61981J0271

NATIONALE MONOPOLIES VAN COMMERCIELE AARD - VERDRAGSBEPALINGEN - TOEPASSELIJKHEID OP MONOPOLIES VOOR VERRICHTEN VAN DIENSTEN - VOORWAARDEN

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 37 )

ZOWEL UIT DE PLAATS VAN ARTIKEL 37 IN HET HOOFDSTUK VAN HET EEG-VERDRAG BETREFFENDE DE AFSCHAFFING VAN KWANTITATIEVE BEPERKINGEN , ALS UIT DE IN DIT ARTIKEL GEBEZIGDE TERMINOLOGIE BLIJKT , DAT HET BETREKKING HEEFT OP HET GOEDERENVERKEER EN NIET OP MONOPOLIES VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN .

HET ENKELE FEIT DAT EEN NATIONAAL MONOPOLIE VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN DE OVERHEID VAN DE BETROKKEN LID-STAAT DE MOGELIJKHEID BIEDT EEN TAK VAN DE NATIONALE ECONOMIE TE LEIDEN , IS DAN OOK NIET VOLDOENDE OM TE KUNNEN CONCLUDEREN DAT EEN DERGELIJK MONOPOLIE ONDER ARTIKEL 37 VALT .

HET IS ECHTER NIET UITGESLOTEN DAT EEN MONOPOLIE VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN ZIJDELINGS INVLOED HEEFT OP HET INTRACOMMUNAUTAIRE GOEDERENVERKEER . ZO ZOU EEN ONDERNEMING - OF EEN GEHEEL VAN ONDERNEMINGEN - DIE HET MONOPOLIE HEEFT VOOR HET VERRICHTEN VAN BEPAALDE DIENSTEN , INBREUK KUNNEN MAKEN OP HET BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN , MET NAME WANNEER DIT MONOPOLIE ERTOE LEIDT , DAT INGEVOERDE PRODUKTEN WORDEN GEDISCRIMINEERD TEN OPZICHTE VAN PRODUKTEN VAN NATIONALE OORSPRONG .

IN ZAAK 271/81 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE PAU , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

SOCIETE COOPERATIVE D ' AMELIORATION DE L ' ELEVAGE ET D ' INSEMINATION ARTIFICIELLE DU BEARN , TE BILLERE ,

EN

L . J . M . MIALOCQ ,

H . SAPHORE

EN

SOCIETE AGRI-SEM , TE IDRON ,

OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 37 EEG-VERDRAG ,

1 BIJ VONNIS VAN 22 APRIL 1981 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 7 OKTOBER DAAROPVOLGENDE , HEEFT HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE PAU KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG DRIE PREJUDICIELE VRAGEN GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 37 VAN HET VERDRAG .

2 DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN EEN STRAFZAAK TER ZAKE VAN OVERTREDING VAN DE FRANSE WETTELIJKE REGELING INZAKE DE KUNSTMATIGE INSEMINATIE VAN RUNDEREN , DOOR TWEE VEEHOUDERS DIE KUNSTMATIGE INSEMINATIES HEBBEN VERRICHT IN HET RAYON WAAR DE SOCIETE COOPERATIVE D ' AMELIORATION DE L ' ELEVAGE ET D ' INSEMINATION ARTIFICIELLE DU BEARN BIJ UITSLUITING DAARTOE BEVOEGD IS .

3 BLIJKENS DE INLICHTINGEN VAN DE FRANSE REGERING EN DE COMMISSIE IS DE FRANSE REGELING INZAKE DE KUNSTMATIGE INSEMINATIE VAN RUNDEREN VOORNAMELIJK VERVAT IN WET NR . 66-1005 VAN 28 DECEMBER 1966 ( LOI SUR L ' ELEVAGE , JORF 1966 , BLZ . 11619 ). INGEVOLGE ARTIKEL 5 , EERSTE ALINEA , VAN DEZE WET IS VOOR DE EXPLOITATIE VAN KI-STATIONS EEN MACHTIGING VEREIST . HET ARTIKEL MAAKT ONDERSCHEID TUSSEN STATIONS DIE MET DE PRODUKTIE VAN SPERMA ZIJN BELAST , EN STATIONS DIE ZICH MET HET EIGENLIJKE INSEMINEREN BEZIGHOUDEN , DOCH SLUIT NIET UIT DAT EEN EN HETZELFDE CENTRUM BEIDE ACTIVITEITEN VERRICHT . DE PRODUKTIEWERKZAAMHEDEN BESTAAN IN HET HOUDEN VAN EEN STAL VAN MANNELIJKE FOKDIEREN , HET TESTEN VAN DEZE DIEREN EN HET WINNEN , BEHANDELEN , BEWAREN EN LEVEREN VAN SPERMA . DE INSEMINATIEWERKZAAMHEDEN BESTAAN IN HET INBRENGEN VAN SPERMA BIJ VROUWELIJKE DIEREN OF IN HET HOUDEN VAN TOEZICHT WANNEER HET INSEMINEREN DOOR DAARTOE BEVOEGDE VEEHOUDERS WORDT VERRICHT .

4 VERDER BEPAALT VOORNOEMDE WET VAN 1966 , DAT ELK INSEMINATIESTATION EEN RAYON BEDIENT WAARBINNEN HET ALS ENIGE TOT OPTREDEN BEVOEGD IS ( ARTIKEL 5 , VIERDE ALINEA ); INDIEN EEN RAYON IS TOEGEWEZEN AAN EEN LANDBOUWCOOPERATIE , IS DEZE VERPLICHT OOK NIET-AANGESLOTEN VEEHOUDERS ALS GEBRUIKERS TE AANVAARDEN . VEEHOUDERS DIE IN HET RAYON VAN EEN INSEMINATIESTATION ZIJN GEVESTIGD , KUNNEN DIT STATION VERZOEKEN HEN TE VOORZIEN VAN SPERMA AFKOMSTIG VAN EEN PRODUKTIESTATION VAN HUN KEUZE ( ARTIKEL 5 , VIJFDE ALINEA ); DE UIT EEN DERGELIJKE KEUZE VOORTVLOEIENDE EXTRA KOSTEN KOMEN TEN LASTE VAN DE GEBRUIKER . INSEMINATIESTATIONS DIE NIET TEVENS PRODUKTIESTATIONS ZIJN , WORDEN IN DE REGEL VAN FOKDIEREN OF SPERMA VOORZIEN DOOR HET PRODUKTIESTATION OF -STATIONS WAARMEE ZIJ EEN BEVOORRADINGSCONTRACT HEBBEN GESLOTEN .

5 UITGAANDE VAN DEZE REGELING WORDT IN HET VERWIJZINGSVONNIS GECONSTATEERD DAT ER THANS IN FRANKRIJK EEN TERRITORIAAL MONOPOLIE BESTAAT TEN GUNSTE VAN DE STATIONS VOOR DE INSEMINATIE VAN RUNDEREN . OPGEMERKT WORDT , DAT DE TOEWIJZING VAN EEN EXCLUSIEVE ZONE AAN EEN COOPERATIEVE VERENIGING IN STRIJD ZOU KUNNEN ZIJN MET ARTIKEL 37 EEG-VERDRAG , BETREFFENDE NATIONALE MONOPOLIES VAN COMMERCIELE AARD .

6 DIEN AANGAANDE IS DE NATIONALE RECHTER VAN OORDEEL DAT HET MONOPOLISTISCH KARAKTER VAN DE INSEMINATIESTATIONS ONMISKENBAAR IS EN DAT HET HIERBIJ OM EEN NATIONAAL MONOPOLIE GAAT , OMDAT ALLE STATIONS TEZAMEN GENOMEN GEEN CONCURRENTIE ONDERVINDEN , DAAR DE VEEHOUDERS VERPLICHT ZIJN ZICH VOOR DE KUNSTMATIGE INSEMINATIE VAN HUN RUNDEREN EN ZELFS OM HET SPERMA VAN HUN KEUZE TE VERKRIJGEN , TE WENDEN TOT HET STATION WAARONDER ZIJ RESSORTEREN . DE NATIONALE RECHTER AARZELT ECHTER MET BETREKKING TOT DE VRAAG , OF HET MONOPOLIE VAN DEZE STATIONS VAN COMMERCIELE AARD IS .

7 TENEINDE HIEROVER DUIDELIJKHEID TE VERKRIJGEN HEEFT DE NATIONALE RECHTER IN DE EERSTE PLAATS DE VOLGENDE PREJUDICIELE VRAAG GESTELD :

' ' ZIJN DIENSTVERRICHTINGEN COMMERCIEEL VAN AARD IN DE ZIN VAN ARTIKEL 37 EEG-VERDRAG , WANNEER ZIJ , INGERICHT ALS EEN NATIONAAL MONOPOLIE , DE STAAT DE MOGELIJKHEID BIEDEN EEN TAK VAN DE NATIONALE ECONOMIE TE LEIDEN?

' '

8 VOOREERST ZIJ ERAAN HERINNERD DAT , GELIJK HET HOF REEDS OVERWOOG IN HET ARREST VAN 30 APRIL 1974 ( ZAAK 155/73 , SACCHI , JURISPR . 1974 , BLZ . 409 ), ZOWEL UIT DE PLAATS VAN ARTIKEL 37 IN HET HOOFDSTUK VAN HET EEG-VERDRAG BETREFFENDE DE AFSCHAFFING VAN KWANTITATIEVE BEPERKINGEN , ALS UIT DE IN DIT ARTIKEL GEBEZIGDE TERMINOLOGIE BLIJKT , DAT HET BETREKKING HEEFT OP HET GOEDERENVERKEER EN NIET OP MONOPOLIES VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN .

9 HET ENKELE FEIT DAT EEN NATIONAAL MONOPOLIE VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN DE OVERHEID VAN DE BETROKKEN LID-STAAT DE MOGELIJKHEID BIEDT , OM , ZOALS DE PREJUDICIELE VRAAG HET FORMULEERT , EEN TAK VAN DE NATIONALE ECONOMIE TE LEIDEN , IS DAN OOK NIET VOLDOENDE OM TE KUNNEN CONCLUDEREN DAT EEN DERGELIJK MONOPOLIE ONDER ARTIKEL 37 VALT .

10 HET IS ECHTER NIET UITGESLOTEN DAT EEN MONOPOLIE VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN ZIJDELINGS INVLOED HEEFT OP HET INTRACOMMUNAUTAIRE GOEDERENVERKEER . ZO ZOU EEN ONDERNEMING - OF EEN GEHEEL VAN ONDERNEMINGEN - DIE HET MONOPOLIE HEEFT VOOR HET VERRICHTEN VAN BEPAALDE DIENSTEN , INBREUK KUNNEN MAKEN OP HET BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN , MET NAME WANNEER DIT MONOPOLIE ERTOE LEIDT , DAT INGEVOERDE PRODUKTEN WORDEN GEDISCRIMINEERD TEN OPZICHTE VAN PRODUKTEN VAN NATIONALE OORSPRONG .

11 DE FEITEN DIE IN HET VERWIJZINGSVONNIS ZIJN VERMELD , EN DIE WELKE TIJDENS DE PROCEDURE VOOR HET HOF AAN DE DAG ZIJN GEKOMEN , VOLSTAAN ECHTER NIET OM TE KUNNEN ZEGGEN DAT EEN WETTELIJKE REGELING VAN HET TYPE ALS IN FRANKRIJK VOOR DE KUNSTMATIGE INSEMINATIE VAN RUNDEREN GELDT , INDIRECT EEN MONOPOLIEPOSITIE CREEERT DIE HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN BELEMMERT .

12 HET BLIJKT IMMERS DAT , VOLGENS DE FRANSE WETTELIJKE REGELING , ELKE INDIVIDUELE VEEHOUDER HET INSEMINATIESTATION WAARONDER HIJ RESSORTEERT , KAN VERZOEKEN HEM SPERMA TE VERSCHAFFEN AFKOMSTIG VAN EEN PRODUKTIESTATION VAN ZIJN KEUZE IN FRANKRIJK OF IN HET BUITENLAND . DE FRANSE REGERING HEEFT EROP GEWEZEN , DAT DE FRANSE WETTELIJKE REGELING NIETS BEVAT WAT EEN INSEMINATIESTATION OF ZELFS EEN INDIVIDUELE VEEHOUDER ZOU VERHINDEREN ZICH VOOR DE AANKOOP VAN SPERMA RECHTSTREEKS TOT EEN BUITENLANDS CENTRUM TE WENDEN EN OM DE DAARVOOR NOODZAKELIJKE INVOERVERGUNNINGEN TE VERKRIJGEN .

13 OP DE EERSTE VRAAG MOET DERHALVE WORDEN GEANTWOORD , DAT ARTIKEL 37 ALDUS MOET WORDEN UITGELEGD , DAT HET GEEN BETREKKING HEEFT OP EEN MONOPOLIE VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN , ZELFS WANNEER DIT MONOPOLIE DE BETROKKEN LID-STAAT DE MOGELIJKHEID BIEDT EEN TAK VAN DE NATIONALE ECONOMIE TE LEIDEN , MITS HET GEEN INBREUK MAAKT OP HET BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN DOOR INGEVOERDE PRODUKTEN TE DISCRIMINEREN TEN OPZICHTE VAN PRODUKTEN VAN NATIONALE OORSPRONG .

14 GELET OP HET VOORGAANDE , BEHOEVEN DE TWEEDE EN DERDE VRAAG , DIE ENKEL DE WERKZAAMHEDEN VAN EEN DIENSTVERRICHTINGSMONOPOLIE BETREFFEN , GEEN BEANTWOORDING MEER .

KOSTEN

15 DE KOSTEN DOOR DE FRANSE REGERING EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING VAN HUN OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN . TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET TRIBUNAL DE GRANDE INSTANCE TE PAU BIJ VONNIS VAN 22 APRIL 1981 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

ARTIKEL 37 EEG-VERDRAG HEEFT GEEN BETREKKING OP EEN MONOPOLIE VOOR HET VERRICHTEN VAN DIENSTEN , ZELFS WANNEER DIT MONOPOLIE DE BETROKKEN LID-STAAT DE MOGELIJKHEID BIEDT EEN TAK VAN DE NATIONALE ECONOMIE TE LEIDEN , MITS HET GEEN INBREUK MAAKT OP HET BEGINSEL VAN HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN DOOR INGEVOERDE PRODUKTEN TE DISCRIMINEREN TEN OPZICHTE VAN PRODUKTEN VAN NATIONALE OORSPRONG .