Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61983CJ0112

Arrest van het Hof van 27 februari 1985.
Société des produits de maïs SA tegen Administratie der douane en indirecte rechten.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Tribunal d'instance te Parijs, 1e arrondissement - Frankrijk.
Monetair compenserende bedragen voor uit mais verkregen produkten - Gevolgen van ongeldigheid van een verordening.
Zaak 112/83.

Jurisprudentie 1985 -00719

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1985:86

61983J0112

ARREST VAN HET HOF VAN 27 FEBRUARI 1985. - SOCIETE DES PRODUITS DE MAIS S.A. TEGEN ADMINISTRATION DES DOUANES ET DROITS INDIRECTS. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET TRIBUNAL D'INSTANCE DE PARIS IER. - MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR MAISDERIVATEN - GEVOLGEN VAN ONGELDIGHEID VAN EEN VERORDENING. - ZAAK 112/83.

Jurisprudentie 1985 bladzijde 00719
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00349
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00093
Finse bijz. uitgave bladzijde 00095


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


PREJUDICIELE VRAGEN - BEOORDELING VAN GELDIGHEID - ONGELDIGVERKLARING VAN VERORDENING - GEVOLGEN - ANALOGISCHE TOEPASSING VAN ARTIKEL 174 , TWEEDE ALINEA , EEG-VERDRAG - BEPERKING VAN GEVOLGEN IN TIJD - UITSLUITENDE BEVOEGDHEID HOF

( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 173 , 174 , TWEEDE ALINEA , EN 177 )

Samenvatting


EEN ARREST VAN HET HOF , WAARBIJ KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG DE ONGELDIGHEID WORDT VASTGESTELD VAN EEN HANDELING VAN EEN INSTELLING , INZONDERHEID VAN EEN VERORDENING VAN DE RAAD OF DE COMMISSIE , VORMT , OFSCHOON RECHTSTREEKS ALLEEN TOT DE VERWIJZENDE RECHTER GERICHT , VOOR IEDERE ANDERE RECHTER VOLDOENDE GROND OM DIE HANDELING ALS ONGELDIG TE BESCHOUWEN MET HET OOG OP EEN DOOR HEM TE GEVEN BESLISSING .

WANNEER HET HOF IN HET KADER VAN DE PREJUDICIELE PROCEDURE VAN ARTIKEL 177 , EERSTE ALINEA , SUB B , DE GEVOLGEN VAN EEN ONGELDIGVERKLARING VAN EEN REGELGEVENDE HANDELING IN DE TIJD KAN BEPERKEN , VINDT DIT ZIJN RECHTVAARDIGING IN EEN UITLEGGING VAN ARTIKEL 174 VAN HET VERDRAG , DIE REKENING HOUDT MET DE NOODZAKELIJKE SAMENHANG TUSSEN DE PREJUDICIELE VERWIJZING EN HET IN DE ARTIKELEN 173 , 174 EN 176 VAN HET VERDRAG GEREGELDE BEROEP TOT NIETIGVERKLARING , WELKE DE TWEE WEGEN VORMEN WAARLANGS DE DOOR HET VERDRAG VOORZIENE WETTIGHEIDSCONTROLE KAN WORDEN UITGEOEFEND . DE MOGELIJKHEID OM , IN HET KADER VAN ARTIKEL 173 , DAN WEL IN DAT VAN ARTIKEL 177 , DE GEVOLGEN VAN DE ONGELDIGVERKLARING VAN EEN GEMEENSCHAPSVERORDENING IN DE TIJD TE BEPERKEN , IS EEN BEVOEGDHEID DIE HET VERDRAG AAN HET HOF HEEFT TOEGEKEND IN HET BELANG VAN EEN EENVORMIGE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT IN DE GEHELE GEMEENSCHAP .

WANNEER DWINGENDE REDENEN DIT RECHTVAARDIGEN , IS HET HOF OP GROND VAN ZIJN BEOORDELINGSVRIJHEID INGEVOLGE ARTIKEL 174 , TWEEDE ALINEA , BEVOEGD OM IN ELK AFZONDERLIJK GEVAL CONCREET TE BEPALEN , WELKE GEVOLGEN VAN EEN NIETIGVERKLAARDE REGELGEVENDE HANDELING IN STAND MOETEN BLIJVEN . MITSDIEN STAAT HET AAN HET HOF OM , INGEVAL HET GEBRUIK MAAKT VAN DE MOGELIJKHEID OM DE GEVOLGEN VAN EEN IN HET KADER VAN ARTIKEL 177 VASTGESTELDE ONGELDIGHEID VOOR HET VERLEDEN TE BEPERKEN , TE BESLISSEN OF , MET BETREKKING TOT DEZE BEPERKING VAN DE WERKING VAN ZIJN ARREST IN DE TIJD , EEN UITZONDERING KAN WORDEN GEMAAKT TEN GUNSTE HETZIJ VAN DE PARTIJ DIE HET BEROEP BIJ DE NATIONALE RECHTER HEEFT INGESTELD , HETZIJ VAN ALLE ANDERE ECONOMISCHE SUBJECTEN DIE VOOR DE ONGELDIGVERKLARING EEN ZELFDE ACTIE HEBBEN ONDERNOMEN , DAN WEL OF , OMGEKEERD , OOK VOOR ECONOMISCHE SUBJECTEN DIE TIJDIG STAPPEN TER WAARBORGING VAN HUN RECHTEN HEBBEN ONDERNOMEN , EEN ENKEL VOOR DE TOEKOMST WERKENDE ONGELDIGVERKLARING EEN PASSEND RECHTSHERSTEL VORMT .

Partijen


IN ZAAK 112/83 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET TRIBUNAL D ' INSTANCE TE PARIJS , 1E ARRONDISSEMENT , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

SOCIETE DES PRODUITS DE MAIS SA

EN

ADMINISTRATIE DER DOUANE EN INDIRECTE RECHTEN ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE GELDIGHEID VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 HOUDENDE WIJZIGING VAN DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN NAAR AANLEIDING VAN DE ONTWIKKELING VAN DE WISSELKOERSEN VAN DE FRANSE FRANK ,

Overwegingen van het arrest


1 BIJ VONNIS VAN 7 JUNI 1983 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 16 JUNI DAARAANVOLGEND , HEEFT HET TRIBUNAL D ' INSTANCE TE PARIJS , 1E ARRONDISSEMENT , KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VERSCHEIDENE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD MET BETREKKING TOT DE GELDIGHEID VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 HOUDENDE WIJZIGING VAN DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN NAAR AANLEIDING VAN DE ONTWIKKELING VAN DE WISSELKOERSEN VAN DE FRANSE FRANK ( PB L 79 VAN 1976 , BLZ . 4 ).

2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN GEDING TUSSEN SOCIETE DES PRODUITS DE MAIS , VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING , DIE IN FRANKRIJK PRODUKTEN OP BASIS VAN MAIS VERVAARDIGT , EN DE FRANSE DOUANE-ADMINISTRATIE .

3 BIJ ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 ( ZAAK 145/79 , ROQUETTE , JURISPR . 1980 , BLZ . 2917 ) HEEFT HET HOF , UITSPRAAK DOENDE OP DOOR HET TRIBUNAL D ' INSTANCE TE RIJSEL BIJ VONNIS VAN 29 JUNI 1979 GESTELDE VRAGEN , VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 ONGELDIG VERKLAARD ( PUNT 1 VAN HET DICTUM ):

' ' - VOOR ZOVER DAARBIJ DE COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR MAISZETMEEL ZIJN VASTGESTELD OP EEN ANDERE GRONDSLAG DAN DIE VAN DE INTERVENTIEPRIJS VAN MAIS , VERMINDERD MET DE RESTITUTIE BIJ DE PRODUKTIE VAN ZETMEEL ;

' ' -VOOR ZOVER DAARBIJ DE COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR TARWEZETMEEL ZIJN VASTGESTELD OP EEN ANDERE GRONDSLAG DAN DIE VAN DE REFERENTIEPRIJS VAN TARWE , VERMINDERD MET DE RESTITUTIE BIJ DE PRODUKTIE VAN ZETMEEL ;

' ' -VOOR ZOVER DAARBIJ DE COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR DE VERSCHILLENDE , BIJ DE VERWERKING VAN EEN BEPAALDE HOEVEELHEID VAN EEN ZELFDE BASISPRODUKT , ZOALS MAIS OF TARWE , IN EEN BEPAALDE PRODUKTIEKETEN VERKREGEN PRODUKTEN ZIJN VASTGESTELD OP EEN AANZIENLIJK HOGER NIVEAU DAN HET COMPENSERENDE BEDRAG VOOR DIE BEPAALDE HOEVEELHEID VAN HET BASISPRODUKT ;

' ' -VOOR ZOVER DAARBIJ COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR AARDAPPELZETMEEL ZIJN VASTGESTELD DIE HOGER ZIJN DAN DIE VOOR MAISZETMEEL ' ' .

OP DE IN DE RECHTSOVERWEGINGEN 51 EN 52 VAN HET ARREST VERMELDE GRONDEN HEEFT HET HOF EVENWEL VOOR RECHT VERKLAARD ( PUNT 3 VAN HET DICTUM ):

' ' VOOR WAT BETREFT HET VOOR DE DATUM VAN DIT ARREST GELEGEN TIJDVAK , WORDT DOOR DE ERKENNING VAN DE ONGELDIGHEID VAN BOVENBEDOELDE BEPALINGEN NIET DE WEG GEOPEND VOOR BETWISTING VAN EEN OP GROND VAN DIE BEPALINGEN VERRICHTE HEFFING OF TOEKENNING VAN MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN . ' '

4 HET TRIBUNAL D ' INSTANCE TE RIJSEL HEEFT MET INACHTNEMING VAN DIT ARREST UITSPRAAK GEDAAN BIJ VONNIS VAN 15 JULI 1981 , DOCH DAARBIJ DE DOUANE-ADMINISTRATIE NIETTEMIN VEROORDEELD TOT TERUGBETALING AAN DE VENNOOTSCHAP ROQUETTE VAN DE DOOR DEZE VANAF 25 MAART 1976 ONVERSCHULDIGD OVER HAAR EXPORTEN BETAALDE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN . HET TRIBUNAL ACHTTE ZICH NIET GEBONDEN AAN PUNT 3 VAN HET DICTUM VAN ' S HOFS ARREST , OP GROND DAT ' ' HET INITIATIEF VAN HET HOF - WELKS BEVOEGDHEID MET DE UITLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT TER BEANTWOORDING VAN DE PREJUDICIELE VRAGEN IS UITGEPUT - OM AAN DE DAARMEE AFGESLOTEN RAADPLEGING EEN OPMERKING TOE TE VOEGEN , GEBASEERD OP EEN NIET OP DE BETROKKEN SITUATIE TOEPASSELIJKE BEPALING , WETTELIJKE GRONDSLAG MIST . ' ' HET TRIBUNAL OVERWOOG VOORTS , DAT WAAR HET HOF BINNEN DE GEMEENSCHAP GEEN REGELGEVENDE BEVOEGDHEID HEEFT , DIT INITIATIEF GEEN WIJZIGING KON BRENGEN IN DE BEVOEGDHEIDSVERDELING TUSSEN HET HOF EN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES , EN DAT UITSLUITEND LAATSTGENOEMDEN BEVOEGD WAREN OM IN HUN INTERNE RECHTSORDE DE GEVOLGEN VAN DE DOOR HET HOF VASTGESTELDE ONGELDIGHEID TE BEPALEN .

5 BIJ AKTE VAN 30 DECEMBER 1981 HEEFT SOCIETE DES PRODUITS DE MAIS DE DIRECTEUR-GENERAAL DER DOUANE EN INDIRECTE RECHTEN GEDAGVAARD VOOR HET TRIBUNAL D ' INSTANCE TE PARIJS EN MET EEN BEROEP OP ENERZIJDS DE DOOR HET HOF BIJ VOORNOEMD ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 UITGESPROKEN ONGELDIGHEID VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE EN VAN DE LATERE VERORDENINGEN , EN ANDERZIJDS HET VONNIS VAN HET TRIBUNAL D ' INSTANCE TE RIJSEL VAN 15 JULI 1981 , TERUGBETALING GEVORDERD VAN DE DOOR DE FRANSE DOUANE-ADMINISTRATIE TEN ONRECHTE KRACHTENS VOORMELDE VERORDENING NR . 652/76 GEHEVEN MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN OVER HAAR EXPORTEN NAAR ANDERE LID-STATEN VAN VERSCHEIDENE , VAN MAIS AFGELEIDE PRODUKTEN .

6 VERWEERSTER IN HET HOOFDGEDING HEEFT DE ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING BETWIST MET EEN BEROEP OP PUNT 3 VAN HET DICTUM VAN VOORMELD ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 . ONDER VERWIJZING NAAR DIT ARREST HEEFT ZIJ VOORTS AANGEVOERD , DAT VERZOEKSTER NIET HAD AANGETOOND DAT DE BIJ DE BETROKKEN VERORDENING VASTGESTELDE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR DE BIJ DE VERWERKING VAN MAIS VERKREGEN PRODUKTEN DUIDELIJK HOGER WAREN DAN DIE VOOR DE HOEVEELHEID MAIS WELKE VOOR DE VERVAARDIGING VAN DIE PRODUKTEN WAS GEBRUIKT .

7 VERWEERSTER HEEFT DE NATIONALE RECHTER EVENWEL IN OVERWEGING GEGEVEN , ZICH TOT HET HOF TE WENDEN INDIEN HIJ MEENDE DOOR HET ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 ONVOLDOENDE TE ZIJN VOORGELICHT . DE VERKLARINGEN VAN PARTIJEN EN DE DOOR HEN OVERGELEGDE STUKKEN IN AANMERKING NEMEND , HEEFT DE NATIONALE RECHTER HET MET HET OOG OP EEN GOEDE RECHTSBEDELING EN TER VERKRIJGING VAN DUIDELIJKHEID NOODZAKELIJK GEACHT OM DE BEHANDELING VAN DE ZAAK TE SCHORSEN EN HET HOF DE NAVOLGENDE PREJUDICIELE VRAGEN VOOR TE LEGGEN :

' ' 1 ) ZIJN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 TOT VASTSTELLING VAN DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN BIJ UITVOER VAN GEBROKEN MAIS ( POST 10.05 , THANS 23.02 ), GLUTEN ( POST 23.03 ) EN PRODUKTEN VALLENDE ONDER DE POSTEN 11.08 A I , 17.02 B I A ), 17.02 B I B ), 17.02 B II A ), 17.02 B II B ), 17.02-23 , 17.02-28.0 , 17.02-28.1 , 35.05 A , 29.04-77.001 , RECHTSGELDIG ?

' ' 2)ZO NEEN , IN HOEVERRE DIENEN ZIJ DAN ONGELDIG TE WORDEN VERKLAARD ?

' ' 3)TOT WELKE RECHTSGEVOLGEN LEIDT ZODANIGE ONGELDIGHEID WANNEER OM GEHELE OF GEDEELTELIJKE RESTITUTIE WORDT VERZOCHT VAN MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN WELKE DOOR DE NATIONALE OVERHEID KRACHTENS DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 ZIJN GEHEVEN ?

' ' 4)MOCHT DE NAAR BEHOREN VASTGESTELDE ONGELDIGHEID VAN EEN COMMUNAUTAIRE VERORDENING ERTOE LEIDEN , DAT VOOR HET VERLEDEN NIET MEER KAN WORDEN GETORND AAN MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN WELKE KRACHTENS DIE VERORDENING ZIJN GEHEVEN , HOUDT ZULKS DAN TEVENS IN - EN , ZO JA , IN HOEVERRE - DAT IEDERE BETALING TER ZAKE VAN ZULKE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN IS UITGESLOTEN ?

' '

DE EERSTE VRAAG

8 DE EERSTE VRAAG HEEFT BETREKKING OP DE GELDIGHEID VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE , WAARBIJ DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN BIJ UITVOER VAN GEBROKEN MAIS ( POST 10.05 , THANS 23.02 ), GLUTEN ( POST 23.03 ) EN DE PRODUKTEN VAN DE POSTEN 11.08 A 1 , 17.02 B I A ), 17.02 B I B ), 17.02 B II A ), 17.02 B II B ), 17.02-23 , 17.02-28.0 , 17.02-28.1 , 35.05 A EN 29.04-77.001 ZIJN VASTGESTELD .

9 IN DE LOOP VAN HET GEDING IS EVENWEL GEBLEKEN , DAT HET IN HET HOOFDGEDING GAAT OM DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 , WAARBIJ DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN ZIJN VASTGESTELD VOOR DE PRODUKTEN VAN DE POSTONDERVERDELINGEN 23.02 A I ( ZEMELEN VAN MAIS OF VAN RIJST ), 23.03 A I ( GLUTEN ), 11.08 A I ( MAISZETMEEL ), 17.02 B I A ) ( GLUCOSE EN GLUCOSESTROOP ), 17.02 B I B ) ( GLUCOSE EN GLUCOSESTROOP ), 17.02 B II A ) ( GLUCOSE EN GLUCOSESTROOP ), 17.02 B II B ) ( GLUCOSE EN GLUCOSESTROOP ), 35.05 A ( DEXTRINE ) EN 29.04 C III B)1 ( GLUCITOL OF SORBITOL ).

A - DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR ANDERE PRODUKTEN DAN MAISZEMELEN OF GEBROKEN MAIS

10 WAAR DE COMMISSIE HEEFT ERKEND , DAT DE DOOR HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 VERMELDE ONGELDIGHEIDSGRONDEN VOOR ALLE IN GEDING ZIJNDE BEPALINGEN GOLDEN - MET UITZONDERING VAN DE BEPALING WAARBIJ DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR MAISZEMELEN OF GEBROKEN MAIS ( POSTONDERVERDELING 23.02 A I ) ZIJN VASTGESTELD - , KAN WORDEN VOLSTAAN MET DE CONSTATERING DAT VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 OP DE REEDS IN HET OP 15 OKTOBER 1980 GEWEZEN ARREST VERMELDE GRONDEN ONGELDIG IS VOOR WAT BETREFT DE VASTSTELLING VAN DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR PRODUKTEN VAN DE ONDERVERDELINGEN 11.08 A I , 17.02 B I , 17.02 B II , 23.03 A I , 29.04 C III B ) 1 EN 35.05 A .

B - DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR MAISZEMELEN OF GEBROKEN MAIS

11 TEN AANZIEN VAN MAISZEMELEN OF GEBROKEN MAIS MOET ER IN DE EERSTE PLAATS OP WORDEN GEWEZEN DAT , ZOALS DE COMMISSIE TERECHT HEEFT OPGEMERKT , DEZE PRODUKTEN NIET IN AANMERKING KOMEN VOOR UITVOERRESTITUTIES , ZODAT DE REDEN WAAROM HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 DE VASTSTELLING VAN MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR MAISZETMEEL ONGELDIG ACHTTE , VOOR DEZE PRODUKTEN NIET GELDT .

12 MET BETREKKING TOT HET TOT STAVING VAN DE ONGELDIGHEID AANGEVOERDE ARGUMENT , DAT DE SOM VAN DE MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VOOR ALLE BIJ DE VERWERKING VAN EEN ZELFDE HOEVEELHEID MAIS VERKREGEN PRODUKTEN EN BIJPRODUKTEN AANZIENLIJK HOGER IS DAN HET COMPENSEREND BEDRAG VOOR DIE BEPAALDE HOEVEELHEID MAIS , HEEFT DE COMMISSIE GEMOTIVEERD BESTREDEN , DAT BIJ DE VERWERKING VAN MAIS MAISZEMELEN OF GEBROKEN MAIS ZOUDEN WORDEN VERKREGEN . VOLGENS DE COMMISSIE GAAT HET DAARBIJ OM NIET MEER DAN AFVALLEN , WAARVOOR BOVENBEDOELDE ONGELDIGHEIDSGROND NIET KAN GELDEN .

13 IN HET KADER VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG STAAT HET NIET AAN HET HOF , DOCH UITSLUITEND AAN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OM DE NODIGE FEITEN VOOR DE OPLOSSING VAN DIT VRAAGSTUK VAST TE STELLEN . BIJ DE HUIDIGE STAND VAN DE ZAAK BESTAAT ER DERHALVE GEEN AANLEIDING OM DE BIJ HET ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 UITGESPROKEN ONGELDIGHEID OOK TE DOEN GELDEN TEN AANZIEN VAN GEBROKEN MAIS ( POSTONDERVERDELING 23.02 A I ). ZOU DE NATIONALE RECHTER VASTSTELLEN DAT MAISZEME LEN OF GEBROKEN MAIS NIET ZONDER MEER AFVALLEN , DOCH BIJPRODUKTEN VAN MAIS ZIJN , DAN KAN HIJ ZICH ANDERMAAL TOT HET HOF WENDEN .

14 OP DE EERSTE VRAAG DIENT MITSDIEN TE WORDEN GEANTWOORD , DAT DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE ONGELDIG ZIJN VOOR ZOVER ZIJ MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VASTSTELLEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN BIJ UITVOER VAN MAISGLUTEN ( POST 23.03 ) EN VAN DE PRODUKTEN VAN DE POSTEN 11.08 A I , 17.02 B I A ), 17.02 B I B ), 17.02 B II A ), 17.02 B II B ), 17.02-23 , 17.02-28.0 , 17.02-28.1 , 35.05 A , 29.04-77.001 .

DE TWEEDE , DE DERDE EN DE VIERDE VRAAG

15 MET DEZE VRAGEN VERZOEKT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE HET HOF IN WEZEN OM PRECISERING VAN DE GRENZEN EN DE GEVOLGEN VAN DE BIJ VOORMELD ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 VASTGESTELDE ONGELDIGHEID VAN VERORDENING NR . 652/76 , MET NAME GELET OP HETGEEN IN PUNT 3 VAN HET DICTUM VAN DAT ARREST WERD VERKLAARD .

16 DIENAANGAANDE ZIJ ER VOOREERST AAN HERINNERD , DAT HET HOF IN ZIJN ARREST VAN 13 MEI 1981 ( ZAAK 66/80 , INTERNATIONAL CHEMICAL CORPORATION , JURISPR . 1981 , BLZ . 1191 ) REEDS VOOR RECHT HEEFT VERKLAARD , DAT EEN ARREST VAN HET HOF , WAARBIJ KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG DE ONGELDIGHEID WORDT VASTGESTELD VAN EEN HANDELING VAN EEN INSTELLING , INZONDERHEID VAN EEN VERORDENING VAN DE RAAD OF DE COMMISSIE , OFSCHOON RECHTSTREEKS ALLEEN TOT DE VERWIJZENDE RECHTER GERICHT , VOOR IEDERE ANDERE RECHTER VOLDOENDE GROND VORMT OM DIE HANDELING ALS ONGELDIG TE BESCHOUWEN MET HET OOG OP EEN DOOR HEM TE GEVEN BESLISSING .

17 IN DE TWEEDE PLAATS ZIJ EROP GEWEZEN , DAT WANNEER HET HOF IN HET KADER VAN DE PREJUDICIELE PROCEDURE VAN ARTIKEL 177 , EERSTE ALINEA , SUB B , DE GEVOLGEN VAN EEN ONGELDIGVERKLARING VAN EEN REGELGEVENDE HANDELING IN DE TIJD KAN BEPERKEN , DIT ZIJN RECHTVAARDIGING VINDT IN EEN UITLEGGING VAN ARTIKEL 174 VAN HET VERDRAG , DIE REKENING HOUDT MET DE NOODZAKELIJKE SAMENHANG TUSSEN DE PREJUDICIELE VERWIJZING EN HET IN DE ARTIKELEN 173 , 174 EN 176 VAN HET VERDRAG GEREGELDE BEROEP TOT NIETIGVERKLARING , WELKE DE TWEE WEGEN VORMEN WAARLANGS DE DOOR HET VERDRAG VOORZIENE WETTIGHEIDSCONTROLE KAN WORDEN UITGEOEFEND . DE MOGELIJKHEID OM , IN HET KADER VAN ARTIKEL 173 DAN WEL IN DAT VAN ARTIKEL 177 , DE GEVOLGEN VAN DE ONGELDIGVERKLARING VAN EEN GEMEENSCHAPSVERORDENING IN DE TIJD TE BEPERKEN , IS EEN BEVOEGDHEID DIE HET VERDRAG AAN HET HOF HEEFT TOEGEKEND IN HET BELANG VAN EEN EENVORMIGE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT IN DE GEHELE GEMEENSCHAP . IN HET BIJZONDERE GEVAL VAN HET ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 , WAAROP DE NATIONALE RECHTER DOELT , IS VAN DE IN ARTIKEL 174 , TWEEDE ALINEA , VOORZIENE MOGELIJKHEID GEBRUIK GEMAAKT OP GROND VAN OVERWEGINGEN VERBAND HOUDEND MET DE EISEN VAN RECHTSZEKERHEID , ZOALS NADER TOEGELICHT IN RECHTSOVERWEGING 52 VAN DAT ARREST .

18 DAARBIJ MOET WORDEN GEPRECISEERD DAT , WANNEER DWINGENDE REDENEN DIT RECHTVAARDIGEN , HET HOF OP GROND VAN ZIJN BEOORDELINGSVRIJHEID INGEVOLGE ARTIKEL 174 , TWEEDE ALINEA , BEVOEGD IS OM IN ELK AFZONDERLIJK GEVAL CONCREET TE BEPALEN , WELKE GEVOLGEN VAN EEN NIETIGVERKLAARDE REGELGEVENDE HANDELING IN STAND MOETEN BLIJVEN . MITSDIEN STAAT HET AAN HET HOF OM , INGEVAL HET GEBRUIK MAAKT VAN DE MOGELIJKHEID OM DE GEVOLGEN VAN EEN IN HET KADER VAN ARTIKEL 177 VASTGESTELDE ONGELDIGHEID VOOR HET VERLEDEN TE BEPERKEN , TE BESLISSEN OF , MET BETREKKING TOT DEZE BEPERKING VAN DE WERKING VAN ZIJN ARREST IN DE TIJD , EEN UITZONDERING KAN WORDEN GEMAAKT TEN GUNSTE HETZIJ VAN DE PARTIJ DIE HET BEROEP BIJ DE NATIONALE RECHTER HEEFT INGESTELD , HETZIJ VAN ALLE ANDERE ECONOMISCHE SUBJECTEN DIE VOOR DE ONGELDIGVERKLARING EEN ZELFDE ACTIE HEBBEN ONDERNOMEN , DAN WEL OF , OMGEKEERD , OOK VOOR ECONOMISCHE SUBJECTEN DIE TIJDIG STAPPEN TER WAARBORGING VAN HUN RECHTEN HEBBEN ONDERNOMEN , EEN ENKEL VOOR DE TOEKOMST WERKENDE ONGELDIGVERKLARING EEN PASSEND RECHTSHERSTEL VORMT .

19 DEZE KWESTIE , DIE BETREKKING HEEFT OP DE BEPALING VAN DE DRAAGWIJDTE VAN HET ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 , IS ECHTER NIET VAN BELANG VOOR DE ONDERHAVIGE ZAAK , AANGEZIEN DEZE OP 30 DECEMBER 1981 , DUS NA DE ONGELDIGVERKLARING VAN DE IN DE EERSTE VRAAG BEDOELDE BEPALINGEN , BIJ DE NATIONALE RECHTER AANHANGIG IS GEMAAKT .

20 OP DE VRAGEN VAN DE NATIONALE RECHTER MOET MITSDIEN WORDEN GEANTWOORD , DAT OVEREENKOMSTIG ' S HOFS UITSPRAAK IN VOORMELD ARREST VAN 15 OKTOBER 1980 MOET WORDEN ERKEND , DAT DE VASTGESTELDE ONGELDIGHEID VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 NIET DE WEG OPENT VOOR BETWISTING VAN EEN DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN OP GROND VAN DIE BEPALINGEN VERRICHTE HEFFING OF BETALING VAN MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN IN HET TIJDVAK VOORAFGAAND AAN DE DATUM VAN HET ARREST WAARBIJ DE ONGELDIGHEID IS VASTGESTELD .

Beslissing inzake de kosten


KOSTEN

21 DE KOSTEN DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING VAN HAAR OPMERKINGEN GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET TRIBUNAL D ' INSTANCE TE PARIJS , 1E ARRONDISSEMENT , BIJ VONNIS VAN 7 JUNI 1983 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

1 ) DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE ZIJN ONGELDIG VOOR ZOVER ZIJ MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN VASTSTELLEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN BIJ UITVOER VAN MAISGLUTEN ( POST 23.03 ) EN VAN DE PRODUKTEN VAN DE POSTEN 11.08 A I , 17.02 B I A ), 17.02 B I B ), 17.02 B II A ), 17.02 B II B ), 17.02-23 , 17.02-28.0 , 17.02-28.1 , 35.05 A , 29.04-77.001 .

2 ) DE VASTGESTELDE ONGELDIGHEID VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING NR . 652/76 VAN DE COMMISSIE VAN 24 MAART 1976 OPENT NIET DE WEG VOOR BETWISTING VAN EEN DOOR DE NATIONALE AUTORITEITEN KRACHTENS DIE BEPALINGEN VERRICHTE HEFFING OF BETALING VAN MONETAIR COMPENSERENDE BEDRAGEN IN DE PERIODE VOORAFGAAND AAN DE DATUM VAN HET ARREST WAARBIJ DE ONGELDIGHEID IS VASTGESTELD .

Top