloot de Commissie de procedure van artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag in te leiden, nadat verscheidene Franse producenten van stikstofhoudende meststoffen zich hadden beklaagd over het preferentieel tarief dat door Nederland ten opzichte van Nederlandse producenten van stikstofhoudende meststoffen werd toegepast voor de levering van aardgas voor de ammoniakproduktie .

    3 Volgens de Commissie bestond de betrokken steunregeling oorspronkelijk in een stelsel waarbij de Nederlandse regering via de onderneming Gasunie, waarin de Nederlandse Staat al dan niet rechtstreeks voor 50 % deelneemt, aan de Nederlandse ammoniakproducenten speciale kortingen verleende door middel van een tweeledige tariefstructuur die tot een kostenverlaging voor het door deze producenten als grondstof gebruikte aardgas leidde .

    4 In het kader van deze procedure bracht de Commissie op 13 maart 1984 een met redenen omkleed advies uit, waarin zij vaststelde dat die tariefstructuur een steunmaatregel van de staat was in de zin van artikel 92, lid 1, EEG-Verdrag, waarop geen van de in lid 3 van dat artikel bedoelde afwijkingen van toepassing was .

    5 Bij telexbericht van 14 april 1984 deelde de Nederlandse regering de Commissie mee, dat Gasunie de gewraakte tariefregeling had ingetrokken en, met terugwerkende kracht tot 1 november 1983, aan haar industriële tariefstructuur een nieuw tarief, het zogeheten "F"-tarief, had toegevoegd ten behoeve van de in Nederland gevestigde industriële grootverbruikers - behalve die in de energiesector - die aan de volgende voorwaarden voldoen :

    a ) een jaarlijks verbruik van ten minste 600 miljoen m3 gas;

    b ) een belastingfactor (" load factor ") van 90 % of meer;

    c ) aanvaarding van gehele of gedeeltelijke onderbreking van de leveringen naar goeddunken van Gasunie;

    d ) aanvaarding van levering van gas van uiteenlopende calorische waarde .

    6 Het nieuwe F-tarief komt overeen met het zogeheten E-tarief voor afnemers met een jaarlijks verbruik van 50 tot 600 miljoen m3, met een korting van 5 Nederlandse cent/m3 . In de loop van de procedure is evenwel gebleken, dat het F-tarief reeds werd toegepast bij een verbruik ten minste 500 miljoen m3 per jaar .

    7 Oordelende dat de nieuwe tariefregeling van Gasunie verenigbaar was met het gemeenschapsrecht, besloot de Commissie tijdens haar bijeenkomst van 17 april 1984 de krachtens artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag tegen Gasunie ingeleide procedure te beëindigen . Bij brief van 24 april 1984 deelde de Commissie verzoeksters mee, dat zij na een grondig onderzoek van de technische componenten van het nieuwe tarief tot de conclusie was gekomen, dat het tarief, dat deel uitmaakte van de algemene Nederlandse tariefstructuur en dat niet sectorieel discriminerend was, geen enkel element van staatssteun bevatte . Zij was van mening dat Gasunie aanzienlijke bedragen op de leveringskosten bespaarde dankzij de hoge belastingfactor en de gunstige leveringsvoorwaarden in het geval van de industriële grootverbruikers . Volgens haar was in het prijsniveau van het F-tarief niet de totale waarde van de leveringsbesparingen doorberekend die Gasunie dankzij deze contracten verwezenlijkte . Ten slotte verklaarde de Commissie, dat het F-tarief economisch en commercieel gerechtvaardigd was in vergelijking met de prijzen die de andere grootverbruikers in rekening worden gebracht .

    8 Tegen deze beschikking tot beëindiging van de procedure hebben verzoeksters het onderhavige beroep ingesteld . Zij menen dat deze beschikking uitgaat van een kennelijk onjuiste beoordeling van essentiële feiten, met name wat de conclusie betreft dat het F-tarief is te beschouwen als een onderdeel van de Nederlandse algemene tariefstructuur, dat het niet specifiek op een bepaalde sector is afgestemd, en dat het zijn rechtvaardiging vindt in de omvang van de besparingen die Gasunie bij levering aan grootverbruikers kan verwezenlijken .

    9 Bij arrest van 28 januari 1986 ( zaak 169/84, Cofaz, Jurispr . 1986, blz . 391 ) heeft het Hof het beroep ontvankelijk verklaard .

    10 Bij beschikking van 27 februari 1986 heeft het Hof ( Tweede Kamer ) een deskundigenonderzoek gelast . De deskundigen hebben op 23 december 1987 hun rapport ingediend ( hierna : "deskundigenrapport ").

    11 Nadat Compagnie française de l' azote ( Cofaz ) SA afstand van instantie had gedaan, heeft het Hof bij beschikking van 16 maart 1988 de doorhaling van haar naam op de lijst van de verzoekende partijen gelast .

    12 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten van het hoofdgeding, het procesverloop, de middelen en argumenten van partijen en de conclusies van het deskundigenonderzoek wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

    De plaats van het F-tarief in de algemene Nederlandse tariefstructuur

    13 In hun eerste middel voeren verzoeksters aan, dat het in geding zijnde tarief, anders dan de Commissie in haar beschikking verklaart, een bijzonder tarief is dat eenvoudig bovenop het algemene Nederlandse tarief is geplaatst, maar niet in de structuur daarvan is geïntegreerd .

    14 Tot staving van hun betoog voeren zij aan, dat het F-tarief volledig geheim is en dat het leveringscontract waarin dit tarief is opgenomen, rechtstreeks en in alle discretie met bepaalde verbruikers wordt overeengekomen . Voor het F-tarief zouden bovendien voorwaarden gelden die sterk verschillen van die voor de andere tarieven . De minimumafname zou immers per afnemer en niet per fabriek worden berekend, zodat het verbruik van verschillende vestigingen kan worden samengeteld . Ten slotte zou het tarief vanaf de eerste verbruikte kubieke meter gas worden toegepast, terwijl bij de tarieven B tot E voor de respectieve hoeveelheden eerst de opeenvolgende schijven van de tarieven A tot D van toepassing zijn .

    15 Zoals in het deskundigenrapport wordt opgemerkt, is het F-tarief, anders dan verzoeksters beweren, een openbaar tarief, en zijn de toepassingsvoorwaarden algemeen bekend en volstrekt doorzichtig, wat niet kon worden gezegd van het vroegere stelsel, zoals dat voortvloeide uit de rechtstreeks tussen Gasunie en de Nederlandse ammoniakproducenten gesloten contracten . Evenals het E-tarief geldt voorts ook het F-tarief per fabriek . Ten slotte komen zoals voor de tarieven A-E ook voor het F-tarief alle afnemers in aanmerking die aan de objectieve toepassingsvoorwaarden voldoen .

    16 Zoals verzoeksters hebben gesteld, verschilt het F-tarief in zoverre van de andere tarieven van Gasunie, dat de koper die aan de toepassingsvoorwaarden ervan voldoet, er vanaf de eerste gebruikte kubieke meter van profiteert . Uit de beschikking van de Commissie van 17 april 1984 blijkt echter, dat de verklaring dat het F-tarief deel uitmaakt van de algemene Nederlandse tariefstructuur, geen wezenlijke ratio decidendi is . Dat de Commissie zich op dit punt heeft vergist, kan dus geen grond opleveren voor nietigverklaring van haar beschikking .

    17 Hieruit volgt, dat het eerste middel van verzoeksters moet worden afgewezen .

    De sectoriële specificiteit van het F-tarief

    18 Verzoeksters stellen, dat het F-tarief uitsluitend ten behoeve van de Nederlandse ammoniakproducenten is ingevoerd en derhalve sectorieel specifiek en discriminerend is .

    19 De voorwaarden voor toepassing van het F-tarief zouden met opzet zo zijn gekozen, dat de Nederlandse procenten van ammoniak bestemd voor de produktie van stikstofhoudende meststoffen, worden begunstigd, aangezien enkel dit soort bedrijven in staat is ten minste 500 miljoen m3 gas per jaar te verbruiken, en bovendien voldoet aan de voorwaarde inzake een belastingfactor van 90 %.

    20 De Commissie brengt hiertegen in, dat Gasunie ook een overeenkomst over de toepassing van dit tarief heeft gesloten met een onderneming die geen ammoniak produceert . Nu dit tarief dus algemene gelding heeft, zou er hoe dan ook geen sprake meer kunnen zijn van een steunmaatregel .

    21 Er zij aan herinnerd, dat artikel 92 EEG-Verdrag enkel van toepassing is op steunmaatregelen van de staten of met staatsmiddelen bekostigd, die bepaalde ondernemingen of produkties begunstigen .

    22 De omstandigheid dat het F-tarief ook wordt toegepast ten aanzien van een onderneming die geen ammoniak produceert, neemt niet weg, dat dit tarief voornamelijk voor die sector bedoeld is . Uit het deskundigenrapport blijkt immers, dat alle Nederlandse ammoniakproducenten voor wie de oude tariefregeling gold, verder dit tarief blijven genieten . Verder blijkt daaruit, dat vier van die producenten voor het F-tarief in aanmerking blijven komen hoewel hun verbruik lager is dan 500 miljoen m3 gas per jaar . Bovendien had Gasunie volgens het deskundigenrapport zich in een brief van 23 juni 1986 aan de Nederlandse Stikstof Maatschappij NV ertoe verbonden, de hoogte van de korting op het F-tarief te herzien indien de nieuwe gasprijs haar concurrentievermogen in gevaar zou brengen .

    23 Uit een en ander volgt dat verzoeksters' middel, dat het F-tarief een sectorieel karakter vertoont nu het alleen voor bepaalde ondernemingen geldt, namelijk voor de Nederlandse ammoniakproducenten, moet worden aanvaard .

    De hoogte van de besparingen die het F-tarief voor Gasunie oplevert

    24 In haar brief van 24 april 1984, waarmee zij verzoeksters van de bestreden beschikking in kennis stelde, voerde de Commissie meer in het bijzonder aan, dat het prijsverschil van 5 cent/m3 tussen het E-tarief en het F-tarief zijn rechtvaardiging vond in de verschillende kostprijs van de dienstverrichting . Ter verklaring van dit verschil in kostprijs verwees de Commissie naar de aanzienlijke leveringsbesparingen die voor Gasunie voortvloeien uit de hoge belastingfactor en de leveringsvoorwaarden in het geval van industriële grootverbruikers . De voor Gasunie uit deze contracten voortvloeiende leveringsbesparingen zouden slechts ten dele in het prijsniveau van het F-tarief zijn doorberekend .

    25 In haar antwoord van 1 april 1986 op een vraag van het Hof heeft de Commissie uiteengezet, waarom het verschil tussen het E - en het F-tarief niet precies overeenkomt met de besparingen die deze contracten voor Gasunie opleveren . De korting op het E-tarief zou 5 cent/m3 bedragen en de totale besparing 5,5 à 7 cent/m3, zoals hierna is gespecificeerd :

    Objectieve voorwaarden Besparingen ( cent/m3 )

    Verbruik en regelmaat

    van de afname 3

    Leveringsonderbreking 1-2

    Wisselende gaskwaliteit 1,5-2

    Totaal 5,5-7

    26 Verzoeksters daarentegen stellen op basis van een rapport van een Frans aardgasdeskundige, dat het objectief gerechtvaardigd verschil tussen het E-tarief en het F-tarief ongeveer 1 cent/m3 bedraagt en zeker niet hoger is dan 1,60 cent/m3 . De steun zou dus 4 of althans 3,40 cent/m3 bedragen . Zo gezien zou de conclusie van de Commissie, dat het prijsverschil van 5 cent/m3 tussen het E - en het F-tarief overeenkomt met het verschil in kostprijs van de geleverde diensten, een kennelijke beoordelingsfout zijn .

    27 Om de juistheid van dit betoog te toetsen, moet aan de hand van de kostprijs van de diensten de waarde worden berekend van de besparingen die Gasunie kan verwezenlijken bij levering van aardgas aan ondernemingen die aan de voorwaarden voor toepassing van het F-tarief voldoen .

    28 Gelet op de tegengestelde opvattingen van de Commissie en van verzoeksters over de besparingen die Gasunie kan verwezenlijken dank zij de voorwaarden voor toepassing van het F-tarief ( verbruiksvolume en belastingfactor, mogelijkheid om de leveringen te onderbreken en substitueerbaarheid ), heeft het Hof zich gewend tot van partijen onafhankelijke economisch deskundigen . Het betoog van partijen moet derhalve worden getoetst aan de conclusies van het deskundigenrapport .

    a ) De besparingen in verband met het verbruiksvolume en de belastingfactor

    29 Volgens de raming van de Commissie bedragen bij contracten op basis van het F-tarief de besparingen op de leveringskosten van Gasunie wegens het volume van het verbruik en de regelmaat van de afname ( belastingfactor ) 3 cent/m3 ten opzichte van het E-tarief .

    30 De deskundigen waren van mening, dat de besparingen verband houdend met de omvang van de leveringen en de belastingfactor van de verbruikers met F-tarief ten opzichte van die met E-tarief bij benadering binnen de hierna weergegeven marges liggen ( in cent/m3 ):

    - voor de omvang van de leveringen ( minimum : 600 x 106 m3/jaar ): 0,07-0,242;

    - voor de regelmaat ( belastingfactor ): 0,273-0,512 .

    Zij wezen er voorts op, dat de totale besparingen in verband met verbruiksvolume en belastingfactor lager moeten zijn dan het totaal van de hierboven genoemde maximumwaarden en ongeveer 0,754 cent bedragen, rekening houdend met de wisselwerking tussen de belastingfactor en het verbruiksvolume van de klanten met F-tarief vergeleken met die met E-tarief .

    31 De op precieze gegevens gebaseerde, omstandige en logische motivering van het deskundigenrapport noopt tot de conclusie dat de Commissie, waar zij de uit het verbruiksvolume en de belastingfactor voortvloeiende besparingen op 3 cent/m3 heeft geraamd, deze besparingen heeft overschat; zij komt namelijk uit op een bedrag dat vijf maal hoger is dan de raming in het deskundigenrapport .

    32 Op dit punt heeft de Commissie de feiten dus kennelijk verkeerd beoordeeld .

    b ) De besparingen verband houdend met de onderbreekbaarheid van de gasleveringen

    33 Volgens verzoeksters is, onder de in Nederland bestaande marktvoorwaarden, de idee dat Gasunie zich genoopt zou kunnen zien de leveringen te onderbreken, onrealistisch, omdat haar produktie - en leveringscapaciteit groot genoeg is om aan de vraag, hoe uitzonderlijk ook, te voldoen .

    34 Voorts zou de onderbreekbaarheid van de leveringen voor Gasunie geen besparingen meebrengen, worden aan de andere afnemers om die redenen geen kortingen toegestaan, en is het ook anderszins niet gerechtvaardigd de Nederlandse ammoniakproducenten op deze grond een korting toe te staan .

    35 Volgens de Commissie is de onderbreekbaarheid van de leveringen geen louter theoretische mogelijkheid, aangezien in de winter van 1983/1984 de gaslevering aan een ammoniakproducent gedeeltelijk is stopgezet . Bovendien maakt deze mogelijkheid het voor Gasunie minder noodzakelijk te investeren in extra veiligheidssystemen, en levert dit dus zeker een besparing op . Door in de contracten met het F-tarief te bepalen dat de leveringen kunnen worden onderbroken, zou Gasunie 1 à 2 cent/m3 kunnen besparen .

    36 Uit het deskundigenrapport blijkt, dat de in een algemene overeenkomst neergelegde voorwaarden voor gaslevering in Nederland, in beginsel voor alle categorieën industriële verbruikers gelijk zijn . Voor de afnemers met F-tarief zijn er evenwel bijzondere voorwaarden .

    37 Daarom moet worden nagegaan, of Gasunie van haar recht om de leveringen te onderbreken, een ander gebruik maakt naargelang de afnemer tot de ene dan wel tot de andere categorie behoort .

    38 De algemene verkoopvoorwaarden, die mede het E-tarief omvatten, bepalen dienaangaande dat, "indien het als gevolg van beperkte leveringsmogelijkheden noodzakelijk is het gasverbruik te verminderen of te onderbreken, Leverancier bevoegd is terzake aanwijzingen te geven . Afnemer is verplicht deze aanwijzingen op te volgen ". In het contract met het F-tarief zijn in dit verband de volgende bijzondere voorwaarden opgenomen : "Zodra Gasunie daartoe de wens te kennen geeft, is Afnemer verplicht overeenkomstig de aanwijzingen van Gasunie de afname van gas te verminderen dan wel geheel te onderbreken . Indien Gasunie van dit recht gebruik maakt, heeft Afnemer hiertegen geen verhaal wegens ongelijkheid van behandeling . Gasunie zal er zoveel mogelijk naar streven ten minste 12 uur tevoren Afnemer in kennis te stellen van een dergelijk verzoek tot vermindering dan wel onderbreking van de afname . Is gasafname ten gevolge van de toepassing van dit artikel onmogelijk, dan is dit voor Afnemer als een geval van overmacht te beschouwen ."

    39 Hieruit blijkt, dat wanneer Gasunie gebruik maakt van haar recht om de gasleveringen te onderbreken, de afnemers met E-tarief in wezen dezelfde verplichtingen hebben als afnemers met F-tarief .

    40 Zoals verzoeksters opmerken, moet bovendien worden vastgesteld dat, indien Gasunie haar leveringen wenst te onderbreken, zij zich in de eerste plaats moet wenden tot de bedrijven die gas als brandstof gebruiken . Deze beschikken immers meestal over installaties die ook geschikt zijn voor andere brandstoffen dan gas . De ammoniakproducenten daarentegen gebruiken gas als grondstof en wanneer hun gastoevoer wordt onderbroken, kunnen zij niet anders dan hun produktie stilleggen .

    41 Wat overigens de bewering van de Commissie betreft, dat Gasunie de leveringen aan een ammoniakproducent gedeeltelijk heeft onderbroken, moet erop worden gewezen, dat de Commissie daarvoor geen bewijs heeft geleverd en dat de deskundigen hebben vastgesteld dat Gasunie ook tijdens de zeer strenge winter van 1984/1985 de leveringen aan geen van de ammoniakproducenten heeft onderbroken .

    42 Gelet op een en ander moet worden vastgesteld, dat de bijzondere onderbreekbaarheidsclausule in het F-tarief Gasunie geen voordeel oplevert . Daaruit volgt, dat de Commissie ook waar zij dit voordeel op 1 à 2 cent/m3 heeft geraamd, de feiten kennelijk verkeerd heeft beoordeeld .

    c ) De besparingen verband houdend met de substitueerbaarheid van het gas ( mogelijkheid om gas van uiteenlopende calorische waarde te leveren )

    43 Volgens verzoeksters leidt de substitueerbaarheid niet tot aanzienlijke besparingen, omdat bij omschakeling op een andere gassoort een tijdrovende en zorgvuldige afstelling van de apparatuur noodzakelijk is . Omschakeling zou derhalve enkel doenbaar zijn voor een langere periode en dus voor alle bedrijfstakken tegelijk .

    44 Aangezien volgens de Commissie substitutie voor het huishoudelijk verbruik en voor de export niet mogelijk is, doch een zekere substitueerbaarheid voor Gasunie noodzakelijk is om haar opslagkosten voor H-gas te verminderen, zou de levering aan grootverbruikers, te weten de afnemers met F-tarief, haar in staat stellen op die kosten te besparen . De Commissie raamt die besparing op 1,5 à 2 cent/m3 .

    45 Met betrekking tot de mogelijkheid van Gasunie om om te schakelen op gas van andere kwaliteit dan contractueel is voorzien, moet worden vastgesteld dat, naar uit het deskundigenrapport blijkt, afnemers met E-tarief in tegenstelling tot die met F-tarief door Gasunie moeten worden geraadpleegd ten einde in onderling overleg een billijke oplossing te vinden . Volgens de deskundigen evenwel wordt een aantal afnemers met E-en F-tarief vanuit hetzelfde leveringspunt bevoorraad, wat betekent dat zij met betrekking tot de mogelijkheid van omschakeling op gas van een andere kwaliteit in dezelfde omstandigheden verkeren .

    46 Volgens de inlichtingen van de deskundigen kunnen niet alle afnemers met F-tarief nu eens met G-gas en dan weer met H-gas worden bevoorraad, omdat de aansluitingen dit niet toelaten . In het bijzonder maken zij melding van een fabriek waarvan het verbruik per jaar overeenkomt met ongeveer 30 % van de totale afname tegen het F-tarief en die niet met H-gas kan worden bevoorraad .

    47 Anderzijds hebben de deskundigen vastgesteld, dat sommige ondernemingen, waarop het F-tarief niet wordt toegepast, zowel op het H - als op het G-net kunnen worden aangesloten . Zij meenden dan ook, geen met de bijzondere clausules van het F-tarief verband houdend economisch voordeel te kunnen vaststellen .

    48 Gelet op een en ander moet worden vastgesteld, dat de Commissie, waar zij de uit de substitueerbaarheidsclausule voortvloeiende leveringsbesparingen op 1,5 à 2 cent/m3 heeft geraamd, een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt .

    d ) De totale waarde van de op de verschillende voorwaarden terug te voeren besparingen

    49 In het advies waarom het Hof hen had verzocht over de totale waarde van de besparingen op de leveringskosten, die de contracten met het F-tarief voor Gasunie opleverden ten opzichte van die met het E-tarief, hebben de deskundigen erop gewezen dat moeilijk tot een hogere besparing dan 0,5 cent/m3 kan worden geconcludeerd, met name gelet op andere factoren, zoals de soepele exploitatie van het Groningse gasveld en de bijzonder gunstige kenmerken van het Nederlandse net, inzonderheid de aansluitingen en de grote diameter van de leidingen ( tot 48 duim ), die het mogelijk maken 45 % van het debiet voor export te bestemmen, welke kenmerken aanzienlijke opslagmogelijkheden tot gevolg hebben .

    50 Volgens de deskundigen volgt hieruit, dat de leveringsbesparingen die voor Gasunie voortvloeien uit de omstandigheid dat voor afnemers met F-tarief andere voorwaarden gelden dan voor die met E-tarief, aanzienlijk lager zijn dan het prijsverschil tussen deze twee tarieven . Volgens de deskundigen houdt dit in, dat de aan de afnemers met F-tarief toegekende kortingen op andere overwegingen zijn terug te voeren .

    51 Waar de Commissie heeft gesteld dat het prijsverschil van 5 cent/m3 tussen het E - en het F-tarief overeenkomt met het verschil in de kosten van de dienstverrichting, heeft zij de feiten kennelijk verkeerd beoordeeld . Het middel dat verzoeksters op dit punt hebben aangevoerd, dient derhalve te worden aanvaard .

    52 Uit een en ander volgt, dat de beschikking van de Commissie van 17 april 1984 tot beëindiging van de procedure krachtens artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag inzake de aardgastarieven in Nederland, welke beschikking bij brief van de Commissie van 24 april 1984 ter kennis van verzoeksters is gebracht, nietig moet worden verklaard .

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    53 Volgens artikel 69, paragraaf 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen . Aangezien de Commissie in het ongelijk is gesteld, moet zij in de kosten worden verwezen, daaronder begrepen twee derde van de kosten van het bij beschikking van 27 februari 1986 gelaste deskundigenonderzoek .

    54 Ingevolge artikel 69, paragraaf 4, evenwel wordt de partij die verklaart afstand te doen van instantie, in de proceskosten veroordeeld, tenzij deze afstand door de houding van de wederpartij wordt gerechtvaardigd . Compagnie française de l' azote ( Cofaz ) SA heeft afstand gedaan van haar beroep bij op 29 december 1987 ter griffie neergelegde brief, dat wil zeggen na het tussenarrest van 28 januari 1984 ( zaak 169/84, reeds aangehaald ) en na de indiening van het deskundigenrapport ( op 23 december 1987 ). Deze afstand werd dus niet gerechtvaardigd door de houding van de Commissie, doch was uitsluitend ingegeven door genoemde onderneming moverende redenen . Zij dient derhalve te worden verwezen in een derde van de kosten die de Commissie tot die afstand van instantie heeft gemaakt, daaronder begrepen een derde van de met bovenbedoeld deskundigenrapport verband houdende kosten .

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE ( Zesde Kamer ),

    rechtdoende :

    1 ) Verklaart nietig de bij brief van de Commissie van 24 april 1984 aan verzoeksters ter kennis gebrachte beschikking van de Commissie van 17 april 1984, waarbij zij de krachtens artikel 93, lid 2, EEG-Verdrag tegen de tariefstructuur van de aardgasprijzen in Nederland ingeleide procedure heeft beëindigd .

    2 ) Verwijst de Commissie in de kosten, de kosten verbonden aan het overeenkomstig de beschikking van 27 februari 1986 verrichte deskundigenonderzoek voor twee derde daaronder begrepen .

    Verwijst de Compagnie française de l' azote ( Cofaz ) SA in een derde van de kosten die de Commissie tot haar afstand van instantie heeft gemaakt, de kosten verbonden aan bovengenoemd deskundigenonderzoek voor een derde daaronder begrepen .

    Top