This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61981CJ0207
Judgment of the Court (Third Chamber) of 5 May 1983. # Kuno Ditterich v Commission of the European Communities. # Application for annulment of a periodic report - Application for damages - Alternative application for evidence to be given by witnesses. # Case 207/81.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 mei 1983.
Kuno Ditterich tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Beroep tot nietigverklaring van een beoordelingsrapport - Verzoek om schadevergoeding - Subsidiair verzoek om verificatie door getuigen.
Zaak 207/81.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 5 mei 1983.
Kuno Ditterich tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Beroep tot nietigverklaring van een beoordelingsrapport - Verzoek om schadevergoeding - Subsidiair verzoek om verificatie door getuigen.
Zaak 207/81.
Jurisprudentie 1983 -01359
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1983:123
ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 5 MEI 1983. - KUNO DITTERICH TEGEN COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. - (" BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN EEN BEOORDELINGSRAPPORT - VERZOEK OM SCHADEVERGOEDING - SUBSIDIAIR VERZOEK OM VERIFICATIE DOOR GETUIGEN "). - ZAAK NO. 207/81.
Jurisprudentie 1983 bladzijde 01359
Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
1 . AMBTENAREN - BEOORDELING - BEOORDELINGSRAPPORTEN - RECHTERLIJKE TOETSING - GRENZEN
( AMBTENARENSTATUUT , ART . 43 )
2 . AMBTENAREN - BEOORDELING - BEOORDELINGSRAPPORTEN - DOEL - OPMAKING - VERPLICHTING VAN ADMINISTRATIE - VERTRAAGDE OPMAKING - OVERSCHRIJDING VAN REDELIJKE TERMIJN - RECHTVAARDIGING NOODZAKELIJK
( AMBTENARENSTATUUT , ART . 43 )
3 . AMBTENAREN - BEOORDELING - BEOORDELINGSRAPPORTEN - VERTRAAGDE OPMAKING - ERNSTIGE EN ONGERECHTVAARDIGDE OVERSCHRIJDING VAN REDELIJKE TERMIJN - FOUT WAARVOOR ADMINISTRATIE AANSPRAKELIJK KAN WORDEN GESTELD
( AMBTENARENSTATUUT , ART . 43 )
1 . BEOORDELINGSRAPPORTEN BEVATTEN WAARDERINGEN DIE SLECHTS IN RECHTE KUNNEN WORDEN GETOETST WEGENS ONREGELMATIGHEDEN IN DE VORM , KENNELIJKE FEITELIJKE ONJUISTHEDEN OF MISBRUIK VAN DE BEOORDELINGSVRIJHEID VAN DEGENEN DIE BIJ HET OPMAKEN VAN DEZE RAPPORTEN BETROKKEN ZIJN .
HET DOOR EEN AMBTENAAR INGESTELDE BEROEP TEGEN EEN BEOORDELINGSRAPPORT KAN NIET SLAGEN VOORZOVER DE GRIEVEN GEEN BETREKKING HEBBEN OP KENNELIJKE FEITELIJKE ONJUISTHEDEN DIE OBJECTIEF KUNNEN WORDEN GEVERIFIEERD , NOCH OP OBJECTIEF TE TOETSEN WAARDERINGEN OF BEOORDELINGEN , MAAR WAARDEOORDELEN BETREFFEN WAARVAN DE JUISTHEID , GEZIEN DE AARD EN INHOUD VAN DEZE OORDELEN , AAN CONTROLE DOOR HET HOF IS ONTTROKKEN .
2.VOLGENS ARTIKEL 43 VAN HET STATUUT MOET VAN IEDERE AMBTENAAR TEN MINSTE OM DE TWEE JAAR EEN BEOORDELINGSRAPPORT WORDEN OPGESTELD INZAKE DIENS BEKWAAMHEID , PRESTATIES EN GEDRAG IN DE DIENST .
DIT RAPPORT MOET TEN BEHOEVE VAN DE GOEDE ADMINISTRATIE EN RATIONALISATIE VAN DE DIENSTEN VAN DE GEMEENSCHAP EN TER WAARBORGING VAN DE BELANGEN VAN DE AMBTENAREN VERPLICHT WOR- DEN OPGEMAAKT . TELKENS WANNEER DE LOOPBAAN VAN EEN AMBTENAAR DOOR HET HIERARCHISCH GEZAG IN AANMERKING WORDT GENOMEN , VORMT HET EEN ONONTBEERLIJK BEOORDELINGSCRITERIUM .
EEN VAN DE GEBIEDENDE PLICHTEN VAN DE ADMINISTRATIE IS DERHALVE , ERVOOR TE ZORGEN DAT DIT RAPPORT PERIODIEK OP HET DOOR HET STATUUT VOORGESCHREVEN TIJDSTIP EN OP DEUGDELIJKE WIJZE WORDT OPGEMAAKT . GESTELD KAN WORDEN DAT DE ADMINISTRATIE DAARTOE OVER EEN REDELIJKE TERMIJN BESCHIKT EN DAT IEDERE OVERSCHRIJDING VAN DIE TERMIJN HAAR RECHTVAARDIGING MOET VINDEN IN HET BESTAAN VAN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN .
3.INDIEN DE ADMINISTRATIE DE REDELIJKE TERMIJN WAAROVER ZIJ BESCHIKT VOOR HET OPSTELLEN VAN DE BEOORDELING VAN EEN AMBTENAAR , RUIMSCHOOTS OVERSCHRIJDT EN NIET HET BESTAAN KAN AANTONEN VAN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN DIE DEZE OVERSCHRIJDING RECHTVAARDIGEN , BEGAAT ZIJ EEN FOUT WAARVOOR ZIJ AANSPRAKELIJK KAN WORDEN GESTELD .
IN ZAAK 207/81 ,
KUNO DITTERICH , VERTEGENWOORDIGD DOOR M . SLUSNY , ADVOCAAT TE BRUSSEL , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ E . ARENDT , ADVOCAAT ALDAAR , CENTRE LOUVIGNY , RUE PHILIPPE-II , 34 B ,
VERZOEKER ,
TEGEN
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , VERTEGENWOORDIGD DOOR HAAR GEMACHTIGDEN J . PIPKORN EN H . VAN LIER , LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST , DOMICILIE GEKOZEN HEBBENDE TE LUXEMBURG BIJ O . MONTALTO , LID VAN HAAR JURIDISCHE DIENST , BATIMENT JEAN MONNET , KIRCHBERG ,
VERWEERSTER ,
BETREFFENDE EEN VERZOEK OM NIETIGVERKLARING VAN VERZOEKERS BEOORDELINGSRAPPORT OVER DE PERIODE 1 JULI 1975 TOT 30 JUNI 1977 , EEN VERZOEK OM SCHADEVERGOEDING WEGENS DE BIJ HET OPMAKEN VAN GENOEMD RAPPORT OPGETREDEN ONREGELMATIGHEDEN EN VERTRAGING , EN , SUBSIDIAIR , EEN VERZOEK , VERWEERSTER TE GELASTEN HET GEHELE DOSSIER BETREFFENDE HET BEOORDELINGSRAPPORT 1975 - 1977 OVER TE LEGGEN ALSMEDE DE VERIFICATIE DOOR GETUIGEN TE GELASTEN VAN EEN AANTAL IN HET VERZOEKSCHRIFT OMSCHREVEN FEITEN ,
1 BIJ VERZOEKSCHRIFT , INGEKOMEN TER GRIFFIE VAN HET HOF OP 8 JULI 1981 , HEEFT K . DITTERICH , AMBTENAAR VAN DE WETENSCHAPPELIJKE GROEP IN DE RANG A 5/8 BIJ HET GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK ( GCO ) TE ISPRA , BEROEP INGESTELD STREKKENDE TOT :
1 . NIETIGVERKLARING VAN HET OP 20 DECEMBER 1979 OPGESTELDE BEOORDELINGSRAPPORT BETREFFENDE VERZOEKER OVER DE PERIODE 1 JULI 1975 TOT 30 JUNI 1977 , EN VAN HET BESLUIT VAN DE BEOORDELAAR IN BEROEP VAN 22 OKTOBER 1980 TOT VASTSTELLING VAN DE DEFINITIEVE VERSIE VAN DIT RAPPORT . OVEREENKOMSTIG HET IN HET VERZOEKSCHRIFT GEMAAKTE VOORBEHOUD HEEFT VERZOEKER IN REPLIEK ZIJN CONCLUSIE VERRUIMD EN VERZOCHT OM NIETIGVERKLARING VAN HET UITDRUKKELIJK BESLUIT VAN 11 AUGUSTUS 1981 WAARBIJ DE COMMISSIE , NA INSTELLING VAN HET ONDERHAVIGE BEROEP , ZIJN KLACHT VAN 1 DECEMBER 1980 HEEFT VERWORPEN ;
2.VEROORDELING VAN DE COMMISSIE AAN VERZOEKER EEN BEDRAG VAN BFR 500 000 TE BETALEN TER VERGOEDING VAN DE MATERIELE EN IMMATERIELE SCHADE DOOR HEM ALS GEVOLG VAN DIT BEOORDELINGSRAPPORT GELEDEN . IN REPLIEK HEEFT VERZOEKER EVENWEL VERKLAARD , ZICH VOOR DE HOOGTE VAN DE SCHADEVERGOEDING WAAROP HIJ AANSPRAAK KAN MAKEN , TE REFEREREN AAN HET OORDEEL VAN HET HOF ;
3.SUBSIDIAIR VORDERT VERZOEKER , DAT DE COMMISSIE HET GEHELE DOSSIER BETREFFENDE HET IN GEDING ZIJNDE BEOORDELINGSRAPPORT ZAL OVERLEGGEN EN DAT DE IN VOORMELD RAPPORT AANGEBRACHTE VERMELDINGEN DOOR GETUIGEN ZULLEN WORDEN GEVERIFIEERD .
2 BLIJKENS HET DOSSIER WAS VERZOEKER TOT 1 JANUARI 1977 WERKZAAM BIJ DEPARTEMENT C , AFDELING CHEMIE , VAN HET GCO TE ISPRA ; MET INGANG VAN DIE DATUM WERD HIJ TEWERKGESTELD BIJ DEPARTEMENT A .
3 OP 20 DECEMBER 1979 WERD DOOR G . R . BISHOP , DIRECTEUR VAN DEPARTEMENT C VAN HET GCO , NA RAADPLEGING VAN DE HOOFDEN VAN DE DIENSTEN WAARBIJ VERZOEKER WAS TEWERKGESTELD , EEN BEOORDELINGSRAPPORT VAN VERZOEKER OPGESTELD OVER DE PERIODE 1 JULI 1975 TOT 30 JUNI 1977 .
4 DIT RAPPORT BEVAT EEN ALGEMENE BEOORDELING , VOLGENS WELKE VERZOEKER EEN TE GERINGE BEREIDHEID TOT SAMENWERKING ZOU VERTONEN , HOEWEL ZIJN ' ' BEKWAAMHEID ' ' EN ' ' PRESTATIES ' ' ALS ' ' HOGER DAN NORMAAL ' ' EN ZIJN ' ' GEDRAG IN DE DIENST ' ' ALS ' ' NORMAAL ' ' WORDEN AANGEMERKT .
5 GEBRUIK MAKEND VAN DE IN ARTIKEL 43 , TWEEDE ALINEA , AMBTENARENSTATUUT VOORZIENE MOGELIJKHEID , AAN HET BEOORDELINGSRAPPORT OPMERKINGEN TOE TE VOEGEN , VERLANGDE VERZOEKER DAT DE AANTEKENING VAN DE BEOORDELAAR INZAKE EEN TE GERINGE BEREIDHEID TOT SAMENWERKING ZOU WORDEN GESCHRAPT , EN WENDDE HIJ ZICH TOT DE BEOORDELAAR IN BEROEP , R . MAS , PLAATSVERVANGEND DIRECTEUR-GENERAAL VAN HET GCO EN DIRECTEUR VAN DE INRICHTING TE ISPRA . LAATSTGENOEMDE BEVESTIGDE EVENWEL HET BEOORDELINGSRAPPORT OP 26 MAART 1980 .
6 DAAROP DEED VERZOEKER OP 31 MAART 1980 EEN BEROEP OP HET PARITAIR BEOORDELINGSCOMITE , DAT OP 15 JULI 1980 ADVIES UITBRACHT . VASTSTELLENDE DAT VERZOE KERS ' ' GEDRAG IN DE DIENST ' ' MET ' ' NORMAAL ' ' WAS BEOORDEELD , TERWIJL DIT GEDRAG IN HET VORIGE BEOORDELINGSRAPPORT , OVER DE PERIODE 1973-1975 , ALS ' ' HOGER DAN NORMAAL ' ' WAS AANGEMERKT , VERZOCHT HET PARITAIR BEOORDELINGSCOMITE DE BEOORDELAAR IN BEROEP , MAS , DE BEOORDELING VAN VERZOEKERS GEDRAG NADER TOE TE LICHTEN .
7 DAAROP VULDE MAS OP 22 OKTOBER 1980 HET BEOORDELINGSRAPPORT AAN MET DE OPMERKING , DAT DE AANGEVOCHTEN BEOORDELING BERUSTTE OP DE OMSTANDIGHEID DAT VERZOEKER ZICH GEDURENDE DE BEOORDELINGSPERIODE SYSTEMATISCH HAD VERZET TEGEN ELK BESLUIT VAN ZIJN HIERARCHIEKE MEERDEREN DAT HEM RAAKTE .
8 BIJ NOTA VAN 1 DECEMBER 1980 DIENDE VERZOEKER KRACHTENS ARTIKEL 90 , LID 2 , AMBTENARENSTATUUT EEN KLACHT IN TEGEN HET BESLUIT VAN HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG VAN 22 OKTOBER 1980 HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE DEFINITIEVE VERSIE VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT . NADAT DE ADMINISTRATIE GEDURENDE MEER DAN VIER MAANDEN NIET OP DEZE KLACHT HAD GEREAGEERD , STELDE VERZOEKER HET ONDERHAVIGE BEROEP IN .
DE VORDERING TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT
9 IN ZIJN SCHRIFTELIJKE OPMERKINGEN HEEFT VERZOEKER AANGEVOERD , DAT DE BEOORDELAAR IN BEROEP DE BEOORDELING VAN HET GEDRAG IN DE DIENST NIET MOCHT MOTIVEREN , AANGEZIEN DAARVOOR DE WAARDERING ' ' NORMAAL ' ' WAS TOEGEKEND , ALSMEDE DAT HET BEOORDELINGSRAPPORT NIET IN ZIJN MOEDERTAAL WAS GESTELD . BEIDE MIDDELEN ZIJN TER TERECHTZITTING INGETROKKEN , ZODAT ZIJ NIET BEHOEVEN TE WORDEN ONDERZOCHT .
10 VERZOEKER STELT DAT DE ALGEMENE BEOORDELING , VOLGENS WELKE ZIJN BEREIDHEID TOT SAMENWERKING ONTOEREIKEND WAS , OP EEN ONJUISTE WAARDERING VAN DE FEITEN BERUST EN INNERLIJK TEGENSTRIJDIGD IS . DE OMSTANDIGHEID DAT HIJ IN HET BETROKKEN TIJDVAK IN SAMENWERKING MET ENKELE COLLEGA ' S EEN AANTAL STUDIES HEEFT GEPUBLICEERD , ZOU IN TEGENSPRAAK ZIJN MET ZOWEL DE ALGEMENE BEOORDELING ALS DE OPMERKING VAN DE BEOORDELAAR IN BEROEP OVER VERZOEKERS SYSTEMATISCHE VERZET .
11 VOORTS BETOOGT VERZOEKER DAT INDIEN DE BEOORDELINGEN VAN DE EERSTE BEOORDELAAR EN VAN DE BEOORDELAAR IN BEROEP GERECHTVAARDIGD WAREN GEWEEST , DE BEOORDELING VAN ZIJN GEDRAG IN DE DIENST ' ' LAGER DAN NORMAAL ' ' HAD MOETEN LUIDEN , HETGEEN EVENWEL NIET HET GEVAL IS ; HET BEOORDELINGSRAPPORT BEVAT DERHALVE TEGENSTRIJDIGE BEOORDELINGEN EN WAARDERINGEN .
12 TENSLOTTE VOERT VERZOEKER AAN , DAT DEZE BEOORDELINGEN IN WERKELIJKHEID NIET ZIJN TERUG TE VOEREN OP ZIJN BEKWAAMHEID , PRESTATIES OF GEDRAG IN DE DIENST , MAAR OP EEN GESCHIL TUSSEN HEM EN DE ADMINISTRATIE NAAR AANLEIDING VAN DE AFWIJZING VAN ZIJN VERZOEK OM BEVORDERING , IN WELK GESCHIL HET HOF BIJ ARREST VAN 12 OKTOBER 1978 ( ZAAK 86/77 , JURISPR . 1978 , BLZ . 1855 ) UITSPRAAK HEEFT GEDAAN .
13 VOLGENS VASTE RECHTSPRAAK BEVATTEN BEOORDELINGSRAPPORTEN WAARDERINGEN DIE SLECHTS IN RECHTE KUNNEN WORDEN GETOETST WEGENS ONREGELMATIGHEDEN IN DE VORM , KENNELIJKE FEITELIJKE ONJUISTHEDEN OF MISBRUIK VAN DE BEOORDELINGSVRIJHEID VAN DEGENEN DIE BIJ HET OPMAKEN VAN DEZE RAPPORTEN BETROKKEN ZIJN .
14 WAT DE BEWEERDELIJKE TEGENSTRIJDIGHEDEN BETREFT MOET IN DE EERSTE PLAATS WORDEN OPGEMERKT , DAT DE PUBLIKATIE VAN STUDIES IN SAMENWERKING MET BEPAALDE COLLEGA ' S BLIJK MOGE GEVEN VAN DE GESCHIKTHEID VAN BETROKKENE VOOR BEPAALDE SOORTEN WERKZAAMHEDEN IN GROEPSVERBAND , DOCH NIET NOODZAKELIJKERWIJS DUIDT OP EEN ZELFDE BEREIDWILLIGHEID TOT SAMENWERKING BINNEN DE DIENST . DE BEOORDELING VAN DE EERSTE BEOORDELAAR IS DERHALVE NIET TEGENSTRIJDIG . IN DE TWEEDE PLAATS MOET WORDEN OPGEMERKT DAT BETROKKENE NIET BESTRIJDT , ONDANKS ONTVANGEN OPDRACHTEN ONDERZOEKSWERKZAAMHEDEN TEN BEHOEVE VAN DOOR DE RAAD GESTAAKTE PROGRAMMA ' S TE HEBBEN VOORTGEZET . DEZE HOUDING WAS VOOR DE BEOORDELAAR IN BEROEP VOLDOENDE GROND , AAN VERZOEKERS ' ' GEDRAG IN DE DIENST ' ' EEN LAGERE WAARDERING TOE TE KENNEN DAN HEM IN HET VORIGE BEOORDELINGSRAPPORT WAS TOEGEKEND . DE BEOORDELING VAN DE BEOORDELAAR IN BEROEP EN DE WAARDERING VAN VERZOEKERS ' ' GEDRAG IN DE DIENST ' ' ZIJN DERHALVE EVENMIN MET ELKAAR IN TEGENSPRAAK .
15 DE OVERIGE BEZWAREN VAN VERZOEKER HEBBEN GEEN BETREKKING OP KENNELIJKE FEITELIJKE ONJUISTHEDEN DIE OBJECTIEF KUNNEN WORDEN GEVERIFIEERD , NOCH OP OBJECTIEF TE TOETSEN WAARDERINGEN OF BEOORDELINGEN , MAAR BETREFFEN WAARDEOORDELEN WAARVAN DE JUISTHEID GEZIEN DE AARD EN DE INHOUD VAN DEZE OORDELEN , AAN CONTROLE DOOR HET HOF IS ONTTROKKEN .
16 ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN MOETEN VERZOEKERS GRIEVEN WORDEN VERWORPEN , ZONDER DAT ER TERMEN AANWEZIG ZIJN OM , ZOALS VERZOEKER SUBSIDIAIR HEEFT GEVORDERD , EEN ONDERZOEK IN TE STELLEN NAAR DE JUISTHEID VAN DE IN HET BEOORDELINGSRAPPORT VERVATTE KRITIEK , DE COMMISSIE TE VERZOEKEN OM OVERLEGGING VAN HET GEHELE DOSSIER BETREFFENDE HET ONDERHAVIGE BEOORDELINGSRAPPORT , EN IN HET BEOORDELINGSRAPPORT VERVATTE BEOORDELINGEN DOOR GETUIGEN TE VERIFIEREN .
DE VORDERING TOT NIETIGVERKLARING VAN DE UITDRUKKELIJKE AFWIJZING VAN VERZOEKERS KLACHT
17 VERZOEKER VORDERT VOORTS NIETIGVERKLARING VAN DE UITDRUKKELIJKE AFWIJZING VAN DE DOOR HEM OP 1 DECEMBER 1980 OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 90 , LID 2 , VAN HET STATUUT INGEDIENDE KLACHT . DEZE AFWIJZING ZOU ONREGELMATIG ZIJN WEGENS SCHENDING VAN DE BEPALINGEN VAN DE GIDS VOOR DE BEOORDELING 1971 , DIE VAN TOEPASSING WAS OP DE BEOORDELINGSPERIODEN TUSSEN 1969 EN 1977 .
18 VOLGENS DE ALGEMENE OPMERKING OP BLADZIJDE 187 VAN DE GIDS VOOR DE BEOORDELING 1971 KAN DE AMBTENAAR ' ' VANAF HET MOMENT DAT HET NEGATIEVE ADVIES VAN HET PARITAIRE BEOORDELINGSCOMITE ( ZIE PUNT C.3.A ) OF DE LAATSTE BESLISSING VAN DE BEOORDELAAR IN BEROEP ( ZIE PUNT C.3.B ) OFFICIEEL AAN ( HEM ) IS MEDEGEDEELD , . . . EEN KLACHT KRACHTENS ARTIKEL 90 VAN HET STATUUT INDIENEN . HET PARITAIRE BEOORDELINGSCOMITE WORDT OVER DEZE KLACHT GERAADPLEEGD . VERVOLGENS IS HET DE TAAK VAN DE COMMISSIE , ALS HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG , UITSPRAAK TE DOEN OVER DE INGEDIENDE KLACHT ' ' .
19 HET MOGE JUIST ZIJN , DAT VERZOEKERS KLACHT TEGEN HET BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN DE DEFINITIEVE VERSIE VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT IN STRIJD MET VOORNOEMDE AANWIJZINGEN NIET AAN HET PARITAIR BEOORDELINGSCOMITE IS VOORGELEGD , DOCH DEZE OMSTANDIGHEID KAN IN HET ONDERHAVIGE GEVAL NIET ALS SCHENDING VAN EEN WEZENLIJK VORMVOORSCHRIFT WORDEN AANGEMERKT . HET PARITAIR BEOORDELINGSCOMITE WAS IMMERS REEDS VAN VERZOEKERS GEVAL IN KENNIS GESTELD EN DE BEOORDELAAR IN BEROEP HAD HET BEOORDELINGSRAPPORT OP ADVIES VAN DIT COMITE AANGEVULD .
20 MITSDIEN MOETEN DE IN REPLIEK GEFORMULEERDE VORDERINGEN WORDEN AFGEWEZEN .
DE VORDERING TOT TOEKENNING VAN SCHADEVERGOEDING
21 VERZOEKER VOERT AAN DAT HET AANGEVOCHTEN BEOORDELINGSRAPPORT , DAT BETREKKING HEEFT OP DE PERIODE 1975-1977 EN UITERLIJK EIND 1977 GEREED HAD MOETEN ZIJN , PAS OP 29 DECEMBER 1979 DOOR DE BEOORDELAAR WERD ONDERTEKEND .
DEZE VERTRAGING WERD VOLGENS VERZOEKER NOG VERGROOT , DOORDAT HET ADVIES VAN HET PARITAIR BEOORDELINGSCOMITE VAN 15 JULI 1980 IN STRIJD MET DE BEPALINGEN VAN DE GIDS VOOR DE BEOORDELING PAS OP 22 OKTOBER WERD OPGEVOLGD .
22 DEZE DIENSTFOUT ZOU VERGOEDING VAN DE VEROORZAAKTE MATERIELE EN IMMATERIELE SCHADE RECHTVAARDIGEN .
23 VOLGENS ARTIKEL 43 VAN HET STATUUT MOET VAN IEDERE AMBTENAAAR TEN MINSTE OM DE TWEE JAAR EEN BEOORDELINGSRAPPORT WORDEN OPGESTELD INZAKE DIENS BEKWAAMHEID , PRESTATIES EN GEDRAG IN DE DIENST .
24 DIT RAPPORT MOET TEN BEHOEVE VAN DE GOEDE ADMINISTRATIE EN RATIONALISATIE VAN DE DIENSTEN VAN DE GEMEENSCHAP EN TER WAARBORGING VAN DE BELANGEN VAN DE AMBTENAREN VERPLICHT WORDEN OPGEMAAKT . TELKENS WANNEER DE LOOPBAAN VAN EEN AMBTENAAR DOOR HET HIERARCHISCH GEZAG IN AANMERKING WORDT GENOMEN , VORMT HET EEN ONONTBEERLIJK BEOORDELINGSCRITERIUM .
25 EEN VAN DE GEBIEDENDE PLICHTEN VAN DE ADMINISTRATIE IS DERHALVE , ERVOOR TE ZORGEN DAT DIT RAPPORT PERIODIEK OP HET DOOR HET STATUUT VOORGESCHREVEN TIJDSTIP EN OP DEUGDELIJKE WIJZE WORDT OPGEMAAKT . GESTELD KAN WORDEN DAT DE ADMINISTRATIE DAARTOE OVER EEN REDELIJKE TERMIJN BESCHIKT EN DAT IEDERE OVERSCHRIJDING VAN DIE TERMIJN HAAR RECHTVAARDIGING MOET VINDEN IN HET BESTAAN VAN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN .
26 UIT DE PROCESSTUKKEN ALSOOK UIT DE TER TERECHTZITTING GEMAAKTE OPMERKINGEN BLIJKT , DAT HET TOT AANSTELLING BEVOEGDE GEZAG VAN HET GCO TE ISPRA IN CASU DE REDELIJKE TERMIJN WAAROVER ZIJ BESCHIKTE VOOR HET OPSTELLEN VAN VERZOEKERS BEOORDELING , RUIMSCHOOTS HEEFT OVERSCHREDEN , EN DAT ZIJ NIET HET BESTAAN HEEFT KUNNEN AANTONEN VAN BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN DIE DEZE OVERSCHRIJDING RECHTVAARDIGEN .
27 ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN HEEFT VERZOEKER TERECHT AANGEVOERD , DAT DE ADMINISTRATIE EEN FOUT HEEFT GEMAAKT WAARVOOR ZIJ AANSPRAKELIJK KAN WORDEN GESTELD .
28 VERZOEKER HEEFT WELISWAAR NIET AANGETOOND DAT DEZE FOUT EEN BEVORDERING WAARVOOR HIJ IN AANMERKING HAD KUNNEN KOMEN , IN DE WEG HEEFT GESTAAN OF VERTRAAGD , DOCH WEL DAT HIJ IMMATERIELE SCHADE HEEFT GELEDEN DOORDAT ZIJN PERSOONSDOSSIER ONDEUGDELIJK EN ONVOLLEDIG WAS . DE VORDERING TOT VERGOEDING VAN DEZE SCHADE IS DERHALVE GEGROND .
29 BIJ EEN JUISTE WAARDERING VAN DEZE SCHADE BEDRAAGT DE DOOR DE COMMISSIE AAN VERZOEKER TE BETALEN VERGOEDING BFR 20 000 .
KOSTEN
30 INGEVOLGE ARTIKEL 69 , PARAGRAAF 2 , VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING MOET DE IN HET ONGELIJK GESTELDE PARTIJ IN DE KOSTEN WORDEN VERWEZEN . INGEVOLGE ARTIKEL 70 VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING BLIJVEN DE DOOR DE INSTELLINGEN TER ZAKE VAN BEROEPEN VAN PERSONEELSLEDEN DER GEMEENSCHAPPEN GEMAAKTE KOSTEN EVENWEL TE HAREN LASTE . GELET OP DE VERTRAGING WAARMEE DE ADMINISTRATIE TE ISPRA HET BEOORDELINGSRAPPORT HEEFT OPGESTELD ALSOOK DE OMSTANDIGHEID DAT DEZE FOUT BIJ HERHALING WORDT BEGAAN , DIENT DE COMMISSIE IN DE KOSTEN TE WORDEN VERWEZEN .
HET HOF VAN JUSTITIE ( DERDE KAMER ),
RECHTDOENDE :
1 . VERWERPT HET BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT .
2.VERWERPT HET BEROEP TOT NIETIGVERKLARING VAN HET UITDRUKKELIJK BESLUIT VAN 11 AUGUSTUS 1981 .
3.VERSTAAT DAT DE COMMISSIE EEN VERGOEDING VAN BFR 20 000 ZAL BETALEN WEGENS DE VERTRAAGDE OPSTELLING VAN HET BEOORDELINGSRAPPORT .
4.VERWIJST DE COMMISSIE IN DE KOSTEN .