Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61978CJ0093

Arrest van het Hof van 22 november 1978.
Lothar Mattheus tegen Doego Fruchtimport und Tiefkühlkost eG.
Verzoek om een prejudiciële beslissing: Amtsgericht Essen - Duitsland.
Zaak 93/78.

Jurisprudentie 1978 -02203

ECLI identifier: ECLI:EU:C:1978:206

61978J0093

ARREST VAN HET HOF VAN 22 NOVEMBER 1978. - LOTHAR MATTHEUS TEGEN DOEGO FRUCHTIMPORT UND TIEFKUEHLKOST EG. - (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR HET AMTSGERICHT ESSEN). - ZAAK NO. 93/78.

Jurisprudentie 1978 bladzijde 02203
Griekse bijz. uitgave bladzijde 00671
Portugese bijz. uitgave bladzijde 00751
Spaanse bijz. uitgave bladzijde 00657
Zweedse bijz. uitgave bladzijde 00219
Finse bijz. uitgave bladzijde 00239


Samenvatting
Partijen
Onderwerp
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


1 . PREJUDICIELE VRAGEN - RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN VAN HET HOF EN VAN DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES - VERDELING VAN HET VERDRAG - DWINGEND KARAKTER

( EEG-VERDRAG , ART . 177 )

2 . EEG-TOETREDING VAN NIEUWE LID-STATEN - VOORWAARDEN VOOR TOELATING - VASTSTELLING DOOR DE IN HET VERDRAG BEDOELDE AUTORITEITEN

( EEG-VERDRAG , ART . 237 )

Samenvatting


1 . DE BEVOEGDHEIDSVERDELING TUSSEN HET HOF VAN JUSTITIE EN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN DE LID-STATEN IN ARTIKEL 177 IS DWINGEND VAN AARD ; ZIJ MAG NIET WORDEN GEWIJZIGD EN DE UITOEFENING VAN DEZE BEVOEGDHEID MAG NIET WORDEN BELEMMERD , MET NAME DOOR OVEREENKOMSTEN TUSSEN PARTICULIEREN , DIE ERTOE ZOUDEN STREKKEN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN DE LID-STATEN TE VERPLICHTEN OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING TE VERZOEKEN , WAARDOOR ZIJ DE HUN IN ARTIKEL 177 , TWEEDE ALINEA , TOEGEKENDE BEOORDELINGSBEVOEGDHEID NIET MEER ONAFHANKELIJK ZOUDEN KUNNEN UITOEFENEN .

2 . VOOR DE TOELATING VAN NIEUWE LID- STATEN LEGT ARTIKEL 237 EEG-VERDRAG EEN NAUWKEURIG OMSCHREVEN PROCEDURE VAST , WAARBIJ DE VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING MOETEN WORDEN UITGEWERKT DOOR DE IN HET ARTIKEL ZELF GENOEMDE AUTORITEITEN ; DERHALVE MOETEN DE JURIDISCHE VOORWAARDEN VOOR EEN DERGELIJKE TOETREDING IN HET KADER VAN DEZE PROCEDURE WORDEN VASTGESTELD ZONDER DAT HET MOGELIJK IS DE INHOUD ERVAN VOORAF DOOR TUSSENKOMST VAN DE RECHTER TE BEPALEN .

Partijen


IN DE ZAAK 93/78 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET AMTSGERICHT ESSEN , IN HET ALDAAR AANHANGIG GEDING TUSSEN

LOTHAR MATTHEUS , KOOPMAN , TE WINDECK/OPPERZAU ,

EN

DOEGO FRUCHTIMPORT UND TIEFKUHLKOST EG , TE DORTMUND ,

Onderwerp


OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 237 EEG-VERDRAG ,

Overwegingen van het arrest


1OVERWEGENDE DAT HET AMTSGERICHT ESSEN BIJ BESCHIKKING VAN 23 MAART 1978 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 14 APRIL 1978 , KRACHTENS ARTIKEL 177 VAN HET EEG- VERDRAG HET HOF VAN JUSTITIE DRIE PREJUDICIELE VRAGEN HEEFT GESTELD INZAKE DE UITLEGGING VAN ARTIKEL 237 EEG-VERDRAG , TEN EINDE TE VERNEMEN OF DE TOETREDING BINNEN AFZIENBARE TIJD VAN SPANJE , PORTUGAL EN GRIEKENLAND TOT DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN OP GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE GRONDEN ONMOGELIJK IS ;

2OVERWEGENDE DAT DE VRAGEN VOORTVLOEIEN UIT EEN OVEREENKOMST WAARBIJ MATTHEUS , VERZOEKER IN HET HOOFDGEDING , ZICH VERBOND OM VOOR DE ONDERNEMING DOEGO IN SPANJE EN PORTUGAL MARKTSTUDIES VOOR BEPAALDE LANDBOUWPRODUKTEN TE VERRICHTEN ;

DAT DE SLOTBEPALINGEN VAN DEZE OVEREENKOMST LUIDEN ALS VOLGT :

' ' DEZE OVEREENKOMST GELDT VOOR VIJF JAAR VAST . DOEGO HEEFT HET RECHT DE OVEREENKOMST OP TE ZEGGEN INGEVAL DE TOETREDING , FEITELIJK OF RECHTENS , ONUITVOERBAAR ZOU BLIJKEN . TERZAKE VAN DE VRAAG VAN DE ONUITVOERBAARHEID RECHTENS IS HET OORDEEL VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN BESLISSEND . INGEVAL VAN RECHTMATIGE OPZEGGING DER OVEREENKOMST VERLIEST DE OPDRACHTNEMER ZIJN RECHT OP KOSTENVERGOEDING .

BIJ GESCHILLEN IS DE RECHTER TE ESSEN BEVOEGD ' ' ;

3DAT DOEGO DE OVEREENKOMST MET EEN BEROEP OP DE GENOEMDE BEPALING HEEFT OPGEZEGD , WAARNA MATTHEUS HEM VOOR HET AMTSGERICHT DAAGDE TEN EINDE VERGOEDING VAN ZIJN KOSTEN TE VERKRIJGEN ;

DAT HET AMTSGERICHT VERVOLGENS AAN HET HOF VAN JUSTITIE DE VOLGENDE VRAGEN HEEFT VOORGELEGD :

' ' A ) DIENT ARTIKEL 237 EEG-VERDRAG ALLEEN OF IN SAMENHANG MET ANDERE BEPALINGEN VAN HET EEG-VERDRAG ALDUS TE WORDEN VERSTAAN DAT HET BUITEN DE FORMELE IN ARTIKEL 237 GENOEMDE VOORWAARDEN OOK NOG MATERIEELRECHTELIJKE GRENZEN VOOR EEN TOETREDING VAN DERDE STATEN TOT DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN BEVAT?

B ) WELKE ZIJN DIE GRENZEN?

C)IS BIJGEVOLG DE TOETREDING VAN SPANJE , PORTUGAL EN GRIEKENLAND TOT DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN OP GEMEENSCHAPSRECHTELIJKE GRONDEN BINNEN AFZIENBARE TIJD NIET MOGELIJK?

' ' ;

TEN AANZIEN VAN DE PROCEDURE

4OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 177 , EERSTE ALINEA , EEG-VERDRAG , BEPAALT : ' ' HET HOF VAN JUSTITIE IS BEVOEGD , BIJ WIJZE VAN PREJUDICIELE BESLISSING , EEN UITSPRAAK TE DOEN . . . OVER DE UITLEGGING VAN DIT VERDRAG . . . ' ' ;

DAT DE TWEEDE ALINEA VAN DIT ARTIKEL LUIDT : ' ' INDIEN EEN VRAAG TE DIEN AANZIEN WORDT OPGEWORPEN VOOR EEN RECHTERLIJKE INSTANTIE VAN EEN DER LID-STATEN , KAN DEZE INSTANTIE , INDIEN ZIJ EEN BESLISSING OP DIT PUNT NOODZAKELIJK ACHT VOOR HET WIJZEN VAN HAAR VONNIS , HET HOF VAN JUSTITIE VERZOEKEN , OVER DEZE VRAAG EEN UITSPRAAK TE DOEN ' ' ;

5DAT DEZE DWINGEND VOORGESCHREVEN BEVOEGDHEIDSVERDELING NIET MAG WORDEN GEWIJZIGD , EN DE UITOEFENING VAN DEZE BEVOEGDHEDEN NIET MAG WORDEN BELEMMERD , MET NAME DOOR OVEREENKOMSTEN TUSSEN PARTICULIEREN DIE ERTOE ZOUDEN STREKKEN DE RECHTERLIJKE INSTANTIES VAN DE LID-STATEN TE VERPLICHTEN OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING TE VERZOEKEN , WAARDOOR ZIJ DE HUN IN ARTIKEL 177 , TWEEDE ALINEA , TOEGEKENDE BEOORDELINGSBEVOEGDHEID NIET MEER ONAFHANKELIJK ZOUDEN KUNNEN UITOEFENEN ;

6OVERWEGENDE DAT DE AAN DE PROCEDURE TEN GRONDSLAG LIGGENDE FEITEN DE VRAAG DOEN RIJZEN OF EEN CLAUSULE ALS DIE WELKE VOORKOMT IN DE OVEREENKOMST TUSSEN PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING , DIE HEEFT GELEID TOT HET ONDERHAVIGE VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING , EN VOLGENS WELKE DE RECHTMATIGHEID VAN DE OPZEGGING VAN DE OVEREENKOMST AFHANKELIJK IS GESTELD VAN EEN UITSPRAAK VAN HET HOF VAN JUSTITIE , NIET WEGENS ONVERENIGBAARHEID MET DE GENOEMDE BEPALING NIETIG IS ;

DAT EVENWEL EEN DERGELIJKE VRAAG NIET DOOR DE NATIONALE RECHTER IS GESTELD EN DAT HET OP GROND VAN DE NAVOLGENDE OVERWEGINGEN NIET NODIG IS DAT HET HOF ZICH TEN DEZE AMBTSHALVE UITSPREEKT ;

TEN AANZIEN VAN DE VRAGEN

7OVERWEGENDE DAT ARTIKEL 237 , EERSTE ALINEA , EEG-VERDRAG , BEPAALT : ' ' ELKE EUROPESE STAAT KAN VERZOEKEN LID TE WORDEN VAN DE GEMEENSCHAP . HIJ RICHT ZIJN VERZOEK TOT DE RAAD , DIE , NA ADVIES VAN DE COMMISSIE TE HEBBEN INGEWONNEN , MET EENPARIGHEID VAN STEMMEN BESLIST ' ' ;

DAT DE TWEEDE ALINEA VAN DIT ARTIKEL LUIDT : ' ' DIE VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING EN DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE AANPASSINGEN VAN DIT VERDRAG VORMEN HET ONDERWERP VAN EEN AKKOORD TUSSEN DE LID-STATEN EN DE STAAT DIE HET VERZOEK INDIENT . DIT AKKOORD MOET DOOR ALLE CONTRACTERENDE STATEN WORDEN BEKRACHTIGD , OVEREENKOMSTIG HUN ONDERSCHEIDENE GRONDWETTELIJKE BEPALINGEN ' ' ;

8DAT DEZE BEPALINGEN VOOR DE TOELATING VAN NIEUWE LID-STATEN EEN NAUWKEURIG OMLIJNDE PROCEDURE VASTLEGGEN , WAARBIJ DE VOORWAARDEN VOOR DE TOELATING MOETEN WORDEN UITGEWERKT DOOR DE IN HET ARTIKEL ZELF GENOEMDE AUTORITEITEN ;

DAT DERHALVE DE JURIDISCHE VOORWAARDEN VOOR EEN DERGELIJKE TOETREDING NOG MOETEN WORDEN VASTGESTELD IN HET KADER VAN DEZE PROCEDURE , ZONDER DAT HET MOGELIJK IS DE INHOUD ERVAN VOORAF DOOR TUSSENKOMST VAN DE RECHTER VAST TE STELLEN ;

DAT HET HOF VAN JUSTITIE ZICH DAN OOK NIET IN HET KADER VAN EEN PROCEDURE KRACHTENS ARTIKEL 177 KAN UITSPREKEN OVER VORM OF INHOUD VAN DE EVENTUEEL VAST TE STELLEN VOORWAARDEN ;

DAT HET ZICH DERHALVE ONBEVOEGD MOET VERKLAREN DE VRAGEN VAN HET AMTSGERICHT TE BEANTWOORDEN ;

Beslissing inzake de kosten


TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

9OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN DOOR DE COMMISSIE WEGENS INDIENING HARER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;

DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET AMTSGERICHT ESSEN BIJ BESCHIKKING VAN 23 MAART 1978 GESTELDE VRAGEN , VERKLAART VOOR RECHT :

HET HOF VAN JUSTITIE IS NIET BEVOEGD DE VRAGEN VAN DE NATIONALE RECHTER TE BEANTWOORDEN .

Top