61978J0007

1 . VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - GOEDEREN - BEGRIP - BETAALMIDDELEN - GOUDEN EN ZILVEREN MUNTEN - KWALIFICATIE

( EEG-VERDRAG , ARTIKELEN 30-37 )

2 . VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - AFWIJKINGEN OM REDENEN VAN OPENBARE ORDE - ZILVERMUNTEN DIE NIET MEER GANGBAAR ZIJN - UITVOERVERBOD - TOELAATBAARHEID

( EEG-VERDRAG , ARTIKEL 36 )

1 . IN HET STELSEL VAN HET EEG-VERDRAG ZIJN BETAALMIDDELEN NIET TE BESCHOUWEN ALS GOEDEREN , DIE VALLEN ONDER DE WERKINGSSFEER VAN DE ARTIKELEN 30-37 EEG-VERDRAG . DEZE BEPALINGEN ZIJN DUS NIET VAN TOEPASSING OP :

A ) ZILVERMUNTEN DIE WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN IN EEN LID-STAAT ,

B ) GOUDEN MUNTEN ZOALS ' ' KRUGERRANDS ' ' DIE IN EEN DERDE LAND ZIJN VERVAARDIGD , MAAR VRIJ IN EEN LID-STAAT CIRCULEREN .

2 . EEN UITVOERVERBOD VOOR ZILVERMUNTEN VAN EEN LID-STAAT , DAT BEOOGT TE VERHINDEREN DAT DEZE MUNTEN , DIE IN DIE STAAT WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN GEWEEST , DOCH NIET MEER GANGBAAR ZIJN EN WAARVAN HET SMELTEN OF VERNIETIGEN OP HET NATIONAAL GRONDGEBIED IS VERBODEN , IN EEN ANDERE LID-STAAT WORDEN GESMOLTEN OF VERNIETIGD , IS GERECHTVAARDIGD UIT HOOFDE VAN DE BESCHERMING VAN DE OPENBARE ORDE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 36 VAN HET VERDRAG , DAAR HET VOORTKOMT UIT DE NOODZAAK HET MUNTRECHT TE BESCHERMEN , DAT VAN OUDSHER IN VERBAND WORDT GEBRACHT MET DE FUNDAMENTELE BELANGEN VAN DE STAAT .

IN DE ZAAK 7/78 ,

BETREFFENDE EEN VERZOEK AAN HET HOF KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VAN HET COURT OF APPEAL , CRIMINAL DIVISION , IN HET ALDAAR DIENENDE STRAFGEDING TEGEN

ERNEST G . THOMPSON , BRIAN A . JOHNSON EN COLIN A . N . WOODIWISS ,

OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING INZAKE DE UITLEGGING VAN HET BEGRIP ' ' KAPITAAL ' ' IN DE ZIN VAN HET TWEEDE DEEL , TITEL III , HOOFDSTUK 4 , EEG-VERDRAG ,

1OVERWEGENDE DAT HET COURT OF APPEAL OF ENGLAND AND WALES ( CRIMINAL DIVISION ) BIJ BESCHIKKING VAN 15 DECEMBER 1977 , INGEKOMEN TEN HOVE OP 16 JANUARI 1978 , KRACHTENS ARTIKEL 177 EEG-VERDRAG VERSCHEIDENE VRAGEN HEEFT GESTELD OVER DE UITLEGGING VAN DE ARTIKELEN 30-37 EN 67-73 EEG-VERDRAG ;

2DAT DEZE VRAGEN ZIJN GEREZEN IN HET KADER VAN EEN STRAFGEDING IN HOGER BEROEP , INGESTELD DOOR DRIE BRITSE ONDERDANEN ( HIERNA TE NOEMEN ' ' APPELLANTEN ' ' ), DIE VOOR HET CROWN COURT TE CANTERBURY WAREN SCHULDIG BEVONDEN AAN HET DESBEWUST EN BEDRIEGLIJK ONTDUIKEN VAN HET VERBOD TOT INVOER VAN GOUDEN MUNTEN IN HET VERENIGD KONINKRIJK EN HET VERBOD TOT UITVOER VAN VOOR 1947 GESLAGEN ZILVERMUNTEN UIT HET VERENIGD KONINKRIJK ;

3DAT DE INVOER VAN GOUDEN MUNTEN IN HET VERENIGD KONINKRIJK IS VERBODEN BIJ DE ' ' IMPORT OF GOODS ( CONTROL ) ORDER 1954 ' ' , DOOR DE BOARD OF TRADE VASTGESTELD KRACHTENS DE BEVOEGDHEDEN HEM TOEGEKEND BIJ DE ' ' IMPORT , EXPORT AND CUSTOMS POWERS ( DEFENCE ) ACT 1939 ' ' ;

4DAT OP GROND VAN EEN DOOR DE MINISTER VAN HANDEL EN INDUSTRIE OP 5 JULI 1973 VERLEENDE ALGEMENE INVOERVERGUNNING ( OPEN GENERAL LICENCE ) DE INVOER VAN ALLE GOEDEREN WAS TOEGESTAAN , BEHOUDENS ENKELE UITZONDERINGEN WAARTOE NIET GOUDEN MUNTEN BEHOORDEN , MAAR DAT INGEVOLGE EEN WIJZIGING VAN GENOEMDE VERGUNNING ( AMENDMENT NR . 10 ) VAN 15 APRIL 1975 , IN WERKING GETREDEN OP 16 APRIL 1975 , GOUDEN MUNTEN ZIJN INGEDEELD BIJ DE GOEDEREN WAARVAN DE INVOER , BEHOUDENS EEN DOOR DE BOARD OF TRADE AFGEGEVEN VERGUNNING , WAS VERBODEN ;

5DAT HET BIJ DE ' ' EXPORT OF GOODS ( CONTROL ) ORDER 1970 ' ' , VASTGESTELD KRACHTENS DE BIJ GENOEMDE WET VAN 1939 TOEGEKENDE BEVOEGDHEDEN , BEHOUDENS VERGUNNING IS VERBODEN , PER KEER MEER DAN TIEN VOOR 1947 GESLAGEN ZILVERMUNTEN DIE OP DE DAG VAN UITVOER NIET OUDER ZIJN DAN HONDERD JAAR , UIT HET VERENIGD KONINKRIJK UIT TE VOEREN ;

6DAT DE UITVOER VAN DERGELIJKE MUNTEN NAAR EEN ANDERE LID-STAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP WAS TOEGESTAAN INGEVOLGE EEN ALGEMENE VERGUNNING VAN DE MINISTER VAN HANDEL VAN 20 DECEMBER 1972 , AFGESCHAFT EN VERVANGEN VOOR WAT GENOEMDE MUNTEN BETREFT , DOOR EEN ANDERE ALGEMENE VERGUNNING VAN 25 JUNI 1973 ;

7DAT DEZE TWEEDE ALGEMENE VERGUNNING IS AFGESCHAFT DOOR EEN NIEUWE VAN 5 JULI 1974 , IN WERKING GETREDEN OP 15 JULI 1974 , WAARBIJ GENOEMDE MUNTEN VAN DE BIJ DE ALGEMENE VERGUNNING GEGEVEN TOESTEMMING WERDEN UITGESLOTEN , ZODAT ZIJ VANAF 15 JULI 1974 NIET MEER ZONDER VERGUNNING KONDEN WORDEN UITGEVOERD ;

8OVERWEGENDE DAT APPELLANTEN TUSSEN 24 APRIL 1975 EN 30 JUNI 1975 3 400 ZUIDAFRIKAANSE KRUGERRANDS , AFKOMSTIG VAN DE FIRMA AGOSI TE PFORZHEIM ( BONDSREPUBLIEK DUITSLAND ), HET VERENIGD KONINKRIJK HEBBEN BINNENGEBRACHT ;

9DAT ZIJ VOORTS TUSSEN 7 AUGUSTUS 1974 EN 26 MEI 1975 VOOR DEZELFDE DUITSE FIRMA 40,39 TON VOOR 1947 IN HET VERENIGD KONINKRIJK GESLAGEN ZILVERMUNTEN , TE WETEN SIXPENCES , SHILLINGS , FLORINS EN HALF-CROWNS , HEBBEN UITGEVOERD ;

10OVERWEGENDE DAT APPELLANTEN , NA ZICH VOOR DE RECHTER IN EERSTE AANLEG TE HEBBEN ' ' SCHULDIG VERKLAARD ' ' , IN HOGER BEROEP VOOR HET COURT OF APPEAL ( CRIMINAL DIVISION ) HEBBEN BETOOGD DAT DE BRITSE WETTELIJKE BEPALINGEN WAARBIJ DE BETROKKEN IN- EN UITVOER IS VERBODEN , INBREUK MAKEN OP DE ARTIKELEN 30 EN 34 EEG-VERDRAG ;

11DAT ARTIKEL 30 , ZOALS AANGEVULD DOOR ARTIKEL 42 TOETREDINGSAKTE , VOOR WAT HET VERENIGD KONINKRIJK BETREFT , UITERLIJK PER 1 JANUARI 1975 IEDERE MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING ALS EEN KWANTITATIEVE BEPERKING VAN DE INVOER UIT DE ANDERE LID-STATEN ZOU VERBIEDEN ;

12DAT ARTIKEL 34 , ZOALS AANGEVULD DOOR GENOEMD ARTIKEL 42 , VOOR WAT HET VERENIGD KONINKRIJK BETREFT , UITERLIJK PER 1 JANUARI 1975 IEDERE MAATREGEL VAN GELIJKE WERKING ALS EEN KWANTITATIEVE BEPERKING VAN DE UITVOER NAAR DE ANDERE LID-STATEN ZOU VERBIEDEN ;

13DAT APPELLANTEN TEVENS HEBBEN BETOOGD DAT DE IN DE BRITSE WETTELIJKE REGELING VERVATTE BEPERKINGEN VAN DE IN- EN UITVOER NIET OP GROND VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG KONDEN WORDEN GERECHTVAARDIGD OM REDENEN VAN OPENBARE ORDE ;

14OVERWEGENDE DAT DAARENTEGEN DE BRITSE REGERING HEEFT STAANDE GEHOUDEN DAT DE IN- EN UITGEVOERDE MUNTEN ' ' KAPITAAL ' ' VORMDEN IN DE ZIN VAN DE ARTIKE- LEN 67 EN VOLGENDE EEG-VERDRAG EN DAT MITSDIEN DE ARTIKELEN 30 EN 34 NIET VAN TOEPASSING ZIJN ;

15DAT OOK ALS DE BETROKKEN MUNTEN WAREN TE BESCHOUWEN ALS GOEDEREN EN ONDER DE BEPALINGEN VAN DE ARTIKELEN 30 EN VOLGENDE EEG-VERDRAG ZOUDEN VALLEN , DE IN- EN UITVOERBEPERKINGEN , ALS GERECHTVAARDIGD OM REDENEN VAN OPENBARE ORDE , KRACHTENS ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG GEOORLOOFD ZOUDEN ZIJN ;

16DAT VOOR WAT DE INVOERBEPERKINGEN BETREFT , HET VERBOD BEPAALDE GOUDEN MUNTEN IN HET VERENIGD KONINKRIJK IN TE VOEREN , ZOU ZIJN INGESTELD OM ( I ) VERLIEZEN IN DE BETALINGSBALANS EN ( II ) SPECULATIE EN OPPOTTING VAN IMPRODUKTIEVE WAARDEN TEGEN TE GAAN ;

17DAT VOOR WAT DE UITVOERBEPERKINGEN BETREFT , HET VERBOD OM BEPAALDE VOOR 1947 GESLAGEN ZILVERMUNTEN UIT HET VERENIGD KONINKRIJK UIT TE VOEREN , ZOU ZIJN INGESTELD OM ( I ) TE WAARBORGEN DAT ER GEEN SCHAARSTE ONTSTAAT AAN GANGBARE MUNTEN DIE BESTEMD ZIJN VOOR GEBRUIK DOOR HET PUBLIEK , ( II ) TE WAARBORGEN DAT IEDER VOORDEEL ALS GEVOLG VAN EEN WAARDEVERMEERDERING VAN HET IN DE MUNT VERWERKTE METAAL TOEVALT AAN DE LID-STAAT EN NIET AAN EEN PARTICULIER , EN ( III ) TEGEN TE GAAN DAT VERNIETIGING VAN MUNTEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK PLAATS VINDT BUITEN ZIJN RECHTSGEBIED , WELKE VERNIETIGING , ZO ZIJ PLAATS VINDT BINNEN HET EIGEN RECHTSGEBIED , EEN MISDRIJF VORMT ;

18OVERWEGENDE DAT HET COURT OF APPEAL ONDER DEZE OMSTANDIGHEDEN DE VOLGENDE VRAGEN HEEFT GESTELD :

1 . DIENEN IN BEGINSEL TE WORDEN BESCHOUWD ALS ' ' KAPITAAL ' ' IN DE ZIN VAN HET TWEEDE DEEL , TITEL III , HOOFDSTUK 4 , EEG-VERDRAG :

A ) GOUDEN MUNTEN ALS ' ' KRUGERRANDS ' ' , DIE IN EEN DERDE LAND ZIJN VERVAARDIGD , DOCH VRIJ IN EEN LID-STAAT CIRCULEREN ;

B)ZILVERMUNTEN DIE WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN IN EEN LID-STAAT ;

C)ZILVERMUNTEN VAN EEN LID-STAAT DIE IN DEZE STAAT WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN GEWEEST , MAAR DIE , HOEWEL NIET GANGBAAR MEER , ALS MUNTEN IN DEZE STAAT TEGEN VERNIETIGING WORDEN BESCHERMD?

2.ZO JA , KUNNEN DE HOEVEELHEDEN WAARIN , DE MANIER WAAROP EN HET DOEL WAARMEE DEZE MUNTEN WORDEN VERHANDELD , TOT GEVOLG HEBBEN DAT DEZE MUNTEN NIET ZIJN TE BESCHOUWEN ALS ' ' KAPITAAL ' ' IN DE ZIN VAN HET TWEEDE DEEL , TITEL III , HOOFDSTUK 4 , EEG-VERDRAG?

3.ZIJN DE BEPALINGEN VAN HET TWEEDE DEEL , TITEL III , HOOFDSTUK 4 , EEG-VERDRAG VAN TOEPASSING TEN AANZIEN VAN DE ALS ' ' KAPITAAL ' ' TE BESCHOUWEN BOVENBEDOELDE MUNTEN , MET UITSLUITING VAN DE TOEPASSING VAN DE BEPALINGEN VAN HET TWEEDE DEEL , TITEL I , HOOFDSTUK 2 , EEG-VERDRAG?

4.ZO OP GROND VAN DE ANTWOORDEN OP ALLE OF EEN VAN BOVENSTAANDE VRAGEN VASTSTAAT DAT DE VOORWERPEN WAAROM HET IN CASU GAAT , ONDER DE BEPALINGEN VAN HET TWEEDE DEEL , TITEL I , HOOFDSTUK 2 , VALLEN , DIENT DAN HET BEGRIP ' ' OPENBARE ORDE ' ' VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG ALDUS TE WORDEN VERSTAAN , DAT EEN LID-STAAT KAN TRACHTEN TE RECHTVAARDIGEN

A ) BEPERKINGEN VAN DE INVOER VAN GOUDEN MUNTEN , OP EEN VAN OF BEIDE NAVOLGENDE GRONDEN :

I ) HET TEGENGAAN VAN VERLIEZEN OP DE BETALINGSBALANS ,

II)HET TEGENGAAN VAN SPECULATIE IN EN OPPOTTING VAN IMPRODUKTIEVE WAARDEN ;

B)BEPERKINGEN VAN DE UITVOER VAN HAAR EIGEN ZILVERMUNTEN , OP EEN VAN OF ALLE NAVOLGENDE GRONDEN :

I ) HET WAARBORGEN DAT ER GEEN SCHAARSTE ONTSTAAT AAN GANGBARE MUNTEN , DIE BESTEMD ZIJN VOOR GEBRUIK DOOR HET PUBLIEK ,

II ) HET WAARBORGEN DAT IEDER VOORDEEL ALS GEVOLG VAN EEN WAARDEVERMEERDERING VAN HET IN DE MUNT VERWERKTE METAAL TOEVALT AAN DE LID-STAAT EN NIET AAN EEN PARTICULIER ,

III)HET TEGENGAAN VAN DE VERNIETIGING VAN ZIJN MUNTEN BUITEN ZIJN RECHTSGEBIED , WELKE VERNIETIGING , ZO ZIJ PLAATS VINDT BINNEN HET EIGEN GRONDGEBIED , EEN MISDRIJF VORMT?

19OVERWEGENDE DAT BIJ ONDERZOEK VAN DE GESTELDE VRAGEN BLIJKT DAT , AL ZIJN ZIJ ZODANIG GEFORMULEERD , DAT DE NADRUK VALT OP DE KWALIFICATIE VAN DE BETROKKEN MUNTEN ALS ' ' KAPITAAL ' ' , HET IN WERKELIJKHEID GAAT OM DE VRAAG OF DEZE MUNTEN ZIJN TE BESCHOUWEN ALS GOEDEREN , DIE VALLEN ONDER DE BEPALINGEN VAN DE ARTIKELEN 30-37 EEG-VERDRAG , DAN WEL ALS BETAALMIDDELEN , WAAROP ANDERE BEPALINGEN VAN TOEPASSING ZIJN ;

20DAT DEZE VRAGEN , ALDUS OPGEVAT , IN HET KADER VAN HET ALGEMEEN STELSEL VAN HET VERDRAG MOETEN WORDEN BESCHOUWD ;

21DAT BLIJKENS EEN ANALYSE VAN DIT STELSEL DE REGELS BETREFFENDE HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN , EN INZONDERHEID DE ARTIKELEN 30 EN VOLGENDE BETREFFENDE DE AFSCHAFFING VAN DE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN EN VAN ALLE MAATREGELEN VAN GELIJKE WERKING , NIET ENKEL MOETEN WORDEN BESCHOUWD IN HUN VERBAND MET DE BIJZONDERE REGELS INZAKE KAPITAALTRANSFERS , MAAR IN VERBAND MET ALLE VERDRAGSBEPALINGEN INZAKE OVERMAKINGEN VAN GELD , WELKE VOOR ALLERLEI DOELEINDEN KUNNEN PLAATSVINDEN EN WAARVAN KAPITAALTRANSFERS SLECHTS EEN BIJZONDERE CATEGORIE VORMEN ;

22DAT DE ARTIKELEN 67-73 EEG-VERDRAG , BETREFFENDE DE VRIJMAKING VAN HET KAPITAALVERKEER , WELISWAAR VAN BIJZONDER BELANG ZIJN VOOR EEN DER IN ARTIKEL 3 EEG-VERDRAG GENOEMDE DOELSTELLINGEN , TE WETEN DE VERWIJDERING VAN DE HINDERPALEN VOOR HET VRIJE VERKEER VAN KAPITAAL , DOCH DE ARTIKELEN 104-109 , DIE HANDELEN OVER DE BETALINGSBALANS IN HAAR GEHEEL EN UIT DIEN HOOFDE BETREKKING HEBBEN OP ALLE MONETAIRE BEWEGINGEN , ALS ESSENTIEEL ZIJN TE BESCHOUWEN OM TE KOMEN TOT LIBERALISATIE VAN HET GOEDEREN- , DIENSTEN- EN KAPITAALVERKEER , ALS GRONDSLAG VOOR DE VERWEZENLIJKING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT ;

23DAT INZONDERHEID ARTIKEL 106 BEPAALT DAT ' ' ELKE LID-STAAT ( ZICH ) VERBINDT . . ., OM IN DE VALUTA VAN DE LID-STAAT WAARIN DE SCHULDEISER OF DE BEGUNSTIGDE VERBLIJF HOUDT , DE BETALINGEN WELKE BETREKKING HEBBEN OP HET GOEDEREN- , DIENSTEN- EN KAPITAALVERKEER , EVENALS DE OVERMAKING VAN KAPITAAL EN LOON , TOE TE STAAN , VOOR ZOVER HET GOEDEREN- , DIENSTEN- , KAPITAAL- EN PERSONENVERKEER TUSSEN DE LID-STATEN MET TOEPASSING VAN DIT VERDRAG IS VRIJGEMAAKT ' ' ;

24DAT HET DOEL VAN DEZE BEPALING IS DE OVERMAKINGEN VAN GELD MOGELIJK TE MAKEN DIE ZOWEL VOOR DE VRIJMAKING VAN DE KAPITAALBEWEGINGEN ALS VOOR HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN , DIENSTEN EN PERSONEN NOODZAKELIJK ZIJN ;

25DAT HIERUIT MOET WORDEN AFGELEID DAT IN HET STELSEL VAN HET VERDRAG BETAALMIDDELEN NIET ZIJN TE BESCHOUWEN ALS GOEDEREN , DIE VALLEN ONDER DE WERKINGSSFEER VAN DE ARTIKELEN 30-37 EEG-VERDRAG ;

26OVERWEGENDE DAT ZILVERMUNTEN DIE IN EEN LID-STAAT WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN , NAAR HUN AARD ZIJN AAN TE MERKEN ALS BETAALMIDDELEN EN DAT HUN OVERMAKING BIJGEVOLG NIET ONDER DE BEPALINGEN VAN DE ARTIKELEN 30-37 VALT ;

27OVERWEGENDE DAT WELISWAAR MAG WORDEN BETWIJFELD OF KRUGERRANDS ALS WETTIGE BETAALMIDDELEN ZIJN TE BESCHOUWEN , DOCH DAT KAN WORDEN VASTGESTELD DAT OP DE GELDMARKTEN VAN DE LID-STATEN DIE HUN VERHANDELING TOESTAAN , DEZE MUNTEN WORDEN GEACHT GELIJKWAARDIG TE ZIJN AAN GELD ;

28DAT DERHALVE OVERMAKING ERVAN MOET WORDEN BESCHOUWD ALS OVERMAKING VAN GELD , WELKE NIET ONDER DE BEPALINGEN VAN GENOEMDE ARTIKELEN 30-37 VALT ;

29OVERWEGENDE DAT , GEZIEN HET BOVENOVERWOGENE , HET NIET NOODZAKELIJK IS IN TE GAAN OP DE VRAAG ONDER WELKE OMSTANDIGHEDEN DE OVERMAKING VAN DEZE TWEE CATEGORIEEN MUNTEN ALS KAPITAALBEWEGING DAN WEL ALS LOPENDE BETALING ZOU KUNNEN WORDEN AANGEMERKT ;

30OVERWEGENDE DAT DE EERSTE VRAAG , SUB C , BETREKKING HEEFT OP ZILVERMUNTEN VAN EEN LID-STAAT DIE IN DIE STAAT WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN GEWEEST , MAAR DIE , OFSCHOON NIET MEER GANGBAAR , ALS GELDSTUKKEN TEGEN VERNIETIGING WORDEN BESCHERMD ;

31DAT DERGELIJKE MUNTEN NIET ALS BETAALMIDDELEN IN VORENBEDOELDE ZIN KUNNEN WORDEN BESCHOUWD , ZODAT ZIJ ZIJN AAN TE MERKEN ALS GOEDEREN , DIE VALLEN ONDER DE REGELING VAN DE ARTIKELEN 30-37 ;

32OVERWEGENDE DAT HET AAN DE LID-STATEN STAAT HUN EIGEN MUNTEN TE SLAAN EN TEGEN VERNIETIGING TE BESCHERMEN ;

33DAT ER BLIJKENS HET DOSSIER IN HET VERENIGD KONINKRIJK EEN VERBOD BESTAAT NATIONALE MUNTEN , OOK WANNEER ZIJ GEEN WETTIG BETAALMIDDEL MEER ZIJN , TE SMELTEN OF TE VERNIETIGEN ;

34DAT EEN UITVOERVERBOD VOOR DERGELIJKE MUNTEN , TENEINDE TE VERHINDEREN DAT DEZE MUNTEN IN EEN ANDERE LID-STAAT WORDEN GESMOLTEN OF VERNIETIGD , GERECHTVAARDIGD IS UIT HOOFDE VAN DE BESCHERMING VAN DE OPENBARE ORDE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 36 EEG-VERDRAG , DAAR HET VOORTKOMT UIT DE NOODZAAK HET MUNTRECHT TE BESCHERMEN , DAT VAN OUDSHER IN VERBAND WORDT GEBRACHT MET DE FUNDAMENTELE BELANGEN VAN DE STAAT ;

TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN

35OVERWEGENDE DAT DE KOSTEN DOOR DE REGERING VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK , DE REGERING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WEGENS INDIENING HUNNER OPMERKINGEN BIJ HET HOF GEMAAKT , NIET VOOR VERGOEDING IN AANMERKING KUNNEN KOMEN ;

36DAT DE PROCEDURE TEN AANZIEN VAN DE PARTIJEN IN HET HOOFDGEDING ALS EEN ALDAAR GEREZEN INCIDENT IS TE BESCHOUWEN , ZODAT DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIE OVER DE KOSTEN HEEFT TE BESLISSEN ;

HET HOF VAN JUSTITIE ,

UITSPRAAK DOENDE OP DE DOOR HET COURT OF APPEAL ( CRIMINAL DIVISION ) BIJ ZIJN BESCHIKKING VAN 15 DECEMBER 1977 GESTELDE VRAGEN VERKLAART VOOR RECHT :

1 . DE BEPALINGEN VAN DE ARTIKELEN 30-37 VAN HET VERDRAG ZIJN NIET VAN TOEPASSING OP :

A ) ZILVERMUNTEN DIE WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN IN EEN LID-STAAT ,

B)GOUDEN MUNTEN ZOALS ' ' KRUGERRANDS ' ' DIE IN EEN DERDE LAND ZIJN VERVAARDIGD , MAAR VRIJ IN EEN LID-STAAT CIRCULEREN .

2.EEN UITVOERVERBOD VOOR ZILVERMUNTEN VAN EEN LID-STAAT , DAT BEOOGT TE VERHINDEREN DAT DEZE MUNTEN , DIE IN DIE STAAT WETTIG BETAALMIDDEL ZIJN GEWEEST , DOCH NIET MEER GANGBAAR ZIJN EN WAARVAN HET SMELTEN OF VERNIETIGEN OP HET NATIONAAL GRONDGEBIED IS VERBODEN , IN EEN ANDERE LID-STAAT WORDEN GESMOLTEN OF VERNIETIGD , IS GERECHTVAARDIGD UIT HOOFDE VAN DE BESCHERMING VAN DE OPENBARE ORDE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 36 VAN HET VERDRAG .