61979J0124

GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF - COMMUNAUTAIRE TARIEFCONTINGENTEN - BEVROREN RUNDVLEES - BEHEERSBEVOEGDHEID VAN DE LID-STATEN - VERDELING VAN NATIONALE QUOTA - BETROKKEN ONDERNEMERS - BEGRIP - ONDERNEMINGEN DIE VALLEN ONDER DE BIJZONDERE INVOERREGELING VOOR RUNDVLEES BESTEMD VOOR DE VERWERKING BEHOREN HIERTOE

( VERORDENING NR . 3063/78 VAN DE RAAD , ARTIKEL 3 , LID 1 )

MET ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3063/78 BETREFFENDE DE OPENING , DE VERDELING EN DE WIJZE VAN BEHEER VAN EEN COMMUNAUTAIR TARIEFCONTINGENT VOOR BEVROREN RUNDVLEES ZIJN VERENIGBAAR ALLE DOOR EEN BEVOEGDE NATIONALE INSTANTIE VASTGESTELDE WIJZEN VAN VERDELING WAARBIJ ONDER DE IN GENOEMDE BEPALING BEDOELDE ' ' BETROKKENEN ' ' WORDEN BEGREPEN DE ONDERNEMINGEN DIE VALLEN ONDER DE REGELING VAN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING NR . 805/68 VAN DE RAAD , ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 425/77 , ZELFS INDIEN HIERUIT BIJ DE VERDELING VAN HET BETROKKEN CONTINGENT EEN OVEREENKOMSTIGE VERMINDERING VAN HET GEDEELTE VAN DE ANDERE IMPORTEURS VOORTVLOEIT .

IN ZAAK 124/79

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

J . A . VAN WALSUM BV , GEVESTIGD TE ROTTERDAM ,

EN

PRODUKTSCHAP VOOR VEE EN VLEES , GEVESTIGD TE RIJSWIJK ,

OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3063/78 VAN DE RAAD VAN 18 DECEMBER 1978 BETREFFENDE DE OPENING , DE VERDELING EN DE WIJZE VAN BEHEER VAN EEN COMMUNAUTAIR TARIEFCONTINGENT VOOR BEVROREN RUNDVLEES VAN ONDERVERDELING 02.01 A II B ) VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ( 1979 ) ( PB L 366 VAN 1978 , BLZ . 6 ),

1 BIJ UITSPRAAK VAN 31 JULI 1979 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 6 AUGUSTUS 1979 , HEEFT HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG EEN PREJUDICIELE VRAAG GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NR . 3063/78 VAN DE RAAD VAN 18 DECEMBER 1978 BETREFFENDE DE OPENING , DE VERDELING EN DE WIJZE VAN BEHEER VAN EEN COMMUNAUTAIR TARIEFCONTINGENT VOOR BEVROREN RUNDVLEES VAN ONDERVERDELING 02.01 A II B ) VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ( 1979 ) ( PB L 366 VAN 1978 , BLZ . 6 ).

2 UIT DE STUKKEN BLIJKT DAT DE GEMEENSCHAP ZICH IN HET KADER VAN HET GENERAL AGREEMENT ON TARIFFS AND TRADE ( GATT ) HEEFT VERPLICHT OM EEN JAARLIJKS COMMUNAUTAIR CONTINGENT TEGEN EEN INVOERRECHT VAN 20 % TE OPENEN VOOR DE INVOER VAN RUNDVLEES AFKOMSTIG UIT BIJ DE GATT AANGESLOTEN DERDE LANDEN ( POST 02.01 A II B ) VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF . DIT CONTINGENT WORDT DOOR DE GEMEENSCHAP IEDER JAAR OVER DE LID-STATEN VERDEELD WAARBIJ VOOR DE BENELUX-LANDEN EEN SUB-CONTINGENT WORDT VASTGESTELD DAT DOOR DIE LANDEN ONDERLING WORDT VERDEELD . HET CONTINGENT VOOR 1979 DAT BIJ VERORDENING NR . 3063/78 AAN DE BENELUX-LANDEN IS TOEGEDEELD , BELOOPT IN TOTAAL 4 240 TON WAARVAN VOLGENS EEN INTERNE VERDEELSLEUTEL TUSSEN DE BENELUX- LANDEN 2 756 TON AAN NEDERLAND TOEKOMT .

3 HET PRODUKTSCHAP VOOR VEE EN VLEES DAT IN NEDERLAND IS BELAST MET DE VERDELING VAN HET NATIONALE CONTINGENT HEEFT BIJ BESLUIT VAN 11 JULI 1979 EEN BEPAALDE SLEUTEL VASTGESTELD VOOR DE VERDELING VAN HET CONTINGENT ONDER DE DAARVOOR IN AANMERKING KOMENDE ONDERNEMERS . HET HEEFT DAARBIJ ZOALS IN VOORGAANDE JAREN BEPAALD DAT DE TOEDELING PLAATS DIENT TE VINDEN NAAR EVENREDIGHEID VAN DE GEMIDDELDE IN AANMERKING KOMENDE IMPORT VAN RUNDVLEES IN DE PERIODE VAN DRIE KALENDERJAREN ONMIDDELLIJK VOORAFGAANDE AAN HET BETREFFENDE CONTINGENTJAAR . ALS IMPORT VAN RUNDVLEES NEEMT HET PRODUKTSCHAP DAARBIJ ALLEEN DIE HOEVEELHEDEN IN AANMERKING WELKE ZIJN ONDERWORPEN AAN EEN VOLLEDIGE OF GEDEELTELIJKE HEFFING OF WAARVOOR EEN COMMUNAUTAIR CONTINGENT IS GEOPEND . NIET MEEGETELD WORDEN IMPORTEN TEN AANZIEN WAARVAN DE HEFFING GEHEEL IS GESCHORST .

4 DOOR HET BESLUIT VAN 11 JULI 1979 VAN HET PRODUKTSCHAP WERD ONDER VLEESIMPORT VOOR DE VERDELING VAN HET CONTINGENT MEDE BEGREPEN IMPORT DIE HEEFT PLAATSGEHAD OP GROND VAN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING NR . 805/68 VAN DE RAAD VAN 27 JUNI 1968 , GEWIJZIGD BIJ ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NR . 425/77 VAN DE RAAD VAN 14 FEBRUARI 1977 ( PB L 148 VAN 1968 , BLZ . 24 , RESPECTIEVELIJK PB L 61 VAN 1977 , BLZ . 1 ). INGEVOLGE DEZE BEPALING GELDT ER EEN GEHELE OF GEDEELTELIJKE SCHORSING VAN DE HEFFING VOOR BEVROREN VLEES , BESTEMD VOOR DE VERWERKENDE INDUSTRIE TER VERVAARDIGING VAN BEPAALDE CONSERVEN . DE UIT HOOFDE VAN DEZE BEPALING INGEVOERDE HOEVEELHEDEN WER DEN DOOR HET PRODUKTSCHAP MEEGETELD DOORDAT ZIJ GEDURENDE HET BETROKKEN TIJDVAK SLECHTS VOOR EEN GEDEELTELIJKE SCHORSING VAN DE HEFFING IN AANMERKING ZIJN GEKOMEN .

5 VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING VOELDE ZICH BENADEELD DOOR DEZE NIEUWE BEREKENINGSWIJZE VAN HET PRODUKTSCHAP . AANGEZIEN DOOR DEZE NIEUWE REGELING EEN AANZIENLIJK DEEL VAN HET CONTINGENT AAN DE VERWERKENDE INDUSTRIE WORDT VOORBEHOUDEN , ZOU DE MOGELIJKHEID VAN ANDERE IMPORTEURS DIE GEEN FABRIKANT ZIJN , OM TEGEN HET GEREDUCEERDE TARIEF TE IMPORTEREN , AANZIENLIJK WORDEN VERMINDERD . DAAR DE VERDELING GESCHIEDT AAN DE HAND VAN DE IMPORTEN UIT VOORAFGAANDE BOEKJAREN , ZOU DEZE METHODE TOT GEVOLG HEBBEN DAT HET GEDEELTE VAN DE VERWERKENDE INDUSTRIE TEN NADELE VAN DE IMPORTEURS ALLENGS TOENEEMT ZODAT LAATSTGENOEMDEN UITEINDELIJK VOLLEDIG WORDEN UITGESCHAKELD .

6 TIJDENS DE PROCEDURE VOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE IS DE VRAAG GEREZEN OF HET BESLUIT VAN HET PRODUKTSCHAP OM DE IN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING NR . 425/77 BEDOELDE IMPORTEN IN DE BASISCIJFERS VOOR DE VERDELING VAN HET NATIONALE GATT-CONTINGENT OP TE NEMEN DAN OOK NIET ONVERENIGBAAR WAS MET ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3063/78 VAN DE RAAD , WAARIN DE LID-STATEN WORDEN VERPLICHT OM AAN ALLE BETROKKENEN DIE OP HUN GRONDGEBIED ZIJN GEVESTIGD VRIJE TOEGANG TOT DE HUN TOEGEWEZEN QUOTA TE WAARBORGEN .

7 NAAR AANVANKELIJK OORDEEL VAN HET COLLEGE VAN BEROEP MOET ERNSTIG WORDEN BETWIJFELD OF HET BESLUIT VAN HET PRODUKTSCHAP VERENIGBAAR IS MET HET GEMEENSCHAPSRECHT . HET COLLEGE HEEFT DERHALVE BESLOTEN GENOEMD BESLUIT VOORLOPIG TE SCHORSEN DAAR VASTSTAAT DAT HET DE BELANGEN VAN VERZOEKSTER AANTAST EN ZICH OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG TOT HET HOF VAN JUSTITIE TE WENDEN MET HET VERZOEK OM BIJ WEGE VAN PREJUDICIELE BESLISSING UITSPRAAK TE DOEN OVER DE VOLGENDE VRAAG :

IS HET STRIJDIG MET HET BEPAALDE BIJ ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 3063/78 VAN DE RAAD , DAN WEL MET HET BEGINSEL DAT AAN DIE BEPALING TEN GRONDSLAG LIGT EN DAT CONFORM DIE BEPALING IN DE VERORDENINGEN VAN DE RAAD WAARBIJ JAARLIJKS DE GATT-CONTINGENTEN WORDEN GEOPEND , PLEEGT TE WORDEN GEFORMULEERD , DAN WEL MET ENIGE ANDERE BEPALING VAN HET VERDRAG OF MET ENIG ANDER COMMUNAUTAIR VERBINDEND VOORSCHRIFT OF RECHTSBEGINSEL , INDIEN DE NATIONALE INSTANTIE BIJ DE VERDELING VAN HET AAN DIE INSTANTIE IN BEHEER TOEVERTROUWDE GATT-CONTINGENT , EEN METHODIEK TOEPAST , DIE MEEBRENGT DAT :

A ) DE AANSPRAAK OP EEN AANZIENLIJK DEEL VAN HET GATT-CONTINGENT IS VOORBEHOUDEN AAN DE VERWERKENDE INDUSTRIE , INDIEN EN VOOR ZOVER DIE INDUSTRIE BEVROREN RUNDVLEES HEEFT GEIMPORTEERD ONDER TOEPASSING VAN DE BEGUNSTIGDE REGELING VERVAT IN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING ( EEG ) NR . 805/68 VAN DE RAAD , ZOALS HET LAATST GEWIJZIGD , EN

B ) DE ONDERNEMERS VOOR WIE DE BEGUNSTIGDE REGELING NIET GELDT , GEEN TOEGANG TOT DAT AANZIENLIJKE DEEL VAN HET GATT-CONTINGENT HEBBEN , IN DIER VOEGE , DAT AAN HEN DOOR DE NATIONALE INSTANTIE GEEN AANDEEL IN DAT AANZIENLIJKE DEEL VAN HET GATT-CONTINGENT WORDT TOEGEKEND?

8 ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3063/78 LUIDT : ' ' DE LID-STATEN TREFFEN ALLE NODIGE MAATREGELEN OM AAN ALLE BETROKKENEN DIE OP HUN GRONDGEBIED ZIJN GEVESTIGD VRIJE TOEGANG TOT DE HUN TOEGEWEZEN QUOTA TE WAARBORGEN ' ' .

9 UIT DE TWEEDE EN VIERDE OVERWEGING VAN DE CONSIDERANS BLIJKT DAT DEZE BEPALING BEOOGT TE WAARBORGEN ' ' DAT ALLE BETROKKENEN IN DE GEMEENSCHAP TE ALLEN TIJDE EN IN GELIJKE MATE GEBRUIK KUNNEN MAKEN VAN DE DOOR DIT CONTINGENT GEBODEN MOGELIJKHEDEN ' ' , WAARBIJ ' ' AAN ELKE LID-STAAT DE KEUZE VAN HET SYSTEEM VAN BEHEER VAN ZIJN QUOTUM ( WORDT OVERGELATEN ) TENEINDE TOT EEN VERDELING TE KOMEN DIE ECONOMISCH VERANTWOORD IS ' ' ,

10 HET DOOR HET NEDERLANDSE PRODUKTSCHAP TOEGEPASTE SYSTEEM WAARIN DE TIJDENS VOORAFGAANDE BOEKJAREN VERRICHTE IMPORTEN ALS UITGANGSPUNT WORDEN GENOMEN VOLDOET IN PRINCIPE AAN DEZE VEREISTEN DOORDAT HET ZOWEL DE CONTINUITEIT VAN DE INVOERSTROMEN ALS DE AANPASSING VAN DE BEVOORRADING AAN DE ECONOMISCHE BEHOEFTEN WAARBORGT .

11 IN FEITE HEEFT HET BEROEP VAN VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING UITSLUITEND BETREKKING OP DE OMSTANDIGHEID DAT HET PRODUKTSCHAP MET INGANG VAN HET VERKOOPSEIZOEN 1979 ONDER DE VOOR DEELNEMING AAN DE VERDELING VAN HET BETROKKEN CONTINGENT IN AANMERKING KOMENDE ONDERNEMINGEN HEEFT OPGENOMEN DE IMPORTEURS DIE VALLEN ONDER DE INVOERREGELING OMSCHREVEN IN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING NR . 805/68 , ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 425/77 .

12 ER BLIJKT ECHTER NIET DAT HET PRODUKTSCHAP DOOR DEZE UITBREIDING DE VRIJE TOEGANG VAN DE ANDERE BELANGHEBBENDEN TOT HET BETROKKEN CONTINGENT OP ONGEOORLOOFDE WIJZE HEEFT BEPERKT . UIT DE TIJDENS DE PROCEDURE GEGEVEN TOELICHTINGEN VOLGT IMMERS DAT DE KRACHTENS GENOEMDE BEPALING VERRICHTE IMPORTEN WORDEN MEEGETELD ALS GEVOLG VAN HET FEIT DAT DEZE THANS MET EEN , ZIJ HET VERLAAGDE , HEFFING WORDEN BELAST . IN TEGENSTELLING TOT WAT DOOR VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING WERD BEWEERD HEEFT DEZE UITBREIDING VAN HET AANTAL TOEGELATENEN TOT HET CONTINGENT NIET - ZELFS NIET OP LANGE TERMIJN - TOT GEVOLG DAT DE IMPORTEURS DIE NIET VOLDOEN AAN DE VOORWAARDEN GESTELD VOOR DE TOELATING TOT HET VOORDEEL VAN DE BIJZONDERE INVOERREGELING VAN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING NR . 805/68 , WORDEN UITGESCHAKELD . MOCHT HIERUIT VOOR DE CATEGORIE IMPORTEURS WAARTOE VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING BEHOORT EEN RELATIEF NADEEL VOORTVLOEIEN , DAN ZOU DIT NADEEL SLECHTS HET GEVOLG ZIJN VAN DE UITBREIDING VAN HET VOORDEEL VAN DEELNEMING AAN HET GATT-CONTINGENT TOT EEN CATEGORIE IMPORTEURS DIE ZONDER TWIJFEL ONDER HET IN ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3063/68 GENOEMDE BEGRIP ' ' BETROKKENEN ' ' VALLEN EN DERHALVE EEN RECHTMATIG BELANG HEBBEN OP TOELATING TOT DE VERDELING VAN HET CONTINGENT .

13 HIERUIT VOLGT DAT HET PRODUKTSCHAP DOOR ZIJN BESLUIT VAN 11 JULI 1979 HET KADER DER AAN DE BETROKKEN LID-STAAT GELATEN BEHEERSBEVOEGDHEID , VOLGENS HET DOOR HET HOF IN ZIJN ARREST-GROSOLI EN ANDEREN , ZAAK 35/79 , VAN 23 JANUARI 1980 TOEGEPASTE CRITERIUM NIET HEEFT OVERSCHREDEN .

14 HET LIJKT NIET NOODZAKELIJK , AFZONDERLIJK IN TE GAAN OP HET ARGUMENT VAN VERZOEKSTER IN HET HOOFDGEDING , ONTLEEND AAN ARTIKEL 40 , LID 3 , EEG-VERDRAG , VOLGENS HETWELK DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENINGEN ' ' ELKE DISCRIMINATIE TUSSEN PRODUCENTEN OF VERBRUIKERS VAN DE GEMEENSCHAP MOETEN UITSLUITEN ' ' . ZOALS VERZOEKSTER TROUWENS ZELF TOEGEEFT VORMT ARTIKEL 3 VAN VERORDENING NR . 3063/78 IMMERS SLECHTS DE UITWERKING VAN DIT BEGINSEL MET HET OOG OP DE BIJZONDERE GEGEVENS BETREFFENDE DE VERDELING VAN HET BETROKKEN CONTINGENT , GELET OP DE DOELSTELLINGEN VAN ECONOMISCH BELEID DIE IN HET KADER VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ORDENING DER MARKTEN IN DE SECTOR RUNDVLEES WORDEN NAGESTREEFD .

15 OP DE GESTELDE VRAAG DIENT DERHALVE TE WORDEN GEANTWOORD DAT MET ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3063/78 VAN DE RAAD VAN 18 DECEMBER 1978 BE TREFFENDE DE OPENING , DE VERDELING EN DE WIJZE VAN BEHEER VAN EEN COMMUNAUTAIR TARIEFCONTINGENT VOOR BEVROREN RUNDVLEES VAN ONDERVERDELING 02.01 A II B ) VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ( 1979 ) VERENIGBAAR ZIJN ALLE DOOR EEN BEVOEGDE NATIONALE INSTANTIE VASTGESTELDE WIJZEN VAN VERDELING WAARBIJ ONDER DE IN GENOEMDE BEPALING BEDOELDE ' ' BETROKKENEN ' ' WORDEN BEGREPEN DE ONDERNEMINGEN DIE VALLEN ONDER DE REGELING VAN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING NR . 805/68 VAN DE RAAD , ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 425/77 , ZELFS INDIEN HIERUIT BIJ DE VERDELING VAN HET BETROKKEN CONTINGENT EEN OVEREENKOMSTIGE VERMINDERING VAN HET GEDEELTE VAN DE ANDERE IMPORTEURS VOORTVLOEIT .

KOSTEN

16 DE KOSTEN DOOR DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HARER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , KUNNEN NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KOMEN .

TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING IS DE PROCEDURE ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN .

HET HOF VAN JUSTITIE ( TWEEDE KAMER ),

UITSPRAAK DOENDE OP DE VOOR DE VOORZITTER VAN HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN BIJ UITSPRAAK VAN 31 JULI 1979 GESTELDE VRAAG ,

VERKLAART VOOR RECHT :

MET ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 3063/78 VAN DE RAAD VAN 18 DECEMBER 1978 BETREFFENDE DE OPENING , DE VERDELING EN DE WIJZE VAN BEHEER VAN EEN COMMUNAUTAIR TARIEFCONTINGENT VOOR BEVROREN RUNDVLEES VAN ONDERVERDELING 02.01 A II B ) VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF ( 1979 ) ZIJN VERENIGBAAR ALLE DOOR EEN BEVOEGDE NATIONALE INSTANTIE VASTGESTELDE WIJZEN VAN VERDELING WAARBIJ ONDER DE IN GENOEMDE BEPALING BEDOELDE ' ' BETROKKENEN ' ' WORDEN BEGREPEN DE ONDERNEMINGEN DIE VALLEN ONDER DE REGELING VAN ARTIKEL 14 , LID 1 , SUB B ), VAN VERORDENING NR . 805/68 VAN DE RAAD , ZOALS GEWIJZIGD BIJ VERORDENING NR . 425/77 , ZELFS INDIEN HIERUIT BIJ DE VERDELING VAN HET BETROKKEN CONTINGENT EEN OVEREENKOMSTIGE VERMINDERING VAN HET GEDEELTE VAN DE ANDERE IMPORTEURS VOORTVLOEIT .