This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61984CJ0044
Judgment of the Court of 15 January 1986. # Derrick Guy Edmund Hurd v Kenneth Jones (Her Majesty's Inspector of Taxes). # Reference for a preliminary ruling: Special Commissioners of Income Tax - United Kingdom. # European school - Liability to domestic taxation of the salaries of the teaching staff. # Case 44/84.
Arrest van het Hof van 15 januari 1986.
Derrick Guy Edmund Hurd tegen Kenneth Jones (Her Majesty's Inspector of Taxes).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Special Commissioners of Income Tax - Verenigd Koninkrijk.
Europese School - Nationale belastingen over bezoldiging van onderwijzend personeel.
Zaak 44/84.
Arrest van het Hof van 15 januari 1986.
Derrick Guy Edmund Hurd tegen Kenneth Jones (Her Majesty's Inspector of Taxes).
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Special Commissioners of Income Tax - Verenigd Koninkrijk.
Europese School - Nationale belastingen over bezoldiging van onderwijzend personeel.
Zaak 44/84.
Jurisprudentie 1986 -00029
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1986:2
ARREST VAN HET HOF VAN 15 JANUARI 1986. - DERRICK GUY EDMUND HURD TEGEN KENNETH JONES, HER MAJESTY'S INSPECTOR OF TAXES. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE COMMISSIONERS FOR THE SPECIAL PURPOSES OF THE INCOME TAX ACTS (" SPECIAL COMMISSIONERS "). - EUROPESE SCHOOL - NATIONALE BELASTINGEN OVER HET SALARIS VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL. - ZAAK 44/84.
Jurisprudentie 1986 bladzijde 00029
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00369
Finse bijz. uitgave bladzijde 00385
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . PREJUDICIELE VRAGEN - BEVOEGDHEID VAN HOF - TOETREDINGSAKTE 1972 - ARTIKEL 3 - GRENZEN
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 177 ; EURATOM-VERDRAG , ARTIKEL 150 ; TOETREDINGSVERDRAG 1972 , ARTIKEL 1 , LID 3 ; TOETREDINGSAKTE 1972 , ARTIKEL 3 )
2 . TOETREDING VAN NIEUWE LID-STATEN TOT GEMEENSCHAPPEN - TOETREDINGSAKTE 1972 - ARTIKEL 3 - WERKINGSSFEER - WERKING
( TOETREDINGSAKTE 1972 , ARTIKEL 3 )
3 . LID-STATEN - VERPLICHTINGEN - ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG - DRAAGWIJDTE
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 5 )
4 . LID-STATEN - VERPLICHTINGEN - BEPERKING IN UITOEFENING VAN FISCALE BEVOEGDHEDEN MET BETREKKING TOT BEZOLDIGING VAN LEERKRACHTEN AAN EUROPESE SCHOLEN - RECHTSTREEKSE WERKING - AFWEZIGHEID
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 5 )
5 . GEMEENSCHAPSRECHT - BEGINSELEN - GELIJKHEID VAN BEHANDELING - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT - VERBOD - DRAAGWIJDTE
( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 7 )
1 . HET HOF IS OP GROND VAN ARTIKEL 1 , LID 3 , VAN HET TOETREDINGSVERDRAG 1972 BEVOEGD OM BIJ WEGE VAN PREJUDICIELE BESLISSING UITSPRAAK TE DOEN OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 VAN DE AKTE INZAKE DE TOETREDINGSVOORWAARDEN . DEZE BEVOEGDHEID HOUDT IN , DAT HET DE ONDER DEZE BEPALING VALLENDE HANDELINGEN KAN UITLEGGEN , DOCH ENKEL VOOR ZOVER HET GAAT OM DE AFBAKENING VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DIE BEPALING EN NIET OM DE VERPLICHTINGEN DIE VOOR DE LID-STATEN UIT BEDOELDE HANDELINGEN VOORTVLOEIEN .
2 . ARTIKEL 3 , LID 3 , VAN DE TOETREDINGSAKTE 1972 MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT HET VAN TOEPASSING IS OP HET BESLUIT INZAKE HET VOOR DE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOOL GELDENDE BELASTINGREGIME , OP 25 , 26 EN 27 JANUARI 1957 GENOMEN DOOR DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ZES OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VAN DE EGKS , DIE ZICH HADDEN GECONSTITUEERD ALS RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE SCHOOL TE LUXEMBURG . HET VOEGT ECHTER NIETS TOE AAN DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN DAT BESLUIT .
3 . DE VERPLICHTINGEN DIE DE LID-STATEN WORDEN OPGELEGD IN ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG , DAT ZELF NIET MEER IS DAN DE UITDRUKKING VAN HET MEER ALGEMENE BEGINSEL , DAT DE LID-STATEN EN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN OVER EN WEER TOT LOYALE SAMENWERKING EN BIJSTAND VERPLICHT ZIJN , GELDT IN HET KADER VAN DE VERDRAGEN EN HIEROP KAN GEEN BEROEP WORDEN GEDAAN BIJ OVEREENKOMSTEN TUSSEN DE LID-STATEN , DIE BUITEN DAT KADER VALLEN . DIT LIGT ECHTER ANDERS INDIEN EEN MAATREGEL TER UITVOERING VAN EEN DOOR DE LID-STATEN BUITEN HET KADER VAN DE VERDRAGEN GESLOTEN OVEREENKOMST EEN BELEMMERING ZOU VORMEN VOOR DE TOEPASSING VAN EEN BEPALING VAN HET VERDRAG OF VAN AFGELEID GEMEENSCHAPSRECHT OF VOOR DE GOEDE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN . IN DAT GEVAL ZOU DE BETROKKEN MAATREGEL ZIJN TE BESCHOUWEN ALS IN STRIJD MET DE VERPLICHTINGEN VOORTVLOEIENDE UIT DE TWEEDE ALINEA VAN ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG .
4 . DE LID-STATEN KUNNEN NIET ZONDER SCHENDING VAN ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG NATIONALE BELASTINGEN HEFFEN OVER DE DOOR DE EUROPESE SCHOLEN AAN HUN ONDERWIJZEND PERSONEEL BETAALDE SALARISSEN , WANNEER DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE LAST OP DE GEMEENSCHAPSBEGROTING KOMT TE DRUKKEN . DEZE VERPLICHTING HEEFT ECHTER GEEN RECHTSTREEKSE WERKING WAAROP IN DE VERHOUDING TUSSEN DE LID-STATEN EN HUN JUSTITIABELEN EEN BEROEP KAN WORDEN GEDAAN .
5 . HET NON-DISCRIMINATIEBEGINSEL , DAT IN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG ERKENNING HEEFT GEVONDEN KAN NIET WORDEN TOEGEPAST OP ZUIVER INTERNE AANGELEGENHEDEN VAN EEN LID-STAAT , DIE GEEN ENKELE AANKNOPING HEBBEN MET EEN VAN DE SITUATIES WAARVOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT IS GESCHREVEN . EEN DERGELIJKE SITUATIE DOET ZICH VOOR TEN AANZIEN VAN LEERKRACHTEN DIE ONDERDAAN ZIJN VAN EEN LID-STAAT EN DOOR DEZE WORDT GEDETACHEERD BIJ EEN OP HET GRONDGEBIED VAN DIE STAAT GELEGEN EUROPESE SCHOOL . MET EEN BEROEP OP ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG KAN EEN LID-STAAT DAN OOK NIET WORDEN VERBODEN OM HET ONDERWIJZEND PERSONEEL VAN EEN EUROPESE SCHOOL OP ZIJN GRONDGEBIED TE ONDERWERPEN AAN EEN BELASTINGREGIME DAT ZIJN EIGEN ONDERDANEN BENADEELT TEN OPZICHTE VAN DE ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN .
IN ZAAK 44/84 ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EN ARTIKEL 150 EURATOM-VERDRAG VAN DE COMMISSIONERS FOR THE SPECIAL PURPOSES OF THE INCOME TAX ACTS ( ' ' SPECIAL COMMISSIONERS ' ' ), IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN
DERRICK GUY EDMUND HURD
EN
KENNETH JONES ( HER MAJESTY ' S INSPECTOR OF TAXES ),
OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN ENKELE BEPALINGEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT , IN HET BIJZONDER VAN ARTIKEL 3 VAN DE AKTE BETREFFENDE DE TOETREDINGSVOORWAARDEN EN DE AANPASSING DER VERDRAGEN , BEHOREND BIJ HET VERDRAG BETREFFENDE DE TOETREDING VAN HET KONINKRIJK DENEMARKEN , IERLAND EN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND TOT DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE , EN VAN DE ARTIKELEN 5 EN 7 EEG-VERDRAG , IN VERBAND MET DE HEFFING VAN BINNENLANDSE BELASTINGEN OVER DE BEZOLDIGING DIE DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM ( VERENIGD KONINKRIJK ) AAN HAAR BRITSE LEERKRACHTEN BETAALT ,
1 DE COMMISSIONERS FOR THE SPECIAL PURPOSES OF THE INCOME TAX ACTS TE LONDEN ( HIERNA : SPECIAL COMMISSIONERS ) HEBBEN BIJ BESCHIKKING VAN 14 FEBRUARI 1984 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 17 FEBRUARI DAARAANVOLGEND , KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG ENKELE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN VERSCHILLENDE BEPALINGEN EN ALGEMENE BEGINSELEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT , EN IN HET BIJZONDER VAN ARTIKEL 3 VAN DE AKTE BETREFFENDE DE TOETREDINGSVOORWAARDEN EN DE AANPASSING DER VERDRAGEN ( HIERNA : TOETREDINGSAKTE ), BEHORENDE BIJ HET VERDRAG BETREFFENDE DE TOETREDING VAN HET KONINKRIJK DENEMARKEN , IERLAND EN HET VERENIGD KONINKRIJK TOT DE EEG EN EURATOM ( HIERNA : TOETREDINGSVERDRAG ), EN VAN DE ARTIKELEN 5 EN 7 EEG-VERDRAG , TEN EINDE TE KUNNEN VASTSTELLEN OF EEN BEPAALD GEDEELTE VAN DE BEZOLDIGING VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL VAN DE EUROPESE SCHOLEN AAN NATIONALE INKOMSTENBELASTING MAG WORDEN ONDERWORPEN .
2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GEDING TUSSEN DERRICK GUY EDMUND HURD , DIRECTEUR VAN DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM , OXFORDSHIRE , EN DE INSPECTEUR DER DIRECTE BELASTINGEN ( INSPECTOR OF TAXES ). IN GEDING ZIJN DE BELASTINGAANSLAGEN OVER DE BELASTINGJAREN 1978/79 EN 1979/80 MET BETREKKING TOT DE BEDRAGEN DIE DE EUROPESE SCHOOL IN DIE JAREN AAN HURD HEEFT BETAALD .
3 TEN EINDE VOOR DE KINDEREN VAN DE AMBTENAREN EN PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN ONDERWIJS IN HUN MOEDERTAAL TE ORGANISEREN , ZIJN IN DE VERSCHILLENDE ARBEIDSPLAATSEN VAN DE INSTELLINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , NAMELIJK IN LUXEMBURG , BELGIE , ITALIE , DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND EN NEDERLAND EN IN 1978 IN CULHAM IN HET VERENIGD KONINKRIJK , EUROPESE SCHOLEN OPGERICHT . DIE OPRICHTING VOND PLAATS OP BASIS VAN TWEE OVEREENKOMSTEN , TE WETEN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL VAN 12 APRIL 1957 ( RECUEIL DES TRAITES DES NATIONS UNIES , VOL . 443 , BLZ . 202 ), WAARBIJ DE EERSTE EUROPESE SCHOOL , TE LUXEMBURG , WERD OPGERICHT , EN HET PROTOCOL VAN 13 APRIL 1962 NOPENS DE OPRICHTING VAN EUROPESE SCHOLEN , VASTGESTELD ONDER VERWIJZING NAAR LAATSTGENOEMD STATUUT ( RECUEIL DES TRAITES , VOL . 752 , BLZ . 281 ). BEIDE OVEREENKOMSTEN ZIJN DOOR DE ZES OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GESLOTEN . HET VERENIGD KONINKRIJK IS BIJ ZIJN TOETREDING TOT DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN TOT DEZE OVEREENKOMSTEN TOEGETREDEN .
4 DE RAAD VAN BESTUUR , BESTAANDE UIT DE BEVOEGDE MINISTERS VAN DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN EN EEN VERTEGENWOORDIGER VAN DE GEMEENSCHAPPEN EN BIJ VOORNOEMDE OVEREENKOMSTEN BELAST MET DE UITVOERING DAARVAN OP OPVOEDKUNDIG , BUDGETTAIR EN ADMINISTRATIEF GEBIED , HEEFT BEPALINGEN VASTGESTELD INZAKE DE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL VAN DE EUROPESE SCHOLEN ; DEZE BEPALINGEN ZIJN THANS NEERGELEGD IN HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL EN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DOCENTEN MET BEPERKTE LEEROPDRACHT , VAN 4 EN 5 DECEMBER 1967 , MET LATERE WIJZIGINGEN ( HIERNA : STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL ).
5 MET BETREKKING TOT DE FINANCIERING VAN DE EUROPESE SCHOLEN BEPAALT ARTIKEL 13 VAN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL , DAT DE RAAD VAN BESTUUR DE BEGROTING VASTSTELT EN MET ALGEMENE STEMMEN DE TE DRAGEN LASTEN NAAR BILLIJKHEID OVER DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN VERDEELT . ARTIKEL 26 VAN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL BEPAALT , DAT DE DOOR DE RAAD VAN BESTUUR VASTGESTELDE BEGROTING ONDER MEER WORDT GEFINANCIERD UIT BIJDRAGEN VAN DE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN , OP BASIS VAN DE DOOR DE RAAD VAN BESTUUR VASTGESTELDE VERDELING VAN DE FINANCIELE LASTEN , EN DOOR SUBSIDIES VAN DE INSTELLINGEN MET WELKE DE SCHOOL OVEREENKOMSTEN HEEFT GESLOTEN . ARTIKEL 27 VAN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL EN ARTIKEL 4 VAN HET PROTOCOL NOPENS DE OPRICHTING VAN EUROPESE SCHOLEN BEPALEN UITDRUKKELIJK , DAT DERGELIJKE OVEREENKOMSTEN MET DE GEMEENSCHAPPEN KUNNEN WORDEN GESLOTEN . INGEVOLGE DE DOOR DE RAAD VAN BESTUUR VASTGESTELDE FINANCIELE BEPALINGEN BETALEN DE LID-STATEN EEN BIJDRAGE DIE GELIJK IS AAN DE NATIONALE BEZOLDIGINGEN VAN DE LEERKRACHTEN DIE ZIJ DETACHEREN , TERWIJL DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EEN BIJDRAGE BETAALT DIE TE ZAMEN MET ENKELE ANDERE INKOMSTEN VAN DE SCHOOL DE REST VAN DE BEGROTING DEKT . DE BIJDRAGE VAN DE GEMEENSCHAPPEN IS OPGENOMEN IN DE BEGROTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ONDER DE HUISHOUDELIJKE KREDIETEN VAN DE COMMISSIE .
6 DE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOLEN ZIJN IN DIENST VAN HUN EIGEN NATIONALE OVERHEID EN WORDEN DOOR DEZE BIJ DIE SCHOLEN GEDETACHEERD . ZIJ ONTVANGEN EEN SALARIS VAN HUN NATIONALE OVERHEID , BEREKEND VOLGENS DE SALARISSCHALEN DIE IN HUN LAND VAN OORSPRONG VAN TOEPASSING ZIJN , BENEVENS EEN BEDRAG DAT DOOR DE EUROPESE SCHOOL WORDT BETAALD , HET ZOGENOEMDE ' ' EUROPEES SUPPLEMENT ' ' . DIT EUROPEES SUPPLEMENT KOMT OVEREEN MET HET VERSCHIL TUSSEN HET NATIONALE SALARIS EN EEN UNIFORM SALARIS , DOOR HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL VASTGESTELD OP BASIS VAN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN .
7 DE HEFFING VAN NATIONALE BELASTINGEN OVER DE SALARISSEN VAN DE LEERKRACHTEN VORMT HET ONDERWERP VAN EEN BESLUIT ( HIERNA : HET BESLUIT VAN 1957 ), DAT IS VERMELD IN DE NOTULEN VAN EEN OP 25 , 26 EN 27 JANUARI 1957 GEHOUDEN VERGADERING VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ZES OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL , DIE ZICH HADDEN GECONSTITUEERD ALS RAAD VAN BESTUUR ( DESTIJDS ' ' HOGE RAAD ' ' GENAAMD ) VAN DE TOEN IN OPRICHTING VERKERENDE EERSTE EUROPESE SCHOOL TE LUXEMBURG . VOLGENS DIT BESLUIT
' ' BESLIST DE HOGE RAAD DAT DE LEDEN VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL HUN BELASTINGEN OP JAARWEDDEN OF EEN GEDEELTE HIERVAN OVEREENSTEMMEND MET DE NATIONALE JAARWEDDEN ZULLEN BETALEN . DE AANVULLENDE JAARWEDDEN , DAARENTEGEN , UITBETAALD KRACHTENS DE ARTIKELEN 3 , 4 , 5 EN 9 VAN HET STATUUT , EN DE VERGOEDINGEN GESTORT OVEREENKOMSTIG DE ARTIKELEN 6 , 8 , 9 , 11 EN 12 VAN HET STATUUT WORDEN VAN ALLE BELASTINGEN VRIJGESTELD . IN GEEN GEVAL ZULLEN DE JAARWEDDEN VAN DE LERAREN DUBBEL BELAST WORDEN ' ' .
8 TEN EINDE ONDANKS DE VERSCHILLEN TUSSEN DE STELSELS VAN INKOMSTENBELASTING IN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN , TE KOMEN TOT EEN UNIFORME NETTOBEZOLDIGING VAN DE LEERKRACHTEN , ONGEACHT HUN LAND VAN OORSPRONG , VOORZAG DE RAAD VAN BESTUUR IN 1966 IN DE BETALING VAN EEN ' ' DIFFERENTIELE TOELAGE ' ' . ARTIKEL 24 , LID 2 , VAN HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL BEPAALT :
' ' INDIEN HET BEDRAG VAN DE BELASTINGEN DIE OVER HET SALARIS WORDEN GEHEVEN , MEER BEDRAAGT DAN HET BEDRAG VAN DE BELASTING DIE VAN TOEPASSING ZOU ZIJN OP HET EUROPESE SALARIS KRACHTENS DE VOOR DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GELDENDE VERORDENING TOT VASTSTELLING VAN DE VOORWAARDEN EN DE WIJZE VAN HEFFING VAN DE BELASTING TEN BATE VAN DE GEMEENSCHAP , WORDT EEN DIFFERENTIELE TOELAGE TOEGEKEND TEN BEDRAGE VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE TWEE BOVENGENOEMDE BEDRAGEN . ' '
9 HET NATIONALE SALARIS VAN ALLE LEERKRACHTEN VAN DE VERSCHILLENDE EUROPESE SCHOLEN IS DUS IN HUN LAND VAN OORSPRONG AAN DE NATIONALE INKOMSTENBELASTING ONDERWORPEN . VOOR DE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOLEN IN LUXEMBURG , BELGIE , ITALIE , NEDERLAND EN DE BONDSREPUBLIEK ZIJN HET DOOR DE EUROPESE SCHOLEN BETAALDE EUROPEES SUPPLEMENT EN DE DIFFERENTIELE TOELAGE OP GROND VAN UITEENLOPENDE JURIDISCHE CONSTRUCTIES EN ADMINISTRATIEVE PRAKTIJKEN OP DE EEN OF ANDERE WIJZE ZOWEL IN HET LAND VAN OORSPRONG VAN DE LEERKRACHTEN ALS IN HET LAND WAAR DE BETROKKEN SCHOOL IS GEVESTIGD , VRIJGESTELD VAN NATIONALE INKOMSTENBELASTING , EN WEL ONGEACHT DE NATIONALITEIT VAN DE LEERKRACHT .
10 IN HET VERENIGD KONINKRIJK ZIJN HET EUROPEES SUPPLEMENT EN DE DIFFERENTIELE TOELAGEN DIE DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM BETAALT AAN LEERKRACHTEN MET EEN ANDERE DAN DE BRITSE NATIONALITEIT , NIET AAN INKOMSTENBELASTING ONDERWORPEN . IN HET HOOFDGEDING GAAT HET OM DE VRAAG OF DEZE BETALINGEN WEL MOGEN WORDEN BELAST WANNEER DE BETROKKENEN DE BRITSE NATIONALITEIT HEBBEN .
11 BLIJKENS HET DOSSIER IS HURD , DIE DE BRITSE NATIONALITEIT BEZIT , DOOR DE BEVOEGDE BRITSE INSTANTIES BIJ DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM GEDETACHEERD . DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN SLOEG HEM AAN VOOR HET EUROPEES SUPPLEMENT DAT DEZE SCHOOL HEM GEDURENDE DE JAREN 1978/79 EN 1979/80 HAD BETAALD . VOLGENS DE INSPECTEUR ZIJN DEZE BEDRAGEN , ZOALS OOK IN HET GEVAL VAN ALLE ANDERE BRITSE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM , BELASTBAAR OMDAT NOCH IN DE BRITSE WETGEVING NOCH IN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL OF HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL EEN VRIJSTELLING IS VOORZIEN . HURD STELDE TEGEN DE AANSLAGEN BEROEP IN BIJ DE SPECIAL COMMISSIONERS , HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VOOR ZAKEN BETREFFENDE DE INKOMSTENBELASTING .
12 HURD STELT DAT HET DOOR DE EUROPESE SCHOOL BETAALDE SALARISSUPPLEMENT OP GROND VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT VAN NATIONALE BELASTING MOET WORDEN VRIJGESTELD . DOOR ZIJN TOETREDING TOT HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL , WAARTOE HET INGEVOLGE ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE VERPLICHT WAS , ZOU HET VERENIGD KONINKRIJK HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' HEBBEN AANVAARD EN TEN AANZIEN VAN DAT BESLUIT IN DEZELFDE POSITIE ZIJN GEKOMEN ALS DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN . VOORTS ZOU ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG DE BRITSE REGERING VERPLICHTEN DIT BESLUIT TE RESPECTEREN ; DOOR HET NIET OP BRITSE ONDERDANEN TOE TE PASSEN , ZOU ZIJ ZICH SCHULDIG MAKEN AAN EEN BIJ ARTIKEL 7 VERBODEN DISCRIMINATIE .
13 OVERWEGENDE DAT DE BESLECHTING VAN HET GESCHIL AFHANGT VAN VERSCHEIDENE VRAGEN BETREFFENDE DE UITLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT , HEBBEN DE SPECIAL COMMISSIONERS HET HOF DE NAVOLGENDE PREJUDICIELE VRAGEN VOORGELEGD :
' ' 1 A ) IS HET HOF VAN JUSTITIE BEVOEGD , BIJ DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 VAN DE BIJ HET TOETREDINGSVERDRAG VAN 22 JANUARI 1972 GEVOEGDE AKTE EEN PREJUDICIELE BESLISSING TE GEVEN OVER DE VRAAG OF EEN BEPAALD ONDERWERP VALT ONDER , ELKE ANDERE DOOR DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN GESLOTEN OVEREENKOMST DIE DE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPPEN BETREFT , OF IN NAUW VERBAND STAAT MET HET OPTREDEN VAN DEZE GEMEENSCHAPPEN ' ( LID 1 VAN DAT ARTIKEL ) EN ONDER , DE VERKLARINGEN , RESOLUTIES OF ANDERE STANDPUNTBEPALINGEN ... WELKE BETREKKING HEBBEN OP DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN IN ONDERLING OVERLEG TUSSEN DE LID-STATEN ZIJN AANVAARD ' ( LID 3 ) ?
B)ZO JA : IS HET VERENIGD KONINKRIJK INGEVOLGE GENOEMD ARTIKEL 3 NAAR GEMEENSCHAPSRECHT VERPLICHT , IN ZIJN NATIONALE WETGEVING UITVOERING TE GEVEN AAN EEN BIJZONDER BESLUIT , GENOMEN TIJDENS EEN VERGADERING IN JANUARI 1957 , INHOUDENDE DAT HET ONDERWIJZEND PERSONEEL VAN DE EUROPESE SCHOOL ZAL WORDEN VRIJGESTELD VAN IEDERE BELASTING OVER HUN SALARIS EN VERGOEDINGEN ( BEHALVE VOOR DAT DEEL VAN HUN SALARIS DAT MET HUN NATIONALE SALARIS OVEREENKOMT ), ZULKS GELET OP DE OMSTANDIGHEDEN WAARONDER DIT BESLUIT IS GENOMEN , DE VERDERE GESCHIEDENIS ERVAN , DE REGELINGEN BETREFFENDE DE EUROPESE SCHOLEN EN HUN BESTUUR EN DE REACTIES VAN DE ZES OORSPRONKELIJKE LID-STATEN OP DIT BESLUIT VOOR DE DATUM VAN INWERKINGTREDING VAN VOORNOEMD TOETREDINGSVERDRAG ( 1.1.1973 ) ?
2 ) SUBSIDIAIR : IS HET VERENIGD KONINKRIJK OP GROND VAN ARTIKEL 5 OF 7 EEG-VERDRAG JUNCTO VOORNOEMD TOETREDINGSVERDRAG , OF OP GROND VAN ENIGE ANDERE BEPALING VAN GEMEENSCHAPSRECHT ( AFGEZIEN VAN ARTIKEL 3 VAN DE AKTE BIJ HET TOETREDINGSVERDRAG ) NAAR GEMEENSCHAPSRECHT VERPLICHT OM IN ZIJN NATIONALE RECHT UITVOERING TE GEVEN AAN VOORNOEMD BESLUIT ?
3)INDIEN OP HET VERENIGD KONINKRIJK EEN VERPLICHTING RUST ALS HIERBOVEN VERMELD IN VRAAG 1 B ) OF VRAAG 2 , KAN EEN LEERKRACHT VAN DE IN HET VERENIGD KONINKRIJK GEVESTIGDE EUROPESE SCHOOL DAN INGEVOLGE HET GEMEENSCHAPSRECHT VOOR DE BRITSE GERECHTEN EEN BEROEP DOEN OP DAT BESLUIT , WANNEER DAARAAN IN HET NATIONALE RECHT VAN HET VERENIGD KONINKRIJK GEEN UITVOERING IS GEGEVEN?
' '
DE BEVOEGDHEID VAN HET HOF
14 MET HET EERSTE DEEL VAN DE EERSTE VRAAG WENST DE VERWIJZENDE RECHTERLIJKE INSTANTIE IN WEZEN VASTGESTELD TE ZIEN , OF HET HOF BEVOEGD IS OM BIJ WIJZE VAN PREJUDICIELE BESLISSING KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG - ZOALS OVERIGENS OOK KRACHTENS ARTIKEL 150 EURATOM-VERDRAG - UITSPRAAK TE DOEN OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE IN VERBAND MET DE REGELINGEN INZAKE DE EUROPESE SCHOLEN EN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL DAARVAN .
15 VOLGENS ARTIKEL 1 , LID 3 , TOETREDINGSVERDRAG ZIJN DE IN HET EEG- EN HET EURATOM-VERDRAG VOORKOMENDE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ALGEMENE EN BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN VAN DE INSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN VAN TOEPASSING TEN AANZIEN VAN HET TOETREDINGSVERDRAG , WAARVAN DE BEPALINGEN VAN DE BIJGEVOEGDE TOETREDINGSAKTE EEN INTEGREREND DEEL UITMAKEN . ONDER DE ALGEMENE EN BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN WAARVAN DIT ARTIKEL SPREEKT , VALT OOK DE BEVOEGDHEID VAN HET HOF TOT HET GEVEN VAN PREJUDICIELE BESLISSINGEN KRACHTENS DE ARTIKELEN 177 , EERSTE ALINEA , EEG-VERDRAG , EN 150 , EERSTE ALINEA , EURATOM-VERDRAG . HET HOF IS DERHALVE BEVOEGD OM BIJ WIJZE VAN PREJUDICIELE BESLISSING UITSPRAAK TE DOEN OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE .
16 VOLGENS DE BRITSE REGERING KAN HET HOF ZICH ECHTER BIJ DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE NIET UITSPREKEN OVER DE VRAAG , OF REGELINGEN ALS HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL , HET PROTOCOL NOPENS DE OPRICHTING VAN EUROPESE SCHOLEN EN DE OP GROND VAN DEZE REGELINGEN VASTGESTELDE BEPALINGEN ONDER DIT ARTIKEL VALLEN ; HET HOF ZOU NIET BEVOEGD ZIJN OM DEZE REGELINGEN ZELF UIT TE LEGGEN , EN EEN ANTWOORD OP DEZE VRAAG ZOU NOODZAKELIJKERWIJS EEN DERGELIJKE UITLEGGING IMPLICEREN .
17 OOK DE DEENSE REGERING MEENT DAT DE BEVOEGDHEID VAN HET HOF NIET BIJ WEGE VAN UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE KAN WORDEN UITGEBREID TOT DE BEVOEGDHEID OM REGELINGEN UIT TE LEGGEN DIE NIET ONDER DE ARTIKELEN 177 EEG-VERDRAG EN 150 EURATOM-VERDRAG VALLEN . HET HOF ZOU ZICH ECHTER WEL KUNNEN UITSPREKEN OVER DE VRAAG , OF EEN BEPAALDE OVEREENKOMST OF BEPALING VALT ONDER EEN VAN DE IN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE BEDOELDE CATEGORIEEN HANDELINGEN .
18 DE IERSE REGERING IS VAN MENING , DAT HET HOF BEVOEGD IS OM ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE UIT TE LEGGEN . HET KAN UITSPRAAK DOEN OVER DE VRAAG OF DIE BEPALING EEN BEPAALDE HANDELING DEKT , MAAR NIET OVER HET RECHTSGEVOLG VAN DIE HANDELING VOOR DE BETROKKEN LID-STAAT .
19 VOLGENS HURD EN DE COMMISSIE OMVAT DE BEVOEGDHEID VAN HET HOF OM ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE UIT TE LEGGEN , DE BEVOEGDHEID OM VAST TE STELLEN WELKE VERPLICHTINGEN VOOR DE LID-STATEN VOORTVLOEIEN UIT HANDELINGEN DIE ONDER DAT ARTIKEL VALLEN . HUNS INZIENS ZIJN DE FUNCTIONELE , FINANCIELE EN ORGANISATORISCHE BANDEN TUSSEN DE EUROPESE SCHOLEN EN DE GEMEENSCHAPPEN ZO NAUW , DAT HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL , HET AANVULLEND PROTOCOL VAN 1962 EN DE BEPALINGEN VAN AFGELEID RECHT INZAKE DE EUROPESE SCHOLEN DEEL UITMAKEN VAN HET ' ' AANVULLENDE GEMEENSCHAPSRECHT ' ' EN UIT DIEN HOOFDE BINNEN DE BEVOEGDHEIDSSFEER VAN HET HOF VALLEN .
20 OM DIT PROBLEEM TE KUNNEN OPLOSSEN , MOET ALLEREERST WORDEN VASTGESTELD , DAT DE EUROPESE SCHOLEN NIET ZIJN OPGERICHT OP GROND VAN DE VERDRAGEN TOT INSTELLING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN OF VAN HANDELINGEN VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN , MAAR OP GROND VAN VOLKENRECHTELIJKE OVEREENKOMSTEN TUSSEN DE LID-STATEN , TE WETEN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL EN HET PROTOCOL NOPENS DE OPRICHTING VAN EUROPESE SCHOLEN . DEZE OVEREENKOMSTEN EN DE HIEROP GEBASEERDE REGELINGEN , HANDELINGEN EN BESLUITEN VAN DE ORGANEN VAN DE EUROPESE SCHOLEN , BEHOREN TOT GEEN VAN DE IN DE ARTIKELEN 177 EEG-VERDRAG EN 150 EURATOM-VERDRAG BEDOELDE CATEGORIEEN HANDELINGEN . HET ENKELE FEIT DAT DEZE OVEREENKOMSTEN VERBAND HOUDEN MET DE GEMEENSCHAPPEN EN MET DE WERKING VAN HAAR INSTELLINGEN , VOLSTAAT NIET OM ZE AAN TE MERKEN ALS ONDERDEEL VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT , WAARVAN DE UNIFORME UITLEGGING BINNEN DE GEHELE GEMEENSCHAP TOT DE BEVOEGDHEID VAN HET HOF BEHOORT . HET HOF IS DERHALVE NIET BEVOEGD OM OP GROND VAN DE ARTIKELEN 177 EEG-VERDRAG EN 150 EURATOM-VERDRAG EEN PREJUDICIELE UITSPRAAK TE DOEN OVER DE UITLEGGING VAN DEZE REGELINGEN .
21 TER VASTSTELLING VAN DE WERKINGSSFEER VAN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE IN VERBAND MET DEZE REGELINGEN KAN HET ECHTER NOODZAKELIJK ZIJN ZE NADER TE KWALIFICEREN EN BIJGEVOLG , VOOR ZOVER DIT DAARVOOR NOODZAKELIJK MOCHT ZIJN , ZE AAN EEN ONDERZOEK TE ONDERWERPEN . DOOR EEN DERGELIJKE KWALIFICATIE VERKRIJGT HET HOF ECHTER NIET OP GROND VAN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE VOLLEDIGE BEVOEGDHEID OM DE BETROKKEN REGELINGEN UIT TE LEGGEN , DAAR DEZE BEVOEGDHEID HEM NIET DOOR DE ARTIKELEN 177 EEG-VERDRAG EN 150 EURATOM-VERDRAG WORDT VERLEEND .
22 OP HET EERSTE DEEL VAN DE EERSTE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT HET HOF BEVOEGD IS OM ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE UIT TE LEGGEN EN DAT DEZE BEVOEGDHEID INHOUDT DAT HET DE ONDER DIE BEPALING VALLENDE HANDELINGEN KAN UITLEGGEN , DOCH ENKEL VOOR ZOVER HET GAAT OM DE AFBAKENING VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DIE BEPALING EN NIET OM DE VASTSTELLING VAN DE VERPLICHTINGEN DIE VOOR DE LID-STATEN UIT BEDOELDE HANDELINGEN VOORTVLOEIEN .
ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE
23 MET HET TWEEDE DEEL VAN DE EERSTE VRAAG WENST DE VERWIJZENDE RECHTERLIJKE INSTANTIE TE VERNEMEN OF ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE DE NIEUWE LID-STATEN VERPLICHT , IN HUN NATIONALE RECHT UITVOERING TE GEVEN AAN HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' INZAKE DE VRIJSTELLING VAN NATIONALE BELASTING .
24 HURD BETOOGT , DAT ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE HET VERENIGD KONINKRIJK VERPLICHT , UITVOERING TE GEVEN AAN HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' EN ALLE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM BELASTINGVRIJSTELLING TE VERLENEN VOOR HET EUROPEES SUPPLEMENT . HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL ZOU EEN OVEREENKOMST ZIJN IN DE ZIN VAN LID 1 VAN DAT ARTIKEL EN DE VERPLICHTINGEN DIE ER VOOR EEN LID-STAAT UIT VOORTVLOEIEN , ZOUDEN DEEL UITMAKEN VAN HET ' ' ACQUIS COMMUNAUTAIRE ' ' DAT DE NIEUWE LID-STATEN HEBBEN TE ACCEPTEREN . HOEWEL HET BESLUIT VAN DE RAAD VAN BESTUUR VAN JANUARI 1957 IS VASTGESTELD VOOR DE ONDERTEKENING VAN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL IN APRIL 1957 , ZOU HET OP GROND VAN HET STATUUT VERBINDEND ZIJN GEWORDEN TOEN DIT LAATSTE WERD GERATIFICEERD . DE GELDIGHEID EN DE VERBINDENDHEID VAN HET BESLUIT ZOUDEN TROUWENS ZIJN ERKEND DOOR EEN JARENLANGE PRAKTIJK VAN DE LID-STATEN , DIE ZICH AAN HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' GEBONDEN ACHTTEN . HET VERENIGD KONINKRIJK ZOU ZELF DE GELDIGHEID VAN HET BESLUIT GEDEELTELIJK HEBBEN ERKEND DOOR HET UIT TE VOEREN TEN AANZIEN VAN DE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM , DIE NIET DE BRITSE NATIONALITEIT HEBBEN .
25 VOLGENS DE BRITSE REGERING VALT HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' NOCH ONDER HET EERSTE NOCH ONDER HET DERDE LID VAN ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE . HET ZOU NOOIT DE BEDOELING ZIJN GEWEEST DAT HET BESLUIT RECHTENS BINDEND ZOU ZIJN , EN DE RAAD VAN BESTUUR ZOU OOK NIET BEVOEGD ZIJN GEWEEST OM EEN DE LID-STATEN BINDENDE REGELING VAST TE STELLEN . IN ELK GEVAL ZOU HET BESLUIT , WAARAAN HET VERENIGD KONINKRIJK NIET HEEFT MEEGEWERKT , NAAR INTERNATIONAAL RECHT GEEN ENKEL GEVOLG VOOR HET VERENIGD KONINKRIJK HEBBEN .
26 OOK DE DEENSE REGERING MEENT , DAT EEN HANDELING ALS HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' , DAT NIET BEDOELD WAS OM TEN AANZIEN VAN DE LID-STATEN BINDENDE WERKING TE HEBBEN , GEEN OVEREENKOMST IS IN DE ZIN VAN ARTIKEL 3 , LID 1 , TOETREDINGSAKTE .
27 VOLGENS DE COMMISSIE HEEFT HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' , DAT IS GENOMEN DOOR DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN HANDELEND IN DEZE HOEDANIGHEID EN NIET ALS LEDEN VAN DE RAAD VAN BESTUUR , EEN ACCESSOIR KARAKTER TEN OPZICHTE VAN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL , DAT ZELF WEL EEN OVEREENKOMST IS IN DE ZIN VAN ARTIKEL 3 , LID 1 , TOETREDINGSAKTE . ALS ESSENTIELE VOORWAARDE VOOR DE VERWEZENLIJKING VAN DE INTERNE STRUCTUUR VAN DE EUROPESE SCHOOL , WAARVAN EEN UNIFORM BEZOLDIGINGSNIVEAU VOOR DE LEERKRACHTEN EEN BELANGRIJK ASPECT IS , ZOU HET BESLUIT MET DE TOETREDING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK TOT HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL VOOR DEZE LID-STAAT BINDEND ZIJN GEWORDEN .
28 HET HOF STELT ALLEREERST VAST , DAT HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL EN HET PROTOCOL NOPENS DE OPRICHTING VAN EUROPESE SCHOLEN DOOR DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN GESLOTEN OVEREENKOMSTEN ZIJN , DIE DE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPPEN BETREFFEN OF IN NAUW VERBAND STAAN MET HET OPTREDEN VAN DEZE GEMEENSCHAPPEN , IN DE ZIN VAN ARTIKEL 3 , LID 1 , TWEEDE VOLZIN , TOETREDINGSAKTE , EN DAT HET VERENIGD KONINKRIJK OVEREENKOMSTIG ZIJN VERPLICHTING KRACHTENS DIT ARTIKEL , TOT DIE OVEREENKOMSTEN IS TOEGETREDEN . DAARENTEGEN IS HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE LID-STATEN , DIE ZICH HADDEN GECONSTITUEERD ALS RAAD VAN BESTUUR VAN DE DESTIJDS IN OPRICHTING VERKERENDE EERSTE EUROPESE SCHOOL TE LUXEMBURG , EEN SECUNDAIRE REGELING TEN OPZICHTE VAN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL EN KAN HET ZELF NIET WORDEN BESCHOUWD ALS EEN INTERNATIONALE OVEREENKOMST IN DE ZIN VAN ARTIKEL 3 , LID 1 , TOETREDINGSAKTE .
29 HET ' ' ACQUIS COMMUNAUTAIRE ' ' DAT DE NIEUWE LID-STATEN BIJ HUN TOETREDING TOT DE GEMEENSCHAPPEN MOESTEN AANVAARDEN , WORDT IN ARTIKEL 3 , LID 3 , TOETREDINGSAKTE UITGEBREID TOT ALLE ' ' VERKLARINGEN , RESOLUTIES OF ANDERE STANDPUNTBEPALINGEN ' ' DIE IN ONDERLING OVERLEG TUSSEN DE LID-STATEN ZIJN AANVAARD EN ' ' BETREKKING HEBBEN OP DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ' ' . HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' IS GENOMEN MET HET OOG OP DE UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST INZAKE HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL , DIE ZELF BETREKKING HEEFT OP DE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPPEN , EN BEHOORT DERHALVE TOT DE IN DIT ARTIKELLID BEDOELDE STANDPUNTBEPALINGEN . INGEVOLGE ARTIKEL 3 , LID 3 , BEVINDEN DE NIEUWE LID-STATEN ZICH TEN AANZIEN VAN HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' MITSDIEN ' ' IN DEZELFDE SITUATIE ALS DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN ' ' .
30 ARTIKEL 3 , LID 3 , TOETREDINGSAKTE VERBINDT ECHTER GEEN BIJKOMEND RECHTSGEVOLG AAN DE HANDELINGEN WAAROP HET BETREKKING HEEFT , DOCH BEPAALT SLECHTS DAT DE NIEUWE LID-STATEN ' ' DE BEGINSELEN EN BELEIDSLIJNEN EERBIEDIGEN DIE ( ERUIT ) VOORTVLOEIEN ... EN DE MAATREGELEN TREFFEN DIE NODIG ZOUDEN KUNNEN BLIJKEN TER VERZEKERING VAN DE TOEPASSING DAARVAN ' ' . DEZE BEPALING WIL DE NIEUWE LID-STATEN DUS DEZELFDE VERPLICHTINGEN OPLEGGEN ALS VOOR DE OORSPRONKELIJKE LID-STATEN UIT DE BETROKKEN HANDELINGEN VOORTVLOEIEN , ZONDER DAT EEN NIEUWE LID-STAAT DAARTEGEN KAN INBRENGEN DAT HIJ BIJ DE TOTSTANDKOMING VAN DIE HANDELINGEN NIET BETROKKEN IS GEWEEST .
31 MET NAME TER TERECHTZITTING HEEFT DE COMMISSIE NOG AANDACHT BESTEED AAN DE VRAAG , OF HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' INGEVOLGE HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL EN MEER IN HET ALGEMEEN INGEVOLGE DE REGELS VAN HET VOLKENRECHT , ALSOOK GELET OP DE VOLMACHTEN DIE DE LID-STATEN AAN HUN VERTEGENWOORDIGERS IN DE RAAD VAN BESTUUR VOOR DE BETROKKEN VERGADERING HADDEN VERLEEND , BINDENDE RECHTSGEVOLGEN HEEFT . ZOALS HIERBOVEN REEDS OPGEMERKT , IS HET HOF NIET BEVOEGD OM ZICH IN HET KADER VAN EEN PREJUDICIELE PROCEDURE KRACHTENS DE ARTIKELEN 177 EEG-VERDRAG EN 150 EURATOM-VERDRAG OVER DEZE VRAAG UIT TE SPREKEN .
32 OP HET TWEEDE DEEL VAN DE EERSTE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT ARTIKEL 3 , LID 3 , TOETREDINGSAKTE ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT HET VAN TOEPASSING IS OP HET BESLUIT , OP 25 , 26 EN 27 JANUARI 1957 GENOMEN DOOR DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ZES OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VAN DE EGKS , DIE ZICH HADDEN GECONSTITUEERD ALS RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE SCHOOL TE LUXEMBURG , DOCH DAT HET NIETS TOEVOEGT AAN DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN DAT BESLUIT .
ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG
33 IN HUN TWEEDE VRAAG VRAGEN DE SPECIAL COMMISSIONERS ALLEREERST , OF ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG DE LID-STATEN VERPLICHT UITVOERING TE GEVEN AAN HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' . BLIJKENS DE VERWIJZINGSBESCHIKKING WENSEN ZIJ MET DEZE VRAAG TE VERNEMEN , OF DE LID-STATEN VERPLICHT ZIJN HET EUROPEES SUPPLEMENT , BETAALD AAN LEERKRACHTEN VAN EEN OP HUN GRONDGEBIED GEVESTIGDE EUROPESE SCHOOL , DIE DE NATIONALITEIT VAN DE BETROKKEN LID-STAAT BEZITTEN , VAN NATIONALE BELASTING VRIJ TE STELLEN .
34 WEGENS DE NAUWE BAND TUSSEN DE EUROPESE SCHOLEN EN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN , ZIJN DE LID-STATEN NAAR DE MENING VAN HURD OP GROND VAN ARTIKEL 5 VERPLICHT , ZICH TE ONTHOUDEN VAN MAATREGELEN DIE NADELIG KUNNEN ZIJN VOOR DE GOEDE WERKING VAN DE EUROPESE SCHOLEN . DAARTOE MOET VOLGENS HEM WORDEN VERZEKERD DAT ER ZICH OP DE EUROPESE SCHOLEN GEEN VERSCHIL IN BEHANDELING VAN DE LEERKRACHTEN MET BETREKKING TOT HET BEZOLDIGINGSPEIL VOORDOET . VERDER ZOU DE DOOR DE EUROPESE SCHOLEN TOEGEKENDE COMPENSATIE VOOR DE OVER HET EUROPEES SUPPLEMENT BETAALDE NATIONALE BELASTING NIET ENKEL TEN LASTE KOMEN VAN DE BEGROTING VAN DE EUROPESE SCHOLEN , MAAR OOK VAN DIE VAN DE GEMEENSCHAP ; ZIJ ZOU VOOR DEZE DUS RECHTSTREEKS NADELIG ZIJN . HURD VERWIJST IN DIT VERBAND ONDER MEER NAAR ARTIKEL 24 , LID 2 , VAN HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL EN NAAR DE BUDGETTAIRE CONSEQUENTIES VAN DE TOEKENNING VAN DE ALDAAR VOORZIENE DIFFERENTIELE TOELAGE .
35 DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK BETOOGT DAT DOOR DE BELASTINGHEFFING OVER HET EUROPEES SUPPLEMENT DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN NIET IN GEVAAR WORDT GEBRACHT EN DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM NIET WORDT GESCHAAD . DE REDENERING VAN ' S HOFS ARREST VAN 15 SEPTEMBER 1981 ( ZAAK 208/80 , LORD BRUCE OF DONINGTON , JURISPR . 1981 , BLZ . 2205 ) ZOU IN CASU NIET OPGAAN , OMDAT ER HIER GEEN SPRAKE IS VAN BELEMMERING VAN DE INTERNE GANG VAN ZAKEN BIJ EEN GEMEENSCHAPSINSTELLING .
36 OPGEMERKT ZIJ , DAT HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL EN HET PROTOCOL NOPENS DE OPRICHTING VAN EUROPESE SCHOLEN GEZIEN MOETEN WORDEN IN DE CONTEXT VAN EEN GEHELE REEKS OVEREENKOMSTEN , BESLUITEN , HANDELINGEN EN STANDPUNTBEPALINGEN , DOOR MIDDEL WAARVAN DE LID-STATEN SAMENWERKEN EN HUN OPTREDEN COORDINEREN TEN EINDE BIJ TE DRAGEN TOT DE GOEDE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN EN DEZE DE VERVULLING VAN HUN TAKEN TE VERGEMAKKELIJKEN . BLIJKENS DE EERSTE OVERWEGING VAN DE CONSIDERANS VAN HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL ZIJN DE EUROPESE SCHOLEN OPGERICHT OMDAT DE AANWEZIGHEID VAN AMBTENAREN UIT DE LID-STATEN IN DE ARBEIDSPLAATSEN VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN DE ORGANISATIE VAN ONDERWIJS IN DE MOEDERTAAL VOOR DE KINDEREN VAN DIE AMBTENAREN NOODZAKELIJK MAAKTE , EN VOLGENS ARTIKEL 1 VAN HET PROTOCOL NOPENS DE OPRICHTING VAN EUROPESE SCHOLEN ZIJN DE SCHOLEN BESTEMD VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE OPVOEDING EN HET GEMEENSCHAPPELIJK ONDERWIJS VAN KINDEREN VAN HET PERSONEEL VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN .
37 DE SAMENWERKING TUSSEN DE LID-STATEN OP DIT GEBIED EN DE DESBETREFFENDE REGELINGEN VINDEN HUN RECHTSGRONDSLAG ECHTER NIET IN DE VERDRAGEN TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN EN BEDOELDE REGELINGEN MAKEN GEEN DEEL UIT VAN HET DOOR DE GEMEENSCHAPPEN GESCHAPEN EN VAN DE VERDRAGEN AFGELEIDE RECHT . DE VERDRAGSBEPALINGEN GELDEN DUS NIET VOOR HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL EN DE OP GROND DAARVAN GENOMEN BESLUITEN .
38 MEER IN HET BIJZONDER MET BETREKKING TOT ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG MOET WORDEN OPGEMERKT , DAT DIT DE LID-STATEN VERPLICHT DE VERVULLING VAN DE TAAK VAN DE GEMEENSCHAP TE VERGEMAKKELIJKEN ( EERSTE ALINEA , TWEEDE VOLZIN ) EN ZICH TE ONTHOUDEN VAN ALLE MAATREGELEN WELKE DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG IN GEVAAR KUNNEN BRENGEN ( TWEEDE ALINEA ). GELIJK HET HOF ONDER MEER OVERWOOG IN ZIJN ARREST VAN 10 FEBRUARI 1983 ( ZAAK 230/81 , LUXEMBURG/PARLEMENT , JURISPR . 1983 , BLZ . 255 ), VORMEN DEZE BEPALINGEN DE UITDRUKKING VAN HET MEER ALGEMENE BEGINSEL , DAT DE LID-STATEN EN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN OVER EN WEER TOT LOYALE SAMENWERKING EN BIJSTAND VERPLICHT ZIJN . OP DEZE IN HET KADER VAN DE VERDRAGEN GELDENDE VERPLICHTING KAN GEEN BEROEP WORDEN GEDAAN BIJ OVEREENKOMSTEN TUSSEN DE LID-STATEN , DIE BUITEN DAT KADER VALLEN , ZOALS HET GEVAL IS MET HET STATUUT VAN DE EUROPESE SCHOOL .
39 HET ZOU ANDERS ZIJN INDIEN EEN MAATREGEL TER UITVOERING VAN EEN DOOR DE LID-STATEN BUITEN HET KADER VAN DE VERDRAGEN GESLOTEN OVEREENKOMST EEN BELEMMERING ZOU VORMEN VOOR DE TOEPASSING VAN EEN BEPALING VAN HET VERDRAG OF VAN AFGELEID GEMEENSCHAPSRECHT OF VOOR DE GOEDE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN . IN DAT GEVAL ZOU DE BETROKKEN MAATREGEL ZIJN TE BESCHOUWEN ALS IN STRIJD MET DE VERPLICHTINGEN VOORTVLOEIENDE UIT DE TWEEDE ALINEA VAN ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG .
40 IN HET LICHT VAN DEZE OVERWEGINGEN MOET WORDEN NAGEGAAN OF , ZOALS HURD STELT , DE BELASTINGHEFFING OVER HET AAN DE LEERKRACHTEN VAN EEN EUROPESE SCHOOL BETAALDE EUROPEES SUPPLEMENT SCHADELIJK IS VOOR DE GOEDE WERKING VAN DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN , ZULKS GELET OP HET BEPAALDE IN ARTIKEL 24 , LID 2 , VAN HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL .
41 NAAR WAT PARTIJEN HEBBEN VERKLAARD , COMPENSEERT DE EUROPESE SCHOOL KRACHTENS GENOEMD ARTIKEL 24 , LID 2 , DOOR TOEKENNING VAN EEN DIFFERENTIELE TOELAGE DE OVER DE BEZOLDIGING VAN DE LEERKRACHTEN GEHEVEN NATIONALE BELASTING , VOOR ZOVER DEZE HET BEDRAG OVERTREFT DAT OVER EEN OVEREENKOMSTIGE BEZOLDIGING ZOU ZIJN GEHEVEN OP GROND VAN DE BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE AMBTENAREN VAN DE GEMEENSCHAPPEN . INDIEN EEN LID-STAAT HET EUROPEES SUPPLEMENT AAN NATIONALE BELASTING ONDERWERPT , VERGOEDT DE EUROPESE SCHOOL DE LEERKRACHTEN DUS HET BEDRAG VAN DEZE BELASTING DOOR MIDDEL VAN EEN DIFFERENTIELE TOELAGE , DIE OOK ZELF WEER KAN WORDEN BELAST . IN THEORIE ZOU DIT PROCES TOT IN HET ONEINDIGE KUNNEN WORDEN HERHAALD . DE BRITSE REGERING WIJST ER ECHTER OP , DAT HAAR NATIONALE WETGEVING HET IN CASU MOGELIJK MAAKT , DIT PROCES DOOR MIDDEL VAN EEN VEREENVOUDIGDE BEREKENING TE DOORBREKEN .
42 DE FINANCIELE LAST VAN DIT PROCES DRUKT IN ZIJN GEHEEL OP DE GEMEENSCHAPSBEGROTING , AANGEZIEN DE GEMEENSCHAP , ZOALS HIERBOVEN REEDS WERD UITEENGEZET , HET VERSCHIL BETAALT TUSSEN DE EIGEN INKOMSTEN VAN DE SCHOOL EN DE NATIONALE SALARISSEN VAN DE LEERKRACHTEN ENERZIJDS EN HET TOTALE BEDRAG VAN DE BEGROTING VAN DE EUROPESE SCHOOL ANDERZIJDS . ELKE AANVULLENDE BETALING DIE DE SCHOOL OP GROND VAN ARTIKEL 24 , LID 2 , VAN HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL VERRICHT , DRUKT DUS RECHTSTREEKS OP DE GEMEENSCHAPSBEGROTING .
43 OM DE NADELIGE GEVOLGEN VOOR DE GEMEENSCHAP VAN EEN DERGELIJKE PRAKTIJK VAN EEN LID-STAAT TE BEOORDELEN , DIENT MEN NIET ENKEL TE ZIEN NAAR HET GEVAL VAN HURD OF VAN DE BRITSE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM . MEN DIENT OOK DE SITUATIE IN AANMERKING TE NEMEN DIE ZOU KUNNEN ONTSTAAN WANNEER ANDERE LID-STATEN EEN ZELFDE GEDRAGSLIJN ZOUDEN GAAN VOLGEN .
44 INDIEN DE HOUDING VAN DE BRITSE AUTORITEITEN IN HET GEVAL HURD ALGEMEEN WERD OVERGENOMEN , ZOU DAT LEIDEN TOT EEN WARE OVERDRACHT VAN FONDSEN VAN DE GEMEENSCHAPSBEGROTING NAAR DE NATIONALE BEGROTINGEN , WAARVAN DE FINANCIELE GEVOLGEN RECHTSTREEKS NADELIG ZOUDEN ZIJN VOOR DE GEMEENSCHAPPEN . OP DIE WIJZE ZOU EEN LID-STAAT HET STELSEL VAN GEMEENSCHAPSFINANCIERING EN DE VERDELING VAN DE FINANCIELE LASTEN OVER DE LID-STATEN EENZIJDIG KUNNEN AANTASTEN .
45 DEZE GEVOLGEN ZIJN ONAANVAARDBAAR . EEN GEDRAGING DIE DAARTOE LEIDT , IS IN STRIJD MET DE PLICHT TOT LOYALE SAMENWERKING EN BIJSTAND , DIE DE LID-STATEN JEGENS DE GEMEENSCHAP HEBBEN EN DIE ZIJN UITDRUKKING VINDT IN DE IN ARTIKEL 5 EEG-VER DRAG NEERGELEGDE VERPLICHTING , DE VERVULLING VAN DE TAAK VAN DE GEMEENSCHAP TE VERGEMAKKELIJKEN EN DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG NIET IN GEVAAR TE BRENGEN .
46 IN DIT VERBAND STREKT DE DERDE VRAAG VAN DE SPECIAL COMMISSIONERS ERTOE TE VERNEMEN , OF HET UIT ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG VOORTVLOEIENDE VERBOD OM OVER HET EUROPEES SUPPLEMENT VAN LEERKRACHTEN VAN EEN EUROPESE SCHOOL NATIONALE BELASTING TE HEFFEN , RECHTSTREEKSE WERKING KAN HEBBEN IN DE RECHTSVERHOUDING TUSSEN DE LID-STATEN EN HUN JUSTITIABELEN EN OF HURD ER BIJGEVOLG VOOR DE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EEN BEROEP OP KAN DOEN .
47 VOLGENS VASTE RECHTSPRAAK VAN HET HOF MOET EEN BEPALING , WIL ZIJ IN DE VERHOUDING TUSSEN DE LID-STATEN EN HUN JUSTITIABELEN RECHTSTREEKSE WERKING HEBBEN , DUIDELIJK EN ONVOORWAARDELIJK ZIJN EN NIET AFHANKELIJK VAN EEN DISCRETIONAIRE UITVOERINGSMAATREGEL .
48 AAN DEZE VOORWAARDE IS NIET VOLDAAN BIJ DE ONDERHAVIGE , UIT ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG VOORTVLOEIENDE VERPLICHTING ZICH TE ONTHOUDEN VAN EENZIJDIGE MAATREGELEN DIE HET STELSEL VAN FINANCIERING VAN DE GEMEENSCHAP EN DE VERDELING VAN DE FINANCIELE LASTEN OVER DE LID-STATEN KUNNEN AANTASTEN . UIT DE TE DEZEN BESTAANDE VERSCHILLEN TUSSEN DE PRAKTIJK VAN DE VERSCHILLENDE LID-STATEN MET BETREKKING TOT DE MODALITEITEN EN PROCEDURES VAN DE BELASTINGVRIJSTELLING VOOR DE LEERKRACHTEN , BLIJKT IMMERS DAT DEZE VERPLICHTING NAAR HAAR INHOUD NIET VOLDOENDE NAUWKEURIG IS BEPAALD . ELKE BETROKKEN LID-STAAT DIENT ZELF DE METHODE TE KIEZEN WAARMEE WORDT VOORKOMEN DAT ZIJN FISCALE PRAKTIJK TEN AANZIEN VAN DE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOLEN NADELIGE GEVOLGEN HEEFT VOOR HET SYSTEEM VAN GEMEENSCHAPSFINANCIERING EN DE VERDELING VAN DE FINANCIELE LASTEN OVER DE LID-STATEN .
49 OP HET EERSTE DEEL VAN DE TWEEDE VRAAG , IN SAMENHANG MET DE DERDE VRAAG , MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT INGEVOLGE DE PLICHT TOT LOYALE SAMENWERKING EN BIJSTAND , DIE DE LID-STATEN JEGENS DE GEMEENSCHAP HEBBEN EN DIE ZIJN UITDRUKKING VINDT IN DE IN ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG NEERGELEGDE VERPLICHTING , HAAR DE VERVULLING VAN HAAR TAAK TE VERGEMAKKELIJKEN EN DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG NIET IN GEVAAR TE BRENGEN , HET DE LID-STATEN VERBODEN IS NATIONALE BELASTING TE HEFFEN OVER DE DOOR DE EUROPESE SCHOLEN AAN HUN ONDERWIJZEND PERSONEEL BETAALDE SALARISSEN , WANNEER DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE LAST OP DE GEMEENSCHAPSBEGROTING KOMT TE DRUKKEN , EN DAT DEZE VERPLICHTING GEEN RECHTSTREEKSE WERKING HEEFT WAAROP IN DE BETREKKINGEN TUSSEN DE LID-STATEN EN HUN JUSTITIABELEN EEN BEROEP KAN WORDEN GEDAAN .
ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG EN DE ALGEMENE BEGINSELEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT
50 DE SPECIAL COMMISSIONERS WENSEN MET HUN TWEEDE VRAAG VOORTS TE VERNEMEN , OF ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG OF ENIGE ANDERE BEPALING VAN GEMEENSCHAPSRECHT VERLANGT , DAT EEN LID-STAAT DE VRIJSTELLING VAN NATIONALE INKOMSTENBELASTING , DIE HIJ VERLEENT AAN LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOOL , DIE ONDERDAAN ZIJN VAN EEN ANDERE LID-STAAT , UITBREIDT TOT LEERKACHTEN DIE ZIJN EIGEN ONDERDANEN ZIJN , EN MEER IN HET BIJZONDER DAT HIJ TE HUNNEN AANZIEN TOEPASSING GEEFT AAN HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' .
51 HURD IS VAN MENING , DAT HET VERENIGD KONINKRIJK , DOOR BELASTINGVRIJSTELLING TE VERLENEN AAN LEERKRACHTEN VAN ANDERE NATIONALITEITEN , MAAR NIET AAN BRITSE , ZICH SCHULDIG MAAKT AAN EEN BIJ ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG VERBODEN DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT .
52 DE BRITSE REGERING MEENT , DAT GEEN BEROEP KAN WORDEN GEDAAN OP ARTIKEL 7 , DAAR DE ONDERHAVIGE MATERIE BUITEN DE WERKINGSSFEER VAN HET EEG-VERDRAG LIGT . BOVENDIEN ZOU DIT ARTIKEL DE LID-STATEN NIET VERPLICHTEN HUN EIGEN ONDERDANEN DEZELFDE BEHANDELING TE GEVEN ALS DE ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN .
53 IN DIT VERBAND ZIJ VOOREERST OPGEMERKT , DAT TUSSEN PARTIJEN VASTSTAAT DAT DE SALARISSEN VAN DE NIET-BRITSE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOOL TE CULHAM NIET AAN BRITSE BELASTING WORDEN ONDERWORPEN . PARTIJEN ZIJN HET ER NIET OVER EENS , OF DIT VERSCHIL IN BEHANDELING BERUST OP BEPALINGEN VAN NATIONAAL RECHT DAN WEL OP VERDRAGEN INZAKE DUBBELE BELASTING , EN WELKE BEPALINGEN DAT DAN ZIJN , DOCH DIT IS EEN VRAAG WAAROVER HET HOF GEEN UITSPRAAK KAN DOEN . BIJ DE BEANTWOORDING VAN DE VRAAG VAN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE DIENT HET HOF DAAROM UIT TE GAAN VAN DE VERONDERSTELLING , DAT ZIJ DOELT OP HET GEVAL DAT DE WETGEVING VAN EEN LID-STAAT INDERDAAD VOORZIET IN EEN VERSCHILLENDE BEHANDELING VAN DE LEERKRACHTEN VAN EEN OP ZIJN GRONDGEBIED GEVESTIGDE EUROPESE SCHOOL NAAR GELANG VAN HUN NATIONALITEIT .
54 OM DEZE VRAAG TE KUNNEN BEANTWOORDEN , MOET WORDEN NAGEGAAN OF EEN DERGELIJKE SITUATIE ' ' BINNEN DE WERKINGSSFEER VAN DIT VERDRAG ' ' VALT , ZOALS ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG VERLANGT . HOEWEL DE LEERKRACHTEN VAN DE EUROPESE SCHOLEN KUNNEN WORDEN AANGEMERKT ALS WERKNEMERS IN DE ZIN VAN ARTIKEL 48 EEG-VERDRAG , DIE , WANNEER ZIJ WERKZAAM ZIJN BIJ EEN EUROPESE SCHOOL IN EEN ANDERE LID-STAAT , GEBRUIK HEBBEN GEMAAKT VAN HUN RECHT OM ZICH VRIJ BINNEN DE GEMEENSCHAP TE VERPLAATSEN , GELDT DIT NIET VOOR EEN LEERKRACHT DIE DE NATIONALITEIT HEEFT VAN DE LID-STAAT WAAR DE BETROKKEN EUROPESE SCHOOL IS GEVESTIGD , EN DIE OM EEN FUNCTIE BIJ DIE SCHOOL TE AANVAARDEN , ZICH NIET BINNEN DE GEMEENSCHAP HEEFT VERPLAATST .
55 GELIJK HET HOF REEDS OVERWOOG IN ZIJN ARRESTEN VAN 28 MAART 1979 ( ZAAK 175/78 , SAUNDERS , JURISPR . 1979 , BLZ . 1129 ) EN 27 OKTOBER 1982 ( GEVOEGDE ZAKEN 35 EN 36/82 , MORSON EN JHANJAN , JURISPR . 1982 , BLZ . 3723 ), KUNNEN HET NON-DISCRIMINATIEBEGINSEL , DAT IN ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG ERKENNING HEEFT GEVONDEN , EN DE BIJZONDERE UITDRUKKING DAARVAN IN ARTIKEL 48 NIET WORDEN TOEGEPAST OP ZUIVER INTERNE AANGELEGENHEDEN VAN EEN LID-STAAT , DIE GEEN ENKELE AANKNOPING HEBBEN MET EEN VAN DE SITUATIES WAARVOOR HET GEMEENSCHAPSRECHT IS GESCHREVEN . HET ENKELE FEIT DAT ONDERDANEN VAN EEN LID-STAAT IN DIENST TREDEN BIJ EEN EUROPESE SCHOOL OP HET GRONDGEBIED VAN DIE STAAT , VOLSTAAT NIET OM HEN ONDER DE GEMEENSCHAPSBEPALINGEN INZAKE HET VRIJE VERKEER VAN WERKNEMERS TE DOEN VALLEN EN OM DIE LID-STAAT TE BEPERKEN IN ZIJN BEVOEGDHEID TE HUNNEN AANZIEN MAATREGELEN TE NEMEN DIE RESTRICTIEVER ZIJN DAN DIE WELKE OP ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN WORDEN TOEGEPAST .
56 MET EEN BEROEP OP ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG KAN EEN LID-STAAT DAN OOK NIET WORDEN VERBODEN OM HET ONDERWIJZEND PERSONEEL VAN EEN EUROPESE SCHOOL OP ZIJN GRONDGEBIED TE ONDERWERPEN AAN EEN BELASTINGREGIEM DAT VOOR ZIJN EIGEN ONDERDANEN ONGUNSTIGER IS DAN VOOR DE ONDERDANEN VAN ANDERE LID-STATEN .
57 HURD HEEFT VOORTS VERWEZEN NAAR DE ALGEMENE BEGINSELEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT , IN HET BIJZONDER HET VERTROUWENSBEGINSEL , HET ' ' ESTOPPEL ' ' -BEGINSEL EN HET BEGINSEL VAN DE GEMEENSCHAPSSOLIDARITEIT , WAARUIT ZIJNS INZIENS VOLGT DAT HET VERENIGD KONINKRIJK VERPLICHT IS HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' TE RESPECTEREN .
58 DIENAANGAANDE KAN WORDEN VOLSTAAN MET DE OPMERKING , DAT AAN DE DOOR HURD GENOEMDE BEGINSELEN IN EEN GEVAL ALS HET ONDERHAVIGE GEEN ZELFSTANDIGE BETEKENIS LIJKT TOE TE KOMEN NAAST DE VERPLICHTING DIE ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG DE LID-STATEN OPLEGT . WAT DE BESCHERMING VAN HET GEWETTIGD VERTROUWEN BETREFT , MOET WORDEN VASTGESTELD DAT DE FINANCIELE LAST DIE DE HEFFING VAN BELASTING OVER HET EUROPEES SUPPLEMENT VEROORZAAKT , VOOR HEM GERING IS ALS GEVOLG VAN DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 24 , LID 2 , VAN HET STATUUT VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL .
59 OP DE TWEEDE VRAAG MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT NOCH ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG NOCH DE ALGEMENE BEGINSELEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT EEN LID-STAAT VERPLICHTEN , VOORNOEMD ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' TEN UITVOER TE LEGGEN EN DE SALARISSEN VAN DE LEERKRACHTEN VAN EEN OP ZIJN GRONDGEBIED GEVESTIGDE EUROPESE SCHOOL VAN NATIONALE BELASTING VRIJ TE STELLEN , WANNEER DEZE LEERKRACHTEN DE NATIONALITEIT VAN DIE LID-STAAT BEZITTEN .
KOSTEN
60 DE KOSTEN DOOR DE DEENSE , DE IERSE EN DE BRITSE REGERING ALSMEDE DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING VAN HUN OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ,
UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR DE COMMISSIONERS FOR THE SPECIAL PURPOSES OF THE INCOME TAX ACTS BIJ BESCHIKKING VAN 14 FEBRUARI 1984 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :
1 ) HET HOF IS BEVOEGD OM ARTIKEL 3 TOETREDINGSAKTE UIT TE LEGGEN . DEZE BEVOEGDHEID HOUDT IN , DAT HET DE ONDER DEZE BEPALING VALLENDE HANDELINGEN KAN UITLEGGEN , DOCH ENKEL VOOR ZOVER HET GAAT OM DE AFBAKENING VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN DIE BEPALING EN NIET OM DE VERPLICHTINGEN DIE VOOR DE LID-STATEN UIT BEDOELDE HANDELINGEN VOORTVLOEIEN .
2)ARTIKEL 3 , LID 3 , TOETREDINGSAKTE MOET ALDUS WORDEN UITGELEGD , DAT HET VAN TOEPASSING IS OP HET BESLUIT , OP 25 , 26 EN 27 JANUARI 1957 GENOMEN DOOR DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE ZES OORSPRONKELIJKE LID-STATEN VAN DE EGKS , DIE ZICH HADDEN GECONSTITUEERD ALS RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE SCHOOL TE LUXEMBURG . HET VOEGT ECHTER NIETS TOE AAN DE JURIDISCHE DRAAGWIJDTE VAN DAT BESLUIT .
3)INGEVOLGE DE PLICHT TOT LOYALE SAMENWERKING EN BIJSTAND , DIE DE LID-STATEN JEGENS DE GEMEENSCHAP HEBBEN EN DIE ZIJN UITDRUKKING VINDT IN DE IN ARTIKEL 5 EEG-VERDRAG NEERGELEGDE VERPLICHTING , DE VERVULLING VAN DE TAAK VAN DE GEMEENSCHAP TE VERGEMAKKELIJKEN EN DE VERWEZENLIJKING VAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET VERDRAG NIET IN GEVAAR TE BRENGEN , IS HET DE LID-STATEN VERBODEN NATIONALE BELASTINGEN TE HEFFEN OVER DE DOOR DE EUROPESE SCHOLEN AAN HUN ONDERWIJZEND PERSONEEL BETAALDE SALARISSEN , WANNEER DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE LAST OP DE GEMEENSCHAPSBEGROTING KOMT TE DRUKKEN . DEZE VERPLICHTING HEEFT GEEN RECHTSTREEKSE WERKING WAAROP IN DE VERHOUDING TUSSEN DE LID-STATEN EN HUN JUSTITIABELEN EEN BEROEP KAN WORDEN GEDAAN .
4)NOCH ARTIKEL 7 EEG-VERDRAG NOCH DE ALGEMENE BEGINSELEN VAN GEMEENSCHAPSRECHT VERPLICHTEN EEN LID-STAAT , HET ' ' BESLUIT VAN 1957 ' ' TEN UITVOER TE LEGGEN EN DE SALARISSEN VAN DE LEERKRACHTEN VAN EEN OP ZIJN GRONDGEBIED GEVESTIGDE EUROPESE SCHOOL VAN NATIONALE BELASTING VRIJ TE STELLEN WANNEER DEZE LEERKRACHTEN DE NATIONALITEIT VAN DIE LID-STAAT BEZITTEN .