This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61982CJ0190
Judgment of the Court (Second Chamber) of 1 December 1983. # Adam P.H. Blomefield v Commission of the European Communities. # Classification in step on recruitment. # Case 190/82.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 1 december 1983.
Adam P.H. Blomefield tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Indeling in salaristrap bij aanwerving.
Zaak 190/82.
Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 1 december 1983.
Adam P.H. Blomefield tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Indeling in salaristrap bij aanwerving.
Zaak 190/82.
Jurisprudentie 1983 -03981
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1983:358
ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 1 DECEMBER 1983. - A. P. H. BLOMEFIELD TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - (" INDELING IN SALARISTRAP BIJ AANWERVING "). - ZAAK NO. 190/82.
Jurisprudentie 1983 bladzijde 03981
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . AMBTENAREN - BEROEP - TERMIJN - HEROPENING - MEDEDELING AAN AMBTENAREN , WIER AANWERVING DEFINITIEF IS GEWORDEN , VAN INDELINGSCRITERIA BIJ AANWERVING - NIEUW FEIT DAT GROND KAN OPLEVEREN VOOR VERZOEKEN OM HERZIENING VAN LOOPBAAN
( AMBTENARENSTATUUT , ARTIKELEN 90 EN 91 )
2 . AMBTENAREN - AANWERVING - AANSTELLING IN RANG - INDELING IN SALARISTRAP - INTERNE RICHTLIJN VAN INSTELLING BETREFFENDE TOEPASSELIJKE CRITERIA - RECHTSGEVOLGEN
3 . AMBTENAREN - AANWERVING - INDELING IN SALARISTRAP - EXTRA SALARISANCIENNITEIT - VOORWAARDEN VOOR TOEKENNING - VROEGERE BEVOEPSERVARING - BEOORDELINGSVRIJHEID VAN ADMINISTRATIE
( AMBTENARENSTATUUT , ARTIKEL 32 )
1 . HET LIJKT ONAANVAARDBAAR DAT EEN AMBTENAAR DE VOORWAARDEN VAN ZIJN OORSPRONKELIJKE AANSTELLING BETWIST , NADAT ZIJN AANWERVING DEFINITIEF IS GEWORDEN . A FORTIORI KAN HIJ UIT DIEN HOOFDE GEEN VORDERINGEN MET TERUGWERKENDE KRACHT OPWERPEN TER ZAKE VAN ZIJN INDELING EN BIJGEVOLG VAN ZIJN VROEGERE EN TOEKOMSTIGE BEZOLDIGING .
DE MEDEDELING PER CIRCULAIRE DOOR EEN INSTELLING AAN AL HAAR PERSONEELSLEDEN VAN DE TEKST VAN EEN INTERN BESLUIT INZAKE DE CRITERIA VOOR DE INDELING IN RANG EN SALARISTRAP BIJ AANWERVING , LEVERT EEN NIEUW FEIT OP , DAT VOOR BEPAALDE AMBTENAREN GROND KAN OPLEVEREN OM TE GOEDER TROUW OM HERZIENING VAN HUN LOOPBAAN TE VERZOEKEN .
2.EEN BESLUIT VAN EEN GEMEENSCHAPSINSTELLING , DAT AAN ALLE PERSONEELSLEDEN IS MEEGEDEELD EN EROP IS GERICHT , DE AMBTENAREN VAN EEN ZELFDE CATEGORIE OF EEN ZELFDE GROEP GELIJKE VOORWAARDEN TEN AANZIEN VAN AANWERVING EN LOOPBAANONTWIKKELING TE WAARBORGEN WAT BETREFT DE VASTSTELLING VAN DE RANG EN DE INDELING IN DE SALARISTRAP BIJ DE AANWERVING , IS - OOK AL KAN HET NIET ALS EEN ALGEMENE UITVOERINGSBEPALING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 110 AMBTENARENSTATUUT WORDEN AANGEMERKT - EEN INTERNE RICHTLIJN , EN MOET ALS DUSDANING WORDEN GEACHT EEN GEDRAGSREGEL TE ZIJN DIE DE ADMINISTRATIE ZICHZELF OPLEGT , EN WAARVAN ZIJ NIET ZONDER VERMELDING VAN REDENEN KAN AFWIJKEN , OP STRAFFE EN SCHENDING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKHEID VAN BEHANDELING .
EEN DERGELIJKE INTERNE RICHTLIJN KAN RECHTENS HOE DAN OOK GEEN REGELS GEVEN DIE AFWIJKEN VAN DE BEPALINGEN VAN HET STATUUT .
3.TEN EINDE VROEGERE BEROEPSERVARING VAN EEN AMBTENAAR IN AANMERKING TE NEMEN , KAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG HEM EERST EEN SALARISANCIENNITEIT IN ZIJN RANG BIJ AANWERVING TOEKENNEN , WANNEER DEZE ERVARING KAN WORDEN GEACHT OP EEN ADEQUAAT HOOG NIVEAU TE ZIJN OPGEDAAN EN BIJZONDER GESCHIKT TE ZIJN VOOR DE BETROKKEN FUNCTIE . GELET OP DE ZEER GROTE VERSCHEIDENHEID AAN BEROEPSERVARING VAN DEGENEN DIE VOOR EEN FUNTIE ALS EUROPEES AMBTENAAR SOLLICITEREN , MOET DE BEVOEGDE AUTORITEITEN NOPENS ALLE ASPECTEN DIE BIJ DE ERKENNING VAN VROEGERE BEROEPSERVARING EEN ROL KUNNEN SPELEN , EEN BEOORDELINGSVRIJHEID WORDEN TOEBEDEELD , ZOWEL MET BETREKKING TOT DE AARD EN DE DUUR ERVAN ALS TEN AANZIEN VAN DE MATE WAARIN ER EEN VERBAND BESTAAT TUSSEN DE ERVARING EN DE EISEN VOOR DE TE BEKLEDEN POST .
IN ZAAK 190/82 ,
A . P . H . BLOMEFIELD , AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , WONENDE TE INCOURT ( BELGIE ), VERTEGENWOORDIGD DOOR E . LEBRUN , ADVOCAAT TE BRUSSEL , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG TEN KANTORE VAN T . BIEVER , ADVOCAAT ALDAAR , BOULEVARD GRANDE-DUCHESSE- CHARLOTTE 83 ,
VERZOEKER ,
TEGEN
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , VERTEGENWOORDIGD DOOR H . VAN LIER , LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST , ALS GEMACHTIGDE , BIJGESTAAN DOOR D . JACOB , ADVOCAAT TE BRUSSEL , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ O . MONTALTO , LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST , BATIMENT JEAN MONNET , KIRCHBERG ,
VERWEERSTER ,
BETREFFENDE EEN BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN DE WEIGERING VAN DE COMMISSIE OM VERZOEKER IN EEN HOGERE SALARISTRAP VAN ZIJN RANG IN TE DELEN ,
1 BIJ VERZOEKSCHRIFT , NEERGELEGD TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 28 JULI 1983 , HEEFT A . BLOMEFIELD , AMBTENAAR VAN DE COMMISSIE IN DE RANG LA 7 , BEROEP INGESTELD TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE VAN 7 JANUARI 1982 OM ZIJN SALARISTRAPINDELING BIJ ZIJN BENOEMING OP 1 AUGUSTUS 1977 , NIET TE HERZIEN .
2 UIT DE PROCESSTUKKEN BLIJKT DAT VERZOEKER IS GESLAAGD VOOR VERGELIJKEND ONDERZOEK COM/LA/141 ( PB C 127 VAN 1976 , BLZ . 6 ), WAARNA HIJ IN 1977 OP EEN POST VAN ADJUNCT-VERTALER , BEDOELD IN KENNISGEVING VAN VACATURE 54/7 , IS AANGESTELD . IN DEZE KENNISGEVING WERD DE AARD VAN DE FUNCTIE OMSCHREVEN ALS VOLGT : ' ' VERTALING VAN DIVERSE TEKSTEN VOOR DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE ' ' ; EEN VAN DE IN DE KENNISGEVING GEEISTE KWALIFICATIES WAS ' ' ENIGE VERTAALERVARING ' ' .
3 ZOALS BLIJKT UIT EEN BRIEF VAN 22 APRIL 1977 , WAS DE COMMISSIE OORSPRONKELIJK VOORNEMENS , VERZOEKER IN DE RANG LA 8 , TWEEDE SALARISTRAP IN TE DELEN . BIJ BRIEF VAN 6 MEI 1977 VOERDE BLOMEFIELD AAN , DAT HIJ OP GROND VAN ZIJN LEEFTIJD , TOEN 31 JAAR , EN ZIJN VROEGERE BEROEPSERVARING IN DIENST VAN EEN PRIVATE ONDERNEMING , WAARIN HIJ IN AANRAKING KWAM MET COMMUNAUTAIRE AANGELEGENHEDEN EN VERTAALWERK VERRICHTTE BETREFFENDE GEMEENSCHAPSHANDELINGEN , IN AANMERKING KWAM VOOR INDELING IN DE RANG LA 7 .
4 NADAT DE COMMISSIE DIT VERZOEK WELWILLEND IN OVERWEGING HAD GENOMEN , WERD VERZOEKER PER 1 AUGUSTUS 1977 BENOEMD TOT AMBTENAAR OP PROEF IN DE RANG LA 7 , EERSTE SALARISTRAP . LATER WERD HIJ BIJ BESLUIT VAN 26 APRIL 1978 IN DEZELFDE RANG EN SALARISTRAP IN VASTE DIENST BENOEMD .
5 IN MAART 1981 VERSPREIDDE DE DIRECTEUR-GENERAAL PERSONEELSZAKEN ONDER ALLE PERSONEELSLEDEN PER CIRCULAIRE DE TEKST VAN EEN ' ' BESLUIT INZAKE DE CRITERIA VOOR DE INDELING IN RANG EN SALARISTRAP BIJ AANWERVING ' ' , DAT OORSPRONKELIJK OP 6 JUNI 1973 WAS VASTGESTELD ; DAARBIJ WAREN TWEE ANDERE TEKSTEN GEVOEGD , RESPECTIEVELIJK BIJLAGEN II EN III BIJ DE CIRCULAIRE , BETREFFENDE DE TOEPASSINGSPRAKTIJK VAN HET BESLUIT EN DE SAMENSTELLING VAN HET IN ARTIKEL 6 VAN HET BESLUIT VOORZIENE ' ' INDELINGSCOMITE ' ' .
6 NADAT HIJ VAN DEZE CIRCULAIRE HAD KENNISGENOMEN , DIENDE VERZOEKER BIJ NOTA VAN 6 JUNI 1981 OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 90 , LID 1 , VAN HET AMBTENARENSTATUUT BIJ DE COMMISSIE EEN VERZOEK IN OM MET INGANG VAN ZIJN INDIENSTTREDING IN SALARISTRAP 3 VAN RANG LA 7 TE WORDEN INGEDEELD . HIJ STELT DAT HIJ BIJ ZIJN AANWERVING NIET AFWIST VAN HET BESTAAN VAN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 EN BETOOGT DAT HIJ BIJ ZIJN INDIENSTTREDING BIJNA 7 JAAR BEROEPSERVARING IN DIENST VAN EEN PRIVATE ONDERNEMING IN HET VERENIGD KONINKRIJK HAD . OP GROND VAN DIE ERVARING HAD HEM OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 5 VAN HET BESLUIT EN BIJLAGE II BIJ DE CIRCULAIRE EEN EXTRA SALARISANCIENNITEIT VAN 48 MAANDEN MOETEN WORDEN TOEGEKEND .
7 OP 7 JANUARI 1982 GAF HET VOOR PERSONEELSZAKEN VERANTWOORDELIJK LID VAN DE COMMISSIE VERZOEKER HET VOLGENDE ANTWOORD :
' ' IN MIJN HOEDANIGHEID VAN TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG , BEANTWOORD IK HIERBIJ UW VERZOEK TOT HERINDELING .
HET INDELINGSCOMITE HEEFT UW GEVAL OPNIEUW ONDERZOCHT MET INACHTNEMING VAN DE IN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 VASTGESTELDE CRITERIA EN VAN DE BESLISSINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DEZE CRITERIA TEN TIJDE VAN DE AANWERVING VAN DE VOOR VERGELIJKEND ONDERZOEK COM/LA/141 GESLAAGDE SOLLICITANTEN .
TIJDENS HAAR BIJEENKOMST VAN 11 NOVEMBER 1981 BEVESTIGDE HET INDELINGSCOMITE ANDERMAAL DAT RANG LA 7 , SALARISTRAP 1 , IN OVEREENSTEMMING WAS MET DE TEN TIJDE VAN UW AANWERVING GELDENDE CRITERIA EN MET DE AAN ANDERE , VOOR HETZELFDE VERGELIJKEND ONDERZOEK GESLAAGDE SOLLICITANTEN TOEGEKENDE RANG EN SALARISTRAP ; OP GROND DAARVAN KWAM HET TOT DE CONCLUSIE , DAT ER GEEN TERMEN AANWEZIG WAREN OM UW OORSPRONKELIJKE INDELING TE HERZIEN .
TOT MIJN SPIJT MOET IK U MEEDELEN , DAT IK DE BEVINDINGEN VAN HET COMITE AANVAARD , EN UW VERZOEK TOT HERINDELING MOET IK DAN OOK AFWIJZEN . ' '
8 TEGEN DIT BESLUIT DIENDE VERZOEKER KRACHTENS ARTIKEL 90 , LID 2 VAN HET STATUUT EEN KLACHT IN , DIE OP 8 JANUARI 1982 IS INGESCHREVEN . DAAR NIET BINNEN DE IN HET STATUUT VOORGESCHREVEN TERMIJN OP DEZE KLACHT EEN BESLUIT WERD UITGEBRACHT , STELDE HIJ OP 28 JULI 1982 BEROEP IN WEGENS SCHENDING VAN ARTIKEL 32 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT , EN VAN ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 EN PUNT 3 , SUB C , VAN BIJLAGE II BIJ DE RICHTLIJN VAN MAART 1981 .
DE ONTVANKELIJKHEID
9 DE COMMISSIE BETWIJFELT OF HET BEROEP ONTVANKELIJK IS . ZIJ BRENGT IN HERINNERING , DAT VERZOEKER REEDS BIJ ZIJN AANWERVING GEDETAILLEERDE BEZWAREN TEGEN ZIJN INDELING INBRACHT EN ZODOENDE BLIJK GAF VAN EEN GEDEGEN KENNIS VAN DE INDELINGSCRITERIA , EN DAT HIJ MET DIT VERZOEK OVERIGENS HET BEOOGDE DOEL HEEFT BEREIKT , DAAR VERZOEKER UITEINDELIJK IN RANG LA 7 , EERSTE SALARISTRAP , EN NIET , ZOALS OORSPRONKELIJK WAS VOORZIEN , IN RANG LA 8 , TWEEDE SALARISTRAP , IS AANGEWORVEN . IN DIE OMSTANDIGHEDEN IS DE COMMISSIE VAN OORDEEL , DAT HET BEROEP , WAAR HET VIJF JAAR NA VERZOEKERS AANWERVING IS INGEDIEND EN EEN REEDS IN 1977 ONDERZOCHT EN GEREGELD VRAAGSTUK BETREFT , ALS TARDIEF MOET WORDEN BESCHOUWD .
10 DEZE OPMERKING VAN DE COMMISSIE IS IN BEGINSEL GERECHTVAARDIGD . HET LIJKT INDERDAAD ONAANVAARDBAAR DAT EEN AMBTENAAR DE VOORWAARDEN VAN ZIJN OORSPRONKELIJKE AANSTELLING BETWIST , NADAT ZIJN AANWERVING DEFINITIEF IS GEWORDEN . A FORTIORI KAN HIJ UIT DIEN HOOFDE GEEN VORDERINGEN MET TERUGWERKENDE KRACHT OPWERPEN TER ZAKE VAN ZIJN INDELING EN BIJGEVOLG VAN ZIJN VROEGERE EN TOEKOMSTIGE BEZOLDIGING .
11 DEZE OVERWEGINGEN MOGEN IN HET ONDERHAVIGE GEVAL EVENWEL NIET TOT DE NIET-ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP LEIDEN . UIT DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE ZAAK BLIJKT NAMELIJK DAT DE PUBLIKATIE IN 1981 DOOR DE COMMISSIE VAN HAAR BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 , EEN NIEUW FEIT OPLEVERDE , DAT VOOR BEPAALDE AMBTENAREN GROND KON OPLEVEREN OM TE GOEDER TROUW OM HERZIENING VAN HUN LOOPBAAN TE VERZOEKEN . VOORTS HEEFT DE COMMISSIE HET DOOR BETROKKENE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 90 , LID 1 , VAN HET STATUUT BIJ HAAR INGEDIENDE VERZOEK BEHANDELD ALSOF HET ONTVANKELIJK WAS EN TERZAKE EEN UITDRUKKELIJK BESLUIT GENOMEN .
12 OM DIE REDENEN DIENT HET BEROEP ONTVANKELIJK TE WORDEN VERKLAARD EN HET GESCHIL TEN GRONDE TE WORDEN ONDERZOCHT .
TEN GRONDE
13 VERZOEKER BETOOGT DAT VOLGENS ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 VOOR DE BEROEPSERVARING DIE DE KANDIDAAT MEER BEZIT DAN DIE WELKE BEPALEND IS VOOR DE RANG WAARIN DE AANSTELLING PLAATSVINDT , EEN SALARISANCIENNITEIT WORDT TOEGEKEND , EN DAT BLIJKENS DE TABEL IN DE BIJLAGE BIJ DIT BESLUIT EEN BEROEPSERVARING VAN VIJF JAAR OF MEER RECHT GEEFT OP DE MAXIMUM SALARISANCIENNITEIT VAN 48 MAANDEN DIE INGEVOLGE ARTIKEL 32 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT MAG WORDEN TOEGEKEND . HIJ STELT DAT HIJ BIJ ZIJN AANWERVING BIJNA 7 JAAR RELEVANTE BEROEPSERVARING HAD ALS BEDOELD IN PUNT 3 , SUB C , VAN BIJLAGE II BIJ DE CIRCULAIRE VAN MAART 1981 ; BIJ ZIJN AANWERVING HAD HIJ DUS ONMIDDELLIJK IN SALARISTRAP 3 VAN RANG LA 7 MOETEN WORDEN BENOEMD .
14 TEGEN DEZE OPVATTING BRENGT DE COMMISSIE IN , DAT UIT DE DOOR VERZOEKER AANGEVOERDE BEPALINGEN STELLIG NIET IS OP TE MAKEN DAT BIJ DE BEPALING VAN DE SALARISTRAP ELKE BEROEPSERVARING OP HET NIVEAU VAN DE CATEGORIE A IN AANMER KING KAN WORDEN GENOMEN . ZIJ WIJST EROP , DAT HET VOLGENS ARTIKEL 32 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT EEN ' ' BIJZONDERE ' ' ERVARING MOET ZIJN , EN DAT INGEVOLGE BIJLAGE II , PUNT 3 , SUB C , VAN DE CIRCULAIRE ENKEL ' ' RELEVANTE ' ' ERVARING IN AANMERKING KOMT .
15 DE COMMISSIE ERKENT , DAT VERZOEKER TEN TIJDE VAN ZIJ AANWERVING EEN BEPAALDE BEROEPSERVARING KON DOEN GELDEN , DOCH ZIJ BETWIST DAT DEZE ERVARING ALS BIJZONDER EN RELEVANT IN DE ZIN VAN ARTIKEL 32 VAN HET STATUUT KAN WORDEN BESCHOUWD , AANGEZIEN DE DOOR HEM TE BEZETTEN POST EEN POST VOOR EEN VERTALER WAS DIE VOLGENS DE KENNISGEVING VAN VACATURE ' ' DIVERSE ' ' TEKSTEN VOOR DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE MOEST VERTALEN . DE COMMISSIE BETWIST EVENWEL NIET DAT VERZOEKER IN ZIJN VROEGERE BAAN BIJ EEN PRIVATE ONDERNEMING ENIG VERTAALWERK HEEFT VERRICHT MET BETREKKING TOT EEN BEPERKT AANTAL TEKSTEN VAN DE GEMEENSCHAP . ZIJ BEKLEMTOONT DAT ZIJ MET DIE ERVARING ECHTER REEDS HEEFT REKENING GEHOUDEN EN HEM EEN EXTRA BEROEPSANCIENNITEIT VAN EEN JAAR HEEFT TOEGEKEND , ZODAT HIJ IN RANG LA 7 IN PLAATS VAN IN RANG LA 8 KON WORDEN AANGEWORVEN . WAAR VERZOEKER EVENWEL GEEN ANDERE BIJZONDERE BEROEPSERVARING KAN LATEN GELDEN DAN DE ERVARING DIE REEDS IN AANMERKING IS GENOMEN VOOR DE VASTSTELLING VAN ZIJN RANG , KAN VERZOEKER NIET ZONDER AF TE WIJKEN VAN ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 EEN EXTRA SALARISTRAP WORDEN TOEGEKEND .
16 OM DIT GESCHIL TE KUNNEN BESLECHTEN IS HET NOODZAKELIJK EERST TE ONDERZOEKEN WAT HET KARAKTER EN DE RECHTSKRACHT IS VAN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 EN VAN DE CIRCULAIRE VAN MAART 1981 TEN OPZICHTE VAN HET STATUUT .
17 VOLGENS DE CONSIDERANS VAN HET BESLUIT IS HET MET NAME GEBASEERD OP DE ARTIKELEN 5 , LID 3 , EN 29 , 30 , 31 EN 32 VAN HET STATUUT , TENEINDE DE AMBTENAREN VAN EEN ZELFDE CATEGORIE OF EEN ZELFDE GROEP GELIJKE VOORWAARDEN TEN AANZIEN VAN AANWERVING EN LOOPBAANONTWIKKELING TE WAARBORGEN WAT BETREFT DE VASTSTELLING VAN DE RANG EN DE INDELING IN DE SALARISTRAP BIJ DE AANWERVING .
18 VOLGENS DOOR DE COMMISSIE VERSTREKTE INLICHTINGEN IS HET BESLUIT VOOR HET EERST - BLIJKBAAR NIET VOLLEDIG - GEPUBLICEERD IN 1977 , EN WEL IN DE PERSONEELSKOERIER . IN MAART 1981 IS HET OPNIEUW VERSPREID , DITMAAL BIJ DE REEDS GENOEMDE CIRCULAIRE VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL PERSONEELSZAKEN .
19 ZOALS HIERBOVEN IS UITEENGEZET BEVAT DE BETROKKEN CIRCULAIRE NAAST DE TEKST VAN HET EIGENLIJKE BESLUIT EN VAN DE TABEL WAARNAAR IN ARTIKEL 5 WORDT VERWEZEN , EEN BIJLAGE II , GETITELD ' ' TOEPASSINGEN EN OPMERKINGEN ' ' . DAARIN WORDT IN HET KORT BESCHREVEN , HOE HET BESLUIT DOOR HET ' ' INDELINGSCOMITE ' ' IN DE PRAKTIJK WORDT TOEGEPAST .
20 OOK AL KAN HET LITIGIEUZE BESLUIT DUS NIET ALS EEN ALGEMENE UITVOERINGSBEPALING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 110 VAN HET AMBTENARENSTATUUT WORDEN AANGEMERKT , HET IS IN ELK GEVAL EEN INTERNE RICHTLIJN . IN HET ARREST VAN 30 JANUARI 1974 ( ZAAK 148/73 , LOUWAGE , JURISPR . 1974 , BLZ . 81 ) OORDEELDE HET HOF DAT ZULK EEN INTERNE RICHTLIJN MOET WORDEN GEACHT EEN GEDRAGSREGEL TE ZIJN DIE DE ADMINISTRATIE ZICHZELF OPLEGT EN WAARVAN ZIJ NIET ZONDER VERMELDING VAN REDENEN KAN AFWIJKEN , OP STRAFFE VAN SCHENDING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKHEID VAN BEHANDELING .
21 IN DE ONDERHAVIGE ZAAK HEEFT DE COMMISSIE EVENWEL GEEN BIJZONDERE OMSTANDIGHEID AANGEVOERD , OP GROND WAARVAN ZIJ VAN DE VOOR ZICHZELF VASTGESTELDE GEDRAGSREGELS HAD MOGEN AFWIJKEN . DAARBIJ MAG ECHTER NIET UIT HET OOG WORDEN VERLOREN , DAT DE DOOR DE GEMEENSCHAPSINSTELLINGEN VASTGESTELDE INTERNE RICHTLIJNEN RECHTENS HOE DAN OOK GEEN REGELS KUNNEN GEVEN DIE AFWIJKEN VAN DE BEPALINGEN VAN HET STATUUT .
22 IN DAT VERBAND ZIJ OPGEMERKT DAT VOLGENS ARTIKEL 32 , TWEEDE ALINEA , VAN HET STATUUT , HET TOT AANSTELLING BEVOEGD GEZAG IEMAND EEN SALARISANCIENNITEIT IN ZIJN RANG KAN TOEKENNEN ' ' TEN EINDE REKENING TE HOUDEN MET DE OPLEIDING EN BIJZONDERE BEROEPSERVARING VAN DE BETROKKENE ' ' .
23 ARTIKEL 5 , LID 1 , VAN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 BEPAALT : ' ' TEN EINDE REKENING TE HOUDEN MET DE BEROEPSERVARING WELKE DE KANDIDAAT MEER BEZIT DAN DIE WELKE BEPALEND IS VOOR DE RANG WAARIN DE AANSTELLING PLAATSVINDT , KENT HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG HEM EEN SALARISANCIENNITEIT TOE OVEREENKOMSTIG DE TABEL IN BIJLAGE . ' ' ZULK EEN SALARISANCIENNITEIT KAN WORDEN TOEGEKEND VOOR ELKE TWAALF MAANDEN BEROEPSERVARING , TOT EEN MAXIMUM VAN 48 MAANDEN , BOVEN HET JAAR BEROEPSERVARING DAT STEEDS VEREIST IS OM IN RANG LA 7 TE WORDEN BENOEMD .
24 GELET OP ARTIKEL 32 VAN HET STATUUT , KUNNEN DEZE IN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 GEGEVEN RICHTSNOEREN ENKEL BETREKKING HEBBEN OP EEN BEROEPSERVARING DIE ALS ' ' BIJZONDER ' ' VOOR DE TE BEZETTEN POST KAN WORDEN AANGEMERKT . TEN AANZIEN VAN EEN ANALOGE SITUATIE BEKLEMTOONT DE COMMISSIE IN ARTIKEL 2 VAN HETZELFDE BESLUIT DAN OOK TERECHT DAT ' ' BIJ DE WAARDERING VAN DE BEROEPSERVARING REKENING ( WORDT ) GEHOUDEN MET HET TE VERVULLEN AMBT ' ' . OOK IN BIJLAGE II BIJ DE CIRCULAIRE VAN MAART 1981 WORDT BEPAALD DAT VOOR DE LOOPBAAN VAN VERTALER LA 7/LA 6 IN DE PRAKTIJK ENKEL ' ' RELEVANTE ' ' BEROEPSERVARING IN AANMERKING WORDT GENOMEN , MITS ZIJ OP HET NIVEAU VAN DE CATEGORIE A IS OPGEDAAN ; DAT WIL ZEGGEN DAT HET OM ERVARING OP UNIVERSITAIR NIVEAU MOET GAAN .
25 DAARENTEGEN ZOU HET IN STRIJD ZIJN MET ARTIKEL 32 VAN HET STATUUT WANNEER VROEGERE BEROEPSERVARING DIE NIET BIJZONDER IS VOOR DE TE BEZETTEN POST , IN AANMERKING ZOU WORDEN GENOMEN ; ZULKS KAN WORDEN AFGELEID UIT DE WOORDEN ' ' ERVARING ALS VERTALER , ECONOOM , JURIST , ENZ . ' ' IN PUNT 3 , SUB C , VAN BIJLAGE II .
26 HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG BLIJKT VROEGERE BEROEPSERVARING DAN OOK EERST IN AANMERKING TE KUNNEN NEMEN , WANNEER DEZE ERVARING KAN WORDEN GEACHT OP EEN ADEQUAAT NIVEAU TE ZIJN OPGEDAAN EN BIJZONDER GESCHIKT TE ZIJN VOOR DE BETROKKEN FUNCTIE . GELET OP DE ZEER GROTE VERSCHEIDENHEID AAN BEROEPSERVARING VAN DEGENEN DIE VOOR EEN FUNCTIE ALS EUROPEES AMBTENAAR SOLLICITEREN , MOET DE BEVOEGDE AUTORITEIT NOPENS ALLE ASPECTEN DIE BIJ DE ERKENNING VAN VROEGERE BEROEPSERVARING EEN ROL KUNNEN SPELEN , EEN BEOORDELINGSVRIJHEID WORDEN TOEBEDEELD , ZOWEL MET BETREKKING TOT DE AARD EN DE DUUR ERVAN ALS TEN AANZIEN VAN DE MATE WAARIN ER EEN VERBAND BESTAAT TUSSEN DE ERVARING EN DE EISEN VOOR DE TE BEKLEDEN POST .
27 BLIJKENS DE PROCESSTUKKEN HEEFT DE COMMISSIE IN HET ONDERHAVIGE GEVAL , OP ADVIES VAN HET INDELINGSCOMITE , VERZOEKERS VROEGERE BEROEPSERVARING TWEEMAAL BEOORDEELD , TE WETEN BIJ DE EERSTE KLACHT IN VERBAND MET DE INDELING IN RANG , EN ANDERMAAL BIJ HET TWEEDE VERZOEK NAAR AANLEIDING VAN DE NIEUWE VERSPREIDING VAN HET BESLUIT VAN 6 JUNI 1973 . DE DOOR VERZOEKER TIJDENS HET ONDERHAVIGE GEDING AANGEVOERDE ARGUMENTEN HEBBEN GEEN FEITEN OF OMSTANDIGHEDEN AAN HET LICHT GEBRACHT OP GROND WAARVAN MOET WORDEN AANGENOMEN DAT DE COMMISSIE DOOR TE WEIGEREN OM NAAST HET VOOR TOELATING TOT RANG LA 7 VEREISTE JAAR NOG ANDERE SPECIFIEKE BEROEPSERVARING TE ERKENNEN , KENNELIJK ZOU HEBBEN GEDWAALD OF DAT ZIJ ZICH ZOU HEBBEN LATEN LEIDEN DOOR BEWEEGREDENEN DIE ONVERENIGBAAR ZIJN MET DE IN ZULKE OMSTANDIGHEDEN VEREISTE OBJECTIVITEIT . IMMERS , UIT DE PROCESSTUKKEN BLIJKT DAT VERZOEKERS VROEGERE BEROEPSBEZIGHEDEN , ZOALS HIJ DIE TEN TIJDE VAN ZIJN AANWERVING ZELFT HEEFT BESCHREVEN , EEN SLECHTS GEDEELTELIJK EN MARGINAAL VERBAND VERTOONDEN MET ZIJN LATERE WERKZAAMHEDEN IN DIENST VAN DE GEMEENSCHAP ALS VERTALER BIJ EEN ALGEMENE DIENST .
28 MITSDIEN MOET HET BEROEP WORDEN VERWORPEN .
KOSTEN
29 INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN .
30 VOLGENS ARTIKEL 70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING BLIJVEN ECHTER DE KOSTEN DOOR DE INSTELLINGEN TER ZAKE VAN BEROEPEN VAN PERSONEELSLEDEN DER GEMEENSCHAP GEMAAKT , TE HUNNEN LASTE .
HET HOF VAN JUSTITIE ( TWEEDE KAMER ),
RECHTDOENDE :
1 . VERWERPT HET BEROEP .
2 . VERSTAAT DAT ELK DER PARTIJEN DE EIGEN KOSTEN ZAL DRAGEN .