Vyberte si experimentálne prvky, ktoré chcete vyskúšať

Tento dokument je výňatok z webového sídla EUR-Lex

Dokument 61983CC0254

    Conclusie van advocaat-generaal Sir Gordon Slynn van 12 juli 1984.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Italiaanse Republiek.
    Verzuim om door een verordening voorziene uitvoeringsmaatregelen vast te stellen en mee te delen - Watergehalte van bevroren pluimvee.
    Zaak 254/83.

    Jurisprudentie 1984 -03395

    Identifikátor ECLI: ECLI:EU:C:1984:279

    CONCLUSIE VAN DE ADVOCAAT-GENERAAL

    SIR GORDON SLYNN

    VAN 12 JULI 1984 ( 1 )

    Mijnheer de President,

    mijne heren Rechters,

    Bij verordening nr. 2967/76 van de Raad van 23 november 1976 zijn gemeenschappelijke normen vastgesteld betreffende het watergehalte van bevroren kippen, ten einde de kwaliteit van die produkten te verbeteren en daardoor de afzet ervan te bevorderen. Ingevolge artikel 3, lid 2, zijn de Lid-Staten gehouden, praktische controlemaatregelen vast te stellen om na te gaan of die normen worden geëerbiedigd. De controle op de naleving van de verordening geschiedt, aldus artikel 6, door organen of diensten die door elke Lid-Staat worden aangewezen; de lijst van deze organen dient aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie te worden meegedeeld. Voor zover hier van belang, traden de bepalingen van de verordening op 1 december 1977 in werking.

    Verordening nr. 2785/80 van de Commissie van 30 oktober 1980 bevat de uitvoeringsbepalingen van de verordening van de Raad. Ingevolge artikel 6 dienen de Lid-Staten passende maatregelen te nemen ten einde sancties te stellen op inbreuken op de bepalingen van de verordening van de Raad; krachtens artikel 7 dienden zij de overige Lid-Staten en de Commissie vóór 1 maart 1981 mededeling te doen van de overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de verordening van de Raad vastgestelde praktische controleregeling, alsmede van de overeenkomstig artikel 6 van de verordening van de Commissie vastgestelde voorschriften.

    Bij het verstrijken van de gestelde termijn had de Commissie van de Italiaanse Republiek geen mededeling als bedoeld in artikel 7 van de verordening van de Commissie ontvangen. Op 14 augustus 1981 verzocht zij de Italiaanse regering, de gewenste gegevens vóór 1 oktober 1981 te verstrekken. Toen aan dit verzoek niet werd voldaan, leidde de Commissie de procedure van artikel 169 EEG-Verdrag in en nodigde zij de Italiaanse autoriteiten uit, binnen twee maanden hun opmerkingen te maken. Andermaal bleef een antwoord uit, waarop de Commissie bij (ongedateerd doch op 3. 6. 1983 verzonden) met redenen omkleed advies vaststelde dat de Italiaanse Republiek, door na te laten de in artikel 7 van de verordening van de Commissie bedoelde maatregelen vast te stellen en aan de overige Lid-Staten en de Commissie mee te delen, haar verplichtingen niet was nagekomen. De conclusie van het met redenen omkleed advies luidde eenvoudig, dat Italië zijn verplichtingen niet was nagekomen doordat het de nodige gegevens niet had verstrekt, en het werd ertoe aangemaand om aan die niet-nakoming binnen een maand een einde te maken.

    Dit advies bleef eveneens onbeantwoord, waarop de Commissie het Hof bij verzoekschrift van 8 november 1983 heeft verzocht, krachtens artikel 169 EEG-Verdrag vast te stellen dat de Italiaanse Republiek, door na te laten de betrokken maatregelen vast te stellen en de Commissie daarvan in kennis te stellen, haar verplichtingen niet is nagekomen.

    De Italiaanse regering heeft aanvankelijk te harer verdediging aangevoerd, dat een wetsontwerp was ingediend houdende vaststelling van de bevoegde organen, de praktische uitvoeringsbepalingen van de regeling en de toe te passen sancties. Zij verklaarde voorts, dat sancties alleen bij wet konden worden ingevoerd overeenkomstig de daartoe voorgeschreven procedure. Naar thans blijkt, heeft de Italiaanse regering de maatregelen vastgesteld die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn nr. 2967/76 van de Raad, en de Commissie heeft op dit punt afgezien van haar vordering.

    Wat de verordening van de Commissie betreft, staat vast dat hieraan niet is voldaan; de Commissie en de Lid-Staten hebben ook geen mededeling in die zin ontvangen.

    Ik wil er echter op wijzen, dat in de brief waarbij de Italiaanse regering overeenkomstig artikel 169 in de gelegenheid werd gesteld om haar opmerkingen te maken, alleen werd opgemerkt dat de Lid-Staten noch de Commissie in kennis waren gesteld van de vaststelling van de betrokken maatregelen. Dat die maatregelen überhaupt niet waren vastgesteld, werd niet met zoveel woorden vermeld.

    Gelijk het Hof herhaaldelijk heeft verklaard (b. v. in het arrest van 14. 2. 1984, zaak 325/82, Commissie t. Bondsrepubliek Duitsland, r.o. 8), moet zowel in de brief waarbij de Lid-Staten in de gelegenheid worden gesteld om opmerkingen te maken als in het met redenen omkleed advies duidelijk worden uiteengezet, waarin de verweten niet-nakoming bestaat.

    In casu maakt het met redenen omkleed advies weliswaar zowel gewag van de niet-vaststelling van de betrokken maatregelen als van het uitblijven van de desbetreffende mededeling, doch in de slotconclusie is alleen sprake van het uitblijven van die mededeling. Het gaat kennelijk om de niet-vaststelling, en in dat geval is het van het grootste belang, dat hiervan uitdrukkelijk melding wordt gemaakt in de brief waarbij de betrokken regering de mogelijkheid wordt geboden om haar opmerkingen te maken (het met redenen omkleed advies wordt immers eerst uitgebracht nadat de Lid-Staat daartoe de kans heeft gekregen) alsook in de conclusie van het met redenen omkleed advies, waarin de op te heffen niet-nakoming wordt omschreven. Dat beide verwijten in het met redenen omkleed advies ter sprake komen, doet mijns inziens niet af aan de gebrekkigheid van de inleidende brief. Het is een wezenlijk onderdeel van de onderhavige procedure dat de Commissie, vooraleer zich uit te spreken, in de inleidende brief haar bezwaren duidelijk onder woorden brengt.

    Mitsdien geef ik het Hof in overweging vast te stellen, dat de Italiaanse Republiek, door geen mededeling te doen van de krachtens artikel 3, lid 2, van verordening nr. 2967/76 vastgestelde controleregeling en van de overeenkomstig artikel 6 van verordening nr. 2785/80 van de Commissie vastgestelde sanctieregeling ter zake van inbreuken op eerstgenoemde verordening, de krachtens artikel 7 van verordening nr. 2785/80 van de Commissie op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    Het is zonder meer duidelijk, dat de Italiaanse Republiek haar verplichtingen niet was nagekomen op het tijdstip waarop de Commissie de onderhavige procedure inleidde, zodat de Italiaanse regering moet worden verwezen in de kosten van de procedure met betrekking tot beide verordeningen.


    ( 1 ) Vertaald uit het Engels.

    Začiatok